Correctief referendum (1996-1999)
Op 4 december 1996 dienden minister van Algemene Zaken (premier) Wim Kok1, en de minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal2 namens kabinet-Kok II3 een grondwetsvoorstel in voor de invoering van een correctief referendum. In de tweede lezing werd het voorstel verdedigd door minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Bram Peper4.
Het voorstel voor een correctief referendum was opgenomen in het regeerakkoord van kabinet-Kok II. Het kabinet zag het correctief wetgevingsreferendum als een geschikt middel om, met behoud van het primaat van het vertegenwoordigend stelsel, de invloed van de kiezers op het beleid te vergroten. Bovendien vond het kabinet dat het een belangrijke bijdrage kon leveren aan de bevordering van een actief en betrokken burgerschap en het publieke debat. Het correctief referendum vereiste een wijziging in artikel 81, artikelen 89a tot en met 89g, 128a en 137, zesde lid.
Het grondwetsvoorstel is in de tweede lezing verworpen door de Eerste Kamer op 18 mei 1999 tijdens de 'Nacht van Wiegel5' toen bleek dat er geen tweederde meerderheid voor het voorstel was.
In het voorstel zou een nieuwe paragraaf aan het slot van hoofdstuk 5 paragraaf 1 van de Grondwet zijn toegevoegd. Deze paragraaf regelde het referendum. Daarnaast zouden de artikelen 81, 128a en 137 zijn gewijzigd.
In het wetsvoorstel zou artikel 81 worden gewijzigd naar:
Artikel 81
De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk behoudens de mogelijkheid van een referendum met toepassing van §1A.
Na §1 van hoofdstuk 5 van de Grondwet zou een nieuwe paragraaf worden ingevoegd, luidende:
§1A. Referendum
Artikel 89a
-
1.Een voorstel van wet dat door de Staten-Generaal is aangenomen, wordt aan een referendum onder de in artikel 54 bedoelde kiesgerechtigden onderworpen, indien na een inleidend verzoek van ten minste veertigduizend kiesgerechtigden ten minste zeshonderdduizend kiesgerechtigden daartoe de wens kenbaar hebben gemaakt.
-
2.Aan het inleidend verzoek wordt geen gevolg gegeven, indien de Koning de Staten-Generaal kennis heeft gegeven van zijn besluit waarbij aan het voorstel de bekrachtiging is onthouden.
Artikel 89b
Een voorstel van wet kan niet aan een referendum worden onderworpen indien dit het koningschap, het koninklijk huis of de begroting betreft dan wel uitsluitend strekt tot uitvoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Artikel 89c
De bekrachtiging van een voorstel van wet kan eerst plaatsvinden nadat over dit voorstel een referendum is gehouden of nadat is komen vast te staan dat daarover geen referendum wordt gehouden.
Artikel 89d
-
1.Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het voorstel van wet uitspreekt en deze meerderheid ten minste dertig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, dan vervalt het voorstel van rechtswege.
-
2.Indien bij het referendum niet een meerderheid zich tegen het voorstel van wet uitspreekt, wordt het voorstel terstond bekrachtigd.
Artikel 89e
-
1.Indien de bekrachtiging van een voorstel van wet geen uitstel kan lijden, kan, mits het voorstel dit bepaalt, de bekrachtiging terstond plaatsvinden nadat de Staten-Generaal het voorstel hebben aangenomen. Het tot wet geworden voorstel kan overeenkomstig de artikelen 89a en 89b aan een referendum worden onderworpen.
-
2.Indien bij het referendum een meerderheid als bedoeld in artikel 89d, eerste lid, zich tegen de wet uitspreekt, vervalt de wet van rechtswege. De wet regelt zo nodig de gevolgen hiervan.
Artikel 89f
De artikelen 89a tot en met 89e zijn van overeenkomstige toepassing op de goedkeuring van verdragen.
Artikel 89g
Alles wat verder het referendum betreft, wordt bij de wet geregeld.
Na artikel 128 van de Grondwet zou een nieuw artikel worden toegevoegd, dat luidt:
Artikel 128a
Een besluit dat door provinciale staten of de gemeenteraad is genomen, wordt, behoudens bij of krachtens de wet te stellen uitzonderingen, aan een beslissend referendum onder de in de artikelen 129 en 130 bedoelde kiesgerechtigden voor provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad onderworpen indien een bij wet te bepalen aantal van deze kiesgerechtigden daartoe de wens kenbaar maakt, een en ander volgens bij of krachtens de wet te stellen regels.
Aan artikel 137 van de Grondwet zou een nieuw lid worden toegevoegd, dat luidt:
Artikel 137
-
6.Een voorstel tot verandering in de Grondwet kan alleen aan een referendum worden onderworpen nadat het door de Staten-Generaal in tweede lezing is aangenomen.
Daarnaast zou er aan de Grondwet een additioneel artikel worden toegevoegd.
Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Tegenstanders stellen dat in een representatieve democratie volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken. Tijdens de algehele herziening van de Grondwet, die in 1983 werd afgerond, was er tijdelijk sprake van invoering van een referendum, maar dit voorstel haalde het uiteindelijk niet. Vanaf de jaren 1990 kregen partijen die voorstander waren van invoering van een referendum meer aanhang.
Het toetreden van D66 tot de paarse kabinetten-Kok in de jaren 1990 leidde tot het grondwetsvoorstel waarmee het bindend correctief referendum in de Grondwet zou worden vastgelegd. Bij het aantreden Kabinet-Kok II was het correctief referendum opgenomen in het regeerakkoord. In februari 1996 diende het kabinet het betreffende wetsvoorstel in. Daarbij werd uitgegaan van eerdere voorstellen van een Staatscommissie-Biesheuvel uit 1985. Burgers moeten hierdoor tot drie weken na aanvaarding van een wetsvoorstel de tijd krijgen om een 'inleidend verzoek' te doen voor het houden van een referendum. Daarvoor zijn de handtekeningen van 40.000 kiesgerechtigden nodig.
In de Nacht van Wiegel in 1999 sneuvelde het voorstel echter in de tweede lezing in de Eerste Kamer. Dit kwam door het ontbreken van een tweederde meerderheid met 49 voor en 26 stemmen tegen. Vooraf bleef lang onzeker wie er van de VVD vóór zouden stemmen. Namens de partij voerde oud-minister Wiegel tijdens het debat het woord, hij presenteerde daarbij een aantal bezwaren tegen het voorstel.
Om 01.30 uur, na een zestien uur durend debat, volgde de ontknoping toen VVD-fractievoorzitter Ginjaar meedeelde dat het voorstel voor één lid onacceptabel was. Senator Batenburg deelde bovendien mee dat hij, anders dan bij de eerste lezing, tegen zou stemmen. Hieruit kon worden afgeleid dat het voorstel slechts 49 stemmen zou krijgen; één te weinig voor de tweederde meerderheid. De enige VVD-tegenstemmer bleek Hans Wiegel te zijn.
D66 was zeer ontstemd over de verwerping, omdat de partij het referendum als een van haar 'kroonjuwelen' beschouwde. De stemming leidde dan ook tot een kabinetscrisis, waarop het kabinet in de loop van 19 mei zijn ontslag aanbood. Nadat D66 aanvankelijk weinig voelde voor een lijmpoging, werd na enige tijd toch een compromis bereikt na een geslaagde bemiddelingspoging door de vicepresident van de Raad van State, Tjeenk Willink. Dat compromis hield in dat er nog tijdens de periode van het tweede kabinet-Kok een Tijdelijke Referendumwet zou komen, waarin een consultatief correctief referendum zou worden geregeld. Het kabinet zou bovendien het Grondwetsvoorstel opnieuw (in eerste lezing) indienen.
- 1.Former social democratic prime minister of The Netherlands between 1994 to 2002. Wim Kok led a coalition of two political opposites: the social democrats of the PvdA and the liberals of the VVD. Prior to becoming prime minister he was minister for Finance. Considered a competent, sincere politician, capable of forging alliances between political and socio-economic adversaries. During his tenure as prime minister unemployment figures dropped and general income levels rose continually, but his governments were unable to stem growing problems in the sectors of healthcare and education. Internationally lauded as proponent of the "Third Way", striking a balance between right-wing economic and left-wing social policies.
- 2.Flamboyante, goedlachse liberale voorman en minister die wars was van populisme. Kwam na een loopbaan als zelfstandig adviseur en het wethouderschap van Wassenaar in 1982 voor de VVD in de Tweede Kamer. Aanvankelijk een niet zo opvallende woordvoerder minderheden en welzijn. Werd in 1990 echter vicefractievoorzitter. Betoonde zich voorstander van samenwerking met de PvdA en werd in 1994 als 'bruggenbouwer' vicepremier in het (paarse) kabinet-Kok I. Na de verkiezingen van 1998 fractievoorzitter en politiek leider van de VVD. Verliet na de teleurstellende verkiezingen van 2002 de politiek en vervulde daarna vele bestuurs- en adviesfuncties. Jazzliefhebber, saxofoonspeler en met fractiegenote Annemarie Jorritsma enige jaren lid van het Tweede Kamercabaret.
- 3.Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
- 4.PvdA-bestuurder die zijn ministerschap van Binnenlandse Zaken in het tweede kabinet-Kok opgaf in verband met een declaratie-affaire. Wetenschapper (socioloog) en tijdens het kabinet-Den Uyl politiek adviseur voor het welzijnsbeleid. Daarnaast als vicevoorzitter van de PvdA een belangrijk partijideoloog. Als burgemeester van Rotterdam (sinds 1982) werd hij bij een deel van de bevolking populair, maar maakte hij ook nogal wat (politieke) vijanden die vonden dat hij te weinig open bestuurde. Dat beeld leek bevestigd te worden in onderzoek naar zijn ruime declaratiegedrag. Werd later gerehabiliteerd, omdat bij het accountantsonderzoek fouten waren gemaakt. Creatieve denker en doener, die in persoonlijke relaties nog wel eens onhandig optrad.
- 5.In de nacht van 18 op 19 mei 1999 kreeg een wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid voor een correctief referendum in de Eerste Kamer niet de vereiste tweederde meerderheid. Daarop bood het kabinet in de loop van 19 mei zijn ontslag aan. Vooral D66 was zeer ontstemd en teleurgesteld over de verwerping, omdat zij het referendum als één van haar 'kroonjuwelen' beschouwde.
- 6.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum.
- 7.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 5 maart 1998 (Stb. 137) heeft verklaard dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum.
- 8.Bestuurlijke vernieuwing is het aanbrengen van wijzigingen in de organisatiestructuur van de (rijks-)overheid zodat die beter, efficiënter en krachtdadiger kan optreden. Bestuurlijke vernieuwingen worden vaak in een adem genoemd met staatkundige en/of staatsrechtelijke vernieuwingen, die niet alleen een efficiëntere overheid tot doel hebben maar die ook de democratie beter willen verankeren. Daarmee moet een mogelijke kloof tussen kiezer, gekozene en overheid kleiner worden.
- 9.Een referendum is een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie. Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden deze volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Tegenstanders zeggen dat in een representatieve democratie volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken.
- 10.Er zijn vele soorten referenda die elk hun voor- en nadelen hebben. Zo kan het initiatief van een referendum bij de burgers of de overheid liggen. Referenda kunnen gaan over het terugdraaien van een overheidsbeslissing of over een initiatief van de burgers. Ook kan de uitslag van een referendum bindend of niet-bindend zijn. De volgende referenda zijn mogelijk:
- 11.Op 2 maart 2000 werd het voorstel voor een correctief referendum ingediend door de minister van Algemene Zaken, Wim Kok, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Bram Peper. Het voorstel werd voor de tweede lezing, op 16 september 2002 ingediend door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Johan Remkes, en de minister van algemene zaken, Jan-Peter Balkenende.
- 12.In 2005 dienden de Tweede Kamerleden Wijnand Duyvendak (GroenLinks) en Niesco Dubbelboer (PvdA) een initiatiefvoorstel in voor het invoeren van een correctief referendum. Boris van der Ham (D66) sloot zich bij de initiatiefnemers aan. Gedrieën initieerden zij een wetsvoorstel waarin ze verklaarden dat er grond bestond om een voorstel in overweging te nemen tot wijziging van de Grondwet. Vervolgens vervingen de Kamerleden Femke Halsema (GroenLinks) en Paul Kalma (PvdA) Duyvendak en Dubbelboer als initiatiefnemers. Het voorstel werd laatstelijk verdedigd door de Tweede Kamerleden Pierre Heijnen (PvdA), Linda Voortman (GroenLinks) en Gerard Schouw (D66).
- 13.Van januari 2019 tot en met juli 2022 werd een voorstel tot wijziging van de Grondwet behandeld om een correctief referendum in te stellen. Het initiatiefwetsvoorstel werd ingediend door het SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak. Een correctief referendum is een referendum dat op initiatief van kiesgerechtigden plaatsvindt en oordeelt over wetsvoorstellen die al zijn aangenomen door zowel de Eerste als de Tweede Kamer. De wetgevende macht is verplicht de uitslag van het referendum te honoreren.
- 14.Op 6 juli 2022 diende SP-Kamerlid Renske Leijten een voorstel tot wijziging van de Grondwet in om een correctief referendum in te stellen. Na haar vertrek uit de Tweede Kamer nam Lilian Marijnissen de verdediging van het voorstel over. Een correctief referendum is een referendum dat op initiatief van kiesgerechtigden geschiedt en over wetsvoorstellen gaat die al zijn aangenomen door zowel de Eerste als de Tweede Kamer. De wetgevende macht is verplicht de uitslag van het referendum te honoreren.