Brief van de minister van BuZa over juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023

Deze brief is onder nr. F toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 V - Vaststelling begroting Buitenlandse Zaken 2023 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023; Brief van de minister van BuZa over juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen
Document date 01-02-2023
Publication date 01-02-2023
Nummer KST36200VF
Reference 36200 V, nr. F
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2023

Vergaderjaar 2022-

36 200 V

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 31 januari 2023

Graag informeert het kabinet uw Kamer met deze brief over de juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen. Daarbij besteedt het kabinet allereerst aandacht aan de bredere Nederlandse inzet ten aanzien van de mensenrechtenschendingen in Iran en zal het kabinet, conform het verzoek van het lid Karimi van de Eerste Kamer, ook specifiek in gaan op de Nederlandse inzet op het verzamelen van bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen in Iran.

Nederlandse inzet ten aanzien van mensenrechtenschendingen in Iran

Het kabinet heeft Iran vanaf het begin van de protesten herhaaldelijk opgeroepen om het (dodelijke) geweld tegen demonstranten te staken, mensenrechten te respecteren en daders ter verantwoording te roepen.

Dit doet Nederland via alle kanalen, zowel voor als achter de schermen en zowel bilateraal, via de EU als in multilateraal verband. Op 9 december en 22 december jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zelf met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken gesproken en nogmaals de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran overgebracht. In respons op de executie van demonstranten en medio januari 2023 ook een bipatride Brits-Iraanse onderdaan, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Iraanse ambassadeur in Nederland inmiddels driemaal ontboden om deze boodschappen nogmaals te onderstrepen en specifiek op te roepen om af te zien van nieuwe executies.

Nederland is daarnaast in EU-verband mede-initiatiefnemer geweest van de tot dusver vier mensenrechtensanctiepakketten die door de EU zijn aangenomen sinds de protesten in september 2022 begonnen. Hiermee zijn op dit moment in totaal 195 personen en entiteiten onder het EU-Iran mensenrechtensanctieregime gesanctioneerd. Dit betreft vertegenwoor- kst-36200-V-F ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

digers van de Iraanse regering, het parlement en een groot aantal kopstukken van de Iraanse Revolutionaire Garde (IRGC). Voor alle gesanctioneerde personen geldt een reisverbod naar de EU, een verbod aan EU-burgers en -bedrijven om aan hen middelen ter beschikking te stellen en tevens zijn hun eventuele tegoeden in de EU bevroren.

Zolang het Iraanse regime protesten met geweld blijft onderdrukken en zich op grote schaal schuldig maakt aan ernstige mensenrechtenschendingen, blijft het kabinet zich - samen met andere lidstaten en gelijkgezinde partners - inspannen voor verdere maatregelen om de druk te verhogen. Zo heeft Nederland in EU-verband herhaaldelijk ervoor gepleit om de Iraanse Revolutionaire Garde op de lijst van bij terroristische daden betrokken personen, groepen en entiteiten te plaatsen (de EU-terroristenlijst). Dit is een kwestie van de lange adem, waar het kabinet in de EU steun voor wil blijven verzamelen en wat thans verder juridisch wordt onderzocht door de Juridische Dienst van de Raad.

Het kabinet staat daarnaast in voortdurend contact met mensen van de Iraanse diaspora in Nederland, andere betrokken burgers en maatschappelijk middenveld organisaties. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft zelf de afgelopen maanden ook een aantal keren gesproken met verscheidene vertegenwoordigers van de Iraanse gemeenschap in Nederland. Deze gesprekken maken nogmaals duidelijk dat de protesten in Iran ook mensen in Nederland raken.

Monitoring en VN Fact Finding Mission

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in het bijzonder de Nederlandse ambassade in Iran, monitort actief de mensenrechtensituatie in Iran. Het ministerie onderhoudt daarnaast wereldwijd contacten met niet-gouvernementele organisaties die op dit terrein actief zijn. Het kabinet heeft vanaf het begin van de gewelddadige repressie van vreedzame demonstranten in Iran herhaaldelijk de Iraanse autoriteiten opgeroepen om een gedegen, transparant en onpartijdig onderzoek in te stellen naar (dodelijk) geweld tegen demonstranten. Bij geconstateerd gebrek aan accountability en twijfels aan een eerlijk rechtsproces in Iran zelf, heeft Nederland daarnaast, samen met gelijkgezinde landen, ingezet op het internationaal ter verantwoording roepen van daders van mensenrechtenschendingen in Iran. In de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland - samen met gelijkgezinde landen - actief gelobbyd voor steun aan een onafhankelijke VN Fact Finding Mission (FFM). Op 24 november 2022 werd de resolutie voor de VN FFM met een grote meerderheid aangenomen in de Mensenrechtenrechtenraad. Deze FFM is een belangrijk instrument om mensenrechtenschendingen te onderzoeken, bewijs daarvan te verzamelen en deze bij alle relevante actoren ter sprake te brengen, waaronder de regering van Iran. De FFM is inmiddels samengesteld en gestart met de werkzaamheden en zal in juni 2023 een eerste mondelinge update geven aan de Mensenrechtenraad. Mede in reactie op het verzoek van het lid Karimi zegt het kabinet toe dat Nederland hier waar mogelijk actief steun aan zal blijven verlenen, zowel via de VN als ook aan mensenrechtenorganisaties die schendingen onderzoeken. Naast de belangrijke bijdrage die het werk van de FFM kan leveren aan internationale vervolging van verantwoordelijken, kan dergelijk bewijsmateriaal mogelijk onderbouwing bieden voor verdere sancties onder het EU-Iran-mensenrechtensanctieregime, waarbij Nederland een voortrekkersrol zal blijven spelen.

Accountability: internationaalrechtelijke mogelijkheden

Conform de toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken aan het lid Karimi d.d. 20 december 2022 zal het kabinet hieronder toelichten wat de huidige juridische mogelijkheden en beperkingen zijn om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran strafrechtelijk te vervolgen.

Voor de vervolging en berechting van individuele plegers van internationale misdrijven in Iran door een internationaal tribunaal bestaat vooralsnog geen rechtsgrondslag. Een eventuele verwijzing door Nederland of een ander gelijkgezind land naar het Internationaal Strafhof (ISH) zal geen effect hebben, omdat Iran geen partij is bij het Statuut van Rome en er ook geen andere rechtsgrondslag is voor de Aanklager om een onderzoek te starten (zoals een verwijzing door de VNVR, waarvoor draagvlak onwaarschijnlijk is). Vervolging en berechting van individuen in Nederland is mogelijk op grond van de Wet internationale misdrijven (WIM). Op basis van de WIM kan een opsporingsonderzoek echter alleen worden gestart indien de verdachte zich in Nederland bevindt, de betreffende misdrijven begaan zijn door een Nederlander, of begaan zijn tegen een Nederlander.

De mogelijkheden om Iran aansprakelijk te stellen voor schendingen van internationaal recht zijn zeer beperkt. Iran is namelijk bij een groot aantal mensenrechtenverdragen geen partij. Daarnaast bieden bijna alle mensenrechtenverdragen waarbij Iran wel verdragspartij is, geen mogelijkheid tot statelijke aansprakelijkstelling door een andere verdragspartij. Nederland zou de schending van (mensenrechten)verdragen waarbij beide landen partij zijn, indien een geschil daarover via onderhandelingen niet kan worden opgelost, kunnen voorleggen aan een arbitraal tribunaal op basis van een bilateraal verdrag. Bij aansprakelijkstelling onder het Internationaal verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie kan het geschil uiteindelijk aan het Internationaal Gerechtshof worden voorgelegd; dit verdrag ziet echter alleen op minderheden en doet geen recht aan de brede groep van slachtoffers van mensenrechtenschendingen in Iran. Dit zijn zeer complexe en langdurige trajecten waarvan het zeer de vraag is wat de impact zou zijn. Bovenal geldt voor het kabinet dat een dergelijke juridische stap enkel in gezamenlijkheid met andere gelijkgezinde landen dient te worden overwogen. Op dit moment is dit draagvlak er onvoldoende en zijn dergelijke stappen daarom niet opportuun. Welke juridische stappen wel mogelijk zijn, blijft onderwerp van overleg met gelijkgezinde landen.

Nederland blijft de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet volgen en zal zich hierover op alle niveaus blijven uitspreken, zowel voor als achter de schermen. Zolang de Iraanse autoriteiten de rechten van Iraanse vrouwen en mannen blijven schenden, zal Nederland zich daarnaast, samen met gelijkgezinde landen, ervoor blijven inspannen om de druk op het Iraanse regime verder te verhogen, waaronder met nieuwe EU mensenrechtensancties.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

W.B. Hoekstra

Eerste Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 200 V, F 3


3.

Attachments

 
 
 

4.

More information

 

5.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.