Wet van 30 maart 2022 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen
Contents
Document date | 20-04-2022 |
---|---|
Publication date | 20-04-2022 |
Reference | Stb. 2022, 152 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Wet van 30 maart 2022 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is huurders van ligplaatsen vergelijkbare huurbescherming te bieden als huurders die een woning op de wal huren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 220, zesde lid, wordt «Minister voor Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door «Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
In artikel 226, vierde lid, wordt «en van een standplaats in de zin van artikel 236» vervangen door «, van een standplaats in de zin van artikel 236 en van een ligplaats in de zin van artikel 236a».
In artikel 231, eerste lid, wordt «en een standplaats in de zin van artikel 236» vervangen door «, een standplaats in de zin van artikel 236 en een ligplaats in de zin van artikel 236a».
In artikel 233 wordt «dan wel een woonwagen of een standplaats» vervangen door «dan wel een woonwagen, een standplaats of een ligplaats».
Na artikel 236 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onder ligplaats wordt verstaan een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object.
In artikel 239 wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
Na artikel 247 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De volgende artikelen van deze onderafdeling zijn, behoudens de artikelen 248 leden 3 en 4, 251, 259, 261 lid 1, 262 en 264, niet van toepassing op een overeenkomst van huur en verhuur die betrekking heeft op een ligplaats.
In artikel 248, derde lid, vervalt «bepaalde maximale huurverhogingspercentage».
Na artikel 268 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Na artikel 270a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
-
-
-
De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de indeplaatsstelling en dat hij deze afwijst indien de voorgestelde huurder vanuit financieel oogpunt niet voldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.
-
In artikel 271, eerste lid, onderdeel a, wordt «of een standplaats» vervangen door «, een standplaats of een ligplaats».
In artikel 275, vierde lid, wordt «en standplaatsen» vervangen door «, standplaatsen en ligplaatsen» en wordt «Minister voor Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door «Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
ARTIKEL II
Na artikel 208eb van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Op overeenkomsten tot verhuur van ligplaatsen, die zijn gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 236a, 247a, 268a en 270b van Boek 7 en van de tegelijk met die artikelen in werking getreden wijzigingen van de artikelen 226 lid 4, 231 lid 1, 233, 271 lid 1 en 275 lid 4 van dat boek, worden die artikelen en die wijzigingen twee jaar na dat tijdstip van toepassing.
ARTIKEL IIA
In artikel 10, derde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt «artikel 7:247» vervangen door «de artikelen 7:247 en 7:247a».
ARTIKEL IIB
In artikel IA van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 247a wordt «artikelen 248a leden 3 en 4, 251» vervangen door «artikelen 251».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 30 maart 2022
Willem-Alexander
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Uitgegeven de twintigste april 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
XHistnoot histnoot
Kamerstuk 35 408
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.