Hoe ziet de toekomst van Europa eruit vanuit Nederlands perspectief? Verslag Actualiteitendebat november

Source: Montesquieu Institute (MI) i, published on Thursday, November 5 2020, 17:10.
Auteur: Megan van Melle

DEN HAAG (PDC i) - Het zijn spannende tijden: de coronapandemie, brexit, een grote economische crisis, Nederlandse verkiezingen in het vooruitzicht en zenuwslopende verkiezingen in de Verenigde Staten. Ongeacht de winst van Trump of Biden dwingt de huidige situatie in de Verenigde Staten Europa na te denken over haar eigen toekomst. Over hoe deze toekomst van Europa eruit ziet in de huidige turbulente tijden – met geopolitieke spanningen, een pandemie en een verdeeld Amerika – gingen Femke van Esch i, Bas Eickhout i, André Bosman i en Achraf Bouali i in gesprek op 4 november, onder leiding van Kees Boonman i. Het debat werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut i, ProDemos i, Nieuwspoort i en Filmhuis Den Haag i.

Alle panelleden waren het met elkaar eens dat Europa autonomer moet worden, maar over de manier waarop waren zij zeker niet unaniem. Van Esch benadrukte dat vooral op het gebied van veiligheid en defensie de Europese Unie (EU) erg afhankelijk is van de Verenigde Staten. Als we als EU autonomer willen zijn en een sterke geopolitieke positie willen hebben, dan zou Nederland zich voor verdere versterking van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid moeten inzetten, aldus Van Esch. Eickhout benadrukte daarentegen dat de vraag over méér samenwerking belangrijker is dan de vraag of er een Europees leger zou moeten komen. De EU kan geen blok vormen wanneer verschillende lidstaten verschillende uitspraken doen. Daarom zouden lidstaten meer zeggenschap moeten overdragen aan de EU en moeten zij zich niet beroepen op het willen behouden van hun soevereiniteit: dit is namelijk een schijnsoevereiniteit. Ondanks dat het paradoxaal klinkt heb je meer soevereiniteit als je samen optrekt, aldus Eickhout. Bouali beaamde dit punt. Je krijgt meer voor elkaar wanneer je het samen doet, waardoor je als Nederland een grotere invloed hebt.

Bosman benadrukt dat landen allemaal complexe belangen hebben wanneer het aankomt op het buitenlandbeleid en defensiebeleid, vooral de belangrijke EU-landen zoals Frankrijk en Duitsland. Deze landen zullen hun eigen belang niet opzij zetten. Aan de andere kant vindt Bosman dat de lidstaten op andere beleidsterreinen wel hun vetorecht op zouden moeten geven om gezamenlijk een vuist in de wereld te kunnen maken, zoals het mensenrechten- en sanctiebeleid. Bosman onderstreept ook dat de EU de bewuste keuze moet maken een geopolitieke speler te zijn. Aan de huidige verdeling van geld is te zien dat dit geen prioriteit is.

Van Esch is van mening dat meer samenwerking ook mogelijk is door subgroepen te vormen. Wanneer lidstaten het met elkaar eens zijn, kunnen zij zichzelf hiervoor uitspreken en het initiatief nemen, zonder dat alle lidstaten mee moeten. Zo creëer je een meer ‘multi-speed’ Europa, een sterker, effectiever en legitiemer Europa, zo stelt ze. Eickhout beargumenteert dat dit in de praktijk vaak niet mogelijk is. Hij haalt meerdere voorbeelden aan - waaronder het idee om digitale belasting te heffen – om te laten zien dat het binnen de Europese interne markt niet mogelijk is om initiatieven door te voeren wanneer niet iedereen mee doet. Dat moet gemeenschappelijk.

Wat Nederland betreft is het in dat verband echter belangrijk dat de regering alleen wil dat de Commissie dwingend is naar andere landen. Zelf wil Nederland nergens toe gedwongen worden, stelt Eickhout. Bosman benadrukt hier opnieuw dat wanneer de Commissie niet strakker is in de uitvoering, er wantrouwen ontstaat met als gevolg dat landen hun veto niet op willen geven. Om dit wantrouwen te verminderen is er meer transparantie nodig om een sterkere verbinding met Nederland te creëren. Dat kan door meer eurocommissarissen naar het Nederlandse parlement te halen. Eickhout is hier positief over. Bouali ziet ook andere mogelijkheden, zoals het instellen van een bewindspersoon voor Europa en meer les over de EU op middelbare scholen. Boonman concludeert dat het misschien toch allemaal niet zo moeilijk is als het lijkt.