De maat is vol

Source: J.S. (Joël) Voordewind i, published on Friday, October 2 2020, 21:35.

Turkije heeft weer een grens overschreden. Nu in het oplaaiende conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië. Nederland en de EU houden zich op de vlakte. Dat kan niet langer zo.

Eerder was Turkije al betrokken bij de aanval op Koerden in Syrië, het schenden van het wapenembargo in Libië en een oplopend Turks-Grieks conflict. En nu bedreigt NAVO-land Turkije ook Armenië. Dat gebeurt met oorlogsretoriek en met militaire middelen. De ChristenUnie vindt het de hoogste tijd dat Nederland en de Europese Unie stelling nemen en met maatregelen komen.

Sinds afgelopen zondag wordt er zwaar gevochten tussen Azerbeidzjan en Armenië in de afgescheiden grensregio Nagorno-Karabach, waar vrijwel enkel Armeniërs wonen. De oorlogstaal van de Azerbeidzjaanse president is niet mis te verstaan: hij zint op wraak en is uit op verovering van de regio, die in de Sovjettijd in handen was van Azerbeidzjan. Het land zette 27 september de aanval in op dorpen in Nagorno-Karabach. Inmiddels worden ook rechtstreeks Armeense plaatsen aangevallen, buiten de grensregio.

Jonge mannen en vrouwen uit het overwegend christelijke Armenië zijn opgeroepen om te vechten aan het front. We zien hartverscheurende beelden van mensen die afscheid nemen, horen over hevige gevechten en lezen verdrietige berichten over gesneuvelden. Het is één groot en pijnlijk drama, waar ik me veel zorgen over maak.

Vanaf het begin neemt Turkije de rol in van oorlogszuchtige bondgenoot van Azerbeidzjan. Het blijft niet bij retoriek. De Franse president Macron bevestigt dat Turkije Syrische jihadisten naar de regio stuurt. Armenië meldde dat een Armeens gevechtsvliegtuig door Turkije uit de lucht is gesloten. Met deze Turkse vijandschap richting Armenië, gaan de gedachten al snel naar de Armeense genocide, ruim honderd jaar geleden. Anderhalf miljoen Armeniërs zijn er toen door het Ottomaanse rijk vermoord. Armeniërs vrezen dat wederom het voortbestaan van hun land en volk op het spel staat.

Het is helder dat de Turkse en Azerbeidzjaanse agressie streng veroordeeld moeten worden door Nederland, de Europese Unie en de NAVO. Ze houden zich echter veel te veel op de vlakte, voorzichtig vanwege een Turkse reactie. Het land zou dan weleens de vluchtelingendeal met de EU kunnen opzeggen, die ervoor heeft gezorgd dat in de afgelopen jaren veel minder vluchtelingen Europa bereikten.

Diverse Europese leiders dringen aan op een onmiddellijk staakt-het-vuren. Een schuldige aanwijzen doen veel van hen niet. Ook de Nederlandse regering niet.

Azerbeidzjan en Turkije winden er in ieder geval geen doekjes om. De Turkse leider Erdogan doet in oorlogstaal niet onder voor zijn Azerbeidzjaanse collega. ‘Met alle middelen en heel zijn hart’ staat hij aan de kant van Azerbeidzjan. Armenië moet volgens hem een einde maken aan ‘bezetting van Azerbeidzjaans grondgebied’. Reden voor schroom is er dus niet.

Frankrijk heeft inmiddels zowel de Azerbeidzjaanse agressie als de Turkse inmenging erkend. Het is de hoogste tijd dat Nederland dit voorbeeld volgt, met bijbehorende consequenties. Allereerst is het zaak om binnen de Europese Unie en de NAVO de Azerbeidzjaanse en Turkse agressie streng te veroordelen en op te roepen tot terugtrekking van troepen uit Nagorno-Karabach en Armenië.

Als de landen dat niet doen, moeten strenge economische sancties volgen.

Uiteraard moet de economische samenwerking met Azerbeidzjan worden opgeschort. In het geval van Turkije moeten we het artikel 5-beginsel buiten werking stellen. Een land kan, in het geval van een aanval, met dit artikel van het NAVO-handvest de hulp inroepen van bondgenoten. Laat duidelijk zijn: als Turkije deze agressie niet laat varen, mag ze van andere NAVO-landen geen hulp kunnen verwachten, mocht het land in de toekomst worden aangevallen.

Het is triest dat Turkije keer op keer op de schreef gaat, met dramatische gevolgen. Laat deze rampzalige oorlog de druppel zijn. Wat de ChristenUnie betreft is de maat meer dan vol.

Dit opiniestuk verscheen eerder in het Nederlands Dagblad.