Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 35570 - Miljoenennota 2021.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Document date 15-09-2020
Publication date 15-09-2020
Nummer KST355702
Reference 35570, nr. 2
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2020-2021

35 570

Nr. 2

Nota over de toestand van 's rijks financiën

NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

INHOUDSOPGAVE

1    Budgettaire kerngegevens en plafondtoetsen    4

1.1    Budgettaire kerngegevens    4

1.2    Plafondtoetsen    5

1.3    Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen    23

1.4    Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen

Miljoenennota    42

2    Uitgaven en niet-belastingontvangsten    44

3    Inkomstenkader    52

4    De belasting - en premieontvangsten    67

5    Toelichting op de belastingontvangsten    87

6    EMU-saldo    103

7    EMU-schuld    107

8    Overheidsbalans    110

9    Fiscale regelingen    113

10    Toelichting op de fiscale regelingen    129

11    Normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds    157

12    Overzicht risicoregelingen van het Rijk    162

13    Regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post    168

14    Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen    170

15    Europese begrotingsregels    172

16    Horizontale toelichting    176

De Koning    177

Staten Generaal    178

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten    180

Algemene Zaken    182

Koninkrijksrelaties    183

Buitenlandse Zaken    185

Justitie en Veiligheid    186

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties    188

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap    191

Nationale Schuld (Transactiebasis)    194

Financiën    195

Defensie    198

Infrastructuur en Waterstaat    201

Economische Zaken en Klimaat    205

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit    208

Sociale Zaken en Werkgelegenheid    210

Volksgezondheid, Welzijn en Sport    214

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking    217

Nationaal Groeifonds    218

Sociale Verzekeringen    219

Premiegefinancierd Budgettair Plafond Zorg    221

Gemeentefonds    222

Provinciefonds    223

Infrastructuurfonds    224

Diergezondheidsfonds    226

Accres Gemeentefonds    227

Accres Provinciefonds    228

BES-fonds    229

Deltafonds    230

Defensiematerieelbegrotingsfonds    232

Prijsbijstelling    234

Arbeidsvoorwaarden    235

Koppeling Uitkeringen    236

Algemeen    237

Consolidatie    238

17    Verticale toelichting    244

De Koning    246

Staten Generaal    248

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten    250

Algemene Zaken    252

Koninkrijksrelaties    254

Buitenlandse Zaken    257

Justitie en Veiligheid    260

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties    266

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap    274

Nationale Schuld (Transactiebasis)    279

Financiën    282

Defensie    291

Infrastructuur en Waterstaat    295

Economische Zaken en Klimaat    300

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit    312

Sociale Zaken en Werkgelegenheid    318

Volksgezondheid, Welzijn en Sport    332

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking    343

Sociale Verzekeringen    344

Zorg    349

Gemeentefonds    355

Provinciefonds    359

Infrastructuurfonds    361

Diergezondheidsfonds    366

Accres Gemeentefonds    368

Accres Provinciefonds    370

BES-fonds    371

Deltafonds    372

Defensiematerieelbegrotingsfonds    373

Prijsbijstelling    376

Arbeidsvoorwaarden    378

Koppeling Uitkeringen    379

Consolidatie    393

Homogene Groep Internationale Samenwerking    394

18    Taakopdracht IBO's    400

1 BUDGETTAIRE KERNGEGEVENS EN PLAFONDTOETSEN

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2025. Deze cijfers zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2021 293,0 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. Er worden totale uitgaven verwacht van 336,6 miljard euro in 2021.

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

 

(in miljard euro, tenzij anders aangegeven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

283,0

293,0

297,6

313,3

322,3

333,1

Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

303,3

314,5

324,0

329,4

335,5

344,1

Rijksbegroting

144,2

148,4

151,6

153,0

154,3

156,9

Sociale zekerheid

85,8

90,9

93,2

94,5

96,2

98,7

Zorg

73,3

75,3

79,2

81,9

85,1

88,5

Noodmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo

30,9

12,3

1,0

0,3

0,1

0,0

Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo

3,8

9,8

2,8

4,2

5,3

4,9

Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

338,0

336,6

327,7

333,9

340,9

349,1

EMU-saldo centrale overheid

  • - 
    55,0
  • - 
    43,5
  • - 
    30,2
  • - 
    20,6
  • - 
    18,6
  • - 
    16,0

EMU-saldo decentrale overheden

  • - 
    1,3
  • - 
    1,4
  • - 
    1,4
  • - 
    1,5
  • - 
    1,5
  • - 
    1,5

Feitelijk EMU-saldo

  • - 
    56,3
  • - 
    44,9
  • - 
    31,6
  • - 
    22,1
  • - 
    20,1
  • - 
    17,5

Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp)

  • - 
    7,2%
  • - 
    5,5%
  • - 
    3,7%
  • - 
    2,5%
  • - 
    2,2%
  • - 
    1,9%

EMU-schuld

462,7

502,0

533

559

583

603

EMU-schuld (in procenten bbp)

59,1%

61,1%

62,7%

64,0%

64,9%

65,3%

Bruto binnenlands product (bbp)

783

822

849

874

899

924

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 55,0 miljard euro in 2020 en 43,5 miljard euro in 2021. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen in 2021 naar verwachting uit op een tekort van 1,4 miljard euro. Het totale EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 56,3 miljard euro in 2020 en 44,9 miljard euro in 2021. Dit komt overeen met respectievelijk - 7,2 procent en - 5,5 procent van het bbp. De schuld bereikt in 2021 een niveau van 61,1 procent van het bbp.

1.2 Plafondtoetsen

Het kabinet stuurt in zijn begrotingsbeleid op uitgavenplafonds die voor de hele kabinetsperiode worden vastgesteld. Voor het overgrote deel van de rijksuitgaven geldt een uitgavenplafond. Het totale uitgavenplafond is onderverdeeld in drie deelplafonds: Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg. Het kabinet toetst in de plafondtoetsen het verwachte uitgavenniveau aan het vooraf afgesproken uitgavenplafond voor de jaren van de kabinetsperiode. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven binnen de kabinetsperiode en hoeft niet maximaal benut te worden.

Tabel 1.2 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2020 en 2021 gelijk is aan het totale uitgavenplafond. De uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting en Sociale zekerheid zijn hoger dan in het regeerakkoord vastgelegd. Deze worden gecompenseerd door een onderschrijding van het deelplafond Zorg. Na deze kabinetsperiode nemen de uitgaven structureel toe als gevolg van tegenvallers op de beleidsterreinen onderwijs, justitie en sociale zekerheid. Het kabinet kiest ervoor deze tegenvallers niet te dekken om bezuinigingen op staand beleid te voorkomen. Dit zorgt voor een verslechtering van het EMU-saldo vanaf 2022.

De grootste mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In bijlage 16 en in de suppletoire begrotingen worden de mutaties ten opzichte van Miljoenennota 2020 in meer detail toegelicht. Een overzicht van de noodmaatregelen in kader van corona is opgenomen in paragraaf 1.3.

 

Tabel 1.2 Plafondtoetsing totaalplafond en deelplafonds

(in miljarden euro, - is onderschrijding)

2020

2021

Totaal uitgavenplafond

   

Uitgavenplafond

334,2

326,8

Uitgavenniveau

334,2

326,8

Over-/onderschrijding

0,0

0,0

Rijksbegroting

   

Uitgavenplafond

155,4

154,3

Uitgavenniveau

156,6

155,1

Over-/onderschrijding

1,1

0,8

Sociale zekerheid

   

Uitgavenplafond

104,0

96,0

Uitgavenniveau

104,1

96,4

Over-/onderschrijding

0,1

0,4

Zorg

   

Uitgavenplafond

74,7

76,5

Uitgavenniveau

73,5

75,3

Over-/onderschrijding

  • - 
    1,2
  • - 
    1,1

Ontwikkeling uitgaven deelplafond Rijksbegroting

Tabel 1.3 Ontwikkeling uitgaven plafond Rijksbegroting

(in miljoenen euro, - is onderschrijding)    2020    2021    2022    2023    2024    2025

1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020    142.562    146.036

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

 

2 Noodmaatregelen corona

12.383

6.708

       

3 Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

390

504

       

4 Loon- en prijsontwikkeling

387

  • 82
       

5 Volumebesluit gaswinning

  • 20
  • 140
       

6 Versnellen investeringen

0

279

       

7 Woningmarkt

0

195

       

8 Bedrijvenpakket

0

388

       

9 Meerjarig financieel kader EU-afdrachten '21-'27

0

352

       

10 Inzet ruimte 2020 en in 2021

  • 350

350

       

11 Valuta defensie

8

35

       

12 Overige plafondcorrecties

67

  • 344
       

13 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 12)

155.426

154.281

       
 

14 Uitgaven bij Miljoenennota 2020

143.546

147.008

149.922

153.537

156.833

 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/zonder beslag op budgettaire ruimte:

           

15 Noodmaatregelen corona

12.383

6.708

674

269

65

21

16 Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

390

504

420

340

354

151

17 Loon- en prijsontwikkeling (incl. GFPF)

387

  • 82
  • 581
  • 1.134
  • 1.604
  • 1.914

18 Versnellen investeringen

0

279

382

536

67

58

19 Woningmarkt

0

195

100

100

100

100

20 Bedrijvenpakket

0

388

89

65

46

9

21 Meerjarig financieel kader EU-afdrachten '21-'27

0

352

  • 30
  • 267
  • 199
  • 194

22 Valuta defensie

8

35

51

51

31

26

23 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

0

0

  • 1.126
  • 1.838
  • 2.317
  • 2.629

24 Overige uitgavenmutaties zonder beslag budgettaire ruimte

67

  • 344
  • 156
  • 155
  • 128
  • 85

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

           

25 HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

  • 370
  • 254
  • 254
  • 254
  • 254
  • 254

26 Intensivering HGIS n.a.v. AIV-advies en mitigatie krimp

540

272

152

  • 46
  • 164
  • 254

27 Gemeente-, Provincie- en BTW-Compensatiefonds

413

191

584

151

78

118

28 Overige EU-afdrachten

  • 265

0

0

0

0

0

29 Rente

  • 121
  • 1.036
  • 474
  • 474
  • 474
  • 474

30 Winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen

  • 223

497

387

335

311

  • 96

31 Prognosemodel justitiële ketens

113

143

336

331

336

332

32 Asielketen

143

173

57

51

22

24

33 Dekking J&V

  • 142
  • 63
  • 46
  • 44
  • 28
  • 28

34 Extra middelen tegen ondermijning

  • 22

141

150

150

150

150

35 Referentieraming en studiefinancieringsraming

42

270

303

390

464

510

36 Dekking OCW

  • 129
  • 36
  • 49
  • 54
  • 59
  • 61

37 Belasting- en invorderingsrente

  • 100
  • 150
  • 150
  • 150
  • 150
  • 150

38 Toeslagen: compensatie ouders en herstelacties

235

175

90

0

0

0

39 Borging stabiliteit en verbetering dienstverlening belastingdienst

252

450

451

451

415

374

40 Ramingsbijstelling SDE

0

  • 680

0

0

0

0

41 ETS-compensatie

0

179

0

0

0

0

42 Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

  • 63
  • 236

0

0

0

0

43 Maatregelen Urgenda

63

236

0

0

0

0

44 Maatregelenpakket stikstof

125

657

936

635

404

534

45 Veranderingsopgave inburgering

16

41

86

98

102

102

46 Jeugdzorg

0

0

300

0

0

0

(in miljoenen euro, - is onderschrijding)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

47 Maatregelen gericht op werken in de zorg

0

20

80

130

130

130

48 Korting beleidsartikelen VWS-begroting

  • 133
  • 97
  • 97
  • 97
  • 97
  • 97

49 Eindejaarsmarge (incl. GF/PF en HGIS)

1.336

17

5

0

0

0

50 In=uit-taakstelling

  • 1.236
  • 17
  • 5

0

0

0

51 Taakstellende onderuitputting

0

  • 950

0

0

0

0

52 Kasschuiven

  • 865
  • 96

15

44

  • 54

441

53 Extrapolatie

0

0

0

0

0

160.067

54 Diversen

183

206

  • 286

89

14

56

55 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 14 t/m 54)

156.573

155.096

152.317

153.241

154.397

156.968

56    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (=14-1)    985    972

57    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (=55-13)    1.147    815

De toets op het deelplafond Rijksbegroting laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 1.147 miljoen euro in 2020 en 815 miljoen euro in 2021. In de Miljoenennota 2020 werd de overschrijding voor deze jaren nog ingeschat op 985 en 972 miljoen euro. De huidige overschrijding is een gevolg van zowel aanpassingen van de uitgaven als van het uitgavenplafond. Deze worden hieronder toegelicht. De uitgaven onder plafond Rijksbegroting zijn ten opzichte van de vorige Miljoenennota gestegen met grofweg 13 miljard euro in 2020 en 8 miljard euro in 2021. Het merendeel van deze uitgavenstijging wordt verklaard door de corona-noodmaatregelen die het kabinet getroffen heeft.

Aanpassingen van het uitgavenplafond

Het plafond Rijksbegroting wordt aangepast voor een aantal soorten mutaties. Op plafond Rijksbegroting zijn dit, conform de begrotingsregels, onder andere de overboekingen met de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg, en de loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.

Ook is in de begrotingsregels opgenomen dat besluiten over het volume van gaswinning onder het uitgavenplafond gedekt worden. De technische uitwerking hiervan is dat het uitgavenplafond neerwaarts wordt bijgesteld waardoor er minder ruimte resteert onder het uitgavenplafond.

Daarnaast heeft het kabinet besloten om eenmalig het uitgavenplafond in 2020 te verlagen en het plafond 2021 met het gelijke bedrag te verhogen. Dit is gedaan om meer ruimte voor uitgaven in 2021 te creëren.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 15. 
    Noodmaatregelen corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.

  • 16. 
    Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

Overboekingen van de deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg leiden tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen. Het betreft hier onder andere de overboeking van aanvullende middelen voor dak- en thuislozen van deelplafond Zorg naar het Gemeentefonds en een overboeking van een reservering voor sectoraal maatwerk van deelplafond Sociale Zekerheid naar plafond Rijksbegroting

  • 17. 
    Loon- en prijsontwikkeling (incl. GFPF)

De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseeerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De loon- en prijsontwikkeling 2020 is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020 en de loon- en prijsontwikkeling 2021 is neerwaarts bijgesteld. De bijstellingen van de loon- en prijsontwikkeling zijn gelijk aan de aanpassing van het uitgavenplafond.

  • 18. 
    Versnellen investeringen

Het kabinet versnelt verschillende investeringen op de beleidsterreinen van IenW en BZK. Het gaat om een totaalbedrag van circa 1,5 miljard euro. Het betreft investeringen zoals onderhoud aan het spoor en (water)wegen, de veiligheid van (fiets)infrastructuur, versnelling van de woningbouwimpuls en verduurzaming van Rijksvastgoed. Hiervoor wordt het uitgavenplafond aangepast met een totaalbedrag van 1,3 miljard euro in de periode tot 2025.

  • 19. 
    Woningbouw

Het kabinet heeft besloten om meerjarig de uitgaven en het uitgavenplafond te verhogen voor de woningbouw. Tegelijkertijd wordt de overdachtsbe-lasting verhoogd voor bepaalde groepen en wordt de verhuurderheffing verlaagd. Aan de uitgavenkant wordt een eenmalige intensivering van 95 miljoen gedaan in 2021. Ook wordt er een reeks van 100 miljoen jaarlijks tot en met 2030 op de aanvullende post gereserveerd voor bronmaatregelen om een drempelwaarde voor de bouw in te kunnen voeren als onderdeel van de stikstofwet. Verder worden bestaande plannen voor de woningbouwimpuls versneld (zie «versnellen investeringen» onder punt 18).

  • 20. 
    Bedrijvenpakket

Voor het bedrijvenpakket worden meerjarig de uitgaven en het uitgavenplafond verhoogd. Tegelijkertijd wordt het tarief voor de vennootschapsbelasting bevroren. Als onderdeel van het pakket aan de uitgavenkant wordt een nationale scale-up faciliteit ingericht, met behulp van Europese middelen en bijdragen van private investeerders. Ook wordt uitgewerkt hoe startups en scale-ups lokaal beter gesteund kunnen worden. Voor het bedrijfsleven wordt ook gebruik gemaakt van Europese middelen voor cofinanciering bij nationale programma's en kunnen gemeenten uitwerken hoe met behulp van een Rijksbijdrage bedrijventerreinen en winkelcentra te herstructureren.

  • 21. 
    Meerjarig Financieel Kader EU-afdrachten '21-'27

Het MFK-akkoord vanaf 2021 is in deze Miljoenennota budgettair verwerkt. Binnen het MFK worden Europese investeringen naar voren gehaald. Daarom heeft het kabinet besloten de budgettaire effecten hiervan te corrigeren op het uitgavenplafond, zoals ook voor de investeringsver-snelling van het kabinet gedaan is (zie punt 18).

  • 22. 
    Valuta defensie

De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het CEP van het Centraal Planbureau leidt tot een budgettaire tegenvaller op de uitgaven in dollars op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen budgettaire mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschomme-lingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond.

  • 23. 
    Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

Volgens de begrotingsregels worden macro-economische uitgavenmutaties na de kabinetsperiode niet betrokken in de besluitvorming. Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende kabinet. Het betreft hier de macro-economische doorwerking op de middelen voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en de rente.

  • 24. 
    Overige uitgavenmutaties zonder beslag budgettaire ruimte

Deze post bevat de overige mutaties waarvoor het plafond is gecorrigeerd. Dit zijn onder meer het uitstel van de omzetting van de scholingsaftrek naar een subsidiemaatregel en de verwerking van Design, Build, Finance and Maintain-contracten (DBFM). Bij het aangaan van een DBFM-contract worden (kas)budgetten omgezet in meerjarige beschikbaarheidsbudgetten. Hiervoor worden zowel de uitgaven als het plafond gecorrigeerd.

Uitgavenmutatie met beslag op budgettaire ruimte

  • 25. 
    HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

Conform de reguliere systematiek is het ODA-budget van de HGIS bijgesteld op basis van de verlaagde groeiverwachting van het BNI in de MEV van het Centraal Planbureau.

  • 26. 
    Intensivering HGIS n.a.v. AIV-advies en mitigatie krimp

De wereldwijde crisis is zo ingrijpend dat het kabinet ervoor kiest 500 miljoen extra beschikbaar te maken uit algemene middelen om de coronacrisis in de meest kwetsbare landen te bestrijden en het grootste deel van de terugval vanwege de BNI-daling eenmalig te compenseren op de BHOS-begroting.

  • 27. 
    Gemeente-, Provincie en BTW-Compensatiefonds

Deze post bestaat uit het accres voor de fondsen, voor zover dit beslag legt op de budgettaire ruimte en de overboekingen naar de fondsen vanaf andere begrotingen onder het plafond Rijksbegroting. In bijlage 11 'Norme-ringssystematiek' wordt het accres verder toegelicht.

  • 28. 
    Overige EU-afdrachten

De overige EU-afdrachten omvatten de bijstelling van de begroting voor 2020.

  • 29. 
    Rente

De raming van de rentelasten wijzigt als gevolg van geactualiseerde rentestanden in de MEV-raming van het CPB en doordat de verwachte financieringsbehoefte is geactualiseerd.

  • 30. 
    Winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen

De raming winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen is aangepast naar aanleiding van de meest recente winstramingen.

  • 31. 
    Prognosemodel justitiële keten (PMJ)

Het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ) van het WODC geeft de capaci-teitsbehoefte aan van de justitiële keten. Binnen de justitiële keten worden de komende jaren fors oplopende uitgaven geraamd, vooral voor het gevangeniswezen, de forensische zorg, TBS en de justitiële jeugdinrichtingen. Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld.

  • 32. 
    Asielketen

Als gevolg van de hoger dan verwachte asielinstroom en een langere verblijfsduur in de asielopvang loopt de bezetting in het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op. De kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (Development Assistance Committee) worden toegerekend aan official development assistance (ODA). Het overige deel van de opvangkosten wordt generaal ingepast. Dit geldt ook voor de tegenvallers bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Raad voor de Rechtspraak (RvdR).

  • 33. 
    Dekking JenV

Deze post betreft meerdere maatregelen ter dekking van problematiek op de J&V-begroting Hieronder vallen ramingsbijstellingen, gedeeltelijke inzet van de prijsbijstelling, het afromen van exploitatieoverschotten bij uitvoeringsorganisaties, inzet van het surplus aan eigen vermogen van het COA, inzet van de asielreserve, inzet van een voorziening van de IND en meevallers uit de afrekeningen over 2019 bij COA en Nidos.

  • 34. 
    Extra middelen tegen ondermijning

Het kabinet stelt aanvullende middelen beschikbaar voor de aanpak van ondermijning. Voor deze aanpak komt vanaf 2022 structureel 150 miljoen euro beschikbaar.

  • 35. 
    Referentieraming en studiefinancieringsraming

Uit de Referentieraming 2020 bleek dit voorjaar dat de aantallen leerlingen en studenten hoger uitvallen dan de aantallen die in de OCW-begroting in 2019 zijn verwerkt. De voornaamste oorzaak van de tegenvaller is de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS. Ook op de aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in het primair en voortgezet onderwijs is er een tegenvaller. Bij studiefinanciering is sprake van hogere uitgaven vanwege meer studenten, onder andere bij het studentenreisproduct.

  • 36. 
    Dekking OCW

OCW levert structureel 61 mln. als dekking voor de hogere uitgaven die voortkomen uit de nieuwe referentieraming en studiefinancieringsraming. Deze dekking bestaat uit een deel van de eindejaarmarge, het stopzetten van het experiment vraagfinanciering in het hoger onderwijs, de loon- en prijsbijstelling (LPO) over regeerakkoordreeksen op de Aanvullende Post, een deel LPO buiten de bekostiging en een ramingsbijstelling op subsidies in het primair onderwijs.

  • 37. 
    Belasting- en invorderingsrente

Bij de belasting- en invorderingsrente (BIR) wordt een structurele ramings-bijstelling verwerkt van de ontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door de stijging in de afgelopen jaren van het aantal (belastingplichtige) bedrijven en burgers en de gewijzigde verdeelsleutels van de BIR. Daarnaast wordt er voor de uitgavenkant een autonome tegenvaller verwacht als gevolg van hogere belastingteruggaven waarover rente moet worden betaald en vanwege de gewijzigde verdeelsleutels van de BIR.

  • 38. 
    Toeslagen: compensatie ouders en herstelacties

In de «Kabinetsreactie op het eindrapport van de Advies-commissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) en het Zwartboek» worden middelen beschikbaar gesteld om de gevolgen van een onredelijk hard toeslagenstelsel zo veel mogelijk te repareren. Dit betreft cumulatief over de jaren 2020, 2021 en 2022 390 miljoen euro voor compensatie aan ouders en cumulatief 110 miljoen euro voor de uitvoeringskosten ervan door Toeslagen.

  • 39. 
    Borgen stabiliteit cruciale processen belastingdienst

De Belastingdienst wil nieuwe problemen voorkomen door de druk op cruciale processen te verlagen en door de uitvoeringscapaciteit op gelijk niveau te houden. Het betreft met name middelen voor de belastinginning en de ICT-dienstverlening.

  • 40. 
    Ramingsbijstelling SDE

De kasuitgaven van de SDE+ worden 680 miljoen euro neerwaarts bijgesteld om bij te dragen aan Rijksbrede problematiek. Dit is mogelijk omdat het geheel van de resterende meerjarig beschikbare middelen, inclusief de begrotingsreserve duurzame energie toereikend is voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen.

  • 41. 
    ETS-compensatie

De subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS biedt specifieke bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage een subsidie ter compensatie voor hogere elektriciteitskosten als gevolg van de EU-emissiehandel. De raming voor 2021 is opwaarts bijgesteld. Hiervoor is 179 miljoen euro uit de algemene middelen aan de EZK-begroting toegevoegd.

  • 42. 
    Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en 43. Maatregelen Urgenda

Met een onttrekking aan de begrotingsreserve duurzame energie komen de middelen beschikbaar voor de Urgenda-maatregelen waarvan financiering bij Voorjaarsnota is verwerkt.

  • 44. 
    Maatregelenpakket stikstof

De structurele stikstofaanpak versterkt de natuur en biedt perspectief op ruimte voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Hiertoe is dit voorjaar een omvangrijk maatregelenpakket geformuleerd. Voor het maatregelenpakket is ruim 5 miljard euro beschikbaar gesteld in de periode tot en met 2030.

  • 45. 
    Veranderingsopgave inburgering (VOI)

Per medio 2021 wordt het nieuwe inburgeringsstelsel VOI (Veranderopgave Inburgering) van kracht, waarbij gemeenten de regie krijgen over inburgering. Voor het nieuwe stelsel maakt SZW structureel extra middelen vrij op de eigen begroting. Een deel van deze middelen valt onder deelplafond Sociale Zekerheid, het overige deel valt onder het deelplafond Rijksbegroting.

  • 46. 
    Jeugdzorg

Het kabinet is eerder gemeenten voor de periode tot en met 2021 tegemoetgekomen met extra budget om te compenseren voor de extra groei in de jeugdzorg in combinatie met afspraken om de transitie- en transformatie-doelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend 300 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het jaar 2022.

  • 47. 
    Maatregelen gericht op werken in de zorg

Het kabinet trekt 130 miljoen euro structureel uit om werken in de zorg aantrekkelijker te maken. Dit gebeurt door het verminderen van werkdruk door meer zij-instromers en het verminderen van administratieve lasten, door meer loopbaanperspectief te bieden, door contracten te verbeteren en door de zeggenschap van professionals te vergroten.

  • 48. 
    Korting op beleidsartikelen VWS-begroting

Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting wordt, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee wordt beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.

  • 49. 
    Eindejaarsmarge en 50. In=uit-taakstelling

Departementen kunnen een deel van de middelen die in 2019 niet zijn besteed via de eindejaarsmarge meenemen naar 2020. Bij Voorjaarsnota 2020 is de eindejaarsmarge toegevoegd aan de departementale begrotingen. Als tegenhanger van de eindejaarsmarge is toen ook een in=uittaakstelling geboekt op de aanvullende post. Het inboeken van een in=uittaakstelling voorkomt dat het uitkeren van de eindejaarsmarge leidt tot belasting van het uitgavenplafond. De gedachte achter de in=uittaak-stelling is dat er aan het einde van dit jaar naar verwachting weer in min of meer dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Bij Miljoenennota 2021 is de in=uittaakstelling reeds met 100 miljoen euro ingevuld. De resterende in=uittaakstelling van 1236 miljoen euro dient gedurende 2020 te worden ingevuld.

  • 51. 
    Taakstellende onderuitputting

Bij Voorjaarsnota 2020 is, bovenop de jaarlijkse in=uittaakstelling, een taakstellende onderuitputting ingeboekt op de aanvullende post van 500 miljoen euro in 2020 en 950 miljoen euro in 2021. De taakstelling van 500 miljoen in 2020 is inmiddels bij Miljoenennota 2021 volledig ingevuld. Voor 2021 staat de taakstelling van 950 miljoen euro nog open. Deze taakstelling wordt gedurende 2021 ingevuld met onderuitputting en per saldo meevallers op de begrotingshoofdstukken. De reden voor het inboeken van taakstellende onderuitputting is dat in de afgelopen drie jaar sprake was van forse onderuitputting op de departementale begrotingen. Om te voorkomen dat ruimte onder het uitgavenplafond die gedurende de resterende kabinetsperiode ontstaat niet meer (doelmatig) kan worden ingezet, heeft het kabinet besloten hierop te anticiperen door een taakstellende onderuitputting te verwerken. Het kabinet creëert zo eenmalig maximale ruimte voor extra uitgaven in 2021.

  • 52. 
    Kasschuiven

Ten opzichte van de laatste Miljoenennota zijn een aantal middelen vanuit 2019 doorgeschoven naar 2020. Ook zijn middelen geschoven tussen 2020 en latere jaren. Het gaat onder andere om kasschuiven van middelen voor de Veranderopgave Inburgering, warme sanering van de varkenshouderij en de Rijksbijdrage voor de Woningbouw.

  • 53. 
    Extrapolatie

Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.

  • 54. 
    Diversen

De post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen. Deze post bevat onder andere de in 2020 extra beschikbaar gestelde middelen voor veiligheid en defensie en de meerjarige aanvullende middelen voor de aanpak van het lerarentekort

Ontwikkeling uitgaven deelplafond Sociale Zekerheid

 

Tabel 1.4 Ontwikkeling uitgaven plafond Sociale Zekerheid

(in miljoenen euro, - is onderschrijding)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020

84.916

87.606

       

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Noodmaatregelen corona

18.245

5.497

       

3 Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg

  • 157
  • 239
       

4 Loon- en prijsontwikkeling

178

  • 50
       

5 Niet-beleidsmatige mutatie WW en Bijstand

828

3.053

       

6 Betaald ouderschapsverlof

0

0

       

7 Wet kindgebonden budget (WKB)

0

150

       

8 Overige plafondcorrecties

  • 1
  • 1
       

9 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 7)

104.008

96.016

       

10 Uitgaven bij Miljoenennota 2020

85.204

87.847

90.257

93.153

96.309

 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/ zonder beslag op budgettaire ruimte:

           

11 Noodmaatregelen corona

18.245

5.497

237

  • 6
  • 13
  • 7

12 Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg

  • 157
  • 239
  • 276
  • 280
  • 280
  • 76

13 Loon- en prijsontwikkeling

178

  • 50
  • 752
  • 1.430
  • 1.908
  • 2.147

14 Niet-beleidsmatige mutatie WW en Bijstand

828

3.053

3.342

2.306

1.296

620

15 Betaald ouderschapsverlof

0

0

155

375

375

375

16 Wet kindgebonden budget (WKB) verhoging

0

150

150

150

150

150

17 Overige mutaties zonder beslag op budgettaire ruimte

  • 1
  • 1

149

25

4

2

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

           

18 Kinderopvangtoeslag (KOT)

109

57

68

78

89

105

19 Ziektewet (ZW)

132

172

178

169

154

139

20 Amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)

57

57

56

56

55

55

21 Dekking amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)

  • 53
  • 68
  • 69
  • 70
  • 72
  • 73

22 Arbeidsongeschiktheid

  • 1

68

92

95

152

226

23 Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

10

1

13

37

55

60

Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte

24 Werknemers (IOAW)

  • 19
  • 16

5

13

5

  • 7

25 Algemene Ouderdomswet (AOW)

  • 73
  • 19

6

5

1

  • 4

26 Veranderopgave Inburgering (VOI)

  • 43
  • 57
  • 32
  • 49
  • 67
  • 73

27 Transitievergoeding na twee jaar ziekte

  • 64
  • 12

0

0

0

0

28 Wet kindgebonden budget (WKB)

  • 167
  • 48
  • 42
  • 77
  • 129
  • 182

29 Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl)

  • 80
  • 53
  • 83
  • 85
  • 63
  • 72

30 Toeslagenwet (TW)

12

47

54

45

36

31

31 Intensivering uitvoering

0

0

98

98

99

99

32 Eindejaarsmarge

47

0

0

0

0

0

33 In=uittaakstelling

  • 47

0

0

0

0

0

34 WKB herstelactie

133

0

0

0

0

0

35 Kasschuiven

  • 64

81

0

  • 9
  • 7

1

36 Extrapolatie uitgaven

0

0

0

0

0

99.550

37 Diversen

  • 118
  • 81
  • 141
  • 132
  • 100
  • 82

38 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 10 t/m 37)

104.067

96.385

93.466

94.467

96.142

98.687

39    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 10-1)    288    241

40    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 38-9)    59    368

De toets op het deelplafond Sociale Zekerheid laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 59 miljoen euro in 2020 en van 368 miljoen euro in 2021. Bij Miljoenennota 2020 was er sprake van een verwachte overschrijding van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid van 288 miljoen euro in 2020 en van 241 miljoen euro in 2021. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 wordt in 2021 naar verwachting grofweg 8,5 miljard euro meer uitgegeven aan sociale zekerheid. Wanneer de uitgaven voor de coronamaatregelen hiervan worden uitgezonderd zijn de verwachte uitgaven grofweg 3 miljard euro hoger. Voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid geldt dat deze met de nieuwe plafondaanpassingen in 2021 naar boven wordt bijgesteld met 8.410 mln. ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2020. Gecorrigeerd voor de coronamaatregelen is dit 2.913 mln.

Aanpassingen van het uitgavenplafond

Het plafond Sociale Zekerheid wordt, conform de begrotingsregels, aangepast voor een aantal soorten mutaties. Dit zijn onder andere de overboekingen met de plafonds Rijksbegroting en Zorg en de geraamde loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.

Ook is in de begrotingsregels opgenomen dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 11. 
    Noodmaatregelen corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Deze maatregelen gaan buiten het reguliere uitgavenplafond om. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.

  • 12. 
    Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg

Overboekingen van de plafonds Rijksbegroting en Zorg leiden tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen. Het betreft onder andere de overboeking van een reservering voor sectoraal maatwerk naar plafond Rijksbegroting.

  • 13. 
    Loon- en prijsontwikkeling

De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De loon- en prijsontwikkeling 2020 is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020 en de loon- en prijsontwikkeling 2021 is neerwaarts bijgesteld. De bijstelling en van de loon- en prijsontwikkeling zijn gelijk aan de aanpassing van het uitgavenplafond.

  • 14. 
    Niet-beleidsmatige mutaties WW en bijstand

In de begrotingsregels is afgesproken dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en gemeenten en de werkloosheidsraming van het CPB zijn de ramingen aangepast. Ook voor de uitvoeringskosten van het UWV die gerelateerd zijn aan de stijgende WW-instroom door de oplopende werkloosheid is het uitgavenplafond aangepast. Het CPB raamt dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal WW- en bijstandsuitkeringen gaat toenemen. Dit leidt tot een forse opwaartse bijstelling van de WW- en de bijstandsuitgaven.

  • 15. 
    Betaald ouderschapsverlof

Naar aanleiding van het IBO Deeltijdwerk en Richtlijn (EU) 2019/1158 i voert het kabinet vanaf 2 augustus 2022 betaald ouderschapsverlof in. Werknemers krijgen bij opname van ouderschapsverlof een vergoeding van 50% van het laatstverdiende loon (gemaximeerd op 50% van het maximum dagloon). Middels een aanpassing van de Aof-premie en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt het ouderschapsverlof via het inkomstenkader gedekt. Hiervoor word het uitgavenplafond en het inkomstenkader gecorrigeerd.

  • 16. 
    Wet kindgebonden budget (WKB) verhoging

Vorig jaar is 150 miljoen euro gereserveerd aan de lastenkant voor het verkleinen van het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners. Dit wordt nu aangewend voor een verhoging van het bedrag in het kindgebonden budget (WKB) vanaf het derde kind. De kans op armoede onder kinderen in grote gezinnen wordt hierdoor verlaagd.

  • 17. 
    Overige uitgavenmutaties zonder beslag op budgettaire ruimte

Het uitgavenplafond wordt gecorrigeerd voor mutaties in het aandeel eigen-risicodragers in de Ziektewet (ZW). Er is een opwaartse bijstelling doordat minder werkgevers eigenrisicodrager zijn. Daarnaast vallen onder deze mutatie de middelen voor een intensivering in de uitvoering, waarbij budget beschikbaar wordt gesteld voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 18. 
    Kinderopvangtoeslag (KOT)

Het gebruik van kinderopvang is in 2019 en begin 2020 sterker gestegen dan eerder werd verwacht. Hoewel het gebruik daarna licht is afgenomen vanwege de coronacrisis, komt het gebruik van kinderopvang per saldo hoger uit dan eerder geraamd. Voor 2021 is er een dempend effect door een lager gebruik van kinderopvang als gevolg van de coronacrisis. Verwachting is dat de conjunctuur zich in latere jaren geleidelijk herstelt. Daarnaast sluiten de voorschotten KOT naar verwachting beter aan bij het bedrag waar ouders uiteindelijk recht op hebben. Dit leidt in alle jaren tot minder nabetalingen en vooral tot minder ontvangsten uit terugvorderingen.

  • 19. 
    Ziektewet (ZW)

De verwachte uitgaven aan de Ziektewet zijn opwaarts bijgesteld door een stijging van het volume. Dit komt door een sterke toename van het aantal WW-gerechtigden. Daarnaast valt de stijging van het aantal flexkrachten met een ZW-uitkering in 2020 hoger uit dan werd verwacht. Door de verslechterde economische omstandigheden neemt de instroom van flexwerkers in latere jaren juist af, doordat naar verwachting minder mensen met een uitzendcontract of tijdelijk dienstverband aan het werk zijn.

  • 20. 
    Amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)

De eisen die in de kinderbijslag (AKW) werden gesteld aan 16- en 17-jarigen zijn per 1 januari 2020 vervallen. Het gaat om verlies van het recht op kinderbijslag boven de bijverdiengrens en wanneer het kind gaat studeren in het hoger onderwijs. Hierdoor hebben meer ouders recht op AKW. Daarnaast hebben meer ouders recht op kindgebonden budget (WKB), omdat het recht op AKW een voorwaarde is voor het recht op WKB.

  • 21. 
    Dekking amendement 16-17-jarigen kinderbijslag (AKW)

Ter dekking van het amendement 16-17 jarigen wordt het kinderbijslag bedrag voor 2020 niet aangepast met de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.

  • 22. 
    Arbeidsongeschiktheid

De tegenvaller op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (WAO, WGA en IVA) wordt met name veroorzaakt door verwerking van nieuwe inzichten over de ontwikkeling van de beroepsbevolking. De update van de beroepsbevolkingsprognose van het CPB van eind 2019 laat naast een stijging van het aantal werkenden een verschuiving in de samenstelling zien richting vrouwen en ouderen ten opzichte van de vorige prognose uit 2014.

  • 23. 
    Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW)

Er is een tegenvaller op de IOW-uitgaven vanaf 2022 als gevolg van de coronacrisis. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal ouderen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep stroomt na twee jaar WW de IOW in.

  • 24. 
    Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW)

De IOAW is in 2020 en 2021 neerwaarts bijgesteld. Dat is het saldo van een neerwaartse bijstelling door de verwerking van realisaties 2019 en een opwaartse bijstelling vanwege de verwachte doorstroom van oudere werklozen vanuit de WW naar de IOAW. Vanaf 2022 zorgt deze verhoogde doorstroom voor een tegenvaller op de IOAW-uitgaven.

  • 25. 
    Algemene Ouderdomswet (AOW)

De raming van de AOW-uitkeringslasten is neerwaarts bijgesteld. De hoger dan verwachte sterfte in de eerste helft van 2020 leidt naar verwachting tot een lager aantal AOW-gerechtigden in 2020 en 2021. Na 2021 is de bijstelling van de raming beperkt.

  • 26. 
    Veranderopgave Inburgering (VOI)

Per medio 2021 treedt het nieuwe inburgeringsstelsel VOI in werking, waarbij gemeenten de regie krijgen over inburgering. Voor het nieuwe stelsel maakt SZW structureel middelen vrij. Een deel van deze middelen valt onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, het overige deel valt onder het plafond Rijksbegroting.

  • 27. 
    Transitievergoeding na twee jaar ziekte

De raming op de compensatie transitievergoeding is naar beneden bijgesteld. Dit komt onder andere doordat er eerder nog geen rekening mee was gehouden dat transitievergoedingen die in 2020 door de werkgever betaald worden niet allemaal in 2020 door het UWV gecompenseerd worden (werkgever moet aanvragen, UWV moet beoordelen en uitbetalen).

  • 27. 
    Wet kindgebonden budget (WKB)

Er is een meevaller op de WKB door een afname van de uitgaven als gevolg van een positievere inkomensontwikkeling dan verwacht. Daar staat tegenover dat de coronacrisis in 2020 leidt tot een slechtere inkomenspositie van huishoudens en daarmee meer uitgaven aan de WKB. Deze impact is naar verwachting pas zichtbaar in de WKB-uitgaven in 2021; de meevaller is in dat jaar minder groot. In de jaren daarna herstelt de economie naar verwachting gestaag en wordt de WKB-meevaller weer groter.

  • 28. 
    Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)

Binnen de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) laten de realisatiecijfers een meevaller zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een tegenvaller op het lage-inkomensvoordeel (LIV) en een meevaller op het jeugd-LIV. Op basis van deze realisaties zijn de verwachte uitgaven aan de LKV meerjarig neerwaarts bijgesteld.

  • 29. 
    Toeslagenwet (TW)

Er is een tegenvaller op de TW-uitgaven als gevolg van de coronacrisis. Dit komt voor het grootste deel door een stijging van het aantal aanvullingen op WW-uitkeringen. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal mensen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep heeft recht op een aanvulling vanuit de Toeslagenwet.

  • 30. 
    Intensivering uitvoering

Vooruitlopend op de uitkomsten van Werk aan Uitvoering (WAU) heeft het kabinet structureel 100 miljoen beschikbaar gesteld voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Deze knelpunten hebben te maken met het onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit.

Het grootste gedeelte valt onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid en is terug te zien in bovenstaande tabel. Het restant van de 100 miljoen valt onder plafond Rijksbegroting.

  • 31. 
    Eindejaarsmarge en 32. In=uit-taakstelling

Departementen kunnen een deel van de in 2019 niet-bestede middelen via de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2020. Als tegenhanger van de eindejaarsmarge wordt een in=uittaakstelling geboekt op de aanvullende post. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er aan het einde van dit jaar weer in dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Door hiervoor alvast een taakstelling in te boeken zorgt het uitkeren van de eindejaarsmarge 2019 niet voor een belasting van het uitgavenplafond.

  • 33. 
    WKB herstelactie

De verdeling van de uitgaven voor de WKB-herstelactie verloopt iets anders over de jaren dan oorspronkelijk geraamd. Dit leidt tot een verschuiving van

55,2 miljoen van 2019 naar 2020. Daarnaast is tijdens de uitvoering een extra groep in beeld gekomen die in aanmerking komt voor herstel. De meerkosten hiervan zijn 78,0 miljoen.

  • 34. 
    Kasschuiven bij Najaarsnota 2019

Dit betreft een kasschuif van de middelen voor de herstelactie Wet kindgebonden budget (WKB). Door vertraging van de uitvoering van de herstelactie werd het beoogde kasritme niet gehaald en zijn de middelen naar 2020 geschoven.

  • 35. 
    Kasschuiven

Er zijn verschillende kasschuiven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder kasschuiven voor Breed Offensief, Veranderopgave Inburgering (VOI) en uitvoeringskosten van het EU-ouderschapsverlof.

  • 36. 
    Extrapolatie uitgaven

Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.

  • 37. 
    Diversen

Hieronder vallen onder andere herschikkingen binnen de begroting om verschillende moties te dekken, diverse mutaties op de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB en de verwerking van het Beeld van de Uitvoering (BvdU) van gemeenten in de raming van de bijstand voor zelfstandigen (BBZ).

Ontwikkeling uitgaven deelplafond Zorg

 

Tabel 1.5 Ontwikkeling uitgaven plafond Zorg

(in miljoenen euro, - is onderschrijding)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020

74.713

78.364

       

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Noodmaatregelen corona

263

58

       

3 Schadelastdip ggz

 
  • 1.247
       

4 Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz

 

3

       

5 Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid

  • 233
  • 265
       

6 Loon- en prijsontwikkeling

  • 17
  • 444
       

7 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 6)

74.727

76.468

       
 

8 Uitgaven bij Miljoenennota 2020

73.443

77.154

80.692

85.047

89.566

 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/ zonder beslag op budgettaire ruimte:

           

9 Noodmaatregelen corona

263

58

       

10 Schadelastdip ggz

 
  • 1.247
       

11 Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz

 

3

3

11

11

11

12 Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid

  • 233
  • 265
  • 144
  • 60
  • 74
  • 75

13 Loon- en prijsontwikkeling

  • 17
  • 444
  • 279
  • 250
  • 431
  • 327

14 Verwerking mlt 2022-2025

   
  • 987
  • 2.525
  • 3.740
  • 4.987

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

           

15 Actualisatie Wijkverpleging (VJN)

  • 341
  • 341
  • 341
  • 341
  • 341
  • 341

16 Actualisatie overige Zvw-uitgaven (niet HLA-sectoren; VJN)

56

  • 144
  • 144
  • 144
  • 144
  • 144

17 Actualisatie Zvw o.b.v. Q2 2020 (MN)

  • 79
         

18 Ramingsbijstelling apotheekzorg en hulpmiddelen

  • 168
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

19 Besparingsverlies vertraging WGP

88

         

Standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen in aantal Zvw-20 sectoren

 

7

7

  • 100
  • 100
  • 100

21 Tegenvaller Wlz-kader

480

480

480

480

480

480

22 Ramingsbijstellingen overige Wlz-uitgaven

  • 11
  • 121
  • 138
  • 138
  • 138
  • 138

23 Sociaal domein

134

184

54

54

54

54

24    Kasschuif SectorplanPlus

25    Extrapolatie uitgaven

  • 62

20

42

   

94.090

26 Diversen

  • 22

81

19

13

15

40

27 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 8 t/m 26)

73.532

75.324

79.164

81.947

85.058

88.463

 

28 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 8-1)

  • 1.270
  • 1.210
       

29 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 27-7)

  • 1.195
  • 1.144
       

De toets op het deelplafond Zorg laat een een onderschrijding zien van

1.2    miljard euro in 2020 en 1,1 miljard euro in 2021. Bij Miljoenennota 2020 was er sprake van een onderschrijding van uitgavenplafond Zorg van

1.3    miljard euro in 2020 en 1,2 miljard euro in 2021. De huidige onderschrijding is een gevolg van zowel aanpassingen van de uitgaven als van het uitgavenplafond. Deze worden hieronder toegelicht. De uitgaven onder plafond Zorg zijn ten opzichte van de vorige Miljoenennota gedaald met

I, 8 miljard euro in 2021.

Aanpassing van het uitgavenplafond

Het plafond Zorg wordt, conform de begrotingsregels, aangepast voor een aantal soorten mutaties. Op plafond Zorg zijn dit overboekingen met de plafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid en de loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 9. 
    Noodmaatregelen corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.

  • 10. 
    Schadelastdip ggz

In de ggz wordt per 2022 een nieuw bekostigingsmodel ingevoerd, dit leidt eenmalig tot een boekhoudkundige verlaging van de uitgaven in 2021 en een even grote afname van het (norm)vermogen van het Zorgverzekering-fonds. Bij de invoering van het huidige bekostigingsmodel zagen we eenzelfde stijging. In de praktijk verandert er niks voor zorgaanbieders, zij krijgen op kasbasis dezelfde vergoeding van de zorgverzekeraar. Net als bij eerdere vergelijkbare wijzigingen in de bekostiging van de Zvw die geen effect hebben op het EMU-saldo, wordt voor deze uitgavenmutatie het uitgavenplafond gecorrigeerd.

II.    Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz

De aanpassingen in box 3 hebben effect op de eigen bijdrage Wlz. Omdat voor de eigen bijdrage volgens de Wlz het toetsinkomen een vertraging kent van twee jaar, treedt dit deel van het effect op in 2023.

  • 12. 
    Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale zekerheid Overboekingen naar de deelplafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid leiden tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van de uitgaven is gelijk aan de plafondaan-passing hiervoor. Dit betreft onder andere 75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021 voor dak- en thuislozen, én 53 miljoen euro structureel voor vrouwenopvang.
  • 13. 
    Loon- en prijsontwikkeling

De loon- en prijsontwikkeling is in 2020 hoger dan geraamd in de Miljoenennota 2020, in 2021 is deze lager. Dit leidt tot een bijstelling van de uitgaven aan deze post. Om te voorkomen dat verandering in de loon- en prijsontwikkeling leidt tot budgettaire ruimte of problematiek, wordt het uitgavenplafond samen met de uitgaven aangepast.

  • 14. 
    Verwerking MLT 2022-2025

Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellangeter-mijnverkenning (MLT) 2022-2025 van het CPB. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere volumegroei voor de jaren vanaf 2022 dan waar eerder, op basis van de mlt voor de periode 2018-2021, van uit werd gegaan.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 15. 
    Actualisatie wijkverpleging en 16. Actualisatie overige Zvw-uitgaven Op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland zijn de uitgaven van niet HLA-sectoren geactualiseerd bij de Voorjaarsnota 2020. De uitgaven aan wijkverpleging zijn in 2019 441 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een neerwaartse bijstelling van 341 miljoen euro structureel verwerkt in de begroting. De budgettaire afspraken uit het hoofdlijnenakkoord worden in stand gehouden. Daarnaast zijn de uitgaven aan diverse niet-HLA-sectoren in 2019 lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een deel van deze lagere uitgaven structureel verwerkt in de begroting. Het gaat onder meer om aanpassingen van 58 miljoen euro bij genees- en hulpmiddelen, 53 miljoen euro bij tweedelijnszorg en 30 miljoen euro bij ziekenvervoer. Bij de Miljoenennota 2020 is voor 2020 al 200 miljoen euro actualisatie verwerkt op nominaal en onverdeeld Zvw, per saldo resteert nu een overschrijding van 56 miljoen euro in 2020 (-144 miljoen euro + 200 miljoen euro).
  • 17. 
    Actualisatie Zvw o.b.v. Q2 2020

Op basis van de meest recente inschatting van zorgverzekeraars van de verwachte uitgaven inclusief de effecten van COVID-19 zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De ramingen van zorgverzekeraars zijn voor een deel gebaseerd op daadwerkelijke declaraties van de eerste twee kwartalen, maar voor een groter deel op bijschattingen op basis van trends en contracten tussen verzekeraars en aanbieders.

  • 18. 
    Ramingsbijstelling genees- en hulpmiddelen en 19. Besparingsverlies vertraging WGP

De uitgaven aan apotheekzorg zijn in 2020 en verder op basis van een raming van Zorginstituut Nederland naar verwachting lager dan eerder geraamd. Dit leidt tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven aan apotheekzorg van 88 miljoen euro in 2020 oplopend tot 100 miljoen euro in 2021 en verder. Daarnaast ontstaat in 2020 door uitstel van de aanpassing van Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) een besparingsverlies (zie reeks 15). Deze kosten worden opgevangen binnen de raming voor apotheekzorg en hulpmiddelen.

  • 20. 
    Standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen in aantal Zvw-sectoren

In een aantal Zvw-sectoren worden de inkoop- en verantwoordingseisen gestandaardiseerd. Hierdoor zijn zorgaanbieders minder tijd kwijt aan administratieve lasten. Dit leidt tot een besparing van 100 miljoen euro structureel.

  • 21. 
    Tegenvaller Wiz-kader

De NZa heeft in de Maartbrief een tekort van 550 miljoen euro geraamd voor de Wlz als gevolg van extra volumegroei en de groei van wachtlijsten. Na inzet van de resterende herverdeelmiddelen in het Wlz-kader resteert een knelpunt van 480 miljoen euro

  • 22. 
    Ramingsbijstelling overige Wlz-uitgaven

Voor het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg is in totaal 300 miljoen euro geraamd voor de aanzuigende werking. Per 2021 komt de laatste plak van 110 miljoen euro hiervoor beschikbaar en wordt deze overgeheveld naar het Wlz-kader. Daarnaast wordt de raming voor zorginfrastructuur vanaf 2022 met 20 miljoen euro naar beneden bijgesteld.

  • 23. 
    Sociaal domein

Voor het sociaal domein gaan er extra middelen naar gemeenten. Ten eerste 39 miljoen euro structureel voor de uitbreiding van diverse taken voor Veilig Thuis. Ten tweede 16 miljoen euro structureel om 35 centrumgemeenten te ondersteunen in hun verantwoordelijk voor Vrouwenopvang. Als laatste incidentele middelen voor dak- en thuislozen voor preventie, vernieuwing van de opvang en het wonen met begeleiding (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021). Volgens schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt ons land namelijk bijna 40.000 dak- en thuislozen.

  • 24. 
    Kasschuif SectorplanPlus

Het kasritme van de regeling SectorplanPlus wordt op basis van de aanvragen voor het volgende en laatste tijdvak aangepast.

  • 25. 
    Extrapolatie

Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.

  • 26. 
    Diversen

De diversen post betreft onder meer de structurele doorwerking van de laatste uitvoeringscijfers in de Zvw over 2019 (14 miljoen euro structureel), en een besparingsverlies van 40 miljoen euro in 2021 door het uitstellen van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem met een half jaar, en er worden middelen toegevoegd voor de bekostiging van ggz-opleidingen (17 miljoen euro structureel) en voor de herijking van de tarieven voor de kraamzorg (10 miljoen euro structureel).

1.3 Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen

Gezien de plotselinge en uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten tot noodmaatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus het hoofd te bieden. Gegeven deze uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten dat het reguliere uitgavenplafond niet geldt voor de uitgaven uit het noodpakket. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld.

De raming van het budgettair beslag van veel noodmaatregelen is met onzekerheid omgeven en hangt sterk af van het uiteindelijke beroep op bepaalde regelingen. Op basis van realisaties en uitvoeringsinformatie zijn een aantal regelingen bijgesteld. Daarnaast zijn de maatregelen uit het herstelpakket en het flankerend beleid toegevoegd. Omdat de noodmaatregelen in de praktijk buiten het uitgavenplafond vallen, leiden lagere uitgaven niet tot ruimte voor nieuwe maatregelen. Omgekeerd leidt een hoger dan verwacht gebruik van deze regelingen niet tot problematiek.

Tabel 1 en 2 geven een actueel overzicht van de coronagerelateerde uitgavenmaatregelen waarvoor het reguliere uitgavenplafond niet geldt. Departementen hebben daarnaast extra maatregelen genomen welke wel worden gedekt onder het uitgavenplafond, deze maatregelen worden toegelicht in de VT's van desbetreffende departementen.

Een uitgebreid overzicht van de overheidsfinanciën in coronatijd is ook terug te vinden op www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.

 

Tabel 1 Uitgaven relevant voor EMU-saldo

(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal uitgaven relevant voor EMU-saldo

30.891

12.263

987

262

53

15

 

Koninkrijksrelaties en BES fonds

50

         

1 Voedselpakketten Landen en Openbare Lichamen

42

         

2 Inkomstenderving Openbare Lichamen

8

         

Buitenlandse Zaken

7

         

3 Consulaire bijstand (noodhulpfonds coronacrisis)

7

         

Justitie en Veiligheid

3

40

       

4 Verlopen rijbewijzen en APK's

3

         

5 Inhalen achterstanden strafrechtketen

 

40

       

Binnenlandse Zaken

86

22

19

15

   

6 Doorbouwen tijdens coronacrisis

70

         

Lagere terugontvangsten huurtoeslag door verlaging

7 invorderingsrente

8

7

4

     

8    Lokale culturele voorzieningen provincies

9    Verduurzaming woningen

8

15

15

15

   

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

654

201

11

     

10 Aanvullende ondersteuning culturele sector

300

         

11 Steunpakket onderwijs

307

176

11

     

12 Steunfonds voor lokale informatievoorziening (media)

24

         

13 Aanpak jeugdwerkeloosheid

5

19

       

14 Programmakosten landelijke publieke omroep

19

         

15 Tel mee met taal

 

6

       

Financiën en Nationale Schuld

1.269

528

58

  • - 
    55
  • - 
    92
  • - 
    79

16 Belasting- en invorderingsrente 1.0

88

114

28

13

8

 

Belasting- en invorderingsrente 2.0

66

16

14

12

8

8

Belasting- en invorderingsrente 3.0

20

119

102

23

12

5

17 Boetes en schikkingen en bekostiging 1.0

59

         

Boetes en schikkingen en bekostiging 2.0

158

105

       

18 Herverzekering leverancierskredieten

640

250

       

19 Garantieophoging Europese Investeringsbank

260

         

20 Premieontvangsten garantie en rentebaten lening KLM

  • 22
  • 76
  • 86
  • 103
  • 120
  • 92

Infrastructuur en Waterstaat

1.324

3

       

21 Caribisch Nederland (ferry en subsidie drinkwater)

3

3

       

22 Beschikbaarheidsvergoeding OV

1.321

         

Economische Zaken en Klimaat

2.907

1.756

200

200

100

100

23 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

180

250

200

200

100

100

24 Borgstelling MKB

203

         

25 Qredits

31

         

26 TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19)

895

         

27 Telecom en netbeheer Caribisch Nederland

7

11

       

28 TVL 1.0 (Tegemoetkoming vaste lasten) (inclusief uitvoeringskosten)

892

4

       

TVL 1.0 - Caribisch Nederland

4

         

TVL 2.0

454

1.372

       

TVL 2.0 - Caribisch Nederland

3

6

       

29 Garantieregeling Kleine Kredieten Corona

164

         

30 Fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

75

75

       

31 Omscholing naar tekortsectoren

 

38

       

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

361

3

1

1

   

32 Borgstelling MKB-landbouw

29

         

33 Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19

300

         

34 Ruimingkosten en stoppersregeling nertsen

32

3

1

1

   

(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

18.342

6.000

273

  • - 
    6
  • - 
    13
  • - 
    7

35 NOW 1.0 (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid)

7.887

7791

971

     

NOW 1.0 - Caribisch Nederland

13

         

NOW 2.0

4.455

9351

1101

     

NOW 2.0 - Caribisch Nederland

16

         

Uitvoeringskosten NOW 1 en 2

148

108

34

     

36 NOW 3.0 (inclusief uitvoeringskosten)

2.204

3.204

       

37 Caribisch Nederland 3.0

7

18

       

38 TOZO 1.0 (Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers)

2.150

   
  • 5
  • 10
  • 5

Subsidie voor Voedselbanken Nederland

4

         

TOZO 2.0

729

   
  • 1
  • 2
  • 1

39 TOZO 3.0

229

339

 
  • 0
  • 1
  • 1

40 Compensatie eigen bijdrage kinderopvang

331

2

       

41 TOFA (Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten) (inclusief uitvoeringskosten)

21

0

0

     

42 NL leert door

27

23

       

43 Verlaging invorderingsrente terugbetalingen KOT en WKB

5

4

       

44 Noodopvang kinderopvang

23

         

45 Vergoeding voor burgers die geen kinderopvangstoeslag ontvangen

9

         

46 Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten

54

318

13

     

47 Jeugdwerkloosheid

9

51

       

48 Scholing en leven lang ontwikkelen (LLO)

 

170

18

     

49 Aanpak armoede en schulden

23

48

       

50 Flankerend beleid arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

0

1

1

     

Volksgezondheid, Welzijn en Sport    4.794    1.897    20

 

51 Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen

1.589

  • 60
 

52 GGD'en en veiligheidsregio's

511

459

 

53 IC-capaciteit

118

167

20

54 Ondersteuning sportsector

110

   

55 Ondersteuning zorgpersoneel

23

3

 

56 Onderzoek inzake Covid-19

42

25

 

57 Testcapaciteit RIVM en GGD

300

   

58 Vaccin ontwikkeling en medicatie

455

300

 

59 Zorgbonus

1.327

834

 

60 Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland

57

13

 

61 Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)

56

111

 

62 Meerkosten Corona Wlz (plafond Zorg)

190

   

63 Overige maatregelen (plafond Zorg)

16

45

 

Gemeentefonds

822

160

 

64 Bijdrage SW bedrijven

90

   

Verlenging compensatie SW bedrijven

50

   

65 Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015

144

   

66 Lokale cultuur

60

   

67 Tegemoetkoming decentrale overheden - Toeristen- en parkeerbelasting

225

   

68 Verkiezingen

29

   

69 Buurt- en dorpshuizen

17

   

70 Toezicht en handhaving

50

   

71 Inkomstenderving tot 1 juni

20

   

72 Cultuur (huur) gemeenten

60

   

73 Vrijwilligersorganisaties

7

   

74 Incidenteel schrappen opschalingskorting COVID-19

70

160

 

(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Reserveringen Aanvullende post

273

1.653

405

108

57

 

75 Reservering Stoppersregeling nertsen

 

130

5

5

   

76 Reservering OV-beschikbaarheidsvergoeding

 

740

       

77 Reservering Solvabiliteitsfonds

50

250

       

78 Reservering Programma DG Covid-19

14

16

       

79    Reservering Cultuurpakket

80    Reservering Noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen

81    Reservering Armoede en schulden

70

414

45

     

82 Reservering Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten

   

215

     

83    Reservering Flankerend beleid jeugdwerkloosheid

84    Reservering Inkomstenderving na 1 juni (indicatief)

100

33

100

88

42

 

85    Reservering Regeling tegemoetkoming dierentuinen

86    Reservering Garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden)

39

30

       

87 Reservering Compensatie energielasten

 

25

25

     

88 Reservering Regionale podiumkunsten

 

15

15

15

15

 

1 Uitgaven in 2021 en 2022 hebben betrekking op de verleende subsidie in 2020 en zijn daarom relevant voor het EMU-saldo

in 2020.

   

Tabel 2 Uitgaven niet relevant voor EMU-saldo

(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal uitgaven niet relevant voor EMU-saldo

2.097

181

  • - 
    62
  • - 
    157
  • - 
    212
  • - 
    400
 

Koninkrijksrelaties en BES fonds

355

         

89 1e Tranche Aruba, Curagao en Sint Maarten

170

         

2e Tranche liquiditeitssteun Aruba, Curagao, Sint Maarten

185

         

Financiën en Nationale Schuld

1.000

         

90 Lening KLM

1.000

         

Economische Zaken en Klimaat

300

160

  • - 
    62
  • - 
    62
  • - 
    62
  • - 
    242

91 Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR)

 

150

  • 30
  • 30
  • 30
  • 30

92 Lening kleine garantiefondsen/regelingen

 

10

  • 2
  • 2
  • 2
  • 2

93 Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

300

 
  • 30
  • 30
  • 30
  • 210

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

442

21

 
  • - 
    95
  • - 
    150
  • - 
    158

38 Tozo 1.0 - Lening

350

   
  • 75
  • 115
  • 120

Tozo 2.0 - Lening

71

   
  • 16
  • 24
  • 24

39 Tozo 3.0 - Lening

21

21

 
  • 5
  • 12
  • 14

Toelichtingen

  • 1. 
    Voedselpakketten Landen en Openbare Lichamen

Het kabinet stelt in totaal twee subsidies van respectievelijk maximaal 16,5 miljoen euro (16 miljoen euro voor Aruba, Sint Maarten en Curagao en 0,5 miljoen euro voor de Openbare Lichamen) en 25,2 miljoen euro (voor Aruba, Sint Maarten en Curagao) beschikbaar om de kwetsbare groepen te kunnen voorzien van voedselpakketten en hygiëneproducten tot en met het einde van 2020.

  • 2. 
    Inkomstenderving Openbare Lichamen

Ten gevolge van de Covid-19 crisis lopen de openbare lichamen geraamde inkomsten uit lokale belastingen mis, terwijl de uitgaven op sommige gebieden stijgen. De openbare lichamen ontvangen compensatie voor de gederfde inkomsten in 2020.

  • 3. 
    Consulaire bijstand (noodhulpfonds coronacrisis)

De Rijksoverheid levert een bijdrage aan het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland, voor het waarborgen van een veilige terugkeer van

Nederlandse reizigers naar Nederland of - waar niet mogelijk - in urgente gevallen tijdelijk te voorzien in voortgezet veilig verblijf in het land in kwestie.

  • 4. 
    Verlopen rijbewijzen en APK's

Het kabinet biedt coulance voor rijbewijzen en APK-keuringen die verlopen in de periode van 16 maart tot 1 juli 2020. De handhaving op APK-keuringen is op 1 juli hervat. De maatregel voor rijbewijzen is verlengd tot 1 juni 2021. Dit leidt tot een derving van naar verwachting ongeveer 2,5 miljoen euro op de generale ontvangsten uit Boeten en Transacties op de begroting van Justitie en Veiligheid.

  • 5. 
    Inhalen achterstanden strafrechtketen

Ook in 2021 zal het ministerie van Justitie en Veiligheid achterstanden in de strafrechtketen die zijn ontstaan door corona moeten inhalen. De reclas-seringsorganisaties, DJI, de Raad van de Rechtspraak, het OM en slachtofferhulp Nederland moeten hiervoor extra kosten maken. Hiertoe wordt 40 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van Justitie en Veiligheid.

  • 6. 
    Doorbouwen tijdens coronacrisis

Een bedrag van 70 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor een investeringsimpuls maatschappelijk vastgoed (50 miljoen euro) en het ondersteunen van gemeenten bij doorbouwlocaties (20 miljoen euro).

  • 7. 
    Lagere terugontvangsten huurtoeslag door verlaging invorderingsrente Het kabinet heeft de invorderingsrente tijdelijk van 4% naar 0,01% verlaagd. Dit leidt bij op de begroting van BZK tot lagere ontvangsten op de huurtoeslag. De generale compensatie voor deze lagere ontvangsten is aan de begroting van BZK toegevoegd. De verlenging van de verlaging van de in rekening te brengen invorderingsrente leidt tot een derving van 9 miljoen euro in 2020 en 2021 vanwege de doorwerking op de huurtoeslag.
  • 8. 
    Lokale culturele voorzieningen provincies

Het kabinet heeft een tweede pakket aan maatregelen getroffen ter compensatie van de medeoverheden voor de gevolgen van de coronacrisis. De provincies krijgen voor de periode van medio maart tot en met 1 juni 2020, 8 miljoen euro beschikbaar voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Dit bedrag zal worden uitgekeerd via een specifiek e uitkering.

  • 9. 
    Verduurzaming woningen

Voor de verduurzaming van woningen stelt het kabinet 15 miljoen euro beschikbaar in de jaren 2020 tot en met 2022. De middelen worden beschikbaar gesteld via de subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH).

  • 10. 
    Aanvullende ondersteuning culturele sector

Het kabinet stelt 300 miljoen euro ter beschikking om cruciale instellingen, makers en ondernemers in de culturele en creatieve sector door de financieel zware maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.

  • 11. 
    Steunpakket onderwijs

In dit onderwijspakket zijn verschillende maatregelen opgenomen:

  • • 
    Compensatie voor laatstejaarsstudenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (bedrag is inclusief uitvoeringskosten) die door coronamaatregelen vertraging oplopen;
  • • 
    Ondersteuning om extra onderwijstijd te organiseren voor leerlingen in een kwetsbare positie, zodat zij leer- en ontwikkelachterstanden door de coronacrisis kunnen inhalen en het voorkomen van studievertraging in funderend onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs;
  • • 
    Inzet tot behoud van stages en leerwerkbanen in het middelbaar beroepsonderwijs;
  • • 
    Uitbreiding aanvullende bekostiging nieuwkomers funderend onderwijs met een kwartaal, om een stevige start, met intensief onderwijs, te faciliteren. De ouders spreken in veel gevallen de Nederlandse taal niet en het afstandsonderwijs is daarmee minder effectief vormgegeven.
  • 12. 
    Steunfonds voor lokale informatievoorziening (media)

Het steunfonds voor lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen wordt met 6 maanden verlengd, hiervoor wordt 24 miljoen euro beschikbaar gesteld.

  • 13. 
    Aanpak jeugdwerkeloosheid

De laatste tijd is de jeugdwerkloosheid snel opgelopen. Voortijdig schoolverlaters hebben een bovengemiddelde kans om de komende tijd werkloos te worden. Ook jongeren die al eerder voortijdig schoolverlater zijn geworden, maar wel werken, lopen een bovengemiddelde kans om werkloos te worden. Deze middelen zijn bedoeld voor de RMC-regio's en mbo-instellingen om deze groepen jongeren naar school of naar werk te begeleiden.

  • 14. 
    Programmakosten landelijke publieke omroep

In 2020 wordt 19 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de publieke omroep. De omroepen hebben extra kosten moeten maken om de programmering aan te passen, omdat evenementen zijn weggevallen en omdat geplande programma's op een aangepaste manier moesten worden opgenomen.

  • 15. 
    Tel mee met taal

De Subsidieregeling Tel mee met Taal wordt in 2021 met 6 miljoen euro verhoogd. Het doel is werknemers weerbaarder te maken voor veranderingen in hun werk (zoals digitalisering) en voor te bereiden op eventueel toekomstige beroepsgerichte scholing waarvoor voldoende basisvaardigheden een randvoorwaarde zijn.

  • 16. 
    Belasting en invorderingsrente

Het kabinet heeft tijdelijk de belasting- en invorderingsrente van 4% naar 0,01% verlaagd. De verlaging is per 23 maart 2020 ingegaan en gold oorspronkelijk voor drie maanden. Vervolgens heeft het kabinet in het Noodpakket 2.0 besloten de verlaging van de belasting- en invorderingsrente te verlengen tot 1 oktober 2020. Met het Steun- en herstelpakket wordt de verlaagde in rekening te brengen invorderingsrente van 0,01 procent per 1 oktober 2020 verlengd tot en met 31 december 2021. Invorderingsrente is verschuldigd op openstaande belastingschulden. Deze verlenging zorgt er voor dat ondernemers de komende tijd vrijwel geen extra rentekosten hebben op belastingschulden.

De belastingrente wordt per 1 oktober 2020 weer verhoogd tot het niveau van 4%. Belastingrente wordt in rekening gebracht als een aanslag door toedoen van de ondernemer te laat kan worden vastgesteld of als in de aanslag wordt afgeweken van de aangifte. Belastingrente geeft hierdoor een prikkel om op tijd en juist aangifte te doen en/of een voorlopige aanslag aan te vragen. Als ondernemers dit doen hoeven zij geen belastingrente te betalen. Voor alle belastingsoorten met uitzondering van de vennootschapsbelasting komt deze 4% overeen met het percentage zoals dat oorspronkelijk, voorafgaand aan de Coronacrisis, gold. Het percentage voor de vennootschapsbelasting bedroeg oorspronkelijk 8%, maar zal vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 op het lagere niveau van 4% (gelijk aan de andere belastingsoorten) liggen. De reeks voor de belastingen invorderingsrente betreft een gesaldeerde reeks waarbij de gevolgen voor de uitgaven en inkomsten zijn verrekend.

  • 17. 
    Boetes en schikkingen en bekostiging

Het kabinet komt ondernemers tegemoet door het tijdelijk achterwege laten of terugdraaien van betaalverzuimboetes. Deze verzuimboete brengt de Belastingdienst normaliter in rekening als een belastingplichtige niet (tijdig) betaalt. Deze maatregel wordt verlengd tot het moment dat het bijzondere uitstel vervalt en ondernemers weer aan hun lopende fiscale verplichtingen moeten voldoen.

  • 18. 
    Herverzekering leverancierskredieten

Op de herverzekering van leverancierskredieten wordt een schade-uitkering geraamd van 1,3 miljard euro in 2020 en 2021. De geraamde uitvoeringskosten bedragen 80 miljoen euro. De premieontvangsten op de COVID-19-gerelateerde leverancierskredieten in de portefeuille worden geraamd op 200 miljoen euro. De schaderestituties op de COVID-19-gerelateerde leverancierskredieten in de portefeuille worden geraamd op 290 miljoen euro. De bedragen zijn bijgesteld, omdat een deel van de geraamde schade-uitkering op de herverzekering leverancierskredieten voor 2020 wordt verwacht in 2021 en de uitvoeringskosten hoger zijn uitgevallen dan eerder werd geraamd.

  • 19. 
    Garantieophoging Europese Investeringsbank

De EIB-groep heeft als onderdeel van maatregelen op Europees niveau een voorstel gedaan om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen door de oprichting van een pan-Europees garantiefonds (EGF). De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie ingeroepen zal worden. De verwachte netto verliezen van het garantiefonds van 25 miljard euro worden ingeschat op 20%. Het percentage verwachte verliezen is sterk afhankelijk van de uiteindelijke productmix die ingezet wordt (leningen, garanties, equity). Het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt - op basis van het percentage verwachte verliezen van 20%, toegepast op het Nederlandse aandeel in de garantie van 1,3 miljard euro - neer op circa 260 miljoen euro, verdeeld over de looptijd van het fonds.

  • 20. 
    Premieontvangsten garantie en rentebaten lening KLM

De Nederlandse Staat ontvangt rente voor de verstrekte lening en premie voor de afgegeven garantie aan KLM.

  • 21. 
    Caribisch Nederland (ferry en subsidie drinkwater)

Het kabinet stelt 2 miljoen euro beschikbaar voor een ferryverbinding voor twee jaar tegen gereduceerd tarief tussen Sint Maarten, St Eustatius en Saba. Het kabinet stelt daarnaast in totaal 0,7 miljoen euro beschikbaar voor een tijdelijke verlaging van kosten voor drinkwater in Caribisch Nederland voor de periode van 1 mei t/m 31 december 2020. De coronamaatregel van 2020 voor tijdelijke verlaging van het tarief voor drinkwater wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022.

  • 22. 
    Beschikbaarheidsvergoeding OV

Het kabinet heeft de openbaarvervoerbedrijven gevraagd om per 1 juni de dienstregeling weer op te schalen, waarbij het doel is met een optimale inzet van personeel en materieel te streven naar een maximale capaciteit. Dat geldt voor de treinen van de NS, de trams, bussen en metro van de stadsvervoerders HTM, GVB en RET, de bussen en treinen van de regionale vervoerders zoals Arriva en Connexxion en de veerdiensten naar de Friese Waddeneilanden. Voor al deze vervoerdiensten gelden concessieafspraken tussen de decentrale overheden of Rijksoverheid en de bedrijven. Het kabinet heeft besloten een beschikbaarheidsvergoeding te bieden die past bij deze vraag. In totaal kost de regeling naar verwachting tot eind 2020 1,5 miljard euro. Hiervoor wordt door het kabinet 1,3 miljard euro extra beschikbaar gesteld.

  • 23. 
    Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Binnen de GO wordt een extra corona-module toegevoegd voor garanties op bankleningen, 80% voor het grootbedrijf en 90% voor het kleinbedrijf. Het garantieplafond van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) wordt verhoogd van 400 miljoen euro naar 10 miljard euro. Hierdoor kunnen meer bedrijven aanspraak maken op deze regeling. Dit leidt naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op te vangen.

  • 24. 
    Borgstelling MKB

Het garantiebudget van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) wordt verhoogd tot 1,5 miljard euro. Onder het coronaluik binnen de BMKB wordt tijdelijk het borgstellingskrediet verhoogd van 50 naar 75% (BMKB-c). De overheid staat voor 90 procent borg op het borgstellingskrediet. Daarnaast is de premie voor het coronaluik binnen de BMKB verlaagd van 3,9% naar 2% voor looptijden tot en met twee jaar. Voor looptijden van vanaf twee jaar tot en met vier jaar is de premie 3%. Financiers kunnen daardoor gemakkelijker en sneller krediet verruimen waardoor meer MKB-bedrijven eerder meer geld kunnen lenen. Dit leidt naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op te vangen.

  • 25. 
    Qredits

Qredits, verstrekker van kleine kredieten, wordt gecompenseerd voor minder opbrengsten door het uitstel van de aflossingsverplichting en een rentekorting op leningen voor geraakte ondernemingen in de kredietportefeuille. Daarnaast is er nog 25 miljoen euro beschikbaar gesteld voor overbruggingskredieten met rentekorting.

  • 26. 
    Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) Er is een noodloket ingericht voor een tegemoetkoming van eenmalig 4.000 euro als noodvoorziening naast de overige regelingen, voor ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien verdwijnen. In lijn met de beleidsregel Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS, voorheen Noodloket) is er een beleidsregel gepubliceerd voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De voorwaarden zijn enigszins aangepast aan de specifieke omstandigheden op deze eilanden.
  • 27. 
    Telecom en netbeheer Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland wordt 25 US-dollar per aansluiting per maand beschikbaar gesteld tot eind 2020 om de kosten van een vaste internetverbinding te verlagen. Daarnaast wordt budget beschikbaar gesteld aan de energiebedrijven, zodat het netbeheertarief voor elektriciteit in de periode 1 mei tot en met 31 december 2020 naar nul verlaagd kan worden. De coronamaatregel van 2020 voor tijdelijke verlaging van de tarieven voor energie en telecom wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022.

  • 28. 
    Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB (TVL)

De TVL biedt bedrijven in sectoren die hard geraakt zijn door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus een tegemoetkoming voor de vaste lasten. Het kabinet biedt deze bedrijven ook na 1 oktober ondersteuning, om ze in staat te stellen de noodzakelijke aanpassingen in hun bedrijfsvoering te doen.

De TVL wordt verlengd voor een periode van negen maanden, waarbij het maximale subsidiebedrag wordt verhoogd naar 90.000 euro per drie maanden. Zo kan de TVL beter tegemoetkomen aan de behoeften van het (midden)grote mkb, voor wie de huidige cap van 50.000 euro voor vier maanden te laag is om een wezenlijke bijdrage aan de vaste kosten te leveren. Voor de tranche tot en met 31 december wordt de TVL verlengd onder de huidige voorwaarden, dat wil zeggen dat bedrijven met een omzetverlies van meer dan 30% in aanmerking komen. Vanaf 1 januari worden de voorwaarden voor de TVL aangescherpt door deze omzetder-vingsgrens te verhogen naar 40%. Voor de periode 1 april tot en met 30 juni wordt de grens op 45% gesteld. De overige voorwaarden voor de TVL blijven ongewijzigd: zo blijft het percentage van de vaste kosten dat de TVL vergoedt 50%. Het budgettair beslag voor deze negen maanden bedraagt (inclusief Caribisch Nederland) 1.820 miljoen euro.

  • 29. 
    Garantieregeling Kleine Kredieten Corona

Om in het kader van de coronaproblematiek ook ondernemers te helpen die geen bestaande kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, wordt in samenwerking met de banken een garantieregeling in uitvoering genomen voor kredieten tot 50.000 euro.

  • 30. 
    Fondsvermogen Regionale Ontwikkel Maatschappijen

Er wordt 150 miljoen euro (75 miljoen euro in 2020 en 75 miljoen euro in 2021) beschikbaar gesteld ter versterking van het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkel Maatschappijen (ROMs). Met de Corona-Overbrug-gingslening heeft het kabinet via de ROM's straks circa 800 mkb-onderne-mingen met overbruggingskredieten geholpen. Door het fondsvermogen van ROM's te versterken, kunnen de ROM's in nieuwe financieringsrondes ook het eigen vermogen van deze veelal innovatieve mkb-ondernemingen versterken. Daarmee wordt de solvabiliteitspositie van deze bedrijven verstevigd. Voorwaarde is wel dat de regio's zelf cofinanciering verschaffen.

  • 31. 
    Omscholing naar tekortsectoren

In 2021 wordt 37,5 miljoen beschikbaar gesteld voor intersectorale scholing naar tekortberoepen in het mkb. Hiermee kunnen 10.000 trajecten met een gemiddeld subsidiebedrag van 3.750 euro per stuk worden gesubsidieerd.

  • 32. 
    Borgstelling MKB-landbouw

De regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) wordt opgehoogd, verruimd en uitgebreid om liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven te verlichten zodat bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven. Voor uitvoeringskosten en verwachte verlies-declaraties is 29 miljoen euro gereserveerd.

  • 33. 
    Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 Voor ondernemers in de sierteeltsector en delen van de voedingstuinbouw is een compensatieregeling opengesteld van maximaal 600 miljoen euro. Ook telers van fritesaardappelen kunnen gebruik maken van een compensatieregeling van maximaal 50 miljoen euro. Bij sluiting van de inschrijving bleek het budget voor de sierteeltsector niet volledig te worden uitgeput. Dit was aanleiding om de raming met 350 miljoen euro naar beneden bij te stellen.
  • 34. 
    Ruimingskosten en stoppersregeling nertsen

Er wordt 37 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van LNV voor de kosten die samenhangen met de ruiming van de met COVID-19 besmette nertsenfokkerijen. LNV voegt hier een eigen bijdrage van 3 miljoen euro aan toe uit het diergezondheidsfonds. Daarnaast zijn er ook middelen op de LNV-begroting (10 miljoen euro) gereserveerd voor de uitvoeringskosten van de verplichte stoppersregeling nertsenhouderijen. Van deze middelen wordt 5 miljoen euro door middel van een kasschuif naar latere jaren geschoven.

  • 35. 
    Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) Middels de NOW ontvangen werkgevers maximaal 90% van hun loonkosten als subsidie. Het vergoedingspercentage is gerelateerd aan het omzetverlies dat werkgevers verwachten door het coronavirus. Werkgevers committeren zich eraan om de lonen van de betrokken werknemers voor 100% door te betalen. De initiële subsidieperiode duurde drie maanden (maart, april, mei). Met het tweede noodpakket is de subsidieperiode verlengd met vier maanden tot en met september. Vanuit de middelen voor de NOW zijn de kosten van de tijdelijke subsidie compensatie loonkosten en inkomensvoorziening ten behoeve van Caribisch Nederland bekostigd, in de tabel staan deze apart vermeld. Ook de uitvoeringskosten van de NOW-regeling t/m september staan apart in de tabel vermeld.
  • 36. 
    Verlenging NOW (NOW 3.0)

De NOW-3 gaat in per 1 oktober, en bestaat uit drie tranches van drie maanden. De NOW duurt dus tot 1 juli 2021. Dat betekent langdurige steun voor banen en bedrijven. Bedrijven moeten zich kunnen aanpassen aan de nieuwe economische situatie. Vandaar dat ook in toenemende mate ruimte wordt geboden om de loonsom te laten dalen, zonder dat dit leidt tot een subsidieverlaging. Een loonsomdaling is geen criterium om subsidie aan te kunnen vragen. Verder wordt het subsidiepercentage stapsgewijs verlaagd (80% tot 1 januari, 70% tot 1 april, en 60% tot 1 juli) ), gaat het minimale omzetverlies om in aanmerking te komen omhoog (naar 30% per 1 januari 2021), en vervalt de korting (bovenop de verrekening van de subsidie) op de subsidie bij bedrijfseconomisch ontslag. De bedragen in de tabel zijn inclusief de geraamde uitvoeringskosten vanaf oktober.

  • 37. 
    Caribisch Nederland 3.0

De subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies voor Caribisch Nederland wordt met 9 maanden verlengd en geleidelijk afgebouwd. Verder wordt net als in Europees Nederland via flankerend beleid de dienstverlening met betrekking tot arbeidsbemiddeling tijdelijk geïntensiveerd.

  • 38. 
    Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo)

De Tozo is een tijdelijke voorziening voor zelfstandige ondernemers (waaronder zzp'ers) met financiële problemen als gevolg van het coronavirus. De Tozo is een aangepaste variant op de reeds bestaande regeling Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). De ondersteuning kent twee vormen, (1) een aanvullende uitkering voor levensonderhoud als het inkomen door de coronacrisis tot onder het sociaal minimum is gedaald en/of (2) een lening voor bedrijfskapitaal. De uitkering voor levensonderhoud vult het inkomen aan tot het sociaal minimum. De lening is gericht op het oplossen van liquiditeitsproblemen. Uit de middelen van de Tozo-1 hebben de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een eenmalige subsidie van 4 miljoen euro beschikbaar gesteld als vangnet voor het calamiteitenfonds Voedselbanken. Bij de verlenging van de Tozo in het tweede noodpakket is een partnertoets ingevoerd als voorwaarde. Gemeenten voeren de regeling uit.

  • 39. 
    Verlenging Tozo

De Tozo wordt verlengd met 9 maanden tot 1 juli 2021, en gaandeweg afgebouwd. Zo krijgen zelfstandigen de tijd om zich aan te passen. Per 1 oktober 2020 wordt een beperkte vermogenstoets ingevoerd, namelijk de lage vermogensgrens van 46.250 euro uit het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Die ziet op direct beschikbare geldmiddelen en niet op ander vermogen (bijv. woning, bedrijfspand of voorraden). Vanaf (uiterlijk) 1 januari 2021 krijgen ondernemers heroriëntatiegesprekken met gemeenten. Vanaf 1 juli 2021 stopt de TOZO en blijft de Bbz als vangnet dienen voor de groep zelfstandigen.

  • 40. 
    Compensatie eigen bijdrage kinderopvang

Omdat ouders wordt gevraagd de factuur van de kinderopvangorganisaties door te betalen, terwijl de kinderopvang en de BSO (gedeeltelijk) gesloten waren, compenseert het kabinet de eigen bijdrage aan de kinderopvang. Het bedrag van 333 miljoen euro heeft betrekking op de periode van 16 maart tot en met 7 juni. Dit is de periode dat de kinderopvang en de BSO (gedeeltelijk) gesloten waren. De compensatieregeling stopte na 7 juni en is niet verder verlengd.

  • 41. 
    Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) De TOFA had als doel om flexwerkers die door de coronacrisis substantieel inkomensverlies hebben geleden, maar geen aanspraak kunnen maken op een uitkering, tegemoet te komen in de kosten voor hun levensonderhoud. Deze tegemoetkoming bedroeg 550 euro bruto per maand en is door het UWV verstrekt over de maanden maart, april en mei 2020.
  • 42. 
    NL leert door

NL leert door is een flankerend crisispakket dat tezamen met noodpakket 2.0 is aangekondigd, met als doel degenen die door de crisis hard en onverwacht zijn getroffen tijdig de transitie naar ander werk te laten maken, door zich te oriënteren op actuele loopbaankansen en eventueel daarvoor benodigde (online) scholing. Met de subsidie worden ontwikkeladviezen en cursussen gericht op om- en bijscholing gratis toegankelijk gemaakt.

  • 43. 
    Verlaging invorderingsrente terugbetalingen KOT en WKB

Het kabinet heeft de invorderingsrente tijdelijk van 4% naar 0,01% verlaagd. Dit leidt op de begroting van SZW tot lagere ontvangsten op de kinderop-vangtoeslag (KOT) en het kindgebonden budget (WKB). De generale compensatie voor deze lagere ontvangsten is aan de begroting van SZW toegevoegd. De verlenging van de verlaagde in rekening te brengen invorderingsrente leidt ook tot een derving van 5 miljoen euro in 2020 en 2021 vanwege de doorwerking op het kindgebondenbudget en de kinderopvang-toeslag.

  • 44. 
    Noodopvang kinderopvang

Het kabinet heeft ten tijde van de sluiting van scholen en kinderopvang besloten om noodopvang te organiseren voor kinderen van wie één of beide ouders een cruciaal beroep hebben. Gemeenten coördineren de noodopvang, in overleg met kinderopvangorganisaties en scholen. Het bedrag van 23 miljoen euro heeft betrekking op de periode 16 maart tot 1 juli 2020 en is uitgekeerd middels een overboeking aan het gemeentefonds.

  • 45. 
    Vergoeding voor burgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen De eigen bijdrage van ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen en niet onder de gemeentelijke doelgroep vallen, wordt gecompenseerd. Het gaat om de eigen bijdrage die betaald is gedurende de periode dat de kinderopvang gesloten was.
  • 46. 
    Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten

De tijdelijke nieuwe crisisdienstverlening van werk(loosheid) naar werk is bedoeld om met werkloosheid bedreigde werknemers, de mensen die al werkloos zijn geworden, schoolverlaters en ex-ZZP'ers zo snel mogelijk naar werk te begeleiden, en zo langdurige werkloosheid te voorkomen. Het kabinet stelt middelen beschikbaar zodat werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten in de arbeidsregio's gezamenlijk mensen kunnen helpen bij het vinden van nieuw werk en (om)scholing. Hiervoor komen er regionale mobiliteitsteams om deze crisisdienstverlening in de regio's en met sectoren aan te bieden.

Aanvullend worden middelen vrijgemaakt voor werkgeversdienstverlening bij het UWV, ondersteuningstrajecten voor zelfstandigen en ontwikkelad-viezen bij (dreigende) werkloosheid. Daarnaast wordt het re-integratie-budget bij gemeenten tijdelijk verhoogd in lijn met de verwachte verhoogde instroom van de bijstand en worden incidenteel aanvullende middelen vrijgemaakt voor de dienstverlening aan de nieuwe instroom in de bijstand. Tot slot wordt een impuls gegeven om mensen uit de banenafspraak betrokken te houden bij de arbeidsmarkt.

  • 47. 
    Jeugdwerkloosheid

Om jeugdwerkloosheid onder jongeren tegen te gaan worden middelen vrijgemaakt voor de begeleiding van jongeren naar werk of een vervolgopleiding. De maatregelen richten zich op schoolverlaters uit het praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voortijdig schoolverlaters en kwetsbare schoolverlaters uit het mbo.

  • 48. 
    Scholing en leven lang ontwikkelen (LLO)

Er worden middelen vrijgemaakt voor extra inzet op verschillende vormen van scholing. Naast een tijdelijke werkgeverssubsidie ter bevordering van de leercultuur op de werkvloer wordt de subsidie voor online scholing uit het crisispakket 'NL leert door' verlengd, wordt het scholingsbudget WW bij het UWV verhoogd en worden middelen gereserveerd voor praktijkleren in het MBO.

  • 49. 
    Aanpak rmoede en schulden

Ten behoeve van het terugdringen van armoede en problematische schulden worden aanvullende middelen gereserveerd voor het gemeentelijk schuldenbeleid, de bijzondere bijstand en wordt een deel van de maatregelen in de brede schuldenaanpak versneld ingevoerd.

  • 50. 
    Flankerend beleid arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

Net als in Europees Nederland wordt via flankerend beleid tijdelijk geïntensiveerd in arbeidsmarktbeleid om werklozen naar een nieuwe baan te begeleiden/om te scholen. Wat betreft de duur van flankerend beleid wordt aangesloten bij het besluit voor Europees Nederland.

  • 51. 
    Aanschaf en distributie medische beschermingsmiddelen

De totale uitgaven aan medische beschermingsmaterialen worden in 2020 geraamd op 1,6 miljard euro en 25 miljoen euro in 2021. Dit zijn zowel uitgaven die door VWS zijn gedaan voor persoonlijke beschermingsmaterialen als de verleende bevoorschotting aan het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het is momenteel nog onzeker welk deel van de ingekochte medische beschermingsmiddelen wordt verkocht aan zorginstellingen. Voor de uitlevering van medische beschermingsmiddelen aan zorginstellingen in 2020 is in 2021 een teruggave van verleende voorschotten vanuit het LCH aan VWS van 85 miljoen euro geraamd. Dit ontvangstenbudget wordt in 2021 herijkt.

  • 52. 
    GGD'en en veiligheidsregio's

De GGD'en en veiligheidsregio's vervullen een belangrijke rol tijdens de coronacrisis. De extra middelen zijn benodigd, zodat deze partijen hun rol blijven vervullen. Zo maken GGD'en kosten voor het opzetten, bemensen en uitvoeren van het bron- en contactonderzoek en het opzetten van teststraten. Daarnaast zijn er middelen nodig voor bemonstering en dienstverlening. Voor de veiligheidsregio's zijn middelen beschikbaar gesteld voor de extra kosten die gemaakt worden voor onder andere de coronacentra, distributie van beschermingsmiddelen en crisiscommunicatie.

  • 53. 
    IC-capaciteit

Op basis van het opschalingplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg worden voor de opschaling naar 1.350 IC-bedden en de flexibele verdere opschaling naar 1.700 IC-bedden en de daarmee corresponderende uitbreiding van het aantal klinische bedden middelen gereserveerd in 2020 en 2021. Daarnaast worden er middelen beschikbaar gesteld voor kosten van opleidingen die samenhangen met het opschalen van de IC-capaciteit.

  • 54. 
    Ondersteuning sportsector

Voor de sportsector (sportbonden, sportverenigingen en sportaanbieders) wordt 146 miljoen euro beschikbaar gesteld als aanvullende compensatie voor het waarborgen van de continuïteit van de sportinfrastructuur. Hiermee kunnen de voornaamste problemen als gevolg van Covid-19 maatregelen voor ruim 800 zwembaden, ruim 50 sportbedrijven en ruim 24.000 sportverenigingen worden weggenomen. De 146 miljoen euro bestaat uit 110 miljoen euro extra middelen, 25 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld via de Aanvullende post van Financiën. Daarnaast is 11 miljoen euro specifiek gedekt binnen de VWS-begroting voor de Stichting waarborgfonds voor sportverenigingen.

  • 55. 
    Ondersteuning zorgpersoneel

Naast de zorgbonus zijn er ook ondersteunende maatregelen genomen, zodat personeel dat beschikbaar wilde zijn tijdens de coronacrisis geregistreerd kon worden en een aangepaste opleiding kon volgen. (Her)Registratie is ook in 2021 nog mogelijk. Naast de 23 miljoen euro is 10 miljoen euro beschikbaar voor een bijdrage aan de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWIC) (dit is specifiek gedekt binnen de VWS-begroting).

  • 56. 
    Onderzoek inzake Covid-19

In 2020 en 2021 zijn er middelen beschikbaar gesteld om noodzakelijk onderzoek te doen naar Covid-19, waaronder rioolonderzoek. De onderzoeken wordt uitgevoerd door ZonMW, RIVM, GGD en derden.

  • 57. 
    Testcapaciteit RIVM en GGD

Vanaf 1 juni kan iedereen met (milde) klachten getest worden op corona. Hiervoor is een uitbreiding van de testcapaciteit nodig. De testen worden uitgevoerd door de GGD'en.

  • 58. 
    Vaccin ontwikkeling en medicatie

Door de EU worden overeenkomsten gesloten om de beschikbaarheid van vaccins veilig te stellen. Hieruit volgen ook financiële verplichtingen voor de lidstaten om vaccins af te nemen. Het kan daarbij gaan om aanschaf-, productie- en ontwikkelkosten. Hiervoor is 400 miljoen euro in 2020 beschikbaar gesteld en 300 miljoen euro in 2021. Tevens is 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onderzoek aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).

  • 59. 
    Zorgbonus

Naar aanleiding van de motie Van Kooten-Arissen heeft het kabinet een bonusregeling voor zorgprofessionals uitgewerkt, van 1.000 euro (netto) per betrokken zorgprofessional in 2020. De verwachte uitgaven voor de bonus bedragen 1.440 miljoen euro in 2020, waardoor ca. 800.000 zorgprofessionals een bonus kunnen ontvangen en het bedrag wordt aangevuld met de eindheffing loonbelasting. Om de noodzakelijke inzet van mensen voor de uitvoering van de zorgbonus, die normaal voor de uitvoering van het stagefonds worden ingezet, mogelijk te maken moet het laatste deel uit het proces van de jaarlijkse uitvoering van het stagefonds naar begin 2021 worden verplaatst. De uitgaven voor het stagefonds vinden daarom pas plaats in 2021 (113 miljoen euro).

Tenslotte is besloten dat in 2021 nogmaals een zorgbonus van 500 euro (netto) wordt uitgekeerd. De verwachte uitgaven bedragen 720 miljoen euro in 2021.

  • 60. 
    Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland

Het Caribisch deel van het Koninkrijk wordt op basis van het Koninkrijks-tatuut ondersteund in de coronacrisis. Conform adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) wordt de zorgcapaciteit op deze eilanden opgebouwd. VWS helpt bij de tijdelijke uitbreiding van IC-capaciteit, het versterken van de publieke gezondheid, extra capaciteit bij medische evacuaties en voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen.

  • 61. 
    Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)

Er zijn meerdere kleine maatregelen waaronder een vergoeding voor JGZ-instellingen, middelen voor de campagne samen sterk, bijdragen aan het landelijk coördinatiecentrum patiënten spreiding. Ook worden kosten gemaakt voor het opzetten van een app, een nieuw digitaal registratiesysteem voor de testen en een klantencontactcentrum om digitale gegevensuitwisseling mogelijk te maken.

  • 62. 
    Meerkosten Corona Wlz (plafond Zorg)

Zorgaanbieders maken extra personele en materiële kosten in verband met het Covid-19. In de beleidsregel SARS-CoV-2 virus van de NZa is geregeld dat deze kosten buiten de contracteerruimte vergoed worden. Het financiële effect hiervan wordt ingeschat op 150 miljoen euro. Daarnaast bevat deze post 40 miljoen euro voor pgb-budgethouders als gevolg van extra kosten voor aanvullende zorg of vervangende zorg door Covid-19.

  • 63. 
    Overige maatregelen (plafond Zorg)

Dit betreft geraamde kosten in het kader van de opschaling van de IC- en ELV-capaciteit, alsmede een pakketmaatregel over extra fysiotherapie voor ex-Covid-19-patiënten.

  • 64. 
    Bijdrage SW bedrijven en verlenging compensatie SW bedrijven Als gevolg van het coronavirus zijn de sociale werkbedrijven geheel of gedeeltelijk gesloten. Daardoor vallen bedrijfsopbrengsten weg waarmee (deels) de loonkosten van medewerkers die werkzaam zijn voor een sociale werkbedrijf worden gefinancierd. Tekorten in de exploitatie worden in de reguliere systematiek opgevangen door een hogere gemeentelijke bijdrage. Deze financieringsbron staat onder druk omdat gemeenten meer financiële gevolgen hebben van de coronacrisis. Het kabinet heeft daarom besloten om de Rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening (Wsw) te verhogen met 90 miljoen euro voor de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 ter compensatie van een deel van de loonkosten. Dit bedrag is toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie. Deze bijdrage wordt verlengd middels een additionele bijdrage van 50 miljoen euro.
  • 65. 
    Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015

De medeoverheden spannen zich in om te zorgen dat de dienstverlening aan burgers en ondernemers zo goed mogelijk doorgaat. Denk daarbij aan de continuïteit van de zorgverlening en ondersteuning in het sociaal domein. Omwille van de continuïteit van zorg voor cliënten tijdens corona-maatregelen én voor continuïteit van het stelsel nadien zijn maatregelen genomen, teneinde cliënten op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 hulp en ondersteuning te kunnen blijven bieden. Er is besloten een voorschot te verlenen van 144 miljoen euro voor de meerkosten en inhaalzorg. Dit wordt uitgekeerd via de algemene uitkering (46 miljoen euro) en de decentralisatie-uitkeringen Maatschappelijke opvang (91 miljoen euro) en Vrouwenopvang (7 miljoen euro).

  • 66. 
    Lokale cultuur

Het kabinet heeft besloten om een bevoorschotting op de compensatie aan medeoverheden te verstrekken van 60 miljoen euro voor de lokale culturele infrastructuur voor de periode van medio maart 2020 tot en met 1 juni 2020.

  • 67. 
    Tegemoetkoming decentrale overheden - Toeristen- en parkeerbelasting Gemeenten worden op dit moment geconfronteerd met dalende inkomsten uit toeristen- en parkeerbelasting als gevolg van de coronamaatregelen. Het is de vraag of de geleden derving van de afgelopen maanden dit jaar nog geheel wordt ingehaald. Het kan wel zijn dat de inkomsten uit deze heffingen de tweede helft van het jaar weer stijgen richting het gebruikelijk niveau. Het kabinet heeft besloten de gemeenten voor de periode van

1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 te compenseren. Hiermee is een bedrag van 225 miljoen euro gemoeid, waarvan 100 miljoen euro voor de toeristenbelasting en 125 miljoen euro voor gederfde parkeerinkomsten op grond van de geraamde gederfde inkomsten in deze periode.

  • 68. 
    Verkiezingen

Het kabinet stelt 29 miljoen euro beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra kosten bij de herindelingsverkiezingen in november 2020 en de Tweede Kamer-verkiezing in 2021 als gevolg van de corona-maatregelen. De extra kosten hangen onder meer samen met aanvullende kosten voor de inrichting van stemlokalen, voor het mogelijk moeten huren van alternatieve locaties die in de coronacrisis beter geschikt zijn om als stemlokaal in te richten, voor toegankelijkheid van die locaties en voor de aanvullende werkzaamheden die gemeenten moeten doen ter voorbereiding van de verkiezingen. Dit bedrag wordt uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering.

  • 69. 
    Buurt- en dorpshuizen

Het kabinet stelt 17 miljoen euro voor 2020 beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra uitgaven voor de dorps- en buurthuizen. De extra uitgaven bestaan onder andere uit het kwijtschelden van huur en het compenseren van tegenvallende inkomsten uit bijvoorbeeld horeca en zaalverhuur van buurt- en dorpshuizen. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

  • 70. 
    Toezicht en handhaving

Het kabinet stelt 50 miljoen euro voor 2020 beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra toezicht- en handhavingskosten als gevolg van onder andere de extra inzet van boa's en de extra verkeersmaatregelen. Ook dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

  • 71. 
    Inkomstenderving tot 1 juni

Door de corona-maatregelen waren er in de periode van 1 maart tot 1 juni geen terrassen opgesteld en zijn er geen markten- en evenementen geweest. Gemeenten zijn daardoor geconfronteerd met een terugval van inkomsten uit terrasprecario en uit markt- en evenementenleges. Het kabinet heeft besloten de gemeenten voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 voor dit doel te compenseren voor een bedrag van 20 miljoen euro. Dit bedrag wordt uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering.

  • 72. 
    Cultuur (huur) gemeenten

Eerder heeft het kabinet de gemeenten, voor de periode van medio maart tot en met 1 juni 2020, 60 miljoen euro verstrekt voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Deze organisaties missen onder andere inkomsten uit kaartverkoop en horeca, terwijl de vaste lasten zoals huisvesting en beveiliging doorlopen. Het kabinet stelt aan gemeenten nogmaals 60 miljoen euro beschikbaar voor de periode van 1 juni tot en met 31 december 2020. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

  • 73. 
    Vrijwilligersorganisaties

Het kabinet stelt 7,3 miljoen euro beschikbaar om lokale vrijwilligersorganisaties, zoals de scouting en speeltuinen, te compenseren. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de motie van het lid Peters c.s.. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

  • 74. 
    Incidenteel schrappen opschalingskorting COVID-19

Gezien de toegenomen financiële druk bij gemeenten door corona heeft het kabinet besloten de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel te schrappen. Dit leidt tot een verhoging van de algemene uitkering van het gemeentefonds van 70 miljoen euro in 2020 en 160 miljoen euro in 2021.

  • 75. 
    Reservering Stoppersregeling nertsen

Op de aanvullende post is 140 miljoen euro gereserveerd voor een nog nader uit te werken verplichte stoppersregeling voor nertsenfokkerijen. Inclusief de 10 miljoen euro die op de LNV-begroting is gereserveerd komt het totaal bedrag voor de verplichte stoppersregeling op 150 miljoen euro.

  • 76. 
    Reservering OV-beschikbaarheidsvergoeding

De beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer wordt verlengd tot 1 juli 2021. In afwachting van uitwerking van de afspraken is de reservering op de aanvullende post geplaatst.

  • 77. 
    Reservering Solvabiliteitsfonds

VNO-NCW heeft het initiatief genomen om samen met institutionele beleggers een investeringsfonds op te richten dat Nederlandse (middel)grote bedrijven zou kunnen herkapitaliseren. De initiatiefnemers zien graag een bijdrage van de Staat in het fonds om het volume van het fonds te vergroten en als bevestiging dat met het fonds bijgedragen wordt aan het economische herstel van Nederland. Het kabinet vindt het belangrijk dat in de kern gezonde bedrijven voor Nederland worden behouden. In het voorstel van de private initiatiefnemers wordt beoogd dat de staat op gelijke voet participeert qua materiële voorwaarden zoals rendement, voorwaarden en duur van de investering. Het fonds zelf zal niet door de Staat, maar door een fondsmanager worden beheerd op basis van marktconforme parameters. De Staat zal zich hier opstellen als een stille investeerder op gelijke voet met de andere private investeerders, zodat geen sprake zal zijn van staatssteun. Het kabinet vindt het positief dat private partijen met dit initiatief zijn gekomen. Omwille van de budgettaire systematiek reserveert het Kabinet nu alvast 300 miljoen euro voor een overheidsbijdrage in het fondskapitaal. Definitieve besluitvorming vindt plaats later dit najaar, waarbij zal worden getoetst of dit fonds een probleem oplost en of er voldoende interesse is bij institutionele beleggers zoals bijvoorbeeld pensioenfondsen. Ook is een nadere uitwerking van het investeringsfonds door de private initiatiefnemers van belang.

  • 78. 
    Reservering Programma DG Covid-19

In juli 2020 is een interdepartementaal programma DG opgericht, gehuisvest bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op de aanvullende post wordt cumulatief 30 miljoen euro gereserveerd voor de programmakosten en de operationele kosten in de jaren 2020 en 2021.

  • 79. 
    Reservering Cultuurpakket

Voor aanvullende steun aan de culturele en creatieve sector wordt in 2021 414 miljoen euro beschikbaar gesteld. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de aanvullende post. Van dit bedrag is 200 miljoen euro bedoeld voor verlenging van het eerdere steunpakket cultuur tot de eerste helft van 2021. Daarnaast wordt 64 miljoen euro beschikbaar gesteld voor diverse doeleinden, zoals het behoud van private collecties, het opstarten van pilots om wendbaarheid en weerbaarheid van de sector te vergroten en voor een regeling voor historisch erfgoed. Voor lokale culturele infrastructuur wordt 150 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld om de cruciale lokale culturele infrastructuur te ondersteunen.

  • 80. 
    Reservering Noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen

Als onderdeel van de bescherming tegen het coronavirus is besloten om 70 miljoen euro te reserveren op de aanvullende post voor het aanleggen van een noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen voor medewerkers in de publieke sector of werkzaam in vitale processen en cruciale beroepen (m.u.v. van de zorg). De noodvoorraad wordt aangelegd om gedurende 45 dagen essentiële processen te kunnen voortzetten.

  • 81. 
    Reservering Armoede en schulden

Ten behoeve van het terugdringen van armoede en problematische schulden worden aanvullende middelen gereserveerd voor het gemeentelijk schuldenbeleid en bijzondere bijstand. In 2021 worden middelen vrijgemaakt voor een garantiefonds schulden dat de inzet van het saneringskrediet bevordert. Zie ook 'Aanpak armoede en schulden' bij SZW.

  • 82. 
    Reservering van werk(loosheid) naar werk, dienstverlening gemeenten Het kabinet reserveert middelen voor werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten die met elkaar samenwerken in regionale mobilitietsteams om crisisdienstverlening aan te bieden. Daarnaast worden middelen gereserveerd voor het re-integratiebudget bij gemeenten (dienstverlening aan bijstandsgerechtigden). Zie ook 'Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten' bij SZW.
  • 83. 
    Reservering flankerend beleid jeugdwerkloosheid

In verband met de maatregelen - als onderdeel van het flankerend beleid SZW - waarmee kwetsbare leerlingen en studenten te maken kunnen krijgen, is de verwachting dat een deel van de kwetsbare leerlingen en studenten die laag- of niet gekwalificeerd het onderwijs zouden verlaten en naar de arbeidsmarkt uit zouden stromen, door deze nazorg en begeleiding langer zullen doorleren. In verband hiermee ontstaan extra uitgaven voor bekostiging van het mbo/pro/vso (186 miljoen euro), de regeling praktijkleren (29 miljoen euro) en extra studiefinanciering (49 miljoen euro). Deze uitgaven zijn op de AP gereserveerd en worden voor zover nodig in het voorjaar van 2021 en 2022 op basis van de meest actuele ramingen van de leerlingen- en studentenaantallen overgeheveld.

  • 84. 
    Reservering Inkomstenderving na 1 juni (indicatief)

In aanvulling op de reeds genomen compensatiemaatregelen voor inkomstenderving is 100 miljoen euro gereserveerd voor nadere compensatie van gemeenten in 2020. Zodra meer bekend is over de financiële impact van de inkomstenderving op gemeentelijk niveau zal de uitkering verder worden uitgewerkt. Naar verwachting zal dit in de Najaarsnota 2020 en in de decem-bercirculaire 2020 van het gemeentefonds kunnen worden verwerkt.

  • 85. 
    Reservering Regeling tegemoetkoming dierentuinen Dierentuinen zijn zwaar geraakt door de coronacrisis en leiden als gevolg daarvan grote verliezen. Naar verwachting loopt het omzetverlies in 2020 op tot 132 miljoen euro, terwijl de vaste hoge kosten voor specialistische zorg, huisvesting en noodzakelijk onderhoud voor de dieren doorlopen. Faillissement dreigt daardoor voor veel dierentuinen. Het kabinet stelt in totaal maximaal 39 miljoen euro beschikbaar om faillissement voor dierentuinen af te wenden. Alleen instellingen die in het bezit zijn van een dierentuinvergunning, bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staan onder SBI-code 91041 en die financieel gezond waren voor de crisis kunnen aansprak maken op de tegemoetkoming. De precieze invulling van de regeling wordt momenteel uitgewerkt. In afwachting van een nadere uitwerking worden de middelen op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën gereserveerd.
  • 86. 
    Reservering Garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden)

Voor het jaar 2021 worden er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor een garantiefonds schulden dat de inzet van saneringskrediet bevordert. Dit fonds wordt momenteel verder uitgewerkt.

  • 87. 
    Reservering Compensatie energielasten

Het kabinet stelt 25 miljoen euro beschikbaar in de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van een regeling aan de uitgavenkant van de begroting om tegemoet te komen in de energiekosten van specifieke sectoren, namelijk de glastuinbouw, de chemie en de papier- en voedselindustrie. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de aanvullende post.

  • 88. 
    Reservering Regionale podiumkunsten

Op de aanvullende post is 15 miljoen euro voor vier jaar (2021-2024) gereserveerd voor het fonds podiumkunsten.

  • 89. 
    Liquiditeitssteun Aruba, Curagao en Sint Maarten

Aruba, Sint Maarten en Curagao ontvangen een eerste en een tweede tranche liquiditeitssteun in de vorm van een lening voor de periode april tot en met juni voor een pakket aan noodmaatregelen om de effecten van Covid-19 te mitigeren. De lening heeft een looptijd van twee jaar en een rentepercentage van 0%.

  • 90. 
    Lening KLM

De Nederlandse Staat verstrekt een directe lening aan KLM met een omvang van 1 miljard euro. De lening is een achtergestelde lening. Dit betekent dat wanneer KLM haar crediteuren niet kan terugbetalen, deze lening (en daarmee de Nederlandse Staat) pas als laatste wordt terugbetaald. Daarmee neemt de Nederlandse Staat relatief veel risico op zich via deze lening, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt. De verwachting is dat de trekkingen van de directe lening verspreid in tranches zullen zijn over de looptijd, zij het met een concentratie in het eerste jaar wanneer de behoefte aan additionele liquiditeit het grootste is.

  • 91. 
    Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR)

Als steunmaatregel wordt een lening van 150 miljoen euro verstrekt aan Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR). Door deze lening kan SGR consumenten schadeloos blijven stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties. Ook kan door deze steun het vouchersysteem voor pakketreizen na 1 juni 2020 in stand blijven. Het vouchersysteem voorkomt dat consumenten massaal hun reisgelden terugvragen bij geannuleerde pakketreizen, met mogelijke faillissementen van reisorganisaties tot gevolg.

  • 92. 
    Lening kleine garantiefondsen/regelingen

Er wordt 10 miljoen euro gereserveerd voor leningen aan kleine garantiefondsen/regelingen in de reisbranche.

  • 93. 
    Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

De corona overbruggingslening (COL) draagt bij aan de verbetering van de liquiditeitspositie van innovatieve bedrijven. Er wordt hiervoor 100 miljoen euro beschikbaar gesteld aan regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's). Vanwege het grote aantal ingediende aanvragen en de inschatting van de ROM's dat dit aantal de komende maanden verder stijgt, heeft het kabinet besloten om een tweede tranche van 200 miljoen euro aan leningen voor de COL beschikbaar te stellen.

1.4 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar. Deze presentatie verschilt op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en haar bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.4.1.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip; dat wil zeggen, de (bruto)uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, waaronder boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (HGIS = homogene groep internationale samenwerking). In de visuele samenvatting worden al deze middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost 'Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking', omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek worden deze middelen echter toegewezen aan verschillende begrotingshoofdstukken, zoals die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.9 in bijlage 2.

Tabel 1.4.1 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

2021 Bron

Inkomsten

293 0 Budgettaire kerngegevens en visuele ' samenvatting

Uitgaven

97,8

96,4 Tabel 2.6 bijlagen MN

1.4    Tabel 2.5 bijlagen MN

86.7

75,3 Tabel 2.7 bijlagen MN 5,8 Tabel 2.5 bijlagen MN 5,6 Hoofdstuk 16 artikel 8.1 en 8.3 0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN 40,0

40,1 Tabel 2.5 bijlagen MN 0,1 Tabel 2.9 bijlagen MN

35.7

29,6 Tabel 2.5 bijlagen MN

2.5    Tabel 2.5 bijlagen MN

3.6    Hoofdstuk 9 artikel 6

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

Zorg

Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds

Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds Btw-compensatiefonds

 

Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking

 

14,0

 

Plafond R Buitenlandse Zaken

10,5 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS Buitenlandse Zaken

1,5 Tabel 2.9 bijlagen MN

 

bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS)

5,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

Justitie en Veiligheid

 

12,6

 

Plafond R Justitie en Veiligheid

12,6 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS Justitie en Veiligheid

0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

Defensie

 

11,2

 

Plafond R Defensie

11,5 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS Defensie

0,2 Tabel 2.9 bijlagen MN

Infrastructuur en Waterstaat

 

9,3

 

Plafond R Infrastructuur en Waterstaat

9,3 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat

0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

 

bij: plafond R Infrastructuurfonds

0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN

Rentelasten

 

3,7

 

Rentelasten staatsschuld

3,8 Hoofdstuk 9A artikel 11

 

Rentelasten schatkistbankieren

  • 0,1 Hoofdstuk 9A artikel 12

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

 

6,1

 

Plafond R Binnenlandse Zaken

6,0 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

Plafond R Koninkrijksrelaties

0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

Plafond R BES-fonds

0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN

Economische Zaken en Klimaat

 

6,5

 

Plafond R Economische Zaken en Klimaat

6,5 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS EZK

0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

Financiën

 

3,1

 

Plafond R Financiën

6,8 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: Btw-compensatiefonds

3,6 Hoofdstuk 9B artikel 6

 

af: HGIS Financiën

0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

 

1,8

 

Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1,8 Tabel 2.5 bijlagen MN

 

af: HGIS LNV

0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN

Overig

 

8,1

293 0 Budgettaire kerngegevens en visuele ' samenvatting

  • 1. 
    Totaal inkomsten
  • 2. 
    Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

Budgettaire kerngegevens en visuele

336,6

samenvatting

  • 3. 
    EMU-saldo centrale overheid    43 5 Budgettaire kerngegevens en visuele

(=1-2)    ' samenvatting

2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Deze bijlage biedt een overzicht van de verschillende manieren waarop de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de overheid worden weergegeven. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden betalingen geboekt in de periode waarin betaling plaatsvindt, in het tweede geval de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd: welke bedragen worden van de bankrekeningen van het Rijk afgeschreven. Bij het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt niet uitgegaan van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis: de uitgaven worden geboekt in de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1. bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid: de optelsom van de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een uitgavenplafond. De uitgaven mogen het uitgavenplafond niet overschrijden. Het uitgavenplafond is gesplitst in drie deelpla-fonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid en het plafond Zorg. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van de drie plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen, deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven genoemd.

In het bovenste deel van de tabel zijn de uitgaven uitgesplitst in de begro-tingsgefinancierde en de premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsge-financierde uitgaven worden betaald uit belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinan-cierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond

 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025    bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

Plafond Rijksbegroting

138.995

156.573

155.096

152.317

153.241

154.400

156.968 Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

22.553

41.855

30.104

25.399

25.210

25.508

25.854 Tabel 2.6

Plafond Zorg

2.271

2.483

2.094

2.104

1.994

1.991

2.004 Tabel 2.7

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

18.032

33.677

38.894

40.459

44.831

47.399

49.051 Tabel 2.8

Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

181.852

234.588

226.188

220.279

225.276

229.298

233.877 Tabel 2.4

Premiegefinancierde netto-uitgaven

Plafond Sociale Zekerheid

58.207

62.212

66.281

68.067

69.257

70.634

72.834 Tabel 2.6

Plafond Zorg

67.462

71.049

73.230

77.059

79.953

83.067

86.459 Tabel 2.7

Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven

125.669

133.261

139.511

145.127

149.210

153.701

159.292

Totaal netto-uitgaven

307.521

367.849

365.699

365.406

374.486

382.999

393.169

Plafond Rijksbegroting

138.995

156.573

155.096

152.317

153.241

154.400

156.968 Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

80.760

104.067

96.385

93.466

94.467

96.142

98.687 Tabel 2.6

Plafond Zorg

69.733

73.532

75.324

79.164

81.947

85.058

88.463 Tabel 2.7

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

289.488

334.172

326.805

324.947

329.655

335.600

344.118

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

18.032

33.677

38.894

40.459

44.831

47.399

49.051 Tabel 2.8

Totaal netto-uitgaven

307.521

367.849

365.699

365.406

374.486

382.999

393.169

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleids- en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de uitgaven en verderop in bijlage 6 het saldo van de overheid, zijn de uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld niet in deze tabel opgenomen.

Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

De Koning

44

45

46

47

47

47

47

2A

Staten-Generaal

173

191

191

173

171

171

175

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

134

149

137

132

132

132

131

3

Algemene Zaken

66

75

82

75

76

77

78

4

Koninkrijksrelaties

196

506

86

90

90

107

107

5

Buitenlandse Zaken

10552

10.183

11.393

11.232

11.267

11.660

11.971

6

Justitie en Veiligheid

13662

14.451

14.211

13.946

13.757

13.620

13.729

7

Binnenlandse Zaken

5617

6.791

6.643

6.159

6.056

6.097

6.230

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

43075

44.624

43.684

44.121

44.562

44.439

44.509

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

7023

6.561

5.914

5.464

4.272

3.875

3.664

9B

Financiën

9434

11.099

9.265

8.838

8.656

8.613

8.289

10

Defensie

10719

11.480

11.629

12.057

11.796

11.825

11.401

12

Infrastructuur en Waterstaat

8005

10.138

16.476

9.566

10.815

10.098

10.098

13

Economische Zaken en Klimaat

5337

9.669

7.837

5.984

6.447

6.364

6.145

14

Landbouw, Natuur en

Voedselveiligheid

1534

2.033

2.065

1.423

1.407

1.295

1.337

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

39076

61.821

52.494

47.930

47.863

48.351

49.115

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

18014

26.632

25.887

26.359

27.621

29.157

30.417

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3047

3.141

3.064

3.046

3.026

3.022

3.107

19

Nationaal Groeifonds

0

0

1.000

2.000

3.000

4.000

4.000

50

Gemeentefonds

31298

33.444

32.819

32.419

31.864

31.672

31.466

51

Provinciefonds

2467

2.608

2.483

2.432

2.422

2.412

2.402

55

Infrastructuurfonds

5761

6.237

13.804

6.714

7.694

7.258

7.110

58

Diergezondheidsfonds

63

72

34

34

34

34

34

64

BES-fonds

44

55

47

35

35

35

35

65

Deltafonds

1076

1.068

1.219

1.272

1.511

1.430

1.571

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

0

4.610

4.947

4.774

4.828

4.417

AP

Aanvullende posten

0

  • 362

4.206

6.976

9.219

12.041

15.579

90

Consolidatie1

  • 6010
  • 6.432
  • 7.062
  • 7.105
  • 8.191

(7.990)

(8.048)

HGIS

Internationale Samenwerking2

(5.289)

(5.395)

(5.114)

(5.313)

(5.259)

(5.320)

(5.438)

1    Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het <<bruto>> boeken van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.

2    In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Dit betreft alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst van boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de niet-belastingontvangsten en verderop in bijlage 6 het saldo van de overheid, worden de ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld niet meegeteld.

 

Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen

 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

De Koning

0

0

0

0

0

0

0

2A

Staten-Generaal

4

4

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

6

6

6

6

6

6

6

3

Algemene Zaken

6

7

7

7

7

7

7

4

Koninkrijksrelaties

56

40

38

31

31

31

31

5

Buitenlandse Zaken

805

750

921

938

954

974

991

6

Justitie en Veiligheid

1.646

1.485

1.574

1.576

1.585

1.596

1.578

7

Binnenlandse Zaken

753

763

666

608

608

571

561

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.398

1.405

1.445

1.513

1.563

1.629

1.688

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

12.155

5.215

11.187

6.534

4.710

4.889

4.801

9B

Financiën

4.254

2.811

2.231

3.063

3.192

3.218

3.504

10

Defensie

406

285

160

160

160

160

160

12

Infrastructuur en Waterstaat

52

33

20

17

14

16

14

13

Economische Zaken en Klimaat

3.455

5.683

4.816

3.557

4.179

4.331

4.417

14

Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit

124

281

237

89

76

74

70

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.896

1.830

1.837

1.865

1.986

2.059

2.076

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

749

173

205

113

113

113

113

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

59

69

57

52

47

42

42

50

Gemeentefonds

0

0

0

0

0

0

0

51

Provinciefonds

             

55

Infrastructuurfonds

5.614

6.188

13.804

6.714

7.694

7.258

7.110

58

Diergezondheidsfonds

40

72

34

34

34

34

34

64

BES-fonds

             

65

Deltafonds

1.090

1.024

1.219

1.272

1.511

1.430

1.571

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

0

4.610

4.947

4.774

4.828

4.417

AP

Aanvullende posten

0

0

60

92

91

91

91

90

Consolidatie

  • 6.010
  • 6.432
  • 7.062
  • 7.105
  • 8.191
  • 7.990
  • 8.048

HGIS

Internationale Samenwerking

(181)

(186)

(165)

(160)

(155)

(153)

(152)

 

Totaal

28.558

21.691

38.077

26.089

25.149

25.372

25.238

Tabel 2.4 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer, oftewel de uitgaven (tabel 2.2) minus de niet-belastingontvangsten (tabel 2.3).

Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

De Koning

44

45

46

47

47

47

47

2A

Staten-Generaal

169

187

187

169

167

167

171

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

128

143

131

126

125

125

125

3

Algemene Zaken

60

68

75

68

68

70

70

4

Koninkrijksrelaties

141

467

48

59

59

76

76

5

Buitenlandse Zaken

9.747

9.433

10.472

10.294

10.313

10.686

10.980

6

Justitie en Veiligheid

12.017

12.966

12.637

12.370

12.172

12.023

12.150

7

Binnenlandse Zaken

4.864

6.027

5.977

5.550

5.449

5.525

5.670

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

41.678

43.220

42.239

42.608

42.999

42.810

42.821

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

  • 5.132

1.346

  • 5.274
  • 1.071
  • 438
  • 1.014
  • 1.136

9B

Financiën

5.181

8.288

7.033

5.775

5.464

5.395

4.785

10

Defensie

10.313

11.195

11.469

11.897

11.636

11.665

11.241

12

Infrastructuur en Waterstaat

7.953

10.105

16.457

9.549

10.801

10.082

10.084

13

Economische Zaken en Klimaat

1.883

3.986

3.021

2.427

2.268

2.033

1.728

14

Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit

1.410

1.752

1.828

1.335

1.331

1.221

1.267

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

37.179

59.990

50.657

46.065

45.877

46.292

47.039

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

17.265

26.459

25.682

26.246

27.508

29.044

30.303

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.988

3.072

3.007

2.994

2.979

2.979

3.064

19

Nationaal Groeifonds

0

0

1.000

2.000

3.000

4.000

4.000

50

Gemeentefonds

31.298

33.444

32.819

32.419

31.864

31.672

31.466

51

Provinciefonds

2.467

2.608

2.483

2.432

2.422

2.412

2.402

55

Infrastructuurfonds

147

49

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

23

0

0

0

0

0

0

64

BES-fonds

44

55

47

35

35

35

35

65

Deltafonds

  • 14

44

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

0

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

  • 362

4.147

6.884

9.128

11.949

15.488

HGIS

Internationale Samenwerking

(5.108)

(5.209)

(4.950)

(5.154)

(5.104)

(5.167)

(5.286)

De volgende tabellen (2.5 tot en met 2.7) geven per deelplafond aan welke uitgaven er onder vallen, op welk begrotingshoofdstuk deze staan, en of de uitgaven begrotings- of premiegefinancierd zijn.

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

De Koning

44

45

46

47

47

47

47

2A

Staten-Generaal

169

187

187

169

167

167

171

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

128

143

131

126

125

125

125

3

Algemene Zaken

60

68

75

68

68

70

70

4

Koninkrijksrelaties

78

91

27

37

36

52

51

5

Buitenlandse Zaken

9.747

9.433

10.472

10.294

10.313

10.686

10.980

6

Justitie en Veiligheid

12.017

12.966

12.637

12.370

12.172

12.023

12.150

7

Binnenlandse Zaken

4.886

6.054

6.009

5.583

5.481

5.558

5.702

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

39.929

41.258

40.094

40.315

40.689

40.526

40.562

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

5.446

4.675

3.708

3.268

2.126

1.801

1.677

9B

Financiën

5.549

7.030

6.753

6.095

5.819

5.781

5.516

10

Defensie

10.308

11.191

11.463

11.896

11.633

11.664

11.241

12

Infrastructuur en Waterstaat

7.953

10.105

9.310

9.549

10.801

10.082

10.084

13

Economische Zaken en Klimaat

4.267

7.536

6.497

5.750

5.773

5.740

5.768

14

Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit

1.410

1.752

1.828

1.335

1.331

1.221

1.267

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

452

724

1.391

1.159

1.121

1.135

932

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

3.407

8.210

5.787

3.639

3.499

3.451

3.369

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.001

3.109

3.037

3.018

2.999

2.994

3.079

50

Gemeentefonds

27.501

29.555

29.414

29.050

28.543

28.399

28.240

51

Provinciefonds

2.467

2.608

2.483

2.432

2.422

2.412

2.402

55

Infrastructuurfonds

147

49

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

0

0

0

0

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

0

209

1.370

2.268

3.174

4.240

61

Accres Provinciefonds

0

0

32

138

221

305

403

64

BES-fonds

44

55

47

35

35

35

35

65

Deltafonds

  • 14

44

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

478

977

1.455

1.925

2.351

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

1.118

1.943

3.112

4.271

5.585

86

Algemeen

0

  • 315

1.862

1.654

984

751

918

HGIS Internationale Samenwerking

(5.071)

(5.245)

(4.979)

(5.178)

(5.124)

(5.182)

(5.300)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

138.995

156.573

155.096

152.317

153.241

154.400

156.968

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting

138.995

156.573

155.096

152.317

153.241

154.400

156.968

 

Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid

 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

20.566

39.946

27.768

22.801

22.453

22.450

22.461

50

Gemeentefonds

1.987

1.957

1.903

1.855

1.808

1.760

1.712

AP

Aanvullende posten

0

  • 47

432

742

949

1.298

1.680

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

22.553

41.855

30.104

25.399

25.210

25.508

25.854

40

Sociale verzekeringen

58.207

62.212

66.281

68.067

69.257

70.634

72.834

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

58.207

62.212

66.281

68.067

69.257

70.634

72.834

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid

80.760

104.067

96.385

93.466

94.467

96.142

98.687

Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

461

550

584

573

456

444

447

50

Gemeentefonds

1.809

1.933

1.501

1.514

1.514

1.514

1.514

AP

Aanvullende posten

0

0

9

17

23

32

43

 

Begrotingsgefinancierde netto-

2.271

2.483

2.094

2.104

1.994

1.991

2.004

 

uitgaven

             

41

Zorg

67.462

71.049

73.230

77.059

79.953

83.067

86.459

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

67.462

71.049

73.230

77.059

79.953

83.067

86.459

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond

69.733

73.532

75.324

79.164

81.947

85.058

88.463

Zorg

Tabel 2.8 geeft per begrotingshoofdstuk de uitgaven weer die buiten het totale uitgavenplafond vallen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

Tabel 2.8 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

4

Koninkrijksrelaties

63

376

21

22

23

24

24

7

Binnenlandse Zaken

  • 23
  • 27
  • 33
  • 33
  • 33
  • 33
  • 33

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.749

1.962

2.145

2.293

2.311

2.283

2.259

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

  • 10.577
  • 3.330
  • 8.982
  • 4.339
  • 2.564
  • 2.814
  • 2.814

9B

Financiën

  • 368

1.258

280

  • 320
  • 355
  • 387
  • 731

10

Defensie

5

4

5

1

3

2

0

12

Infrastructuur en Waterstaat

0

0

7.147

0

0

0

0

13

Economische Zaken en Klimaat

  • 2.384
  • 3.550
  • 3.477
  • 3.323
  • 3.504
  • 3.708
  • 4.040

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

16.161

19.321

21.498

22.105

22.303

22.707

23.646

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

13.397

17.698

19.311

22.035

23.552

25.149

26.487

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

  • 13
  • 36
  • 29
  • 25
  • 20
  • 15
  • 15

19

Nationaal Groeifonds

0

0

1.000

2.000

3.000

4.000

4.000

58

Diergezondheidsfonds

23

0

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

0

6

42

115

191

266

HGIS

Internationale Samenwerking

(37)

(36)

(29)

(25)

(20)

(15)

(15)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven buiten het plafond

18.032

33.677

38.894

40.459

44.831

47.399

49.051

 

Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

18.032

33.677

38.894

40.459

44.831

47.399

49.051

Tabel 2.9 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op, die een gedetailleerder overzicht van de HGIS-uitgaven bevat en gelijktijdig met de Miljoenennota wordt gepubliceerd.

 
 

(in miljoenen euro)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

5

Buitenlandse Zaken

1.359

1.537

1.475

1.430

1.417

1.448

1.449

6

Justitie en Veiligheid

35

34

35

35

35

34

34

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1

1

1

1

1

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

62

63

63

63

63

63

63

9B

Financiën

327

190

47

267

313

347

379

10

Defensie

184

194

224

224

210

209

209

12

Infrastructuur en Waterstaat

26

37

30

21

21

21

21

13

Economische Zaken en Klimaat

25

29

27

27

27

27

27

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

30

35

32

32

32

32

32

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1

1

1

1

1

1

1

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

22

15

7

5

5

5

5

17

Buitenlandse Handel &

Ontwikkelingssamenwerking

3.001

3.109

3.037

3.018

2.999

2.994

3.079

86

Algemeen

0

0

0

53

0

0

0

 

Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

5.071

5.245

4.979

5.178

5.124

5.182

5.300

9B

Financiën

37

0

0

0

0

0

0

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0

  • 36
  • 29
  • 25
  • 20
  • 15
  • 15
 

Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

37

  • - 
    36
  • - 
    29
  • - 
    25
  • - 
    20
  • - 
    15
  • - 
    15

3 INKOMSTENKADER

  • 1. 
    Uitleg inkomstenkader

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol binnen het begrotingsbeleid. Om de lastendruk voor burgers en bedrijven te beheersen, wordt bij het Regeerakkoord een pad afgesproken voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, die in de Startnota voor de duur van de kabinetsperiode in het inkomstenkader wordt vastgelegd.

Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

  • 1. 
    Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
  • 2. 
    Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka-derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorgpremies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Een voorbeeld illustreert dit. Stel dat zich een meevaller voordoet in de zorguitgaven. Dit geeft ruimte binnen de uitgavenplafonds, die mag worden ingezet voor uitgaven elders. Per saldo worden de totale uitgaven daarmee niet lager. Tegelijkertijd leiden de lagere uitgaven automatisch tot lagere zorgpremies vanwege de lastendekkende financiering van de zvw, waardoor de inkomsten dus wel afnemen. Om de inkomsten op peil te houden, is dan een compenserende lastenverzwaring nodig. Per saldo is het effect op het EMU-saldo dan nul. Incidentele wijzigingen in de premies die onder meer het gevolg zijn van het wegwerken van tekorten en overschotten in het zorgverzekeringsfonds en het verschil tussen de VWS-raming en de door verzekeraars vastgestelde nominale premie worden niet binnen het inkomstenkader gecompenseerd. Ook worden wijzigingen in de ZVW-premiegrondslag nadat de hoogte van de zorgpremies eenmaal is vastgesteld niet gecompenseerd binnen het inkomstenkader.
  • 3. 
    Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd ('herijkt'). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

  • 2. 
    Ontwikkeling inkomstenkader tot MN2020
  • Bij Miljoenennota 2019 is het inkomstenkader gesloten ten opzichte van Startnota.
  • Bij Miljoenennota 2020 is bij het Klimaat- en Pensioenakkoord en bij het lastenverlichtingspakket huishoudens augustus gekozen voor een kader-correctie, waardoor de lasten minder stijgen dan beoogd bij Startnota. Voor de overige pakketten is het inkomstenkader gesloten bij Miljoenennota 2020.
  • Sinds Miljoenennota 2020 hebben er meerdere wijzigingen plaats gevonden in het inkomstenkader. Deze worden hieronder verder toegelicht.
  • 3. 
    Ontwikkeling inkomstenkader tussen MN2020 en MN2021

3a. Ontwikkeling regulier inkomstenkader kader tussen MN2020 en MN2021

Tabel 3.3.1 Overzicht lastenrelevante ontwikkelingen regulier kader sinds

Miljoennnota 2020

In miljarden euro's, - is lastenverlichting    2021

w.v. burgers    -    0,46

w.v. bedrijven    -    0,03

Verhoging basistarief box 1    0,46

Verhoging aof premie    0,03

w.v. burgers    0,14

w.v. bedrijven    0,12

  • (4) 
    Reguliere maatregelen inkomstenkader MN2020 tm cMEV2021 (zie ook paragraaf

3b)    -    0,10

w.v. burgers    0,07

w.v. bedrijven    -    0,17

(3+4) Totaal inkomstenkader tot cMEV2021    0,17

w.v burgers    0,22

w.v. bedrijven    -    0,05

w.v. Verlaging basistarief box 1 (burgers)    -    0,22

w.v. Verhoging aof-premie (bedrijven)    0,05

w.v burgers    -    0,08

w.v. bedrijven    -    0,12

w.v burgers    -    1,21

w.v. bedrijven    1,09

  • - 
    0,32

(1 t/m 7) Totaal inkomstenkader tussen MEV2020 en MEV2021

w.v burgers    - 1,29

w.v. bedrijven    0,97

Toelichting

Tabel 3.3.1 geeft de lastenrelevante ontwikkelingen tussen Miljoennnota 2020 en Miljoennnota 2021 weer. Hieronder volgt een puntsgewijze toelichting.

Ad (1) en Ad (2)

De lagere lastenrelevante zorgpremies bij kMEV2021 ten opzichte van de MEV2020 van ongeveer 0,5 miljard euro (1) zijn gedekt door het basistarief box 1 en aof-premie te verhogen (2).

Ad (3) en Ad (4)

De lastenrelevante zorgpremies de nieuwe cMEV2021 raming leidden t.o.v. kMEV2021 tot een lastenrelevante opbrengst van 262 miljoen euro in 2021 (3). Na het oplossen van deze dervingen binnen het eigen domein resteert er tussen MN2020 toen het kader is gesloten en cMEV2021 een tekort in het reguliere kader van 96 miljoen euro (4) (zie ook paragraaf 3b voor een overzicht van deze maatregelen). De derving in het reguliere kader samen met de lastenrelevante opbrengst van de hoger geraamde zorgpremies bij cMEV2021 zorgen voor lastenrelevante opbrengst van 166 miljoen euro, waarvan 218 miljoen euro bij burgers (en een tekort van 52 miljoen euro bij bedrijven.

Ad (5)

Het inkomstenkader bij cMEV2021 is gesloten door het basistarief box 1 met 218 miljoen euro te verlagen en de aof-premie met 52 miljoen euro te verhogen.

Ad (6)

Tussen cMEV2021 en MEV2021 is er nog een bijstelling geweest van de zorgpremies. De lastenrelevante zorgpremies vallen €0,2 mld lager uit dan bij cMEV2021. Omdat de besluitvorming ten tijde van deze raming was afgerond is er geen sprake van compenserende lastenverzwaring.

Ad (7)

Het additionele lastenpakket leidt per saldo tot een tekort in het inkomstenkader van €0,1 miljard. In paragraaf 3f wordt dit pakket verder toegelicht.

Ad (1 t/m 7)

De lagere zorgpremies tussen cMEV2021 en MEV2021 en het additionele lastenpakket leiden per saldo tot een tekort in het inkomstenkader van €0,3 miljard in 2021.

3b. Uitsplitsing maatregelen regulier kader (Ad (4) in tabel 1)

Tabel 3.3.2 Uitsplitsing maatregelen regulier kader (regel (4) in tabel 3.3.1)

Nummer In € miljoen (-/- is lastenverlichting)    2021

Maatregelen tussen MN2020 en MN2021

1    Later afschaffen betalingskorting Vpb    -    160

2    Pensioen bedrag ineens    -    19

3    Later invoeren gelijktrekken tweede en derde pijler pensioen    100

4    Verlenging verlaagde EB-tarief openbare laadpalen    -    4

5    Wijzigingen Natuurschoonwet    0

6    Btw e-commerce    0

7    Liquidatieverliesregeling    -    20

8    Vrijstelling EB walstroom    -    1

9    Vrijstelling RVU    -    5

10    Uitbreiding verlofsparen    0

11    Reparatie mede-eigendomsbepaling verhuurderheffing    -    3

12    Voorkomen vrijstelling valutawinsten en negatieve rente op schulden    42

13a    Derving AT1 (inc. tegenmaatregel)    -    241

13b    Verhogen bankenbelasting ter dekking    241

14a    IACK HR co-ouderschap    -    33

14b    Verlagen IACK ter dekking HR co-ouderschap    33

15a    EZK wbso aanpassing 2021    -    157

15b    Dekking voorstel wbso onderuitputting uit 2019 en envelop 2017 en    2018    157

16    btw hoger onderwijs    -    26

17a    Verhogen basistarief box 1 (gebruik reservering €150 mln)    150

Kadercorrectie: gebruik reservering €150 mln voor wkb derde kind 17b    verhogen (+€544)    -    150

18a    Doorwerking knip in toeslagjaar    op zorgtoeslag    -    39

Gedekt uit verhogen normpercentages zorgtoeslag alleenstaanden en 18b    paren (+0,04%-punt).    39

19a    Maximum ouderenkorting verhogen (+ € 55)    -    100

19b    gedekt uit verhoging TES (+0,03%)    100

20a    Maximum algemene heffingskorting verhogen (+€ 20)    -    185

20b    Dekking verhoging AHK met €20 door verlaging maximale arbeidskorting    185

21a    verruimen gerichte vrijstelling scholingskosten    -    16

21b    Verlaging vrije ruimte 2e schijf wkr    21

22    Envelop aandelenopties    -    5

Stand regulier inkomstenkader    - 96

w.v. burgers    73

w.v. bedrijven    - 169

Toelichting per maatregel

  • 1. 
    Uitstel afschaffen vpb betalingskorting

Het afschaffen van de vpb betalingskorting wordt wegens uitvoerbaarheid uitgesteld. De huidige verwachte inwerkingtreding is 2023.

  • 2. 
    Pensioen bedrag ineens

Uitstel van de maatregel leidt tot een incidentele derving in 2021.

  • 3. 
    Uitstel fiscale ruimte 3e en 2de pijler gelijk maken (2022 ipv 2021)

In pensioenakkoord is ruimte gereserveerd voor het gelijktrekken van de tweede en de derde pijler. Door vertraging valt gereserveerde ruimte van 100 miljoen in 2021 vrij.

4 Verlengen verlaagde EB-tarief openbare laadpalen

Over elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting wordt tot een verbruik van 50.000 kWh het EB tarief 2e schijf toegepast. Tot 10.000 kWh geldt normaal gesproken het EB tarief 1e schijf. Het gaat om een verlenging van 2 jaar, waardoor de maatregel structureel geen geld kost.

  • 5. 
    Wijzigingen natuurschoonwet

Naar aanleiding van de evaluatie van de Natuurschoonwet worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor fiscale voordelen op basis van natuurbeheer op landgoederen strenger. Dit levert een opbrengst op van 1 miljoen euro in 2031 verdeeld over enkele verschillende belasting-soorten, maar met name in box 1 IB.

  • 6. 
    btw e-commerce

Verschillende moderniseringen in de btw-behandeling van grensoverschrijdende leveringen via e-commerce. Onder andere afschaffing van de btw-vrijstelling voor invoer van pakketjes van buiten de EU van minder dan € 22. De invoeringsdatum is wegens uitvoerbaarheid nog onzeker, huidige inschatting is 2022. De opbrengst is €150 mln structureel.

7 Liquidatieverliesverrekening

Levert minder op door herijking van maatregel. 8 Vrijstelling EB walstroom

Het introduceren van een vrijstelling of een verlaagd tarief voor walstroom stimuleert dat aanmerende schepen in de haven gebruikmaken van een aansluiting op het elektricieitsnet van de wal. De maatregel kost €1 mln structureel vanaf 2021.

11 Reparatie mede-eigendomsbepaling verhuurderheffing

Repareert een gebrek in de bepaling over huurwoningen in mede-eigendom, kost in 2020 incidenteel 3 miljoen euro, structureel 1 miljoen euro.

12 Voorkomen vrijstelling valutawinsten en negatieve rente op schulden

Het voorkomen dat valutawinsten worden vrijgesteld door toepassing van artikel 10a Wet Vpb 1969. Hetzelfde geldt voor negatieve rente op 10a-schulden. Technische wijziging. De maatregel wordt getroffen om opportunistisch gebruik van de tegenbewijsregeling in een anti-misbruikbepaling tegen te gaan.

13a Derving AT1 (inclusief tegenmaatregel)

Als gevolg van een recent arrest van de Hoge Raad (HR) kwalificeert aanvullend tier 1 kapitaal (AT1 kapitaal) van banken en verzekeraars fiscaal als schuld.[1] Hierdoor kan de vergoeding over AT1 kapitaal naar alle waarschijnlijkheid in aftrek worden gebracht bij het bepalen van de fiscale winst. In het belastingplan wordt de minimumkapitaalregel aangepast, waardoor deze inconsistentie wordt opgelost (vanaf 2021 wordt ATI niet langer meegenomen als eigen vermogen voor de toepassing van deze regel en gaat de eigenvermogenratio van 8% naar 9%).

13b Verhogen bankenbelasting

De hogere derving in 2021 van het AT1 arrest wordt binnen de financiële sector gedekt door middel van een eenmalige compensatie in 2021 via de bankenbelasting. Op deze manier wordt de dekking opgehaald bij grootbanken, de groep die ook het meeste voordeel heeft bij de aftrekbaarheid van AT1 kapitaal.

14 IACK HR co-ouderschap

De maximale iack gaat met € 113 omlaag in 2021, ter dekking van een ruimere interpretatie van het begrip co-ouderschap (uitspraak Hoge Raad). In 2022 en verder is de verlaging € 36 (na 2021 stijgt de iack dus weer met € 77), omdat in 2021 incidenteel meer dekking nodig was vanwege het feit dat de uitspraak van de Hoge Raad leidt tot een derving in belastingjaren 2019, 2020 en 2021;

15 EZK wbso aanpassing 2021 en dekking

In 2021 wordt het eerste tarief van de wbso voor starters en niet starters incidenteel verhoogd. Dit wordt gefinancierd uit de onderuitputting uit 2019 als ook door gebruik te maken van envelop met onderuitputting uit eerdere jaren.

16 btw hoger onderwijs

Sinds een arrest van de Hoge Raad uit 2018 bestaat er verschil in de mate waarin instellingen die hoger openbaar onderwijs en instellingen die hoger bijzonder onderwijs (hbo/universiteit) verzorgen de aan hen in rekening gebrachte btw op algemene kosten in aftrek kunnen brengen. Deze maatregel herstelt dit verschil, waardoor ook instellingen die hoger openbaar onderwijs verzorgen een ruimer percentage in aftrek mogen brengen van de aan hen in rekening gebrachte btw op algemene kosten.

  • 17. 
    Verhogen basistarief box 1 (gebruik reservering €150 mln)

De reservering van €150 mln vanaf 2021 structureel, die tijdelijk als verlaging van het basistarief box 1 was geboekt, wordt gebruikt aan de uitgavenkant om de wkb voor het derde kind te verhogen, wat een kader-correctie vergt.

18 Zorgtoeslag verbetervoorstellen en dekking

Enkele maatregelen n.a.v. IBO-Toeslagen en de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen leiden tot hogere uitgaven, waarvan 38,5 miljoen euro voor de zorgtoeslag. Dekking komt uit door extra verhoging van de normpercentages (+0,04%-punt) in de zorgtoeslag, conform de afspraak uit het voorjaar.

  • 19. 
    Maximum ouderenkorting verhogen

Verhoging van de maximale ouderenkorting met €55 naar €1.703, gefinancierd uit een verhoging van TES (+0,03%-punt). Dit verbetert de mediane koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden met +0,1%.

  • 20. 
    Budgetneutrale schuif tussen de AHK (maximum + €20) en de AK (bedrag bij knikpunt 2 en 3 -€30):

_Een budgettair neutrale schuif tussen een verhoging van de algemene heffingskorting en een verlaging van de arbeidskorting.

  • 21. 
    Verruiming gerichte vrijstelling scholingskosten en dekking uit verlagen wkr

De gerichte vrijstelling voor scholing in de loonbelasting wordt uitgebreid zodat ex-werknemers die bijvoorbeeld werkloos zijn geraakt in bepaalde gevallen nog op kosten van hun ex-werkgever een opleiding of studie kunnen volgen, zonder dat daar loonheffingen over zijn verschuldigd. Dit biedt ook een oplossing voor bepaalde fiscale belemmeringen die worden ervaren bij het aanbieden van private individuele leerrekeningen.

Als dekking van de verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholing, wordt het percentage van de vrije ruimte boven de eerste € 400.000 van de loonsom ingeperkt van 1,2% naar 1,18%.

  • 22. 
    Envelop aandelenopties

Om de fiscale behandeling van aandelenopties als loon voor start-ups en scale-ups te verbeteren is een maatregel uitgewerkt dat was opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2021 met beoogde inwerkingstredings-datum 1 januari 2021. Na uitvoerig overleg met deskundigen op het gebied van aandelenopties is gebleken dat het niet duidelijk is of deze maatregel in genoeg gevallen het beoogde effect heeft. Het voorstel wordt daarom verder uitgewerkt, waarbij bijvoorbeeld een later tijdstip van belastingheffing wordt voorgesteld. Hiervoor wordt € 5 mln gereserveerd per 2022. Beoogde inwerkingtreding van de maatregel wordt dan per 1 januari 2022 en de maatregel wordt dan opgenomen in het Belastingplan 2022.

3c. Aanpassingen aof-premie

Invoeren mkb knop aof per 2022

Tabel 3.3.3. laat de aanpassingen zien bij de aof premie in het kader van het invoeren van een apart verlaagd tarief voor het mkb. Het oorspronkelijke plan was om in 2021 een premiekorting aof in te voeren van €450 mln, gefinancierd uit een verhoging van de aof en gebruik makend van de envelop van €200 mln uit het heroverwegingspakket dividendbelasting. Deze optie bleek niet uitvoerbaar. Er wordt volgens de bestaande plannen daarom een gedifferentieerde Aof-premie ingevoerd per 2022. Dit betekent een lager tarief voor bedrijven tot 25 werknemers (gemeten naar de loonsom van een gemiddelde werknemer). Met de beschikbare 450 mln. kan het Aof-tarief voor MKB (tot 25 werknemers) structureel ongeveer 1,1%-punt worden verlaagd ten opzichte van het reguliere tarief. In de augustus-besluitvorming is afgesproken om het budget van 450 mln. uit 2021 door te schuiven naar 2022 en 2023. Dit vergt wat betreft het niet gebruik van de envelop in 2021 wel een kadercorrectie van €200 mln.

 

Tabel 3.3.3 Aanpassingen door invoering mkb knop aof per 2022

In €miljoen, in mutaties, - is lastenverlichting

2021

2022

2023

2024

Uitboeken premiekorting wegens niet uitvoerbaar

450

     

Uitboeken tariefstijging Aof alle wergevers tbv premiekorting

  • 250
     

Kadercorrectie: niet gebruik envelop €200 mln in 2021

  • 200

200

   

Invoeren gedifferentieerde premie aof (mkb knop)

 
  • 450
   

Verhogen generieke aof premie ter dekking

 

250

   

Incidenteel extra verhogen mkb knop

 
  • 300

150

150

Kadercorrectie: Gebruik mkb envelop deel 2021

 

150

  • 100
  • 50

Incidenteel verhogen generieke aof premie ter dekking

 

150

  • 50
  • 100

saldo

0

0

0

0

Verhoging aof-premie commissie Heerts

De commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling bij Beroepsziekten stelt in zijn advies van 14 mei 2020 onder meer voor een algemene tegemoetkoming in te stellen voor (ex) werkenden die lijden aan een ernstige beroepsziekte, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Een ander voorstel betreft een versterking van de kennisinfrastructuur op het terrein van beroepsziekten. In de Kabinetsreactie van 13 juli 2020 neemt het Kabinet deze voorstellen over. Dit wordt gefinancieerd door de aof premie in 2022 met grofweg €46 mln te verhogen in 2022 en vanaf 2023 structureel met €85 mln.

3d. Overige kadercorrecties

Tabel 3.3.4 Overzicht kadercorecties sinds MN 2020

In € miljoen (- is lastenverlichting)    2021

1a Derving Sofina arrest    - 910

1b    Kadercorrectie: dekking Sofina 2021 uit opbrengst latere jaren    910

2a Derving verhuurderheffing tot €1 mld    - 800

Kadercorrectie: dekking verhuurderheffing tot €1 mld door reeks incidenteel te 2b    maken    800

Derving overschrijding verhuurderheffing en heffingsvermindering uit Urgenda 2c boven €1 mld    - 10 00

Kadercorrectie: dekking overschrijding verhuurderheffing en heffingsvermindering uit Urgenda boven €1 mld door structurele verhoging vhh 2d    en lagere huurtoeslag door lagere huren    1000

3a Afschaffen scholingsaftrek per 2022 ipv 2021    - 218

3b    Kadercorrectie: afschaffen scholingsaftrek per 2022    ipv 2021    218

5a    Afschaffen postcoderoosregeling    2,5

5b Kadercorrectie afschaffen postcoderoosregeling    - 2,5 1. Derving Sofina arrest

Door de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Sofina tegen de Franse staat kunnen ook in Nederland buitenlandse verlieslatende vennootschappen de ingehouden dividendbelasting over hun portfoliobelangen terugkrijgen.

Dit zal leiden tot een incidentele derving van de dividendbelasting door claims uit het verleden en, bij ongewijzigd beleid, een structurele derving van dividendbelasting in de toekomst. Er wordt daarom, per 2022 een maatregel genomen die in binnenlandse situaties de verrekening van dividendbelasting in de vpb beperkt tot maximaal het bedrag aan verschuldigde vpb. Deze maatregel voorkomt de eerder genoemde derving in de dividendbelasting voor toekomstige gevallen en levert bovendien een opbrengst op in de vpb.

2 Derving verhuurderheffing

In de augustusbesluitvorming is ook besproken om de overschrijding van het budget van de heffingsvermindering in de verhuurderheffing te dekken. Samen met de heffingsvermindering uit Urgenda tot een derving van 1,8 miljard euro bovenop de ruimte van 200 miljoen euro in 2020 en 2021. Voor 0,8 miljard euro is dit opgelost door een kadercorrectie toe te passen waarmee de structurele reeks van 100 miljoen euro wordt omgevormd tot een incidenteel bedrag van 1 miljard in 2021. Het resterende tekort van 1 miljard euro wordt onder andere opgelost door een woningcorporaties te verplichten de huren ter verlagen voor huurders met lage inkomens en hoge huren. Deze huurverlaging zorgt cumulatief voor een daling van de huren met 157 mln., en geeft een inverdieneffect op de huurtoeslag van 38 mln. Het resterende deel wordt opgelost door de verhuurderheffing structureel met €62 mln te verhogen.

  • 3. 
    Afschaffen scholingsaftrek per 2022

De scholingsaftrek wordt een jaar later afgeschaft (per 2022 ipv 2021). Dit leidt tot de noodzaak tot een kadercorrectie in 2021 van €218 mln.

  • 4. 
    Afschaffen postcoderoosregeling

Het verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie (ook wel de postcoderoosregeling genoemd) is ingevoerd in 2014. De postcoderoosregeling (PCR) heeft betrekking op kleinschalige, duurzame opwekking van (zonne)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen.

Sinds 1 januari 2016 is het verlaagde tarief gelijkgesteld aan het EB tarief eerste schijf elektriciteit, waar voorheen een vaste vergoeding per kWh elektriciteit van toepassing was. In tegenstelling tot bij de salderingsre-geling hebben gebruikers van de postcoderoosregeling geen ODE voordeel. De salderingsregeling wordt per 1 januari 2023 geleidelijk afgebouwd tot nul in 2031.

Om te voorkomen dat de postcoderoosregeling een ontwijkingsmoge-lijkheid wordt voor huidige gebruikers van de salderingsregeling heeft het kabinet besloten om de postcoderoosregeling vanaf 1 januari 2021 om te zetten in een uitgavensubsidie. Hiermee wordt voorkomen dat er aan de inkomstenkant van de begroting alsnog uitholling van de belastinggrondslag kan plaatsvinden. Dit is geboekt al oplopende belastinginkomsten, waar daarnaast een kadercorrectie wordt ingeboekt.

3e. Fiscale coronamaatregelen

Alle fiscale coronamaatregelen worden buiten het inkomstenkader geplaatst, om zo de economie te ondersteunen.

3f. Aanvullend pakket augustus

Tabel 3.3.5 geeft een overzicht van de aanvullende besluitvorming aan de lastenkant.

Tabel 3.3.5 Aanvullend besluitvormingspakket augustus inkomstenkant

 

Pakket A

in €miljard, - is lastenverlichting, in standen

2020

2021

2022

2023 Struc

 

1

Commissie Ter Haar: basispakket

 

0,12

1,17

1,06

0,73

1a

Beperking verrekening verliesverrekening

 

117 mln.

995 mln

889 mln

555 mln

1b

Aanpassing arm's-lengthbeginsel (informeel kapitaal)

   

173 mln

173 mln

173 mln

2

Earningsstrippingmaatregel icm vermogensaftrek (onderzoek nodig) (saldoneutraal vormgegeven)

   

0,00

0,00

0,00

3a

Borstlap: Zelfstandigenaftrek verder/ sneller afbouwen (tot €3240 in 2036)

(hangt samen met naar voren halen arbeidskorting naar 2021)

 

0,03

0,07

0,10

0,53

3b

Arbeidskorting €73 uit 2022 naar

2021 halen (compensatie voor ZA in

2022)

 
  • - 
    0,52

0,00

0,00

0,00

3c

Lastenverlichting burgers: verlagen basistarief box 1 in stappen naar

0,2%-punt structureel (verzachting borstlap zelfstandigen)

 
  • 0,50
  • - 
    0,59
  • 0,68
  • - 
    0,76

4a

Differentiatie OVB starters en beleggers (8%)

 

0,46

0,48

0,49

0,63

4b

Verhuurderheffing verlagen met 200 mln

 
  • 0,20
  • 0,20
  • - 
    0,20
  • - 
    0,20

5

Box 3: hvv naar €50.000

 
  • 0,10
  • 0,11
  • - 
    0,11
  • - 
    0,11

1 t/m 5

totaal 1 t/m 5

 
  • - 
    0,71

0,81

0,66

0,82

Pakket B

Bevriezen tarieven hoog vpb tarief

 
 

6 op 25%

2,86

2,86

2,86

2,86

 

verlengen vpb eerste schijf structureel met 195.000 vanaf 2022

7 (45.000 in 2021)

  • - 
    0,27
  • - 
    0,87
  • - 
    0,87
  • - 
    0,87
 

8 BIK invoeren

  • - 
    2,00
  • - 
    2,00
  • - 
    2,00
  • - 
    2,00

6+7+8

totaal 6+7+8

0,59

  • - 
    0,01
  • - 
    0,01
  • - 
    0,01

A+B

totaal A+B

  • - 
    0,12

0,79

0,65

0,80

Toelichting

1 Commissie Ter Haar: Beperking verrekening verliesverrekening

Deze maatregel stelt een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voor (terwijl dat nu zes jaar voorwaarts is). Daarbij zijn de verliezen slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Daarboven zijn de verliezen slechts tot 50% van de belastbare winst in een jaar verrekenbaar, waarbij die winst eerst wordt verminderd met € 1 miljoen.

1b Aanpassing arm's-lengthbeginsel (informeel kapitaal)

In het voorjaar van 2021 komt het kabinet met een afzonderlijk wetsvoorstel om het arm's-lengthbeginsel aan te passen in gevallen dat er bij een neerwaartse bijstelling van de winst in Nederland in een ander land -kortgezegd - geen of een te lage corresponderende bate in aanmerking wordt genomen. Deze maatregel houdt kort gezegd in dat een neerwaartse correctie van de fiscale winst niet in aanmerking wordt genomen indien bij de andere, gelieerde partij geen of een te lage opwaartse bijstelling van de winst plaatsvindt. Met deze maatregel loopt Nederland internationaal meer in de pas.

2    Earningsstrippingmaatregel i.c.m. vermogensaftrek

Met deze maatregel wordt voorgesteld om de earningsstripping verder te beperken om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen meer evenwichtig te maken en de opbrengst te gebruiken voor een vermogensaftrek. Dit is een ingrijpende wijziging, daarom moet deze optie onderzocht worden hoe vorm te geven.

3    Borstlap: Zelfstandigenaftrek verder/sneller afbouwen, arbeidskorting naar voren halen en lasten burgers verlagen

De zelfstandigenaftrek wordt jaarlijks met €110 extra verlaagd tot 3.240 euro in 2036. Dat levert structureel 538 mln op. Daardoor duurt de afbouw langer. In 2021 worden zzp'ers gecompenseerd door de voorgenomen verhoging van de AK van 73 euro in 2022 naar voren te halen. Dit kost incidenteel ca 520 mln. (structureel nul). Daarnaast wordt het tarief eerste schijf verlaagd met 0,13%-punt in 2021 en 0,2%-punt vanaf 2022. Het tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelasting bedraagt in 2020 37,35% en wordt in 2021 37,10%.

4a. Differentiatie OVB starters en beleggers (8%)

Natuurlijke personen tussen de 18 en 35 jaar die de verkregen woning zelf gaan bewonen worden eenmalig vrijgesteld van OVB, de toepassing van het tarief van 2% wordt ingeperkt tot natuurlijke personen die de woning zelf gaan bewonen, de overige verkrijgers (beleggers) gaan het normale OVB-tarief betalen van 6% (8% vanaf 1 januari 2021).

4b verlagen verhuurderheffing met €200 mln per jaar

5    Box 3: hvv naar 50.000 euro

Het heffingvrij vermogen gaat naar 50.000 euro per persoon en 100.000 euro voor partners. Dit wordt voor een deel gedekt door de tarieven.

6    Bevriezing hoog tarief vpb

HEt hoge vpb tarief blijft structureel 25%. Dit geeft een opbrengst van 2,8 mld.

7    verlengen vpb eerste schijf structureel met 195.000 euro vanaf2022 (circa 45.000 euro in 2021)

De eerste schijf van de vpb wordt structureel verlengd met 45.000 euro in 2021 en circa 195.000 euro vanaf 2022.

9 BIK invoeren

Het kabinet heeft besloten tot het invoeren van een Bijzondere Investerings-korting (BIK). De BIK laat ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. De maatregel zou een budgettair belang hebben van 2 mld. euro per jaar. Van de regeling zijn uitgesloten investeringen die naar hun aard in aanmerking komen voor de EIA, MIA of VAMIL. De precieze afbakening en het daarbij passende percentage wordt nog uitgezocht.

Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021, en bekostigen uit het bevriezen van het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (vpb) op het huidige niveau. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en ziet op investeringen waarvoor de beslissing is genomen na 1 oktober 2020 en die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021. De in 2021 gedane investeringen kunnen dan worden verzilverd in 2022 op basis van een goedkeurende beschikking van RVO.nl. Deze beschikking is leidend voor de Belastingdienst voor de toekenning van de afdrachtvermindering.

De maatregel beoogt investeringen te stimuleren in de huidige crisissituatie. Als de economische crisis voorbij is, is de maatregel in deze vorm niet langer nodig. Op basis van een evaluatie van de maatregel zal het budget gebruikt worden voor een regeling met een soortgelijk doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).

3g. Totaal inkomstenkader

Het lastenpakket in paragraaf 3f leidt tot een lastenverlichting in 2021 van €0,1 mld. Daarnaast is tussen de cMEV2021 en de MEV2021 nog een nieuwe raming van de zorgpremies gemaakt. Hierdoor komen de lastenrelevante zorgpremies in 2021 €0,2 mld lager uit dan geraamd bij cMEV2021. Omdat de besluitvorming aan de lastenkant al was afgerond voor deze raming leidt dit tot een lastenverlichting in het inkomstenkader. Voor het overige is het inkomstenkader zoals hierboven beschreven gesloten. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is er daar om in 2021 sprake van een tekort in het

 

kader van €0,3 mld.

 

Tabel 3.3.6 Totaalstand inkomstenkader MEV2021

 

In €miljard, - is lastenverlichting

2021

totaal additioneel lastenpakket A+B

  • 0,1

Totaal zorgpremies tussen cMEV2021 en MEV2021

  • 0,2

Totaal tekort inkomstenkader

  • - 
    0,3
  • 4. 
    Nieuwe definitie beleidsmatige lastenontwikkeling

Zowel het ministerie van Financiën als het CPB hanteren in hun publicaties het begrip «beleidsmatige lastenontwikkeling» (blo). De definities van dit begrip wijken echter van elkaar af. De afgelopen jaren is er telkens veel discussie geweest over verschillende definities rondom de beleidsmatige lasten. Het kabinet heeft het afgelopen jaar daarom samen met het CPB een nieuwe gezamenlijke definitie van de beleidsmatige lasten ontwikkeld.

Nieuwe beleidsmatige lastenontwikkeling

In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo) deze kabinetsperiode. De nieuwe lastendefinitie wordt uitgesplitst tussen burgers, bedrijven en het buitenland. Er is in 2020 en 2021 sprake van een lastenverlichting van circa €5 mld. Deze lastenverlichting zit volledig bij burgers. In totaal stijgen de lasten deze kabinetsperiode met €0,3 mld. Onderliggend is er sprake van een lastenverlichting van circa €5 mld bij burgers en een lastenverzwaring van €5 miljard bij bedrijven. De ontwikkeling van de blo komt vrijwel geheel overeen met wat het CPB in de MEV2021 heeft gepubliceerd. Alleen in 2021 is de blo bij het CPB €0,2 mld lager, met name omdat het CPB een eigen, lagere zorgpre-mieraming hanteert. Dit is een begrijpelijk verschil wat ook wenselijk is om te zien in de blo.

Tabel 3.4.1. Beleidsmatige lastenontwikkeling nieuwe definitie cum

 

In €mld, - is lastenverlichting

2018

2019

2020

2021

2018-2021

Totaal

1,4

3,7

  • 4,4
  • 0,4

0,3

burgers

0,5

0,2

  • 3,9
  • 1,5
  • 4,8

bedrijven

1,0

3,5

  • 0,6

1,1

5,1

buitenland

0,0

0,0

0,1

0,0

0,1

Ontwikkeling blo sinds start kabinet

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de blo zien ten opzichte van het zogeheten basispad. In het basispad zouden de beleidsmatige lasten deze kabinetsperiode met meer dan €10 mld stijgen. Dit basispad bestaat uit oude maatregelen die doorlopen in deze kabinetsperiode en hogere zorgpremies door de stijgende zorgkosten en de doorwerking van het Regeerakkoord op de zorgpremies en de compensatie hiervan. Ten opzichte van dit basispad verlicht het kabinet de lasten met €10 miljard deze kabinetsperiode, waardoor de lasten over de kabinetsperiode slechts met €0,3 mld stijgen.

Tabel 3.4.2 Beleidsmatige lastenverlichting ten opzichte van basispad cum

 

In €mld, - is lastenverlichting

2018

2019

2020

2021 2018-2021

Basispad (inclusief zorgpremies

RA en compensatie)

2,4

4,2

2,7

1,2

10,5

Regeerakkoord t/m MN2021

  • 1,0
  • 0,5
  • 7,0
  • 1,6
  • 10,1

Totale blo

1,4

3,7

  • 4,4
  • 0,4

0,3

Verschil nieuwe definitie blo met oude definitie blo (inkomstenkader)

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de beleidsmatige lasten volgens zowel de oude als de nieuwe definitie zien. De oude definitie was gelijk aan de ontwikkeling van het inkomstenkader. De nieuwe definitie wijkt hiervan af op onderstaande punten.:

  • • 
    De zorgtoeslag is niet relevant nieuwe blo-definitie, wel voor het inkomstenkader
  • • 
    Kadercorrecties worden niet meegenomen in de nieuwe blo-definitie. Voor de begrotingssystematiek zijn deze kadercorrecties van belang, maar deze zijn niet relevant voor de beleefde lastenontwikkeling van burgers en bedrijven.
  • • 
    Premiebijstellingen zorgverzekeraars na de MEV worden voor aankomend jaar wel meegenomen in de nieuwe BLO-definitie. Ook veranderingen in de zorgpremies als gevolg van incidentele oorzaken worden wel in de nieuwe blo meegenomen. Zo sluit de nieuw blo-definitie beter aan bij hoe burgers en bedrijven de ontwikkeling van de zorgpremies ervaren.
  • • 
    Regelingen aan de uitgavenzijde die via het fiscale instrumentarium worden verrekend zijn wel relevant voor de nieuwe blo maar niet voor het inkomstenkader
  • • 
    Gerechtelijke uitspraken met fiscale consequenties woren op een andere manier meegenomen in de nieuwe definitie van de blo.

Wat het kabinet en het CPB betreft sluit deze nieuwe definitie hierdoor beter aan bij de daadwerkelijke ervaren lastenontwikkeling van burgers en bedrijven.

 

Tabel 3.4.3 Verschil nieuwe lastenontwikkeling

en oude definitie beleidsmatige

   

Beleidsmatige lastenontwikkeling (in €mld, in mutaties)

2018

2019

2020

2021

cum

2018-2021

Nieuwe blo (gezamenlijke definitie met CPB)

1,4

3,7

  • 4,4
  • 0,4

0,3

Oude blo (definitie inkomstenkader)

2,1

3,8

  • 1,9
  • 3,3

0,7

Verschil nieuwe en oude blo

  • 0,7
  • 0,1
  • 2,5

2,9

  • 0,3

Over de kabinetsperiode stijgen de lasten in de nieuwe definitie blo minder hard dan onder de oude definitie. Het grootste verschil zit in de jaren 2020 en 2021. In 2020 is de lastenverlichting in de blo €2,5 mld hoger dan onder de oude definitie, terwijl in 2021 de lastenverlichting juist €2,9 mld lager is. Dit verschil komt voor een belangrijk deel omdat de fiscale Coronamaatre-gelen buiten het inkomstenkader zijn geplaatst, maar wel meetellen in de nieuwe beleidsmatige lastenontwikkeling. Aangezien deze fiscale Corona-maatregelen leiden tot een incidentele lastenverlichting in 2020 is de lastenverlichting in de nieuwe definitie blo hoger dan in de oude definitie inkomstenkader. Dit lijkt te passen in de wens om in 2020 de directe Corona-maatregelen te verzachten door incidentele maatregelen.

Ook kent het inkomstenkader specifieke regels voor de zorgpremies en wordt de zorgtoeslag aan de inkomstenkant geboekt, terwijl de nieuwe blo zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de daadwerkelijke ontwikkeling van de zorgpremies. Dit leidt tot lagere zorgpremies in de blo bij de nieuwe definitie in 2020 en hogere zorgpremies in 2021.

Een uitgebreider overzicht van de aansluiting tussen de oude en nieuwe definitie blo is te vinden in een gezamenlijk met het CPB geschreven Achter-gronddocument.1

4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN

4.1    Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.

Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis2 relevant. Daarnaast worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabel aan het einde van deze bijlage. In deze tabel wordt tevens de aansluiting van de ontvangsten op kasbasis naar EMU-basis gemaakt.

De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de WLZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale belastingen, premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen weergegeven. De ontwikkeling in 2020 en 2021 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de belasting- en premieontvangsten van 2020 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van het vorige ramingsmoment (Update overheidsfinanciën juni 2020), waarbij de belangrijkste ramingsbij-stellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2021 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel ('expert opinion'). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2024. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten voor 2020 en 2021 op EMU-basis en op kasbasis. Voor een verdere toelichting op de raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2    Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2020 en 2021

Het Rijk realiseert in 2020 in totaal 19,7 miljard euro minder belasting en premieontvangsten dan in 2019. Dit is te zien in tabel 4.2.1. Deze tabel is op EMU-basis en bevat dus geen uitstel van belastingbetaling. In bijlage 5 van deze Miljoenennota wordt de raming van het uitstel toegelicht. De afname komt voor 9,8 miljard euro door de negatieve endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met de economische ontwikkelingen, in het bijzonder de corona-crisis. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in de daling van de waarde van het bbp. Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 9,9 miljard euro lagere belasting- en premieontvangsten. Dat bevat genomen beleidsmaatregelen zowel voor als tijdens de coronacrisis. Zo heeft aangepast beleid een neerwaarts effect van 4,4 miljard euro op het EMU-saldo ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Dat nieuwe beleid bestaat voor het overgrote deel uit fiscale maatregelen die volgen uit de noodpakketten banen en economie. De grootste budgettaire impact in 2020 volgt uit de mogelijkheid voor bedrijven om een fiscale reserve in de winst over 2019 op te nemen (-3 miljard euro in de vennootschapsbelasting), de mogelijkheid voor direc-teurgrootaandeelhouders om hun gebruikelijk loon te verlagen (-1 miljard in de loonheffing), de vrijstelling van btw voor de aanschaf van mondkapjes, medische hulpmiddelen en het uitlenen van zorgpersoneel (gezamenlijk - 0,4 miljard euro), en de tijdelijke opschorting van de premiedifferentiatie bij overwerk op grond van de wet Arbeidsmarkt in Balans (-0,1 miljard euro in de premies werknemersverzekeringen).

 

Tabel 4.2.1 Ontwikkeling inkomsten op EMU-basis 2019-2021 (in miljoenen euro's)

 

2019

2020

2021

Belastingen en premies volksverzekeringen

234,4

214,1

220,9

waarvan belastingen

194,9

176,2

183,9

waarvan premies volksverzekeringen

39,4

37,9

37,1

Premies Werknemersverzekeringen

68,3

68,9

72,1

Totaal

302,7

283,0

293,0

Jaar-op-jaarmutatie

 
  • 19,7

10,1

waarvan endogene groei

 
  • 9,8
  • 1,7

waarvan beleidsmaatregelen

 
  • 9,9

11,7

Endogene mutatie (in %)

 
  • 3,2%
  • 0,6%

Waardeontwikkeling BBP (in %)

 
  • 3,4%

5,0%

In 2021 groeien de belasting- en premieontvangsten met 10,1 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 11,7 miljard euro opwaarts. Dit is in belangrijke mate vertekend door de omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) per 2021. Dit levert eenmaligebelastingontvangsten van 7,1 miljard euro op, waar navenante uitgaven van het Rijk tegenover staan. Daarnaast lopen in 2021 incidentele fiscale beleidsmaatregelen voor 2020 vanwege de coronacrisis af. De fiscale coronareserve zorgt dat vpb-plichtige ondernemingen in 2021 minder verlies kunnen verrekenen. Op die manier leidt gebruik van de fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting in 2020 tot meer vennootschapsbelastingontvangsten in 2021 van 6 miljard euro ten opzichte van 2020. Ook beleidsmaatregelen die niet samenhangen met de coronacrisis hebben invloed op de belasting- en premieontvangsten in 2021. Deze worden nader toegelicht in paragraaf 4.4.2. Tegelijkertijd blijven de economische ontwikkelingen een neerwaarts effect hebben op de belasting- en premieontvangsten, met 1,7 miljard euro. Voor een groot deel hangt dat samen met minder vpb-ontvangsten in 2021 als gevolg van lagere winsten in 2020. Ook neemt de geraamde werkloosheid in 2021 verder toe, wat leidt tot minder loonheffing.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2020

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2020 vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2020. De nieuwe raming voor 2020 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2021 van het CPB en de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten tot en met juli 2020. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is de raming van de totale belastingen premieontvangsten op EMU-basis per saldo 22,5 miljard euro neerwaarts bijgesteld. Dat hangt samen met het fors negatievere economische beeld voor 2020 ten gevolge van de coronacrisis ten opzichte van het economische beeld voor 2020 onderliggend aan de Miljoenennota 2020 en maatregelen vanwege de coronacrisis. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp in 2020 met - 6,5 procentpunt neerwaarts bijgesteld.

 

Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2020 op EMU-basis (in miljoenen euro's)

Miljoenennota

2020

Vermoedelijke uitkomsten

2020

Verschil

Indirecte belastingen

96.522

87.379

  • 9.142

Invoerrechten

3.500

3.151

  • 348

Omzetbelasting

60.478

54.057

  • 6.421

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

2.462

1.620

  • 842

Accijnzen

12.388

11.110

  • 1.278

Overdrachtsbelasting

3.131

3.122

  • 9

Assurantiebelasting

2.914

2.946

32

Motorrijtuigenbelasting

4.392

4.259

  • 133

Belastingen op een milieugrondslag

4.520

4.569

49

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

296

267

  • 29

Belasting op zware motorrijtuigen

202

194

  • 9

Verhuurderheff ing

1.791

1.635

  • 155

Bankbelasting

447

449

2

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

138.704

126.449

  • 12.255

Loon- en inkomensheffing

105.116

102.666

  • 2.449

Dividendbelasting

5.153

3.938

  • 1.215

Kansspelbelasting

590

321

  • 269

Vennootschapsbelasting

26.167

17.489

  • 8.678

Schenk- en erfbelasting

1.679

2.035

356

Overige belastingontvangsten

230

280

50

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

235.456

214.108

  • 21.347

Premies werknemersverzekeringen

70.056

68.874

  • 1182

waarvan zorgpremies

43.163

42.636

  • 527

Totaal belasting- en premieontvangsten

305.511

282.982

  • 22.529

De raming van de totale indirecte belastingen is met 9,1 miljard euro neerwaarts bijgesteld opzichte van de Miljoenennota 2020. De grootste bijdrage komt van de geraamde btw-ontvangsten (-6,4 miljard euro). De consumptie van huishoudens krimpt 4,4%. Ook de accijnzen zijn neerwaarts bijgesteld (-1,3 miljard euro). Dat hangt vooral samen met de accijnzen op minerale en lichte olie. Het afgelopen halfjaar nam het wegverkeer af door bijvoorbeeld minder woon-werkverkeer.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2020 met 12,3 miljard euro neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020. De vennootschapsbelasting (vpb) levert met - 8,7 miljard euro de grootste bijdrage. Bedrijfswinsten zijn zeer conjunctureel gevoelig. De economische krimp werkt sterk door in de bedrijfswinsten. Vpb-plichtige ondernemers hebben de mogelijkheid om hun voorlopige aangifte over de verwachte winst in 2020 neerwaarts te herzien. De loon- en inkomensheffing is ook neerwaarts bijgesteld (-2,4 miljard euro). Zo maken ondernemers voor de inkomstenbelasting (ib-ondernemers) minder winst en hebben ook zij de mogelijkheid tot het bijstellen van hun voorlopige aangifte. Ook de door het CPB geraamde werkgelegenheid neemt af. De dividendbelasting neemt 1,2 miljard euro af. Door de verslechterde economische situatie keren ondernemingen minder dividend uit aan aandeelhouders.

Ten slotte komen de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen 1,2 miljard euro lager uit. Dat hangt samen met de daling van de geraamde werkgelegenheid, zoals bij de loonheffing.

In 2020 nemen de belasting- en premieontvangsten met ongeveer

4,4 miljard euro extra af als gevolg van beleidsmaatregelen ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Tot en met de Miljoenennota 2020 zorgen beleidsmaatregelen voor 5,4 miljard euro minder belasting- en premieontvangsten (tabel 4.3.2). In bijlage 4 van de Miljoenennota 2020 wordt daar meer informatie over gegeven. Daar komt in 2020 sinds de Miljoenennota 2020

4,4 miljard extra minder ontvangsten door beleid bovenop. Dat zit vooral in maatregelen vanwege de coronacrisis. De maatregel met het grootste budgettaire belang is de mogelijkheid voor vpb-plichtige ondernemers om inde aangifte over 2019 een 'fiscale coronareserve' te treffen. Daarmee hoeven ondernemers minder belasting over hun winst te betalen in 2020, maar kunnen ze later ook minder verlies verrekenen. De mogelijkheid tot minder verliesverrekening uit zich echter in de kas van 2021 bij het doen van de aangifte over de winst van 2020.

Tabel 4.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2020 op EMU-basis (in miljoenen euro's)

Miljoenennota 2020    -    5.435

coronapakketten    -    4.419

overig    - 76

Miljoenennota 2021    -    9.930

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2021

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2021 opgenomen.

Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2021 op EMU-basis

Loon- en inkomensbelasting

Omzetbelasting (btw)

Zorgpremies

Premies volksverzekeringen

Premies werknemersverzekeringen

Vennootschapsbelasting

Accijnzen

Overdrachts- en assurantiebelasting

Motorrijtuigenbelasting

Belastingen op een milieugrondslag

Dividendbelasting

Invoerrechten

Schenk- en erfbelasting Belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) Verhuurderheffing

Bankbelasting

Overig

0    20    40    60    80

Miljarden euro's

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieontvangsten in 2021. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2020 naar 2021 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die vooral samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Tabel 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2021 op EMU-basis (in miljoenen euro's)

 

Vermoedelijke uitkomsten 2020

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2021

Indirecte belastingen

87.379

1.525

4.470

5,1%

93.375

Invoerrechten

3.151

0

324

10,3%

3.475

Omzetbelasting

54.057

1.024

3.359

6,2%

58.440

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.620

  • 306

157

9,7%

1.471

Accijnzen

11.110

131

932

8,4%

12.173

Overdrachtsbelasting

3.122

758

  • 454
  • 14,5%

3.426

Assurantiebelasting

2.946

  • 1

87

3,0%

3.032

Motorrijtuigenbelasting

4.259

  • 52

158

3,7%

4.365

Belastingen op een milieugrondslag

4.569

3

  • 217
  • 4,7%

4.355

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

0

6

2,4%

274

Belasting op zware motorrijtuigen

194

0

11

5,5%

204

Verhuurderheffing

1.635

  • 273

106

6,5%

1.468

Bankbelasting

449

241

0

0,0%

690

Directe belastingen en premies

         

volksverzekeringen

126.449

8.167

  • 7.325
  • 5,8%

127.291

Loon- en inkomensheffing

102.666

  • 3.452

1.805

1,8%

101.019

Dividendbelasting

3.938

891

  • 762
  • 19,4%

4.067

Kansspelbelasting

321

12

192

59,8%

525

Vennootschapsbelasting

17.489

10.722

  • 8.473
  • 48,4%

19.737

Schenk- en erfbelasting

2.035

  • 5
  • 87
  • 4,3%

1.944

Overige belastingontvangsten

280

0

0

0,0%

280

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

214.108

9.692

  • 2.855
  • 1,3%

220.946

Premies werknemersverzekeringen

68.874

2022

1203

1,7%

72.099

waarvan zorgpremies

42.636

1621

916

2,1%

45.174

Totaal belasting- en premieontvangsten

282.982

11.715

  • 1.652
  • 0,6%

293.045

In 2021 bedragen de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis naar verwachting 293,0 miljard euro. Ten opzichte van de meest actuele raming van de ontvangsten voor 2020 stijgen de ontvangsten in 2021 daarmee met 9,9 miljard euro. Beleidsmaatregelen zorgen voor 11,7 miljard euro hogere ontvangsten in 2021 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat om zowel maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten als maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt alsmede eerdere fiscale maatregelen vanwege de coronacrisis. De verwachte endogene krimp van de belasting- en premieontvangsten in 2021 bedraagt 1,8 miljard euro (-0,6 procent). In de volgende paragrafen wordt nader op de endogene ontwikkeling ingegaan. In bijlage 5 van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting op de ramingsmethodiek en wordt ingegaan op de ramingen op transactiebasis zoals opgesteld voor de grootste belastingsoorten.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2021 De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2021. Voor 2021 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 5,0 procent.

De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2021 blijft daar bij achter, omdat de totale belasting- en premieontvangsten in 2021 juist afnemen vanwege economische ontwikkelingen.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2021 bedraagt 5,1 procent. Deze ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door de btw-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen. De btw-ontvangsten hangen vooral af van de consumptieve bestedingen, de investeringen in woningen en de overheidsinvesteringen. De waardeontwikkeling van de particuliere consumptie groeit in 2021 met 6,0 procent sneller dan de de totale economische groei in waardetermen. Ook de duurzame consumptie herstelt in 2021. De investeringen in woningen nemen met 1,4 procent af, terwijl de overheidsinvesteringen toenemen met 10,8 procent. Daarmee komt de endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten naar verwachting uit op 6,2 procent in 2021. De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de bpm komt uit op 9,7 procent in 2020. De bpm-ontvangsten hangen af van het aantal autoverkopen en de CO2 -uitstoot daarvan. De verwachting is dat de verkoop van auto's in 2021 herstel vertonen conform de ontwikkeling van de duurzame consumptie. De ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting - waarvoor het gewicht van de in Nederland geregistreerde auto's de grondslag vormt - nemen naar verwachting met 3,7 procent toe in 2021 door een groter wagenpark. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting komen in 2021 14,5 procent lager uit. Het CPB verwacht dat zowel de transacties als de verkoopprijzen dalen. De totale WOZ-waarde van sociale huurwoningen vormt de grondslag van de verhuurderheffing. In 2021 nemen de ontvangsten uit de verhuurderheffing naar verwachting met 6,5 procent toe. Een groei van zowel het volume als de prijs van ingevoerde goederen zorgen voor een toename van de ontvangsten uit invoerrechten met 10,3%. De ontvangsten uit de accijnzen nemen 8,4% toe in 2021. De verwachting is dat vooral de accijnzen op lichte en minerale oliën herstellen na 2020, waarin bijvoorbeeld minder woon-werkverkeer plaatsvond vanwege de coronacrisis. De belastingen op een milieugrondslag bevat vanaf 2021 de naar verwachting per 2021 ingevoerde vliegbelasting. Door de gevolgen van de coronacrisis op het vliegverkeer zal deze belasting in 2021 waarschijnlijk minder ophalen dan oorspronkelijk beoogd. Door deze endogene ontwikkeling gaat de raming nu uit van een opbrengst van 80 miljoen euro in 2021.3

De endogene ontwikkeling van de directe belastingen en de premies volksverzekeringen - de belastingen op inkomen en vermogen - bedraagt - 5,8 procent in 2021. Een grote bijdrage aan deze daling levert de vennootschapsbelasting (vpb) met - 48,4%. Hoewel de economie in 2021 verder herstelt met positieve gevolgen voor de bedrijfswinsten, zullen veel vpb-plichtige ondernemers hun definitieve aanslag voor hun winst over 2020 krijgen. Door lagere bedrijfswinsten in 2020 en de mogelijkheid om hun eventuele verliezen in 2020 te verrekenen met eventuele winst in 2019 zullen deze definitieve aanslagen naar verwachting lager uitvallen. Tevens zullen winsten in 2021 weliswaar herstellen, maar wel lager zijn dan voor de coronacrisis. Daarmee zullen de voorlopige aanslagen, die begin 2021 worden opgelegd, over de winsten in 2021 lager uitvallen.

De qua omvang belangrijkste directe belastingsoort is de loon- en inkomensheffing.4 Voor de ontwikkeling van de ontvangsten uit deze belastingsoort zijn vooral de verwachte loonontwikkeling, de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van winsten van zelfstandigen van belang. De grondslag van de loon- en inkomensheffing wordt daarnaast ook beïnvloed door de omvang van de hypotheekrenteaftrek en pensioenpremies. De ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing stijgen in 2021 met 1,8 procent, wat lager is dan de groei van het bbp in waardetermen. De arbeidsmarkt volgt vertraagd op de ontwikkeling van het bbp. De werkgelegenheid zal in 2021 verder dalen, terwijl de contractloonstijging wat terugloopt. Contractlonen worden vaak meerjarig afgesproken in cao's. Deze factoren hebben een drukkende werking op de loonheffingsontvangst in 2021. De inkomensheffing neemt relatief meer toe. De bedrijfswinsten van ib-ondernemers zullen in 2021 herstellen en veel directeurgrootaandeel-houders zullen in 2021 belasting betalen over belastingjaar 2019. In dat jaar ontvingen veel directeurgrootaandeelhouders dividend uit hun onderneming om te anticiperen op een verhoging van het box-2-tarief. De raming van de dividendbelasting laat een afname van 19,4 procent zien in 2021. Ondernemingen keren minder dividend uit door de lagere winsten. Daarnaast loopt de extra ontvangst door anticipatie op het box-2-tarief van 2019 en januari 2020 niet in die mate door in 2021. De raming van de schenken erfbelasting voor 2021 bedraagt 1,9 miljard euro en volgt uit de negatieve ontwikkeling van huizenprijzen als benadering voor de ontwikkeling van het nagelaten vermogen.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen - waar ook de zorgpremies onder vallen - nemen met 1,7 procent toe in 2021. Onderliggend gaat het om een negatieve ontwikkeling van de grondslag door minder hogere lonen en minder werkgelegenheid, zoals bij de loonheffing, in combinatie met de stijging van de aan de zorguitgaven gekoppelde zorgpremies.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2021 nemen de belasting- en premieontvangsten met 11,7 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2021 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2021 nog een op-of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2020, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2021 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen is de beleidsmatige toename per saldo

1,5 miljard euro. Onderliggend nemen de btw-ontvangsten beleidsmatig met 1,0 miljard euro toe ten opzichte van 2020. Dat hangt ter eerste samen met de omvorming van ProRail tot een ZBO, wat tot een eenmalige opbrengt in de btw leidt van 0,7 miljard euro. Daarnaast lopen de incidentele maatregelen in 2020 vanwege de coronacrisis tot een einde, zoals de btw-verlaging op mondkapjes en inhuur van zorgpersoneel. Ook de opbrengst van de overdrachtsbelasting neemt beleidsmatig toe (0,8 miljard euro). Dit hangt samen met de verhoging van het reguliere tarief van 6% naar 8% per 2021, in combinatie met de introductie van een startersvrijstelling en beperking van het verlaagde tarief van 2%. Beleidsmatige mutaties in de bpm zorgen juist voor 0,3 miljard lagere ontvangsten en hangen samen met het Klimaatakkoord. De accijnzen hebben 0,1 miljard euro hogere ontvangsten door beleidsmatige mutaties. Vanaf 2021 wordt de verhuur-derheffing met 0,2 miljard euro verlaagd. Daarnaast spelen in 2021 de eerste heffingsverminderingen voor verduurzaming van woningen. Tot slot wordt in 2021 de bankenbelasting eenmalig verhoogd.

Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 8,2 miljard euro toe in 2021. Voor 10,7 miljard euro is sprake van hogere vennootschapsbelastingont-vangsten door beleidsmutaties. Dat hangt ten eerste samen met de mogelijkheid om een 'fiscale coronareserve' over de winst van 2019 te (zie hierboven) Ten opzichte van 2020 leidt dat in 2021 tot 6,0 miljard euro extra vpb-ontvangst. Bovendien is sprake van een incidentele opbrengst van

4,5 miljard euro in de vennootschapsbelasting door de omvorming van ProRail tot ZBO. Deze omvorming leidt bovendien tot een incidentele opbrengst in de dividendbelasting van 2,0 miljard euro. Daarnaast is voor de dividendbelasting sprake van een incidentele derving als gevolg van het Sofina-arrest van 0,9 miljard euro.

Voor de loon- en inkomensheffing speelt in 2021 de invoering van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) een rol. Werkgevers kunnen tijdelijk een korting krijgen op de loonheffing die zijn voor hun werknemers afdragen wanneer zij investeren in voor de BIK kwalificerende bedrijfsmiddelen. Dit leidt tot een derving van 2,0 miljard euro vanaf 2021. Daarnaast wordt de arbeidskorting verhoogd. Hiertegenover staat dat werkgevers in de zorg in 2020 een bedrag ontvangen om hun medewerkers een bonus van 1000 euro netto uit te keren. De loonheffing die hiermee gepaard gaat leidt in 2021 tot een incidentele ontvangst van 0,6 miljard euro.5

Beleid met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen leidt per saldo tot 2,0 miljard euro hogere ontvangsten in 2021. Dat wordt bijna in zijn geheel verklaard door de stijging bij de premies zorgverzekeringswet van 1,6 miljard euro. Deze beleidsmutatie hangt samen met stijgende zorgkosten en een lastendekkende premie voor het zorgverzekeringsfonds.

In tabel 4.4.2 wordt de totale beleidsmatige mutatie in 2021 van 11,7 miljard uitgesplitst naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de «verticale mutaties» van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2021. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2021 nog budgettaire effecten heeft.

Tabel 4.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2021 op EMU-basis (in miljoenen euro's)

Beleid vorige kabinetten    1.009

waarvan zorgpremies    1.106

waarvan overig    - 97

Beleid Startnota    -    3.271

waarvan verlaging vpb-tarieven    -    1.362

waarvan verlaging lasten op arbeid (zoals invoering tweeschijvenstelstel)    -    2.919

waarvan overig    1.009

Miljoenennota 2019    2.786

waarvan BP2019 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen)    2.522

waarvan overig    264

Miljoenennota 2020    -    2.155

waarvan effect heroverweging afschaffing dividendbelasting    op    inkomensheffing    -    1.849

waarvan overig    - 306

Miljoenennota 2021    13.345

waarvan omvorming Prorail    7.130

waarvan coronapakketten    7.546

waarvan BP2021 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen)    - 515

waarvan overig    - 817

Totaal    11.715

Het in de Startnota verwerkte beleid heeft - op basis van de op dat moment ingeboekte beleidsramingen - in 2021 een lastenverlichtend effect van

3,3 miljard euro. Onderliggend is vooral sprake van lastenverlichtingen door de toen voorgenomen verlaging van de vpb-tarieven en door verlaging van de lasten op arbeid. Beleid dat voor het eerst tot uiting komt in Miljoenennota 2019 met (tevens) een budgettair effect in 2021 is per saldo inkom-stenverhogend met 2,8 miljard euro. Hierbij speelt met name de verhoging van het box-2-tarief per 2020 een rol. Dga's anticipeerden hierop door eind 2019 extra dividend uit te keren, wat zich in 2021 vertaalt in extra belastingopbrengsten in de inkomensheffing. In de Miljoenennota 2020 zijn ook weer verschillende beleidsmaatregelen met een budgettair effect verwerkt. Het belangrijkste pakket is hierbij de 'heroverweging pakket vestigingsklimaat'. Bij deze heroverweging heeft het kabinet gekeken naar het gehele pakket aan fiscalemaatregelen gericht op het versterken van het vestigingsklimaat. Dit pakket heeft in 2021 een neerwaarts effect op de belastingontvangsten doordat is afgezien van afschaffing van de dividendbelasting per 2020. Zonder dividendbelasting als voorheffing zouden de opbrengsten in de inkomensheffing in 2021 groter zijn geweest. Maar na de heroverweging hebben bedrijven in 2020 reeds voorheffing betaald via de dividendbelasting en zijn belastingplichtigen in 2021 dus minder inkomensheffing verschuldigd.

De belangrijkste budgettaire maatregelen die in de Miljoenennota 2021 zijn verwerkt zijn de reeds toegelichte maatregelen uit het fiscale steunpakket om de economische gevolgen van de coronacrisis te beperken. Deze maatrelen leiden tot een incidentele lastenverlichting in 2020, wat zich juist vertaalt in een beleidsmatige lastenverzwaring in 2021. Dit geldt met name voor de fiscale coronareserve, waarbij sprake is van een kasschuif. De omvorming van ProRail heeft een aanzienlijk incidenteel effect op de ontvangsten in 2021, waar navenante uitgaven van het Rijk tegenover staan.

 

Tabel 4.4.3 Budgettair effect van belasting-(in miljoenen euro's)

en premiemaatregelen 2021

Belastingen en premies op EMU-basis

Lasten ontwikkeling

Belastingen en premies op transactiebasis

Zorgpremies

1.621

229

1.621

Zorgtoeslag

 

124

 

Premies werknemersverzekeringen

432

412

432

Opslag Duurzame Energie (inclusief klimaatakkoord)

 

300

 

ETS-veilingopbrengsten

 

70

 

Omvorming Prorail

7.130

0

7.130

Tabaksaccijns

100

96

100

fiscale coronareserve

6.000

0

 

Coronapakketten exclusief fiscale coronareserve

1.546

1.546

1.546

Overdrachtsbelasting

758

758

758

Lagere lasten op arbeid

  • 1.540
  • 1.876
  • 1.539

Baangerelateerde Investeringskorting

  • 2.000
  • 2.000
  • 2.000

Verhuurderheff ing

  • 210

1.708

1.683

Dividendbelasting

  • 1.084
  • 1.850
  • 1.158

Vennootschapsbelasting (tarieven en grondslag)

  • 53

441

56

BPM

  • 306
  • 318
  • 306

Energiebelasting

  • 199
  • 200
  • 199

Kadercorrecties

 
  • 2.246
 

Overig

  • 480
  • 233
  • 595

Totaal

11.715

  • 3.040

7.529

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis6, het effect daarvan op transactiebasis en het effect op de lastenontwikkeling zoals relevant voor het inkomstenkader in 20217. Voor de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis, die relevant zijn voor het EMU-saldo, gaat het voor de meeste belastingsoorten om de één-maands-verschoven-kasont-vangsten. Bij de ontvangsten op transactiebasis wordt - in dit geval - het beleid toegerekend aan het jaar waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit het effect op de ontvangsten volgt zich voordoet. Daarop sluit het op de lastenontwikkeling gebaseerde inkomstenkader zoveel mogelijk aan. Een uitzonderingen vormen anticipatie-effecten. De aanpassing van het box 2 tarief heeft anticipatie tot gevolg op EMU- en transactiebasis, maar is niet relevant voor het inkomstenkader en daarmee de lastenontwikkeling. Ook de rekeningcourantmaatregel gaat gepaard met anticipatie-effecten en kent daarnaast intertemporele effecten die ook niet relevant zijn voor het lastenkader.

Het budgettaire effect van zorgpremies in 2021 verschilt op lastenbasis van het effect op EMU-basis. Dit wordt veroorzaakt omdat incidentele wijzigingen in de premies zoals (1) het effect op de premies van het wegwerken van tekorten en overschotten in het zorgverzekeringsfonds, (2) incidentele bijstellingen in het saldo verzekeraars en (3) het verschil tussen de VWS-raming en de door verzekeraars vastgestelde nominale premie, niet binnen het inkomstenkader gecompenseerd maar wel relevant zijn voor het EMU-saldo.

Een ander verschil ontstaat door de zorgtoeslag. Vanwege de directe koppeling met de nominale premie is de zorgtoeslag wel relevant voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, terwijl dit geen belasting- en premieontvangsten betreft. Dat geldt ook voor de Opslag Duurzame Energie, de ETS-veilingopbrengsten8 en het verschuiven van het lage-inkomensvoordeel (LIV) naar de uitgavenkant van de vergroting. Ook kadercorrecties spelen alleen een rol voor de beleidsmatige lastenontwikkeling zoals vastgelegd in het inkomstenkader.9 Bij andere belastingsoorten kan sprake zijn van een verschil tussen de lastenontwikkeling en het transactiebegrip door het hanteren van constante prijzen van het jaar waarin de wetgeving gemaakt wordt voor de lastenontwikkeling en lopende prijzen bij omvangrijke maatregelen uit een eerder ingeboekt beleidspakket zoals het Regeerakkoord voor de transactie- en EMU-basis begrippen. Verschillen tussen de effecten op EMU- en transactiebasis ontstaan hoofdzakelijk door de duur van het aanslag- en aangifteproces van sommige belastingsoorten. Daardoor ontstaat bij een deel van de belastingsoorten een achterwaartse verschuiving bij de ontvangsten op EMU-basis

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbij-stellingen (deskundigenoordeel; 'expert opinion') hebben op de ramingen in 2020. Het werkelijke transactiebegrip is als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar op EMU-basis als percentage van de desbetreffende belastingontvangst. Dat is immers relevant voor het EMU-saldo. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transpara-meters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2020 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro's. De tweede kolom bevat de bijstelling ten opzichte van de raming volgens het ramingsmodel als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 5,0 procent lager uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli in combinatie met de coronacrisis en de daarmee gepaard gaande economische conjunc-tuuromslag. De coëfficiënten van het ramingsmodel zijn geschat op langjarige data en zijn daarmee indicatief voor een gemiddeld effect van een macro-economische variabele op de ontvangst van een belastingsoort over verschillende stadia van de economische conjunctuur.

Bij de indirecte belastingen vallen de relatieve bijstellingen in de bpm (+15,4%) en accijnzen (-11,3%) op. De bpm hangt in het ramingsmodel samen met de 'duurzame consumptie'. Deze daalt in 2020 fors. Tegelijkertijd geven de kasrealisaties tot en met juli aanleiding om deze niet in die mate te laten dalen. De neerwaartse bijstelling in 2020 van de accijnzen hangt samen met de bijstelling van de accijns van lichte en minerale oliën vanwege minder woon-werkverkeer in vooral de eerste helft van 2020. Dergelijke incidenten zit niet in de geschatte coëfficiënt. In algemene zin zijn ramingsbijstellingen bij een aantal indirecte belastingsoorten op basis van de kasontvangsten mede toe te schrijven aan de keuze om meer algemene economische variabelen te gebruiken. De ramingsvergelijking van de BPM is daar een voorbeeld van. Ontwikkelingen specifiek op het terrein van autoverkopen zullen daardoor per definitie via bijstellingen in de raming verwerkt moeten worden.

Bij de directe belastingen en premies volksverzekeringen, die een bijstelling hebben van - 6,8% op het totaal, vallen de kansspelbelasting (-90,3%), dividendbelasting (+10,9%) en de vennootschapsbelasting (-54,9%) op. Casino's waren een tijd gesloten in 2020 en dat drukte de kansspelbelasting. De vennootschapsbelasting is zeer gevoelig voor conjuncturele omslagpunten en zeker door mogelijkheden zoals verliesverrekening kunnen de vennootschapsbelastingen hard dalen, ook als rekening wordt gehouden met de daling van de bedrijfswinsten. De dividendbelasting is tenslotte opwaarts bijgesteld vanwege kasrealisaties tot en met juli vanwege hoge ontvangsten aan het begin van 2020, die samenhangen met het grote anticipatie-effect van directeur-grootaandeelhouders op de verhoging van het box-2-tarief.

 
 

Raming 2020

Bijstelling ramingsmodel in % raming

Indirecte belastingen

87.379

  • 2,5%

Invoerrechten

3.151

  • 4,8%

Omzetbelasting

54.057

  • 2,2%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.620

15,4%

Accijnzen

11.110

  • 11,3%

Overdrachtsbelasting

3.122

  • 4,2%

Assurantiebelasting

2.946

7,6%

Motorrijtuigenbelasting

4.259

1,8%

Belastingen op een milieugrondslag

4.569

  • 0,3%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

194

0,0%

Verhuurderheff ing

1.635

0,0%

Bankbelasting

449

0,0%

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

126.449

  • 6,8%

Loon- en inkomensheffing

102.666

0,9%

Dividendbelasting

3.938

10,9%

Kansspelbelasting

321

  • 90,3%

Vennootschapsbelasting

17.489

  • 54,9%

Schenk- en erfbelasting

2.035

0,0%

Overige belastingontvangsten

280

0,0%

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

214.108

  • 5,0%

Omdat voor de raming van 2021 de raming van 2020 - en niet de gerealiseerde kasontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de expert opinion in 2020 één-op-één door naar 2021. Dat geldt in principe voor alle belas-tingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en kasbasis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2021 verder op ten opzichte van 2020, in lijn met de bijstellingen in 2020 op basis van de kasontvangsten.

 
 

Raming 2021

Bijstelling ramingsmodel in % raming

Indirecte belastingen

93.375

2,3%

Invoerrechten

3.475

1,4%

Omzetbelasting

58.440

2,6%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.471

51,0%

Accijnzen

12.173

  • 3,8%

Overdrachtsbelasting

3.426

  • 3,8%

Assurantiebelasting

3.032

4,1%

Motorrijtuigenbelasting

4.365

1,1%

Belastingen op een milieugrondslag

4.355

6,0%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

274

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

204

0,0%

Verhuurderheff ing

1.468

0,0%

Bankbelasting

690

0,0%

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

127.291

  • 3,0%

Loon- en inkomensheffing

101.019

0,0%

Dividendbelasting

4.067

  • 26,3%

Kansspelbelasting

525

  • 9,5%

Vennootschapsbelasting

19.737

  • 13,3%

Schenk- en erfbelasting

1.944

  • 2,1%

Overige belastingontvangsten

280

0,0%

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

220.946

  • 0,8%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2020-2024 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2020 en 2021 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2022 tot en met 2024 betreft dit verwerking van de recentste CPB-MLT-raming.

 

Tabel 4.6.1. Meerjarige belasting- en premieraming (in

miljarden

euro's)

     
 

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

283,0

293,0

297,6

313,3

322,3

waarvan belastingen op kasbasis

167,9

189,5

191,8

202,1

208,2

Tabel 4.6.2. bevat - in aanvulling op de ramingen voor 2020 en 2021 die reeds besproken zijn - een technische extrapolatie van de geraamde belasting-soorten voor 2020 tot en met 2024.

Tabel 4.6.2 Raming belasting- en premieontvangsten 2020-2024 op EMU-basis (in miljoenen euro's)

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

Indirecte belastingen

87.379

93.375

95.868

98.182

100.733

Invoerrechten

3.151

3.475

3.597

3.706

3.794

Omzetbelasting

54.057

58.440

60.006

62.007

63.844

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.620

1.471

1.614

1.671

1.633

Accijnzen

11.110

12.173

12.531

12.654

12.854

Overdrachtsbelasting

3.122

3.426

3.596

3.692

3.816

Assurantiebelasting

2.946

3.032

3.131

3.241

3.341

Motorrijtuigenbelasting

4.259

4.365

4.457

4.523

4.633

Belastingen op een milieugrondslag

4.569

4.355

4.483

4.636

4.772

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

274

280

284

288

Belasting op zware motorrijtuigen

194

204

208

211

214

Verhuurderheffing

1.635

1.468

1.516

1.107

1.095

Bankbelasting

449

690

449

449

449

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

126.449

127.291

127.943

138.955

142.441

Loon- en inkomensheffing

102.666

101.019

102.399

106.862

109.592

Dividendbelasting

3.938

4.067

3.385

4.289

4.578

Kansspelbelasting

321

525

554

580

605

Vennootschapsbelasting

17.489

19.737

19.688

25.313

25.735

Schenk- en erfbelasting

2.035

1.944

1.918

1.912

1.932

Overige belastingontvangsten

280

280

280

280

280

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

214.108

220.946

224.091

237.417

243.454

Premies werknemersverzekeringen

68.874

72.099

73.467

75.852

78.808

waarvan zorgpremies

42.636

45.174

46.481

47.972

49.844

Totaal belasting- en premieontvangsten

282.982

293.045

297.558

313.269

322.262

4.7 De belastingraming 2020-2021

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten 2019 en 2020 op EMU-basis.

 

Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en EMU-basis (in miljoenen euro's)

premieontvangsten 2020-2021 op

 

Vermoedelijke uitkomsten

Ontwerpbegroting

 

2020

2021

Indirecte belastingen

87.379

93.375

Invoerrechten

3.151

3.475

Omzetbelasting

54.057

58.440

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.620

1.471

Accijnzen

11.110

12.173

  • Accijns van lichte olie

4.093

4.600

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.494

3.862

  • Tabaksaccijns

2.560

2.646

  • Alcoholaccijns

319

320

  • Bieraccijns

314

407

  • Wijnaccijns

329

338

Belastingen van rechtsverkeer

6.068

6.459

  • Overdrachtsbelasting

3.122

3.426

  • Assurantiebelasting

2.946

3.032

Motorrijtuigenbelasting

4.259

4.365

Belastingen op een milieugrondslag

4.569

4.355

  • CO2-heffingen

0

0

  • Afvalstoffenbelasting

194

191

  • Energiebelasting

4.067

3.769

  • Waterbelasting

306

314

  • Brandstoffenheffingen

1

1

  • Vliegbelasting

0

80

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

274

Belasting op zware motorrijtuigen

194

204

Verhuurderheff ing

1635

1.468

Bankbelasting

449

690

Directe belastingen

88.550

90.234

Inkomstenbelasting

4.412

5.349

Loonbelasting

60.356

58.613

Dividendbelasting

3.938

4.067

Kansspelbelasting

321

525

Vennootschapsbelasting

17.489

19.737

  • Gassector

200

220

  • niet-gassector

17.289

19.517

Bronbelasting op rentes en royalties

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.035

1.944

Overige Belastingontvangsten

280

280

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch

 

Nederland

144

155

Totaal belastingen

176.209

183.889

Premies volksverzekeringen

37.899

37.057

Premies werknemersverzekeringen

68.874

72.099

waarvan zorgpremies

42.636

45.174

Totaal belasting- en premieontvangsten

282.982

293.045

Tabel 4.72 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten 2020 en 2021 op kasbasis met op de laatste regels de aansluiting naar de totaalraming op EMU-basis.

 

Tabel 4.7.2. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2020-2021 op kasbasis (in miljoenen euro's)

 

Vermoedelijke uitkomsten

2020

Ontwerpbegroting

2021

Indirecte belastingen

83.229

96.008

Invoerrechten

3.118

3.463

Omzetbelasting

51.154

60.339

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.489

1.550

Accijnzen

10.261

12.577

  • Accijns van lichte olie

3.669

4.802

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.102

4.072

  • Tabaksaccijns

2.542

2.645

  • Alcoholaccijns

319

320

  • Bieraccijns

300

403

  • Wijnaccijns

328

337

Belastingen van rechtsverkeer

6.027

6.429

  • Overdrachtsbelasting

3.091

3.409

  • Assurantiebelasting

2.936

3.021

Motorrijtuigenbelasting

4.250

4.357

Belastingen op een milieugrondslag

4.387

4.656

  • CO2-heffingen

0

0

  • Afvalstoffenbelasting

195

192

  • Energiebelasting

3.886

4.070

  • Waterbelasting

306

313

  • Brandstoffenheffingen

1

1

  • Vliegbelasting

0

80

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

273

Belasting op zware motorrijtuigen

192

204

Verhuurderheff ing

1635

1.468

Bankbelasting

449

690

Directe belastingen

84.435

93.199

Inkomstenbelasting

3.664

5.872

Loonbelasting

57.566

60.711

Dividendbelasting

3.938

4.067

Kansspelbelasting

245

517

Vennootschapsbelasting

16.987

20.088

  • Gassector

200

220

  • niet-gassector

16.787

19.868

Bronbelasting op rentes en royalties

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.035

1.944

Overige Belastingontvangsten

280

280

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

137

160

Totaal belastingen

167.944

189.488

Premies volksverzekeringen

36.553

38.222

Premies werknemersverzekeringen

66.597

73.693

Aansluiting naar EMU-basis

11.889

  • 8.358

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

282.982

293.045

5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN

5.1    Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.5 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel inclusief de toegepaste ramingsvergelijkingen wordt uitgebreid toegelicht. Vervolgens wordt de endogene en beleidsmatige ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op kasbasis gepresenteerd, waarbij ook ingegaan wordt op de regeling voor bijzonder uitstel van betaling die getroffen is in licht van de coronacrisis. Tot slot besteden we specifiek aandacht aan belastingen en premies die op transactiebasis (naar belastingjaar) geraamd worden en vervolgens naar kasbasis en EMU-basis worden vertaald. Dit betreffen de loon- en inkomensheffing, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.

5.2    Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de belasting- en premieontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De ontvangstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De belasting- en premieontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo (relatief) in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het belasting- en premiemodel blijven macro-inschattingen en zijn daarmee vooral sterk afhankelijk van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3    Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de belasting- en premieontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde 'expert opinion' een rol. De uitkomsten van het model - de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen - worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar (als daar al sprake van is), informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifiek e informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2020 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2020 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2021 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2020 vormen daarom de basis voor de raming van 2021.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol speelt, is de vpb-raming voor 2020. Vanwege de coronacrisis dalen de winsten van ondernemingen, en daarmee de ontvangsten uit de vpb. Maar de precieze mate waarin is vanwege de grote economische onzekerheid moeilijk vast te stellen. Door het verloop van het aantal door de Belastingdienst opgelegde aanslagen te volgen, en de aanpassingen die ondernemers hierop aanvragen in beeld te brengen, kan een betere prognose gemaakt worden van de te verwachten kasontvangsten in 2020.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4    Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat door de coronacrisis de werkloosheid in 2020 en 2021 oploopt. Dit leidt tot een dalende opbrengst van de loonheffing. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaand kan samengevat worden in onderstaande vergelijking:

Tt = Tt-1 + At + Et

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de belasting- en premieontvangsten in 2019. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2019 bevat nadere informatie over de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2019. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de belasting- en premieontvangsten in 2020. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van belasting- en premieontvangsten in 2021, welke eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingen

Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de belasting- en premieontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.10 In hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 is een box opgenomen over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijk inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende grondslag of het tarief. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen leidt tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling

De verdere verandering van de belasting- en premieontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de

Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belasting-soort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2021 (MEV 2021).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek herzien. In 2019 zijn de vergelijkingen van het model tegen het licht gehouden en herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en MRB gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifiek e 'auto'-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis - doorgaans de één-maands-verschoven-kas - plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.11

De grootste belastingsoorten - de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing - worden niet op kasbasis geraamd.11 12 Die belastingsoorten worden op 'transactiebasis' geraamd. Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit de belastingopbrengst voortkomt zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactie-jaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kan-transpara-meters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belasting-soort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Verklarende variabelen ramingsmodel

Afkorting    Variabele arbvu    Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie bbpvu    BBP marktprijzen, volumemutatie bbpwu    BBP marktprijzen, waardemutatie

Box2    Waardemutatie grondslag box 2

Box3    Waardemutatie grondslag box 3

clpu    Contractloonstijging hznpu    Huizenverkoop prijsmutatie hznvu    Huizenverkoop volumemutatie ihhyptr    Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait incpu    Incidentele loonstijging iond    Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers invpu    Invoer, prijsmutatie invvu    Invoer, volumemutatie ivswu    Investeringen in woningen, waardemutatie oiwu    Overheidsinvesteringen, waardemutatie pcdvu    Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie pcdwu    Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie pcvgvu    Consumptie van voeding en genot, volumemutatie pcwu    Particuliere consumptie, waardemutatie prpsv    Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie tcf    Tabelcorrectiefactor verr    Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen grvpb    Ontwikkeling grondslag vpb wozwu    Waardemutatie gemiddelde woz-waarde

 

Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

0,19 * bbpvu, + 1 * tof,

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

0,63 * bbpvu, + 1 * tof,

Afvalstoffenbelasting

1 * bbpvu, + 1 * tof,

Alcoholaccijns

  • - 
    0,027 + 1,24 * povgvu,

Assurantiebelasting

1,05 * powu,

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

0,96 * bbpvu,

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

  • - 
    0,045 + 4,320 * podvu, + 1 * Of,

Bieraccijns

0,42 * povgvu,

Bronbelasting op rente en royalty's

1 * bbpwut

CO2-heffing

1 * bbpvut

Dividendbelasting

  • - 
    0,106 + 5,87 * bbpwu,

Energiebelasting

  • - 
    0,03 + 0,62 * bbpvu, + 1 * Of,

Inkomensheffing

 

Box 1 ondernemers

1 * iond,

Box 2

1 * box2,

Box 3

1 * box3,

Eigen woning

1 * ihhyp,r,

Inkomensheffing overig Kansspelbelasting

Loonheffing

Motorrijtuigenbelasting (mrb) Omzetbelasting (btw)

Overdrachtsbelasting Rechten bij invoer Schenk- en erfbelasting Tabaksaccijns

Vennootschapsbelasting (niet-gas)

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

Verhuurderheff ing

Vliegbelasting

Waterbelasting

Wijnaccijns

1 * verrt 1,45 * pcwut

0,6 * arbvut+ 1,53 * clput + 1,13 * incput - 0,62 * tcft - 0,81 * prpsv0,77 * bbpvut+ 1 * tcft

0,44* pcwut + 0,29 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,02 * oiwut

1 * hznvut + 1 * hznput

0,63 * invvut+ 0,51 * invput

1 * hznput

0,97 * pcvgvut

1 * winstwut

1,05 * pcvgvut

1 * wozwut

1* pcvut

0,008 + 1 * tcft

1,16 * pcvgvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort nemen we de bieraccijns. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens bovenstaande vergelijking zijn de geraamde bieraccijnsontvangsten afhankelijk van de volumemutatie van de 'consumptie van voeding en genot'. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een hogere consumptie van voeding en genot raamt, dan leidt dit tot hogere geraamde bieraccijnsontvangsten.

De grootte van de coëfficiënt bedraagt 0,42. Dit betekent dat de bieraccijnsontvangsten met 0,42% stijgen ten opzichte van voorgaand jaar als het CPB een stijging van het volume van de consumptie van voeding en genot raamt met 1% in dat jaar. In dit voorbeeld spelen geen beleidsmatige ontwikkelingen. Voorts wordt deze uitkomst uit het ramingsmodel in vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinfor-matie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifiek e) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

Ontwikkelingen ramingsmodel

De Commissie Toetsing systematiek raming van de belasting- en premieontvangsten heeft op het verzoek van de minister van Financiën een onafhankelijke toetsing verricht voor de systematiek van de raming van de belasting- en premieontvangsten. Voorzitter van de commissie was Honorair hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) Mr. C.A. (Flip) de Kam. Het eindrapport is gepubliceerd in bijlage 6 van de Miljoenennota

2019. Bijlage 5 van de Miljoenennota's 2019 en 2020 bevatten een reactie op de aanbevelingen en implementatie daarvan.

Ten aanzien van het advies is het Ministerie van Financiën voornemens om, gezamenlijk met het CPB, contact op te nemen met het PBL. Mogelijk kunnen hieruit nieuwe inzichten verschaft worden relevant voor macro-economische indicatoren die relevant zijn voor de raming van enkele milieubelastingen. Daarnaast werkt het Ministerie momenteel aan een herziening van de premies werknemersverzekeringen in de ramingsmethodiek. Daarbij wordt in kaart gebracht of de premies werknemersverzekeringen op een vergelijkbare wijze kunnen worden geraamd als de loonheffing. Hierin zijn reeds stappen gezet, maar als gevolg van werkzaamheden die ontstonden door de coronacrisis is de beoogde implementatie hiervan nog niet afgerond.

Bij de Miljoenennota 2019 zijn de ramingsvergelijkingen in het model empirisch herschat. Daarmee is een vierjaarlijkse cyclus ingezet: de resultaten van de herschatting zijn met de Miljoenennota 2020 geïmplementeerd, waar de laatste herschatting in 2015 werd gecompleteerd. Het Ministerie van Financiën is voornemens om deze cyclus ook in de toekomst voort te zetten.

5.5 De belastingramingen voor 2020 en 2021 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de belastingramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de ontwikkeling van de realisaties in 2019 naar de Vermoedelijke Uitkomsten in 2020. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de ontwikkeling van de Vermoedelijke Uitkomsten in 2020 naar de Ontwerpbegroting 2021. De tabel splitst de verandering per belasting-soort uit naar beleidsmatige mutatie en endogene mutatie. Beleidsmatige mutaties zijn mutaties als gevolg van fiscale beleidsmaatregelen of van overige maatregelen. Endogene mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van de economische ontwikkeling.

 

Tabel 5.5.1 Raming belastingontvangsten 2020 op kasbasis (in mi euro's)

ljoenen

 

2019

Beleids- mutaties

Endogene mutaties

Endogene mutatie in

%

2020

Indirecte belastingen

92.428

  • 810
  • 8.389
  • 9,1%

83.229

Invoerrechten

3.397

0

  • 279
  • 8,2%

3.118

Omzetbelasting

56.473

8

  • 5.327
  • 9,4%

51.154

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

2.288

1

  • 801
  • 35,0%

1.489

Accijnzen

12.067

147

  • 1.954
  • 16,2%

10.261

  • Accijns van lichte olie

4.559

0

  • 890
  • 19,5%

3.669

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.911

1

  • 810
  • 20,7%

3.102

  • Tabaksaccijns

2.509

146

  • 113
  • 4,5%

2.542

  • Alcoholaccijns

331

0

  • 12
  • 3,6%

319

  • Bieraccijns

426

0

  • 126
  • 29,7%

300

  • Wijnaccijns

331

0

  • 3
  • 0,8%

328

Belastingen van rechtsverkeer

5.863

  • 5

169

2,9%

6.027

  • Overdrachtsbelasting

3.016

0

75

2,5%

3.091

  • Assurantiebelasting

2.847

  • 5

94

3,3%

2.936

Motorrijtuigenbelasting

4.222

49

  • 21
  • 0,5%

4.250

Belastingen op een milieugrondslag

5.528

  • 900
  • 241
  • 4,4%

4.387

  • Afvalstoffenbelasting

196

46

  • 47
  • 23,9%

195

  • Energiebelasting

5.033

  • 946
  • 201
  • 4,0%

3.886

  • Waterbelasting

298

0

7

2,4%

306

  • Brandstoffenheffingen

1

0

0

  • 5,8%

1

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

269

0

  • 2
  • 0,8%

267

Belasting op zware motorrijtuigen

184

17

  • 9
  • 4,8%

192

Verhuurderheff ing

1.687

  • 127

75

4,5%

1.635

Bankbelasting

449

0

0

0,0%

449

Directe belastingen

100.507

  • 6.624
  • 9.447
  • 9,4%

84.435

Loon- en inkomstenbelasting

65.773

  • 2.785
  • 1.758
  • 2,7%

61.230

Dividendbelasting

6.286

  • 851
  • 1.497
  • 23,8%

3.938

Kansspelbelasting

572

0

  • 326
  • 57,1%

245

Vennootschapsbelasting

25.949

  • 2.983
  • 5.979
  • 23,0%

16.987

  • Gassector

450

0

  • 250
  • 55,6%

200

  • Niet-gassector

25.499

  • 2.983
  • 5.729
  • 22,5%

16.787

Schenk- en erfbelasting

1.926

  • 5

114

5,9%

2.035

Overige belastingontvangsten

281

  • 1

0

0,0%

280

Totaal belastingen op kasbasis

193.216

  • 7.436
  • 17.836
  • 9,2%

167.944

Tabel 5.5.2 Raming belastingontvangsten 2021 euro's)

op kasbasis (in mi

ljoenen

 

2020

Beleids- mutaties

Endogene mutaties

Endogene mutatie in

%

2021

Indirecte belastingen

83.229

1.351

11.429

13,7%

96.008

Invoerrechten

3.118

0

345

11,1%

3.463

Omzetbelasting

51.154

887

8.299

16,2%

60.339

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.489

  • 274

336

22,6%

1.550

Accijnzen

10.261

154

2.163

21,1%

12.577

  • Accijns van lichte olie

3.669

0

1.132

30,9%

4.802

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.102

28

942

30,4%

4.072

  • Tabaksaccijns

2.542

126

  • 23
  • 0,9%

2.645

  • Alcoholaccijns

319

0

1

0,2%

320

  • Bieraccijns

300

0

103

34,3%

403

  • Wijnaccijns

328

0

9

2,7%

337

Belastingen van rechtsverkeer

6.027

681

  • 278
  • 4,6%

6.429

  • Overdrachtsbelasting

3.091

682

  • 365
  • 11,8%

3.409

  • Assurantiebelasting

2.936

  • 2

86

2,9%

3.021

Motorrijtuigenbelasting

4.250

  • 49

156

3,7%

4.357

Belastingen op een milieugrondslag

4.387

  • 83

352

8,0%

4.656

  • CO2-heffingen

0

0

0

 

0

  • Afvalstoffenbelasting

195

  • 12

10

5,1%

192

  • Energiebelasting

3.886

  • 291

475

12,2%

4.070

  • Waterbelasting

306

0

7

2,4%

313

  • Brandstoffenheffingen

1

0

0

4,4%

1

  • Vliegbelasting

0

220

  • 140
 

80

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

267

0

6

2,4%

273

Belasting op zware motorrijtuigen

192

5

6

3,3%

204

Verhuurderheff ing

1.635

  • 210

43

2,6%

1.468

Bankbelasting

449

241

0

0,0%

690

Directe belastingen

84.435

9.026

  • 261
  • 0,3%

93.199

Loon- en inkomstenbelasting

61.230

  • 2.592

7.946

13,0%

66.584

Dividendbelasting

3.938

891

  • 762
  • 19,4%

4.067

Kansspelbelasting

245

10

261

106,6%

517

Vennootschapsbelasting

16.987

10.722

  • 7.620
  • 44,9%

20.088

  • Gassector

200

1

19

9,5%

220

  • Niet-gassector

16.787

10.721

  • 7.639
  • 45,5%

19.868

Bronbelasting op rentes en royalties

0

0

0

 

0

Schenk- en erfbelasting

2.035

  • 5
  • 87
  • 4,3%

1.944

Overige belastingontvangsten

280

0

0

0,0%

280

Totaal belastingen

167.944

10.377

11.168

6,6%

189.488

Nadere toelichting

De raming voor de totale belastingontvangsten in 2020 komt op kasbasis 25,3 miljard euro lager uit dan de realisatie van de totale belastingontvangsten in 2019 (zie tabel 5.5.1). Deze daling is het totaal van de beleidsmatige mutatie van - 7,4 miljard euro en de endogene daling van - 17,8 miljard euro. Voor 2021 geldt een toename van de totale belastingontvangsten op kasbasis met 21,6 miljard euro ten opzichte van

2020. Dit is het saldo van een beleidsmatige mutatie van 10,4 miljard euro en een endogene ontwikkeling van 11,2 miljard euro (zie tabel 5.5.2). De volgende paragrafen lichten deze beleidsmatige en endogene mutaties toe.

Beleidsmatige ontwikkeling

De belastingontvangsten in 2020 nemen met 7,4 miljard euro af als gevolg van fiscale en overige maatregelen. In tabel 5.5.3 staat aangegeven welke wijzigingen sinds de Miljoenennota 2020 hebben plaatsgevonden.

 

Tabel 5.5.3 Effecten beleidsmaatregelen (waaronder nabetalingen) op belastingontvangsten in 2020 (in mln euro)

 

Kas 2020

Totaal maatregelen, zoals gemeld in Miljoenennota 2020 (bijlage 5)

  • 3.839

Mutatie vanwege nabetalingen

58

Mutatie vanwege beleid

  • 3.655

Totaal maatregelen

  • 7.436

Beleidsmatige wijzigingen vloeien voort uit het Regeerakkoord, maatregelen die het kabinet sindsdien heeft genomen en maatregelen van eerdere kabinetten met effecten in 2020. Daarnaast zijn er mutaties als gevolg van nabetalingen tussen het Rijk en de sociale fondsen. Deze nabetalingen vinden plaats omdat via de inkomensheffing en de loonheffing de belastingen en premies volksverzekeringen geïntegreerd worden geheven. De verdeling van deze ontvangsten tussen het Rijk en de sociale fondsen gebeurt op basis van voorlopige verdeelsleutels. Wanneer de Belastingdienst de gegevens over de feitelijke inkomens van mensen binnen heeft, kan nauwkeurig worden bepaald welk deel van de heffingen het Rijk toekomen en welk deel de sociale fondsen. Bij de loonheffing gebeurt dit na twee jaar, omdat dan het grootste deel van de aanslagen en aangiften is afgehandeld. Bij de inkomensheffing gebeurt dit om dezelfde reden pas na vier jaar. Hierdoor vinden er in de jaren nadat een transactiejaar is afgesloten nog nabetalingen plaats tussen het Rijk en de sociale fondsen. Tabel 5.5.3 laat zien dat dit in 2020 leidt tot een mutatie in de belastingontvangsten voor het Rijk van 0,1 miljard ten opzichte van wat in Miljoenennota 2020 aan nabetalingen werd verwacht. Omdat het hier onderlinge nabetalingen betreft tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, zijn deze verschuivingen niet relevant voor het EMU-saldo.

Voor 2021 bedraagt de geraamde beleidsmatige mutatie van de belastingontvangsten per saldo 10,4 miljard euro (tabel 5.5.2). Deze mutatie betreft voor - 1,1 miljard euro verwachte onderlinge nabetalingen tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting. Deze verschuivingen zijn niet relevant voor het EMU-saldo. Het voor het EMU-saldo relevante, beleidsmatige deel van de mutatie bij de belastingontvangsten (exclusief premieontvangsten) bedraagt daarom

9,3 miljard euro. Bijlage 4 van deze Miljoenennota licht de beleidsmatige mutatie van de totale belasting- en premieontvangsten toe.

Endogene ontwikkeling

De belastingontvangsten (exclusief premies volksverzekeringen) nemen in 2020 met 17,8 miljard euro af als gevolg van de endogene ontwikkeling. Dit betekent een krimp van 9,2 procent. In 2021 nemen de ontvangsten ten opzichte van 2020 toe met 11,2 miljard euro als gevolg van de endogene ontwikkeling, een groei van 6,7 procent. Bijlage 4 van de Miljoenennota bevat een toelichting van de endogene ontwikkeling voor het totaal van de belasting- en premieontvangsten. Dat zijn de totale belastingen inclusief premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekeringen.

Bijzonder uitstel van betaling

Inbegrepen in de raming van de belastingontvangsten in 2020 en 2021 op kasbasis is het effect van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Ondernemers kunnen tot 1 oktober een aanvraag doen voor versoepeld uitstelbeleid voor een groot aantal belastingen, waaronder de loonheffing en de omzetbelasting. Dit leidt tot minder ontvangsten in 2020 en juist meer in 2021 en 2022. Deze kasschuif is niet relevant voor de bepaling van de ontvangsten op EMU-basis, omdat voor het EMU-begrip aangesloten wordt bij het onderliggende transactiemoment waarop de betalingsverplichting ontstaat.

De geraamde omvang van de kasschuif die uitgaat van het bijzonder uitstel van betaling is 12,2 miljard euro. Hiervan wordt naar verwachting 8,6 miljard euro alsnog betaald in 2021, en de resterende 3,6 miljard euro in 2022. Deze uitstelbedragen zijn verwerkt in tabel 5.5.1 en 5.5.2. Omdat het bijzonder uitstel van betaling een uitzonderlijke situatie betreft, is een afzonderlijke raming opgesteld. Deze wordt hieronder toegelicht. Als het uitstelbeleid verandert, dan verandert de uitstelraming ook.

Per belastingsoort waarvoor het bijzondere uitstelbeleid van toepassing is, is ten eerste in kaart gebracht wat de te verwachten opbrengst per maand geweest zou zijn, wanneer geen sprake zou zijn van bijzonder uitstelbeleid. Dit bedrag per maand is het potentieel waar het uitstelbeleid op van toepassing is.

Vervolgens wordt ingeschat welk percentage van dit bedrag uitgesteld wordt. Bij de eerdere raming voor het gebruik van uitstel in de brief 'Update overheidsfinanciën juni 2020' moest hier bij gebrek aan inzicht in realisaties noodzakelijkerwijs een percentage geprikt worden. Inmiddels bestaat inzicht in het daadwerkelijke gebruik van uitstel tot en met juli per belastingsoort. In de huidige berekening wordt voor de maanden tot en met juli bij deze realisatie aangesloten. Verder blijkt dat gedurende juni en juli de maandelijkse omvang van uitstel van betaling dalende is ten opzichte van voorgaande maanden. Dit komt doordat voor ondernemers die in maart of april een aanvraag hebben gedaan, inmiddels de periode van drie maanden waarvoor automatisch uitstel wordt verleend, verstreken is. Wanneer geen verlenging wordt aangevraagd, betalen deze ondernemers vanaf het aflopen van deze periode hun lopende verplichtingen. Bij de raming in bovengenoemde brief uit juni werd juist aangenomen dat bijna alle ondernemers verlenging zouden aanvragen. De inschatting is nu dat het maandelijks uitgestelde bedrag na juli verder daalt.

Naast maandelijks uitstel is inmiddels ook sprake van maandelijkse afbetalingen op eerder genoten uitstel. Voor het afbetalen van opgebouwde schuld geldt per 1-1-2021 een betalingsregeling, waarbij de schuld in 24 maandelijkse termijnen wordt voldaan. Sommige ondernemers betalen echter op eigen initiatief sneller hun schuld af. De openstaande belastingschuld ultimo juli is dan ook lager dan het totale bedrag waarvoor uitstel is verleend. De inschatting is dat deze terugbetalingen op eigen initiatief zich de rest van het jaar voortzetten, zij het in een lager tempo dan in juni en juli het geval was. De verwachting is namelijk dat een groot deel van de tot nog toe geobserveerde terugbetalingen afkomstig is van ondernemers die de maanden met de strengste restricties (maart-mei) relatief goed hebben doorstaan. De resterende ondernemers in de regeling zijn gemiddeld dan juist zwaarder getroffen. Dit is nadrukkelijk een onzekere prognose omdat deze volledig afhangt van het gedrag van ondernemers de komende maanden. Vermoedelijk spelen hierbij de verdere beheersing van het virus en het verloop van de economische restricties een belangrijke rol.

Door de stand van het verleende uitstel tot en met juli te combineren met de genoemde verwachte daling van nieuw uitstel per maand en het verloop van verdere afbetalingen, volgt een geraamde stand van de openstaande schuld ultimo december. Deze bedraagt 12,2 miljard euro. Figuur 5.5.1 geeft deze prognose weer. Voor dit resterende bedrag geldt per 1-1-2021 een betalingsregeling, waardoor de restschuld in beginsel in 24 gelijke termijnen wordt afgebouwd en ultimo 2022 nul bedraagt. Omdat uit de ervaring blijkt dat ondernemers wanneer mogelijk hun schuld liever sneller afbetalen, en omdat per 2022 de invorderingsrente niet langer 0,01% maar 2% bedraagt, zal het tempo van terugbetalingen gedurende 2021 hoger liggen dan de afbetalingsregeling vereist. Aangenomen wordt dat 70% van de openstaande schuld in 2021 wordt voldaan, en de resterende 30% in 2022. Het is daarbij overigens mogelijk dat een deel van de uitgestelde ontvangsten in geheel niet meer binnenkomt als gevolg van faillissementen. Hier wordt in de raming van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis geen aanvullende correctie voor gemaakt, omdat het effect van de coronacrisis op faillissementen en dus op belasting- en premieontvangsten onderdeel is van de reguliere geraamde macro-economische variabelen van het CPB, die als input dienen voor het reguliere ramings-model voor de belasting- en premieontvangsten.

Figuur 5.5.1 Prognose bijzonder uitstel van betaling 2020 (in miljarden euro's)

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belas-tingdeel en het premiedeel van de loon- en inkomensheffing) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen ruim 80 procent van de totale belastingontvangsten inclusief premies volksverzekeringen.

Vennootschapsbelasting

Bij de vennootschapsbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen de gassector en de niet-gassector. Voor de vennootschapsbelasting afkomstig uit de gassector wordt een aparte raming opgesteld op basis van de winst-ontwikkeling in die sector, die in belangrijke mate afhangt van de beursprijs van TTF-gas. Voor een toelichting op de aardgasbatenraming, inclusief de vpb-afdracht uit de gassector, wordt verwezen naar de begroting van Economische Zaken en Klimaat (Begroting XIII). Deze bijlage bespreekt alleen de ontwikkeling van de vpb-opbrengst in de niet-gassector.

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. In juli / augustus van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesver-rekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 5.6.1 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting (exclusief gas) op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro's)

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Jaar T

14.565

16.630

17.772

20.175

14.887

19.316

Jaar T-1

5.518

4.211

4.996

4.949

2.327

377

Jaar T-2

828

629

650

521

115

244

Jaar T-3

  • 172
  • 102
  • 317
  • 145
  • 398
  • 103

Jaar T-4 en ouder

  • 17
  • 112
  • 96

0

  • 146

34

Totaal kasopbrengst VPB niet-gas

20.722

21.256

23.005

25.499

16.787

19.868

Per saldo bedraagt de verwachte endogene mutatie van 2019 naar 2020 - 5,7 miljard euro bij de niet-gassector. Ook beleidsmaatregelen hebben in 2020 per saldo een neerwaarts effect op de ontvangsten (-3,0 miljard euro). Dit hangt grotendeels samen met de mogelijkheid voor bedrijven om in de aangifte voor 2019 een fiscale coronareserve met betrekking tot het verwachte verlies in 2020 te treffen, en betreft een kasschuif ten opzichte van

2021. De totale mutatie in 2020 komt daarom uit op - 8,7 miljard euro. In 2021 bedraagt de endogene afname van de vpb-ontvangsten bij de niet-gassector naar verwachting - 7,6 miljard euro. Het beleidsmatige effect is

10,7 miljard euro. Naast de genoemde coronareserve speelt hierbij de omvorming van ProRail tot een ZBO een belangrijke rol. Per saldo stijgen de vpb-ontvangsten van de niet-gassector in 2021 afgerond 3,1 miljard euro.

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonbelasting afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is (met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten). Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In onderstaande alinea wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, welke geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffings-niveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

 

Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's)

 

2019    2020

 

2021

Opbrengst op transactiebasis

102.629    100.979

98.142

Mutatie

  • 1.651

-

2.837

waarvan endogeen

3.263

 

704

waarvan beleidsmatig

  • 4.913

-

3.540

Endogene groei (in %)

3,2%

 

0,7%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2020 en 2021. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2020

3,3 miljard euro. In 2021 bedraagt deze 0,7 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies en de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2021 van het CPB.

Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing

 
 

2020

2021

Arbeidsvolume in arbeidsjaren

  • 1,8%
  • 0,1%

contractloonstijging

2,6%

1,3%

Incidentele loonstijging

0,0%

0,1%

Tabelcorrectiefactor

1,6%

1,6%

Uit de economische indicatoren kan de ontwikkeling van de loonheffing worden verklaard. In 2020 neemt de werkgelegenheid af met 1,8 procent. De contractloonstijging komt uit op 2,6 procent, terwijl de incidentele loonontwikkeling 0,0 procent bedraagt. Dat leidt gezamenlijk tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2020 van 3,3 miljard op transactiebasis. In 2021 neemt de werkgelegenheid met 0,1 procent af. De loonontwikkeling valt met een contractloonontwikkeling en een incidentele loonstijging van respectievelijk 1,3 procent en - 0,1 procent beperkt positief uit. Per saldo leidt dit in 2021 tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing van 0,7 miljard euro op transactiebasis.

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

De raming van de ontvangsten van de inkomensheffing is opgesteld op basis van de beleidsmaatregelen, de geraamde endogene ontwikkeling en de kasrealisaties tot en met juli.

 

Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's)

 

2019

2020

2021

Inkomensheffing op transactiebasis

3.028

1.319

3.089

mutatie

 
  • 1.708

1.770

waarvan endogeen

 
  • 1.477

1.472

waarvan beleidsmatig

 
  • 231

298

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2020 negatief en in 2021 positief. Onderliggend is in 2020 vooral sprake van beperktere inkomsten bij IB-ondernemers en uit box 2. Hierbij spelen dalende winsten als gevolg van de coronacrisis een rol. In 2021 is juist weer sprake van toenemende winsten. Daarnaast wordt een negatieve ontwikkeling van de hypotheekrenteaftrek geraamd, wat met vertraging een positief effect op de ontvangsten uit de inkomensheffing.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa 30 procent van de totale belastingontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

 

Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van 2019 en 2020

bestedingen in

2020 2021

Particuliere consumptie, waardemutatie

  • 4,4%    6,0%

Investeringen in woningen, waardemutatie

  • 2,6%    - 1,4%

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

4,8%    10,8%

Bij de particuliere consumptie speelt ook de samenstelling van de consumptie een rol, omdat er verschillende bestedingscategorieën zijn waarvoor een verschillend btw-tarief geldt. Bij de huidige laagconjunctuur is het bijvoorbeeld de verwachting dat er een verschuiving plaatsvindt van consumptie waarvoor het normale tarief geldt (inclusief alle «luxe goederen») naar consumptie waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hierdoor neemt het gemiddelde btw-tarief over de totale particuliere consumptie af en daarmee de btw-ontvangsten. In hoogconjunctuur is sprake van het omgekeerde.

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 54,1 miljard euro in 2020. In 2021 wordt een positieve ontwikkeling naar 58,4 miljard euro verwacht.

5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen

 

euro's)

 

2019

2020

2021

Omzetbelasting op transactiebasis

57.992

54.057

58.440

mutatie

 
  • 3.936

4.383

waarvan endogeen

 
  • 3.583

3.359

waarvan beleidsmatig

 
  • 353

1.024

Endogene mutatie in procent

 
  • 6,2%

6,2%

De endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten wordt voor een groot deel bepaald door de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Deze is in 2020 negatief: - 4,4 procent. Ook de investeringen in woningen vallen met een mutatie van - 2,6 procent negatief uit. Wel nemen de overheidsinvesteringen met 4,8 procent toe. Op basis van de ontwikkeling van deze relevante macro-economische indicatoren wordt per saldo een negatieve endogene ontwikkeling (-3,6 miljard euro) van de btw-ontvangsten op transactiebasis in 2020 verwacht. In 2021 neemt de particuliere consumptie weer toe met 6,0 procent, terwijl de investeringen in woningen verder dalen met - 1,4 procent. De overheidsinvesteringen ontwikkelen zich met 10,8 procent in 2021 juist sterk positief. Dat leidt gezamenlijk tot een positieve endogene ontwikkeling (3,4 miljard euro) van de btw-ontvangsten op transactiebasis.

6 EMU-SALDO

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de hele collectieve sector weer. Dit EMU-saldo (ook wel overheidssaldo genoemd) is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4. Om tot het EMU-saldo te komen moeten hier nog een paar correcties op worden toegepast: sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo (zie tabel 6.2) en voor sommige posten telt een ander bedrag mee voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen (zie tabel 6.3).

 

1

Belasting- en premieontvangsten

302.424

282.982

293.045

297558

313.269

322.261

333.101 Tabel 4.3.1

2

Totale netto-uitgaven

307.521

367.849

365.699

365.406

374.486

382.999

393.169 Tabel 2.1

3

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

  • 17.531
  • 33.602
  • 30.175
  • 37.988
  • 41.377
  • 42.930
  • 44.644 Tabel 6.2

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

3.224

  • 3.748
  • 1.047
  • 329
  • 786
  • 783
  • 538 Tabel 6.3

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

  • 1.621
  • 1.316
  • 1.371
  • 1.404
  • 1.456
  • 1.489
  • 1.532 Tabel 6.7

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

14.037

  • 56.329
  • 44.897
  • 31.593
  • 22.082
  • 20.080
  • 17.493

Tabel 6.1 EMU-saldo

             

(in miljoenen euro, + is overschot)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025 bron

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan, maar die niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal ook niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage en rente van het Rijk aan de sociale fondsen zijn niet relevant, omdat die een transactie vormen tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector, deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbank-ieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo

 

(in miljoenen euro, + is uitgave)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Rente-ontvangsten swaps

  • 1.095
  • 1.109
  • 1.411
  • 1.446
  • 1.020
  • 670
  • 576

Opbrengst beëindigen renteswaps

1

0

0

0

0

0

0

Studieleningen

1.749

1.962

2.145

2.293

2.311

2.283

3.365

Netto-verkoop staatsbezit

335

2.081

718

415

320

231

  • 254

Diverse leningen

98

301

  • 135
  • 161
  • 157
  • 150
  • 150

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

25.836

32.449

36.508

39.714

41.403

43.312

45.533

Rente sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

0

Kasbeheer

  • 9.448
  • 2.186
  • 7.550
  • 2.873
  • 1.524
  • 2.124
  • 2.218

Overig

56

105

  • 100

46

45

47

  • 1.055

Totaal

17.531

33.602

30.175

37.988

41.377

42.930

44.644

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog een kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars.

 

Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten

(in miljoenen euro, + is EMU-saldoverbe-terend)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

KTV gasbaten

72

  • 164

0

0

0

0

0

KTV EU-afdrachten

289

0

0

0

0

0

0

KTV LIV/LKV

  • 13

0

0

0

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

31

  • 75
  • 825

0

0

0

0

KTV Defensie

138

0

0

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

203

  • 3.828

1.284

40

264

388

261

Mutatie begrotingsreserves

1.610

642

  • 539

50

  • 400
  • 350

50

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid

613

0

0

0

0

0

0

Overig

1.469

332

504

344

181

0

0

Subtotaal Rijk

4.411

  • 3.093

424

433

45

38

311

Eigen risico dragers WGA/ZW

313

336

356

378

404

429

447

Zorgbemiddelingskosten

  • 1.429
  • 991
  • 1.827
  • 1.141
  • 1.235
  • 1.249
  • 1.296

Overig

  • 71

0

0

0

0

0

0

Subtotaal sociale fondsen

  • 1.187
  • 655
  • 1.471
  • 763
  • 831
  • 821
  • 849

Totaal

3.224

  • 3.748
  • 1.047
  • 329
  • 786
  • 783
  • 538
 

Tabel 6.4 geeft de verdeling van het EMU-saldo over de verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt

 

het EMU-saldo per sector verder toegelicht.

   

Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector

(in miljoenen euro, - is tekort)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

EMU-saldo Rijk

8.949

  • 60.319
  • 48.208
  • 31.813
  • 22.443    -

20.864

  • 18.100

EMU-saldo sociale fondsen

6.709

5.306

4.681

1.625

1.817

2.274

2.138

EMU-saldo decentrale overheden

  • 1.621
  • 1.316
  • 1.371
  • 1.404
  • 1.456
  • 1.489
  • 1.532

EMU-saldo collectieve sector

14.037

  • 56.329
  • 44.897
  • 31.593
  • 22.082 -

20.080

  • 17.493

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

1,7

  • 7,2
  • 5,5
  • 3,7
  • 2,5
  • 2,2
  • 1,9
 

Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk

(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort)

2019

2020

2021

2022

2023    2024

2025 bron

Belastingontvangsten

194.695

176.209

183.889

189.758

202.814    208.778

216.354

Tabel 4.3.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

  • 181.852
  • 234.588
  • 226.188
  • 220.279    -

225.276    - 229.298

  • 233.877

Tabel 2.1

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

17.531

33.602

30.175

37.988

41.377    42.930

44.644

Tabel 6.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen    - 25.836

  • 32.449
  • 36.508
  • 39.714
  • 41.403    - 43.312
  • 45.533

Tabel 6.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

4.411

  • 3.093

424

433

45    38

311

Tabel 6.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid )

8.949

  • 60.319
  • 48.208
  • 31.813
  • 22.443    - 20.864
  • 18.100
 

Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen

 

(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025 bron

Premie-ontvangsten

107.729

106.773

109.156

107.800

110.455

113.483

116.747

Tabel 4.3.1

Ontvangen rijksbijdragen en rente

25.836

32.449

36.508

39.714

41.403

43.312

45.533

Tabel 6.2

P remiegefinancierde uitgaven

  • 125.669
  • 133.261
  • 139.511
  • 145.127
  • 149.210
  • 153.701
  • 159.292

Tabel 2.1

Eigen risico dragers

WGA/ZW

313

336

356

378

404

429

447

Tabel 6.3

Zorgbemiddelingskosten

  • 1.429
  • 991
  • 1.827
  • 1.141
  • 1.235
  • 1.249
  • 1.296

Tabel 6.3

Overige uitgaven

  • 71

0

0

0

0

0

0

Tabel 6.3

EMU-saldo sociale fondsen

6.709

5.306

4.681

1.625

1.817

2.274

2.138

 
 

Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden

(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Belastinginkomsten

 

10.546

10.776

11.468

11.903

12.193

12.535

12.883

Rijksbijdragen

 

78.000

83.265

83.822

85.712

87.207

89.153

91.654

Overige inkomsten

 

14.529

15.222

15.254

15.250

15.277

15.207

15.056

Uitgaven decentrale overheden

 
  • 104.696
  • 110.579
  • 111.915
  • 114.270
  • 116.134
  • 118.384
  • 121.124

EMU-saldo decentrale overheden

 
  • 1.621
  • 1.316
  • 1.371
  • 1.404
  • 1.456
  • 1.489
  • 1.532

Het overheidssaldo komt in 2021 naar verwachting uit op een tekort van 5,5 procent van het bbp. Tabel 6.8 bevat de toelichting op dit cijfer.

 

Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo

(- is een verslechtering)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-saldo 2020

  • 56,3
  • 7,2%

Noemereffect

 

0,3%

Uitgaven aan Rijksbegroting

1,5

0,2%

Uitgaven aan Sociale Zekerheid

7,7

0,9%

Uitgaven aan Zorg

  • 1,8
  • 0,2%

Niet plafondrelevante uitgaven

  • 8,5
  • 1,0%

Inkomsten

10,1

1,2%

Kastransverschillen

3,4

0,4%

Overig

  • 0,9
  • 0,1%

EMU-saldo 2021

  • 44,9
  • 5,5%

Het saldo voor zowel 2020 als 2021 is naar beneden bijgesteld. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds vorige Miljoenennota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

 

Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo

(in procenten bbp, - is een verslechtering)

2020

2021

 

2022

2023

2024

2025

EMU-saldo Miljoenennota 2020

0,2%

  • 0,3%
 
  • 0,4%
  • 0,6%
  • 0,7%
 

Noemereffect

0,0%

  • 0,0%
 
  • 0,0%
  • 0,0%
  • 0,0%
 

Belasting- en premie-inkomsten

  • 2,9%
  • 2,2%
 
  • 2,5%
  • 1,8%
  • 1,8%
 

Loon- en prijsbijstelling

  • 0,1%

0,1%

 

0,3%

0,5%

0,6%

 

Niet-beleidsmatige mutatie WW en bijstand

  • 0,1%
  • 0,4%
 
  • 0,4%
  • 0,3%
  • 0,1%
 

Noodmaatregelen corona (uitgaven)

  • 3,9%
  • 1,5%
 
  • 0,1%
  • 0,0%
  • 0,0%
 

Overige plafondrelevante uitgaven

0,0%

0,0%

 
  • 0,3%

0,0%

0,3%

 

Aardgasbaten

  • 0,1%
  • 0,1%
 

0,0%

0,0%

0,0%

 

Mutatie reserver duurzame energie

0,1%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

 

Nationaal Groeifonds

0,0%

  • 0,1%
 
  • 0,2%
  • 0,3%
  • 0,4%
 

Overig

  • 0,5%
  • 0,9%
 

0,0%

0,0%

0,0%

 

EMU-saldo Miljoenennota 2021

  • 7,2%
  • 5,5%
 
  • 3,7%
  • 2,5%
  • 2,2%
  • 1,9%
   

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2005 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2025, uitgedrukt in

   

zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

 

Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo

(in miljarden euro, - is tekort)

 

2005

2006

2007

2008

2009    2010    2011

EMU-saldo

 
  • 2,2

0,6

  • 0,6

1,3

  • 31,8    - 33,5    - 28,8

BBP

 

551

585

619

647

625    639    650

EMU-saldo (in procenten bbp)

 
  • 0,4

0,1

  • 0,1

0,2

  • 5,1    - 5,2    - 4,4
   

2012

2013

2014

2015

2016    2017    2018

EMU-saldo

 
  • 25,6
  • 19,3
  • 14,5
  • 14,0

0,1    9,3    10,6

BBP

 

653

660

672

690

708    738    774

EMU-saldo (in procenten bbp)

 
  • 3,9
  • 2,9
  • 2,2
  • 2,0

0,0    1,3    1,4

   

2019

2020

2021

2022

2023    2024    2025

EMU-saldo

 

13,9

  • 56,3
  • 44,9
  • 31,6
  • 22,1    - 20,1    - 17,5

BBP

 

810

783

822

849

874    899    924

EMU-saldo (in procenten bbp)

 

1,7

  • 7,2
  • 5,5
  • 3,7
  • 2,5    - 2,2    - 1,9

7 EMU-SCHULD

Tabel 71 geeft het financieringssaldo van het Rijk. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo een begrip op transactiebasis is, is het financieringssaldo op kasbasis. Dat betekent dat naast de belastingontvangsten en de uitgaven op de begrotingen er nog een aantal correcties moet worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Daarnaast wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt.

 

Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid

(in miljoenen euro, - is kasuitgave / kastekort)

2019

2020

2021

2022

2023

2024    2025

Belastinginkomsten (kasbasis)

193.216

167.943

189.488

191.754

202.126

208.160    215.571

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

  • 181.852    -

234.588

  • 226.188
  • 220.279
  • 225.276
  • 229.298    - 233.877

Af: kas-transverschil rentelasten

  • 871
  • 880
  • 910
  • 760
  • 1.490
  • 730    - 610

Mutatie begrotingsreserves

1.610

642

  • 539

50

  • 400
  • 350    50

Mutatie derdenrekeningen

435

0

0

0

0

00

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

0

100

250

0

0

00

Financieringssaldo Rijksoverheid

12.537

  • 66.783
  • 37.899
  • 29.235
  • 25.040
  • 22.218    - 18.865
 

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 72 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld betreft de hele collectieve sector, dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen heeft

 

invloed op de EMU-schuld.

     

Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector

(in miljoenen euro, - kasover-    2019

schot)

2020

2021

2022

2023

2024

2025 bron

EMU-schuld begin jaar    405.504

394.630

462.729

501.999

532.638

559.133

582.840

Financieringssaldo    - 12.537

Rijksoverheid

66.783

37.899

29.235

25.040

22.218

18.865 Tabel 7.1

EMU-saldo decentrale    1.621

overheden

1.316

1.371

1.404

1.456

1.489

1.532 Tabel 6.4

EMU-saldo rest centrale    - 237

overheid

0

0

0

0

0

0

Schatkistbankieren    - 900

decentrale overheden

0

0

0

0

0

0

Overig    1.179

0

0

0

0

0

0

EMU-schuld einde jaar    394.630

462.729

501.999

532.638

559.133

582.840

603.237

EMU-schuldquote (in    48,6

procenten bbp)

59,1

61,1

62,7

64,0

64,9

65,3

Tabel 73 bevat de ontwikkeling van de EMU-schuldquote (de EMU-schuld in verhouding tot het bbp). Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote, dit is weergegeven als het noemereffect.

Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote

 

(in procenten bbp)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

EMU-schuldquote begin jaar

52,4

48,6

59,1

61,1

62,7

64,0

64,9

Noemereffect bbp

  • 2,5

1,8

  • 2,8
  • 2,0
  • 1,8
  • 1,7
  • 1,8

Financieringssaldo Rijksoverheid

  • 1,5

8,5

4,6

3,4

2,9

2,5

2,0

EMU-saldo decentrale overheden

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

EMU-saldo rest centrale overheid

  • 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Schatkistbankieren decentrale overheden

  • 0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-schuldquote einde jaar

48,6

59,1

61,1

62,7

64,0

64,9

65,3

De EMU-schuld komt in 2021 naar verwachting uit op 60,1 procent van het bbp. Voor de toename van de schuld zijn verschillende oorzaken, die in tabel 74 verder zijn uitgesplitst.

 

Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld

(+ is toename schuld)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-schuld ultimo 2020

462,7

59,1%

Noemereffect

 
  • 2,8%

EMU-saldo

44,9

5,5%

Renteontvangsten derivaten

  • 1,4
  • 0,2%

Schatkistbankieren

  • 2,9
  • 0,3%

Aan- en verkoop staatsdeelnemeingen

0,7

0,1%

Studieleningen

2,1

0,3%

Kastransverschil belastingen

  • 8,3
  • 1,0%

Overige kastransverschillen

4,0

0,5%

Overige financiële transacties

0,0

0,0%

EMU-schuld ultimo 2021

502,0

61,1%

De schuld is, sinds de Miljoenennota 2020 bijgesteld. De verwachte schuld ultimo 2020 is gestegen naar 59,3 procent van het bbp. De schuldver-wachting ultimo 2021 is 60,1 procent bbp.

 

Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld

(in procenten bbp)

2020

2021

2022

2023

 

2024

2025

EMU-schuld Miljoenennota

2020

47,7%

46,9%

46,4%

46,2%

 

46,0%

 

Noemereffect

3,1%

2,0%

1,7%

1,7%

 

1,7%

 

Doorwerking lagere schuld t-1

  • 0,3%

8,0%

11,8%

14,2%

 

15,7%

 

EMU-saldo

7,4%

5,1%

3,3%

1,9%

 

1,5%

 

Renteontvangsten en vroegtijdige beëindiging derivaten

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

0,0%

 

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

0,0%

 

Coronagerelateerde leningen

0,2%

0,0%

0,0%

0,0%

 

0,0%

 

Kastransverschil belastingen

1,1%

  • 0,7%
  • 0,2%

0,1%

 

0,1%

 

Kastransactieverschillen

  • 0,5%

0,1%

0,0%

0,0%

 

0,0%

 

Overige financiële transacties

0,5%

  • 0,4%
  • 0,1%

0,0%

 
  • 0,1%
 

EMU-schuld Miljoenennota

2021

59,1%

61,1%

62,7%

64,0%

 

64,9%

65,3%

 

Tabel 76 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2005

 

en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2025, zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

uitgedrukt in

 

Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld

(in miljarden euro)

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

EMU-schuld

274

264

266

354

355

379

401

BBP

551

585

619

647

625

639

650

EMU-schuld (in procenten bbp)

49,8

45,2

43,0

54,7

56,8

59,3

61,7

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

EMU-schuld

433

447

456

446

439

420

406

BBP

653

660

672

690

708

738

774

EMU-schuld (in procenten bbp)

66,3

67,7

67,9

64,7

61,9

56,9

52,4

 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

EMU-schuld

395

463

502

533

559

583

603

BBP

810

783

822

849

874

899

924

EMU-schuld (in procenten bbp)

48,7

59,1

61,1

62,7

64,0

64,9

65,3

8 OVERHEIDSBALANS

Inleiding

Nederland kent een lange traditie van het in kaart brengen van het vermogen van de Staat. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon minister van financiën Lieftinck met het samenstellen van de balans van de (rechtspersoon) Staat der Nederlanden. De directe aanleiding was de wens om inzicht te krijgen in hoe de Staat er financieel voor stond na de Tweede Wereldoorlog. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen. De staatsbalans gaf namelijk een onvolledig beeld van de positie van de overheid.

In 2013 besloot het kabinet om over te stappen van de publicatie van een staatsbalans naar de publicatie van een overheidsbalans. Aan deze overstap lagen meerdere overwegingen ten grondslag. Een belangrijke overweging was om aan te sluiten bij de reikwijdte van het EMU-saldo en de EMU-schuld. De reikwijdte van saldo en schuld is de gehele overheid (genera! government) en omvat naast het Rijk ook de sociale fondsen, de lokale overheden en overheidsinstellingen. Daarmee laat de overheidsbalans een vollediger beeld zien van de financiële positie van de (rijks)overheid. Immers, de rijksoverheid gaat ook schulden aan, waarbij de bezittingen die daaruit voortvloeien voor een groot gedeelte elders in de collectieve sector neerslaan. Dit kan bijvoorbeeld bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen of scholen zijn.

Wat is een overheidsbalans?

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale-verzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Voorwaardelijke verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het CPB houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheids-balans.

Overheidsbalans 2016-2019

Tabel 4 omvat de overheidsbalans van de jaren 2016 tot en met 2019. Het vermogen van de overheid is het saldo van activa en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. Voor de gehele periode 2016-2019 neemt het vermogensoverschot jaarlijks toe. Het vermogen bedraagt ultimo 2019 een positief bedrag van 246 miljard euro. Dit is een toename met ruim 20 miljard euro ten opzichte van 2018. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheids-balans.

Tabel 3 Overheidsbalans 2016-2019

 

Bedragen in miljoenen euro's

2016

2017

2018

2019

Activa

731 981

719 426

735.907

752.236

Niet-financiële activa

482 316

473 564

490.180

494.346

Vaste activa

408 604

418 318

432.344

446.615

Voorraden

2 016

2 108

2.016

2.067

Olie- en gasreserves

38 244

17 546

18.652

7.705

Grond

33 452

35 592

37.168

37.959

Financiële activa

249 665

245 862

245.727

257.890

Aandelen en overige deelnemingen

100 904

99 670

100.229

109.635

Leningen

56 480

57 528

59.048

60.192

Handelskredieten en transitorische posten

56 235

54 997

56.286

55.772

Schuldbewijzen

8 184

7 335

8.432

7.228

Chartaal geld en deposito's

12 311

14 577

13.915

16.086

Financiële derivaten

15 551

11 755

7.817

8.977

Passiva

731 981

719 426

735.907

752.236

Financiële passiva

549 908

523 111

511.063

506.063

Schuldbewijzen

405 214

386 405

377.588

373.110

Leningen

92 875

85 478

80.601

82.471

Handelskredieten en transitorische posten

47 916

49 252

51.264

48.791

Deposito's

3 901

1 974

1.608

1.689

Vermogenssaldo

182 073

196 315

224.844

246.173

Bron: Centraal Bureau voor Statistiek (2020)

Toelichting posten overheidsbalans

In de Miljoenennota van 202013 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd. Daarin worden het belang van de overheidsbalans en de methodiek nader toegelicht, en is bij wijze van een eenmalige pilot tevens een staatsbalans opgenomen. Hieronder volgt een korte toelichting op de activa en de passiva van de overheidsbalans.

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn met circa 4 miljard euro in waarde toegenomen. Onderliggend nam de waarde van de vaste activa met circa 14 miljard euro toe en nam de waarde van de olie- en gasreserves met circa 10 miljard euro af. Deze daling hangt met name samen met het besluit om de gaswinning is Groningen in stappen af te bouwen. De waarde van grond is in 2019 opnieuw in waarde toegenomen, maar de stijging is beperkter dan in voorgaande jaren.

De financiële activa zijn met circa 12 miljard euro toegenomen. Deze toename is met 9 miljard euro geconcentreerd bij niet-beursgenoteerde ondernemingen. Hier ligt voornamelijk een stijging van de waarde van de deelneming in DNB aan ten grondslag.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden onder meer aan ter financiering van tekorten.

Tussen 2016 en 2019 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde afgenomen, waarbij enkel de leningen en deposito's tussen 2018 en 2019 zijn gestegen. De afname in 2019 is met 5 miljard euro kleiner dan het EMU-overschot, voornamelijk vanwege prijsmutaties op schuldpapier. Ook zijn de uitgezette leningen in 2019 met 1,1 miljard euro toegenomen.

9 FISCALE REGELINGEN

9.1 Inleiding

Deze bijlage geeft een overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen.14 Het betreft verschillende soorten regelingen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.

Het monitoren van fiscale regelingen is van belang voor transparante Rijksfinanciën. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten. In de hieronder gepresenteerde tabellen wordt inzichtelijk wat de omvang van de verschillende regelingen is en hoe deze zich ontwikkelt. Ook het evalueren van fiscale regelingen is essentieel om het beleid te kunnen verbeteren. Deze bijlage besteedt aandacht aan de evaluaties die afgelopen jaar zijn uitgevoerd en de evaluaties die gepland staan voor komende jaren. Dit jaar is het budgettaire belang van de vrijstelling in box 3 voor nettopensioen en nettolijfrente, de vrijstelling overdrachtsbelasting voor starters, de liquidatieverliesregeling in de vpb en de BPM-vrijstelling voor bestelauto's van ondernemers toegevoegd aan het overzicht. De regeling accijnsvrijstellingen voor diplomaten is in kwalitatieve zin toegevoegd.

De bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» geeft een beschrijving van iedere regeling, de doelstelling, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarop de regeling betrekking heeft, een verwijzing naar de meest recente evaluatie, het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie en de ramingsgrond. In die bijlage staat ook een tabel met de uitsplitsing van de ontwikkeling van het budgettaire belang tussen 2017 en 2021 en de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het basisjaar 2017 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de budgettaire ontwikkeling van de regelingen. Enkele fiscale regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan € 5 miljoen hebben, worden niet in deze bijlage vermeld, maar worden wel benoemd in de toelichtende bijlage.

In de volgende paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van fiscale regelingen samengevat. Het budgettaire overzicht is opgenomen in paragraaf 9.3. De twee daaropvolgende paragrafen maken inzichtelijk welke factoren bijdragen aan opvallende ontwikkelingen in het budgettaire belang. Paragraaf 9.4 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het pakket Belastingplan 2021 worden aange-kondigd en andere maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 9.5 presenteert de benchmarktoets en gaat in op de belangrijkste endogene ontwikkelingen en (technische) bijstellingen van het budgettaire belang. Tot slot schenkt paragraaf 9.6 aandacht aan de evaluaties in het fiscale domein die sinds de Miljoenennota 2020 zijn afgerond en de evaluaties die gepland staan voor de periode 2020-2023.

9.2 Samenvatting

Over het algemeen is sprake van een beheerste groei van de budgettaire omvang van fiscale regelingen tussen 2016 en 2021. Dit jaar zijn van veel regelingen (met name in de inkomstenbelasting) realisatiecijfers bekend voor 2018 op basis van aangiftegegevens. Slechts bij enkele regelingen is er naar verwachting tussen 2017 en 2021 een sterke endogene (niet-beleids-matige) ontwikkeling van het belang. Dit betreft met name de regelingen voor nulemissievoertuigen, de middelingsregeling, de verminderingen in de verhuurderheffing, en de salderingsregeling voor zonnepanelen in de energiebelasting.

Enkele beleidsmaatregelen op het terrein van de fiscale regelingen met een substantieel budgettair effect zijn de afschaffing (met overgangsrecht) per 2021 van het verlaagd energiebelastingtarief voor lokaal opgewekte duurzame energie (de postcoderoosregeling), de verdere versobering van de innovatiebox en de zelfstandigenaftrek, de verhoging van het heffingsvrij vermogen in box 3 en de introductie van een vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor starters die een woning kopen.

Tot slot is afgelopen jaar een doorlichting van de evaluaties van fiscale regelingen tussen 2010 en 2018 naar de Kamer gestuurd, in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit. De conclusie hieruit is dat in de toekomst meer strategisch een evaluatieagenda zal worden gehanteerd waarbij de evaluatiecapaciteit gericht wordt ingezet voor grondige evaluaties van bepaalde fiscale regelingen en andere onderzoeken die voorzien in de bestaande kennisbehoefte.

Het coronavirus heeft effect op het budgettaire belang van een aantal fiscale regelingen, dat (vaak tijdelijk) sterk afneemt. Dit geldt met name bij fiscale regelingen die betrekking hebben op consumptie in bepaalde sectoren, zoals bij de btw en de BPM. Binnen het verlaagde tarief van de btw wordt vooral de logiesverstrekking en personenvervoer (Verlaagd tarief overig) en de evenementenbranche (Verlaagd tarief culturele goederen en diensten) geraakt. Corona heeft tevens grote impact op ondernemersregelingen, zoals de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Daarnaast kan gedacht worden aan de 30%-regeling, omdat minder expats naar Nederland komen. In het algemeen geldt dat bij de ramingen is uitgegaan van een gedeeltelijk herstel van de economie in 2021, in lijn met de vooruitzichten van het CPB.

9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

Tabel 9.3.1 geeft inzicht in het budgettaire belang van fiscale regelingen van 2016 tot en met 2021. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2016 en 2021. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

Tabel 9.3.1 Fiscale regelingen 2016-2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

Gemiddeld % 2021 groei '16-'212

Persoonsgebonden aftrek

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

217

233

246

248

253

262

3,9%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

357

421

445

440

435

439

4,2%

2016

2017

2018

2019

2020

Gemiddeld % 2021 groei '16-'212

 

Aftrek specifieke zorgkosten

266

274

283

266

261

257

  • - 
    0,7%

Aftrek uitgaven monumentenpanden

66

75

87

-

-

-

n.v.t.

Onderhoudsverplichtingen aftrek

320

322

308

294

268

252

  • 4,7%

Belaste ontvangen alimentatie

Inkomensvoorzieningen

  • 199
  • 201
  • 193
  • - 
    184
  • - 
    180
  • - 
    179
  • 2,1%

Pensioen niet-belaste premie

17.270

17.743

18.227

19.116

19.554

20.307

3,3%

Pensioen belaste uitkering

  • - 
    11.988
  • - 
    12.453
  • - 
    12.878
  • - 
    12.485
  • - 
    12.665
  • - 
    12.673

1,1%

Pensioen vrijstelling box 3

7.124

7.209

7.122

7.232

7.434

7.803

1,8%

Lijfrente premieaftrek

503

549

571

600

611

634

4,8%

Lijfrente belaste uitkering

  • 361
  • - 
    395
  • 413
  • - 
    401
  • - 
    406
  • - 
    407

2,4%

Lijfrente vrijstelling box 3

214

229

229

232

239

250

3,2%

Nettopensioen en nettolijfrente

2

4

5

6

6

8

27,3%

FOR aftrek

168

190

195

197

202

211

4,7%

FOR belaste afneming

  • 101
  • 112
  • - 
    115
  • - 
    114
  • - 
    115
  • - 
    118

3,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

510

525

507

518

518

523

0,5%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

  • - 
    400
  • - 
    402
  • - 
    385
  • - 
    383
  • - 
    388
  • - 
    391
  • 0,5%

Reisaftrek OV

8

9

9

8

4

7

  • 3,5%

Middelingsregeling3

(Eigen) woning

84

87

111

127

165

180

16,5%

Hypotheekrenteaftrek

12.544

11.770

10.838

10.023

9.278

8.752

  • 6,9%

Aftrek financieringskosten eigen woning

216

218

208

193

181

174

  • 4,2%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

29

30

30

30

30

30

0,9%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

27

26

21

20

19

18

  • 8,2%

Eigenwoningforfait

  • 3.139
  • 3.346
  • 3.281
  • - 
    3.405
  • - 
    3.463
  • - 
    3.401

1,6%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

561

634

638

652

674

678

3,9%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

37

188

188

188

188

188

38,4%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters4

2.062

2.454

2.737

2.715

2.738

1.899

  • 1,6%

OVB Vrijstelling woning starters

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

-

-

-

-

-

1.552

n.v.t.

Vermindering verhuurderheffing3

16

47

76

177

264

421

92,3%

Kamerverhuurvrijstelling

11

11

11

10

10

10

  • 1,6%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

978

978

869

869

797

814

  • 3,6%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

24

25

23

24

24

25

0,7%

Vrijstelling groen beleggen box 3

46

45

40

45

44

50

1,6%

Heffingskorting groen beleggen box 3

28

27

27

29

30

31

2,1%

Heffingvrij vermogen box 3

1.580

1.182

935

916

853

1.256

  • 4,5%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

35

37

37

37

37

37

1,2%

Zelfstandigenaftrek

1.652

1.769

1.869

1.888

1.758

1.657

0,1%

Extra zelfstandigenaftrek starters

95

99

107

108

103

102

1,5%

Meewerkaftrek

8

8

8

8

7

8

  • 0,7%

Stakingsaftrek

15

16

17

16

14

14

  • 1,0%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

6

6

6

6

5

  • 2,0%

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

8

7

7

  • 2,2%

Doorschuiving stakingswinst

252

264

274

278

283

295

3,2%

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

100

102

104

106

114

119

3,5%

Mkb-winstvrijstelling

1.688

1.864

1.981

2.045

1.750

1.867

2,0%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

19

18

20

19

18

18

  • 1,4%

Innovatiebox

1.318

1.513

1.502

1.344

831

696

  • 12,0%

Liquidatieverliesregeling

513

585

599

613

627

624

4,0%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

362

410

418

431

377

382

1,1%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

144

135

160

127

147

149

0,7%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

108

114

139

126

124

114

1,1%

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

groei '16-'212

VAMIL

20

27

19

20

25

25

4,6%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

120

120

119

117

115

  • 0,9%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.293

974

877

789

682

614

  • 13,8%

Bosbouwvrijstelling

3

1

2

2

2

2

  • 4,2%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

7

7

8

8

11

10

8,0%

OVB Vrijstelling cultuurgrond

114

118

123

128

133

184

10,1%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

16

16

16

17

22

6,7%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

487

449

459

459

459

459

  • 1,2%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

207

211

215

219

223

228

1,9%

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Loonbelasting

6

7

6

7

7

7

2,4%

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.208

1.182

1.074

1.182

1.281

1.438

3,5%

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga's van startups

-

25

23

23

21

21

  • 4,6%

30%-regeling

850

968

1.056

1.062

895

586

  • 7,2%

Afdrachtvermindering zeevaart

112

108

108

109

109

109

  • 0,5%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Heffingskortingen

115

119

122

122

124

128

2,0%

Algemene heffingskorting

19.704

19.389

19.583

21.400

23.329

24.240

4,2%

Arbeidskorting

17.276

18.564

19.170

18.943

20.845

23.012

5,9%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.932

2.004

2.066

1.842

1.775

1.661

  • 3,0%

Jonggehandicaptenkorting

178

178

178

180

182

183

0,6%

Alleenstaande ouderenkorting

516

484

460

439

461

453

  • 2,6%

Ouderenkorting

Energiebelasting

2.756

3.008

3.286

3.761

3.912

4.117

8,4%

Verlaagd tarief glastuinbouw

125

127

116

114

126

126

0,0%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

25

29

30

34

36

34

6,3%

Teruggaaf energie-intensieve industrie

5

6

8

8

8

9

13,4%

Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

0

1

2

4

7

7

75,1%

Salderingsregeling

122

156

216

253

303

332

22,2%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

44

87

91

101

120

140

26,0%

Belastingvermindering per aansluiting

Omzetbelasting

2.492

2.441

2.443

2.133

3.485

3.693

8,2%

Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

7.491

7.819

8.378

6.822

6.568

6.813

  • 1,9%

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.532

1.554

1.678

1.397

1.537

1.506

  • 0,3%

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

978

1.017

1.217

984

719

870

  • 2,3%

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

923

964

997

849

807

847

  • 1,7%

Verlaagd tarief overig

1.918

2.055

2.182

1.821

1.275

1.657

  • 2,9%

Kleineondernemersregeling

152

159

177

194

206

219

7,6%

Auto

             

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

3

4

10

23

14

19

48,8%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

8

12

19

39

78

103

67,2%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

60

84

149

281

380

412

47,0%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

723

510

374

88

-

-

n.v.t.

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

54

90

74

136

-

-

n.v.t.

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

46

48

50

53

53

55

3,6%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

15

13

15

14

10

11

  • 6,3%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

25

25

27

26

27

28

2,0%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

694

757

837

838

592

680

  • 0,4%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

801

826

873

924

959

993

4,4%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

15

15

15

16

16

1,7%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

51

58

64

69

74

78

8,9%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

22

19

17

15

13

12

  • 11,4%

MRB Kwarttarieven

133

141

152

161

143

127

  • 0,9%

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

32

37

38

35

35

35

1,8%

 

2016

2017

2018

2019

2020

Gemiddeld % 2021 groei '16-'212

Assurantiebelasting

Vrijstelling Brede Weersverzekering

       

5

6    n.v.t.

1    [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2    Als de regeling nog niet bestond in 2016 of het budgettair belang van 2016 is niet bekend, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.

3    Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

4    Tot en met 2020 ook starters

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de klein-schaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2017 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat - deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2017 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2018 gemaakt - deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen». In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen kwantitatieve informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. Doordat belastingplichtigen meerdere aftrekposten kunnen hebben, is met deze wijze van berekenen het budgettaire belang van de aftrekposten feitelijk niet optelbaar.15 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval dat een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenhang met andere regelingen.

9.4 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.4.1 bevat een overzicht van de beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de hiervoor gepresenteerde fiscale regelingen, zoals besloten sinds de vorige Miljoenennota. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.

 

Tabel 9.4.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1

 

2021

2022

structureel

Pakket Belastingplan 2021

Differentiatie overdrachtsbelasting starters

460

475

628

Verhoging heffingvrij vermogen box 3

  • 107
  • 116
  • 124

Zelfstandigenaftrek

33

66

526

Verhogen effectief tarief innovatiebox naar 9%

146

146

146

WBSO

157

0

0

Algemene heffingskorting

  • 189
  • 189
  • 189

Arbeidskorting

  • 338

182

182

IACK

33

11

11

Ouderenkorting

  • 99
  • 99
  • 99

Vervangen postcoderoosregeling

2

5

20

Verlengen verlaagd tarief openbare laadpalen

  • 4
  • 5

0

Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling Aanpassen liquidatieverliesregeling

15

30

205

1 [+] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af; [-]

  • derving,

het budgettaire

belang van de

regeling neemt toe.

De differentiatie in de overdrachtsbelasting met betrekking tot starters behoeft nadere toelichting. Tot en met 2020 bestaat een onderscheid in het overdrachtsbelastingtarief tussen woningen (2%) en niet-woningen (6%). In 2021 worden drie wijzigingen doorgevoerd in de tariefstelling van de overdrachtsbelasting:

  • • 
    De toepassing van het verlaagde tarief wordt beperkt, waarbij het gebruik van de koper relevant wordt: het algemene tarief gaat gelden voor niet-woningen en woningen die door de koper niet als hoofdverblijf worden gebruikt ('beleggers') en 2% voor woningen die wel door de koper als hoofdverblijf wordt gebruikt. De effectieve verhoging van het tarief voor 'beleggers' levert € 400 miljoen op.
  • • 
    Een eenmalige vrijstelling wordt geïntroduceerd voor meerderjarigen die jonger zijn dan 35 jaar en de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken ('starters'). Dit betekent effectief dat deze 'starters' 0% in plaats van 2% belasting gaan betalen. Dit kost € 388 miljoen.
  • • 
    Het algemene tarief wordt verhoogd van 6% naar 8%. Dit levert

€ 449 miljoen op, waarvan € 249 bij de bestaande groep die onder het algemene tarief valt en € 200 miljoen bij de groep 'beleggers', die vanaf 2021 ook onder dit tarief vallen.

Per saldo leveren de maatregelen € 460 miljoen op. Dit bedrag staat in tabel 9.4.1 hierboven en in de budgettaire tabel van het Belastingplan 2021.

Het overzicht van de fiscale regelingen in deze bijlage bevat de regeling voor het verlaagde overdrachtsbelastingtarief. Het budgettaire belang van deze regeling wijzigt op een aantal punten als gevolg van de maatregelen:

  • • 
    Door de toetsing op gebruik als hoofdverblijf, verdwijnen de 'beleggers' uit de grondslag van deze fiscale regeling. Hierdoor wordt het budgettaire belang van de fiscale regeling € 400 miljoen lager.
  • • 
    De 'starters' verdwijnen uit de grondslag van deze fiscale regeling (zie hierna). Hierdoor wordt het budgettaire belang van deze fiscale regeling € 776 miljoen lager. Dit bedrag is het dubbele van de kosten van het verlagen van het tarief voor starters naar 0% (€ 388 miljoen). Die maatregel gaat immers over een tariefsverschil van 2% (2%-0%), terwijl het budgettaire belang gaat over een tariefsverschil van 4% (6%-2%).
  • • 
    Het resterende budgettaire belang van het verlaagde tarief

(€ 1.266 miljoen) wordt 50% hoger doordat het algemene tarief naar 8% wordt verhoogd. Daardoor stijgt het tariefsverschil (tussen het algemene tarief en het verlaagde tarief) van 4% naar 6%. Dit betekent een stijging van het budgettaire belang van € 633 miljoen.

Per saldo daalt het budgettaire belang van deze fiscale regeling beleidsmatig met € 543 miljoen. Dit bedrag staat ook in de tabel met de uitsplitsing van de ontwikkeling van het budgettaire belang, in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen».

Voor de vrijstelling voor 'starters' is een nieuwe fiscale regeling in het overzicht in deze bijlage opgenomen. Zoals hierboven genoemd, verdwijnt deze grondslag uit de regeling voor het verlaagde tarief, waar de starters tot en met 2020 ook deel van uitmaken. De nieuwe fiscale regeling representeert het verschil tussen 0% en 8% overdrachtsbelasting. Dit tariefsverschil is vier keer zo groot als de feitelijke tariefsverlaging die in Belastingplan 2021 voor de starters wordt doorgevoerd (2% naar 0%). Het budgettaire belang bedraagt dus vier keer zo veel als de geraamde € 388 miljoen in het Belastingplan 2021, namelijk € 1.552 miljoen.

De maatregel Vervangen postcoderoosregeling (PCR) geeft de opbrengst weer van het afschaffen van de PCR per 1 januari 2021, zoals dit in het Belastingplan 2021 is ingeboekt (namelijk € 2 mln in 2021). Het budgettaire belang van de PCR, te weten een belang van € 7 mln in 2021, ligt hoger. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat in het budgettaire belang van de PCR alle bestaande projecten vanaf 2014 die uiterlijk op 31 december 2020 zijn aangewezen, zijn meegenomen. Oftewel, dit ziet op bestaande projecten die de komende jaren onder het overgangsrecht gaan vallen. De opbrengst van het afschaffen van de PCR aan de inkomstenkant heeft daarentegen alleen betrekking op nieuwe projecten die vanaf 2021 worden afgesloten en die onder de subsidieregeling gaan vallen.

Naast de regelingspecifieke maatregelen hebben ook enkele algemene tariefsmaatregelen invloed op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Het effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang in 2018 tot en met 2021 is terug te vinden in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen».

9.5 Benchmarktoets en opvallende ontwikkelingen

Tabel 9.5.1 biedt inzicht in een aantal opvallende (endogene) ontwikkelingen in de ramingen van fiscale regelingen. De tabel presenteert de raming van het budgettaire belang dat voor 2017 werd geraamd bij de start van dit kabinet in de Miljoenennota 2018 (de benchmark). Vervolgens wordt de bijstelling van de raming voor 2017 vermeld. Deze bijstelling werkt door in de raming voor de kabinetsjaren. Vervolgens wordt de absolute endogene groei en de gemiddelde procentuele endogene groei per jaar tussen 2017 en 2021 gegeven. De tabel bevat alleen de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in die periode gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2017 (absoluut) groter dan 8% is. Bijstellingen en ontwikkelingen kleiner dan € 5 miljoen zijn buiten beschouwing gelaten, evenals bijstellingen die zien op het verschil tussen realisatie en budget van een regeling.

9.5.1 Toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)1

 
 

Benchmark

2017

Bijstelling

2017

Bijstelling in %

Endogeen

2018-2021

Endogeen in % per jaar

Persoonsgebonden aftrek

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

212

21

9,9%

50

5,0%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

362

59

16,4%

64

3,6%

Inkomensvoorzieningen

FOR aftrek

160

30

18,5%

31

3,9%

FOR belaste afneming

  • 101
  • 11

10,6%

  • 14

2,9%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

574

  • 50
  • - 
    8,7%

25

1,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

  • 460

58

  • - 
    12,7%
  • 10

0,6%

Middelingsregeling

86

1

1,2%

93

19,9%

(Eigen) woning

Hypotheekrenteaftrek

10.648

1.123

10,5%

  • 1.915
  • - 
    4,3%

Aftrek financieringskosten eigen woning

280

  • 62
  • - 
    22,1%
  • 49
  • - 
    6,1%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Vermindering verhuurderheffing

23

24

104,3%

182

48,5%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

  • 9
  • - 
    8,2%

17

4,0%

Mkb-winstvrijstelling

1.635

229

14,0%

225

2,9%

Innovatiebox

1.687

  • 174
  • - 
    10,3%
  • 5
  • - 
    0,1%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.109

  • 135
  • - 
    12,2%
  • 332
  • - 
    9,9%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

383

66

17,2%

10

0,6%

Energiebelasting

Salderingsregeling

120

36

30,1%

151

18,5%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

71

16

22,5%

4

1,3%

Omzetbelasting

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.830

  • 276
  • - 
    15,1%

343

5,1%

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.568

  • 551
  • - 
    35,2%

69

1,6%

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

660

304

46,1%

95

2,4%

Verlaagd tarief overig

1.877

178

9,5%

61

0,7%

Kleineondernemersregeling

160

  • 1
  • - 
    0,4%

60

8,3%

Auto

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

4

0

10,8%

18

52,6%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

12

0

0,0%

91

72,0%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

86

  • 2
  • - 
    2,3%

349

50,7%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

529

  • 19
  • - 
    3,6%
  • 305
  • - 
    20,3%

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

51

39

78,1%

60

13,7%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

0

0,0%

25

9,2%

1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

De ontwikkeling van het budgettaire belang van een regeling wordt afgezet tegen de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte stand. Hierbij ligt de nadruk op de endogene ontwikkeling en niet op de ontwikkelingen die volgen uit beleidsmaatregelen. Hieronder wordt een aantal posten waarbij er een aanwijsbare oorzaak is voor de opvallende ontwikkeling, nader toegelicht.

Middelingsregeling

Het budgettaire belang van de middelingsregeling varieerde jarenlang tussen € 80 en € 90 miljoen, maar loopt sinds 2018 fors op. In 2019 is dit bedrag (op kasbasis) opgelopen tot € 127 miljoen en in het eerste half jaar van 2020 is wederom een forse stijging zichtbaar. Naar verwachting bedraagt het budgettaire beslag in 2020 € 165 miljoen en stijgt dit in 2021 door tot € 180 miljoen.

Uit een nadere analyse blijkt dat niet zozeer het aantal middelingsverzoeken oploopt, maar vooral het gemiddelde bedrag per middelingsverzoek. Dit was in 2016 nog circa € 1600, maar in 2019 al circa € 2800 (+75%). Uit de evaluatie van deze regeling bleek onder andere dat het budgettaire beslag van deze regeling vier keer zo groot zou kunnen zijn bij volledige benutting. Het is dus waarschijnlijk dat burgers die recht hebben op een hoog midde-lingsbedrag, de afgelopen jaren vaker de regeling ook daadwerkelijk benut hebben. Ter illustratie: in 2015 ontvingen nog circa 10.000 mensen een bedrag groter dan € 2.500, in 2019 waren dit er 18.000. Het aantal bedragen lager dan € 2.500 is in die periode juist gedaald van 46.000 naar 27000.

Vermindering verhuurderheffing

De heffingsverminderingen worden pas na realisatie definitief toegekend. Hierdoor zijn de kosten van de oude heffingsverminderingen op kasbasis in de eerste jaren vanaf invoering in 2014 gering en gemiddeld veel lager dan ingeboekt. Vanaf 2018 zijn de kosten juist gemiddeld veel hoger dan ingeboekt. Dit verklaart de hoge endogene groei over de jaren 2018-2021.

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Reguliere waardestijgingen van landbouwgrond (WEVAB) zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting door de landbouwvrijstelling. Door veel gebruik van herwaardering van gronden naar de WEVAB-waarde was er tot en met 2015 sprake van een hoog budgettair belang. Cijfers over 2016 en 2017 laten een aanzienlijke daling van het budgettaire belang zien, vermoedelijk omdat de bulk aan herwaarderingen achter de rug is. Voorlopige cijfers over 2018 suggereren dat die trend doorzet. Aangenomen wordt dat het budgettaire belang na 2017 met 10% per jaar daalt. Na enkele jaren zal een nieuw min of meer structureel niveau van het budgettaire belang zijn bereikt.

Energiebelasting

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers. In het Klimaatakkoord is aangekondigd om de salderingsregeling vanaf 2023 fiscaal te gaan begrenzen, wat een drukkend effect zal hebben op de ontwikkeling van het budgettaire belang van de regeling in de toekomst.

Ook het budgettaire belang van het verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie kent een forse endogene ontwikkeling. Uit de Lokale Energiemonitor 2018 van HIER opgewekt blijkt namelijk dat het aantal nieuwe postcoderoosprojecten jaarlijks toeneemt. Verder schat onderzoeksbureau AS I-SEARCH in haar publicatie 'Verkenning toekomstpotentieel burger-energiebeweging 2030' in dat het toekomstpotentieel van collectieve zonprojecten groot is, waardoor het de verwachting is dat de groei van het aantal postcoderoosprojecten zich de komende jaren verder zal voortzetten. Vanaf 2021 kunnen coöperaties subsidie aanvragen voor een zonne-energieproject of een kleinschalig windenergieproject en vervalt de huidige fiscale regeling. Alleen voor de op 31 december 2020 bestaande leden van aangewezen coöperaties die deelnemen aan de postcoderoosre-geling blijft het verlaagde energiebelastingtarief van toepassing gedurende 15 jaren na het tijdstip waarop de coöperatie werd aangewezen door de Belastingdienst (overgangsrecht).

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscale regelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2019 zijn met name aan het einde van het jaar nog veel elektrische auto's verkocht in anticipatie op de beperking van de korting op de bijtelling en de aanscherping van de maximale catalogusprijs (de "cap") voor de korting op de bijtelling voor elektrische auto's per 2020. Dit werkt voor de bijtelling door in de jaren na 2019 doordat auto's gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Voor zuinige auto's is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt. De teruggaaf van bpm voor taxi's en openbaar vervoer kende een uitschieter naar boven in 2017 door met name de verkoop van bestelauto's op aardgas die een hoge bpm hebben. Het budgettaire belang is weer terugzakt naar een lager niveau in 2018 dan in 2017, maar is nog wel hoger dan in 2016. De teruggaafregeling bpm voor taxi's is afgeschaft per 2020. De teruggaafregeling bpm voor taxi's wordt gerespecteerd voor voertuigen die vóór 2020 gekocht zijn, waardoor met name in 2019 extra aankopen (anticipatie-effecten) hebben plaatsgevonden. Door corona worden in 2020 minder nieuwe auto's verkocht, dat geldt ook voor elektrische auto's en bestelauto's. Hierdoor loopt het budgettair belang van de bpm-posten in 2020 terug. In 2021 wordt een licht herstel verwacht van het aantal nieuwverkopen.

9.6 Evaluaties

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de voltooide evaluaties naar doelmatigheid en doeltreffendheid van regelingen in het fiscale domein sinds de Miljoenennota 2020. Op hoofdlijnen wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties die het kabinet heeft getrokken op basis van de uitgevoerde evaluaties. Verder komt de evalua-tieprogrammering voor de periode 2020-2023 aan bod.

Gerealiseerde evaluaties sinds de Miljoenennota 2020 In december 2019 is de evaluatie van de fiscale eigenwoningregeling aangeboden aan de Tweede Kamer.16 Onderzoeksbureau SEO heeft onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de eigenwoningregeling en onderzoeksbureau Panteia naar de complexiteit van de regeling. SEO geeft ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid aan: «Er zijn aanwijzingen dat de eigenwoningregeling als geheel (de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait) bijdraagt aan het eigen-woningbezit. Als ook de negatieve neveneffecten (hoge kosten, hogere huizenprijzen, lagere welvaart, meer schuldopbouw) worden beschouwd moet echter worden geconcludeerd dat de regeling ondoelmatig is. Van de maatregelen na 2001 zijn vooral de fiscale aflossingseis en de tarief-maatregel effectief en doelmatig in het beperken van deze neveneffecten. Effectiviteit en doelmatigheid van de bijleenregeling in het ontmoedigen van schuldopbouw is onzeker. De aftrek geen of geringe eigenwoningschuld (Hillen) is waarschijnlijk niet effectief en ondoelmatig in termen van het bevorderen van schuldaflossing.» SEO concludeert dat de richting van het beleid sinds 2001 overwegend is geweest de doelmatigheid van de regeling als geheel te vergroten door neveneffecten van de bestaande renteaftrek zoals schuldopbouw te beperken en door de budgettaire derving te drukken. Daarbij geldt dat een relatief groot aantal ongelijksoortige maatregelen genomen is die de complexiteit van de fiscale behandeling van de eigen woning behoorlijk hebben vergroot. SEO geeft ook aan dat het geheel aan maatregelen volgens diverse deskundigen vooralsnog niet tot een consistent en helder eindbeeld voor de fiscale behandeling van de eigen woning leidt. Als mogelijke eindbeelden zijn daarbij genoemd defiscali-sering van de eigen woning of het verplaatsen van de eigen woning naar box 3.

Panteia concludeert ten aanzien van de complexiteit van de eigenwoning-regeling: «Op basis van de geconstateerde knelpunten en de daarmee samenhangende gevolgen voor een juiste toepassing van de eigenwoning-regeling komen wij tot de conclusie dat de huidige eigenwoningregeling te complex is, waardoor een juiste toepassing in sterke mate belemmerd wordt. Daarmee is de huidige eigenwoningregeling niet goed houdbaar, controleerbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar.» Panteia beveelt aan om de fiscale eigenwoningregeling ingrijpend te herzien, of de eigen woning volledig uit de fiscale regelgeving te halen. De aanbeveling ziet op het doen van nader onderzoek naar een fundamentele herziening van de fiscale eigenwoningregeling zoals het verplaatsen van de eigen woning naar box 3, het opnemen in een aparte regeling (box 4) of defiscalis iering van de eigen woning. Panteia geeft verder aan dat het raadzaam is om bij de vormgeving van een vervangende regeling voor de huidige fiscale eigenwoningregeling of vervangende regels niet opnieuw gegevens te introduceren die belastingplichtigen langdurig moeten bewaren. Panteia beveelt voorts aan om in de periode tot een eventuele herziening zowel op het niveau van deelrege-lingen als de gehele regeling geen rigoureuze wetswijzigingen of reparatiemaatregelen door te voeren. Dit aangezien veel deelregelingen met elkaar samenhangen waardoor wijziging van een deelregeling veelal ook tot aanpassing van andere deelregelingen moet leiden. Verder omdat dergelijke wijzigingen vermoedelijk tot meer complexiteit leiden mede als gevolg van nieuw overgangsrecht en noodzakelijke compensatiemaatregelen.

In maart 2020 heeft de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst de evaluatie Assurantiebelasting aan de Tweede Kamer aangeboden.17 Hierbij is door onderzoeksbureau Dialogic met name onderzoek gedaan naar de in de jaren 2011 en 2013 doorgevoerde tariefsverhogingen en de vrijstellingen voor schadeverzekeringen in de assurantiebelasting. Beide onderdelen zijn op doeltreffendheid en doelmatigheid onderzocht. Het assurantiebelastingtarief is per 1 maart 2011 verhoogd van 7,5% naar 9,7% en per 1 januari 2013 verder verhoogd van 9,7% naar 21%. Dialogic concludeert daarbij dat de tariefsverhogingen hebben gezorgd voor de gewenste toename van de belastingopbrengsten tegen zo min mogelijke kosten en ongewenste neveneffecten, oftewel dat deze doeltreffend en doelmatig zijn gebleken. Verder is onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de vrijstellingen voor schadeverzekeringen, zijnde de vrijstellingen voor luchtvaart-, scheepvaart-, transporten exportkredietverzekeringen. Hierbij is onderzocht in hoeverre de vrijstellingen bijdragen aan het realiseren van de achterliggende beleidsdoelen. De vrijstellingen voor luchtvaart, scheepvaart- en transportverzekeringen hebben onder meer als doel om een verstoring van internationale concurrentieverhoudingen te voorkomen. De vrijstellingen dragen volgens Dialogic bij aan deze beleidsdoelstelling. Alleen voor de vrijstelling voor transportverzekeringen geldt dat het deel van de vrijstelling dat ziet op binnenlands transport door Dialogic als minder doeltreffend wordt bestempeld. Dit gezien het feit dat meerdere andere landen geen vergelijkbare vrijstelling voor binnenlands transport kennen, maar alleen voor grensoverschrijdend transport. De vrijstelling voor exportkredietverzekeringen wordt door Dialogic als zeer doeltreffend bestempeld. Deze vrijstelling heeft tot doel het beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs. Zonder deze vrijstelling zou een specifieke set projecten van Nederlandse exporteurs verloren gaan aan buitenlandse concurrenten, omdat de hogere tarieven zouden leiden tot hogere prijzen en dus een concurrentienadeel voor de Nederlandse exporteurs. Verder heeft Dialogic ingeschat dat alle vrijstellingen (zeer) waarschijnlijk doelmatig uitwerken, omdat afschaffing ervan gepaard zou gaan met (behoorlijke) gedragseffecten. En dat het alleen voor de vrijstelling voor transportverzekeringen onzeker is of deze als doelmatig kan worden beschouwd in verband met het tevens vrijstellen van binnenlands transport. In de evaluatie is gepoogd om het budgettaire belang van de vrijstellingen voor schadeverzekeringen te benaderen, echter biedt de kwaliteit van de beschikbare data onvoldoende houvast voor het structureel monitoren van de regelingen in deze bijlage van de Miljoenennota.

In april 2020 is de evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen (Regeling groenprojecten) naar de Kamer gestuurd. 18 De onderzoekers concluderen dat de Regeling groenprojecten in de evaluatieperiode 2010 en 2017 doeltreffend is en het beoogde mechanisme werkt. De Regeling groenprojecten grijpt specifiek in op het knelpunt rond financiering van groene projecten. De regeling past goed bij het kabinetsbeleid om de markt voor groene financiering te bevorderen. De regeling draagt bij aan expertise bij banken en beleggingsinstellingen over financiering van groene projecten. Het kabinet onderkent het belang van de Regeling en deelt de conclusie dat de Regeling doeltreffend en doelmatig werkt. Het kabinet zal de Regeling Groenprojecten voortzetten. Gemiddeld waren er 551 groene projecten per jaar, met een toegekend projectvermogen van gemiddeld € 755 miljoen. In het overgrote deel van de gevallen wordt een groene lening gecombineerd met een witte lening voor de onderdelen van de investering die niet in aanmerking komen voor een groenverklaring. De Regeling bewerkstelligt volgens de onderzoekers dat groenfondsen meer duurzame en innovatieve projecten financieren dan zonder de Regeling. Voor een relatief beperkt deel van de projecten (12-24%) zou een groenfonds de financiering ook hebben verstrekt zonder deelname aan de Regeling. Doordat de Regeling groenprojecten is opgezet als marktin-strument en aansluit bij het kredietverleningsproces van groenfondsen worden de lasten voor ondernemers en financiers verminderd. Dit draagt bij aan een efficiënte uitvoering van de Regeling. De onderzoekers tonen aan dat de in geld uitgedrukte milieuwinst groter is dan de maatschappelijke kosten. Voor € 1 die door de overheid wordt uitgegeven aan de Regeling groenprojecten wordt voor € 29 - € 34 gedurende één jaar gefinancierd aan innovatieve duurzame projecten die zonder de Regeling niet hadden plaatsgevonden. Per uitgegeven € 1 start ongeveer € 6 - € 7 aan nieuwe groene financiering voor projecten die zonder de Regeling niet hadden plaatsgevonden. In lijn met de aanbevelingen uit de evaluatie zal het kabinet zich

18 Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709 inzetten om de projectcategorieën meer aan te laten sluiten bij de meest actuele milieuproblemen. Het kabinet streeft daarbij binnen de Regeling de financiële ruimte meer te gebruiken voor innovatieve projecten die de transitie naar een circulaire economie versnellen. Om meer inzicht te krijgen in de maatschappelijke baten van de Regeling, neemt het kabinet de aanbeveling over om onderzoek te doen naar aanpassing van de maatstaven voor het bepalen van de milieuwinst. Het kabinet zal ook bezien hoe het proces van actualisering kan worden verkort.

In mei 2020 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamer gerapporteerd over de Verhuurderheffing.18 Onderdeel van deze rapportage was het eindrapport ‘Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing', wat de resultaten bevat van een evaluatieonderzoek naar de heffingsverminderingen in de verhuurderheffing, uitgevoerd in 2019 door onderzoeksbureaus SEO Economisch Onderzoek en Ecorys. Deze bureaus hebben onderzoek gedaan naar de heffingsverminderingen die in 2014 dan wel 2017 zijn ingevoerd en waarvan de aanvraagprocedure op 1 juli 2018 is gesloten vanwege uitputting van het budget. SEO en Ecorys concluderen het volgende: «Verhuurders hebben ruim gebruik gemaakt van de heffingsverminderingen, meer dan bij invoering werd voorzien. Hieruit blijkt dat de heffingsverminderingen voorzien in een behoefte. De kwantitatieve analyse in de evaluatie van de heffingsverminderingen heeft geen direct causaal verband tussen de heffingsverminderingen als geheel en (de stijging van) investeringen aangetoond, waarmee geen bewijs is gevonden dat de heffingsverminderingen die zijn aangevraagd in de periode 2014-2016 als geheel doelmatig zijn. Voor de heffingsverminderingen voor nieuwbouw en transformatie afzonderlijk zijn er wel aanwijzingen dat deze in een bepaald jaar leiden tot een hogere investeringsratio in het daaropvolgende jaar. Dit is een aanwijzing dat zij dan waarschijnlijk wel doeltreffend zijn geweest, met een vertraagd effect van 1 jaar. Waar doelmatigheid van de heffingsvermindering niet bewezen is, zijn er wel signalen uit gesprekken met de sector dat de heffingsverminderingen een goed middel zijn om te sturen op resultaten. Door de heffingsverminderingen zijn de huren van nieuwe huurwoningen verlaagd naar een huur onder de aftop-pingsgrens van de huurtoeslag, de kwaliteit van de woning verbeterd en zijn projecten versneld om de woning eerder te realiseren.»

In september 2020 is de evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente aangeboden aan de Tweede Kamer.19 Door deze vrijstelling kan over inkomen boven de inkomensgrens van € 110.111 (bedrag 2020) pensioen worden opgebouwd zonder dat de opgebouwde aanspraken in rendementsheffing in box 3 worden betrokken. De vrijstelling is in 2015 ingevoerd toen het pensioengevende salaris waarover de omkeerregel wordt toegepast (premie onbelast, uitkering belast), werd beperkt tot maximaal de genoemde inkomensgrens. Uit de evaluatie blijkt dat van de potentiële doelgroep van 200.000 mensen circa 35.000 mensen (17%) deelnemen aan een nettoregeling. Dit betreft vooral nettopensioen, van nettolijfrente wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Voor deelname blijkt vooral van belang of het nettopensioen als opt-in (actieve keuze nodig om deel te nemen) of als opt-out (deelname is automatisch geregeld en actieve keuze is nodig om niet deel te nemen) wordt aangeboden. In het laatste geval blijkt de deelnamegraad veel hoger te liggen. Het budgettaire belang van de vrijstelling ligt momenteel bij circa € 5 miljoen. Door verdere aangroei van pensioenopbouw zal het budgettaire belang groeien tot circa € 25 miljoen. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de vrijstelling doeltreffend is omdat deze bijdraagt aan het aanbieden en gebruik maken van het nettopensioen. Voorts wordt geconcludeerd dat de vrijstelling voldoende doelmatig is, hoewel er aanzienlijke uitvoeringskosten zijn. Daarbij wordt aangegeven dat het belang van de vrijstelling breder is dan alleen de realisatie van het fiscale voordeel, namelijk het belang van het toegankelijk maken van het nettopensioen. In de evaluatie wordt een aantal knelpunten aangegeven en aanbevelingen gedaan om die op te lossen. Een deel van de knelpunten is niet meer relevant in het nieuwe fiscale kader na de voorgenomen pensioenhervorming, of dient breder bekeken te worden in het geheel van de fiscale behandeling van pensioenen. In het bijzonder speelt bij kleine nettopensioenen het knelpunt dat door de hoge uitvoeringskosten en het ontbreken van automatische waardeoverdracht de afkoopmogelijkheden als te beperkt worden ervaren. Het verruimen van de afkoopmogelijkheden van kleine nettopensioenen zal daarom in de komende tijd verder onderzocht worden.

In juli 2020 is de evaluatiedoorlichting van de fiscale regelingen naar de Tweede Kamer gestuurd.20 Het rapport biedt inzicht in de toegevoegde waarde van het evalueren van fiscale regelingen. De werkgroep heeft aan de hand van de 31 evaluaties van fiscale regelingen tussen 2010 en 2018 geïnventariseerd welke informatie de evaluaties opleveren en wat hiermee wordt gedaan in de beleidsvorming. De meeste evaluaties pogen de doeltreffendheid en doelmatigheid vast te stellen, maar onder andere door gebrek aan data en variatie kunnen vaak alleen voorzichtige conclusies worden getrokken. De oorspronkelijke gemaakte keuze voor een fiscale regeling als instrument om het gewenste doel te bereiken, wordt zelden tegen het licht gehouden in de evaluaties. Aanbevelingen in onderzoeksrapporten ontbreken mede daardoor vaak of blijven tamelijk veilig, waardoor de toegevoegde waarde niet groot is. De kabinetsreacties gaan soms verder dan de aanbevelingen, maar doen in andere gevallen juist weinig met de bevindingen. In de onderzoeksperiode zijn slechts enkele regelingen fundamenteel gewijzigd naar aanleiding van een evaluatie. In het rapport wordt aanbevolen om in de evaluatieprogrammering prioriteit te geven aan kwaliteit boven kwantiteit. Door de grote verscheidenheid van de fiscale regelingen, wordt afgeraden om een uniforme periodiciteit vast te leggen voor het evalueren van fiscale regelingen. Om te zorgen dat de evaluaties meer toegevoegde waarde hebben, dient meer aandacht te worden besteed aan de instrumentkeus en moet waar mogelijk eerder worden begonnen met dataverzameling, zodat de effecten van regelingen beter kunnen worden vastgesteld. Evaluaties met heldere conclusies kunnen, zo is de hoop, nog meer als basis dienen voor de politieke beleidsvorming.

Evaluatieprogrammering 2020-2023

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2020-2023. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement. Dit jaar is rijksbreed een eerste aanzet gemaakt voor een Strategische Evaluatieagenda (SEA), die in de begrotingen van de verschillende ministeries is terug te vinden. Hiermee wordt de focus van het ex-post evalueren en verantwoorden van begrotingsartikelen middels de beleidsdoorlichtingen verbreed naar een onderbouwde en strategische programmering van onderzoek en evaluatie gedurende de gehele beleidscyclus. De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van deze SEA.

Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk. Als de invalshoek het (bredere) beleidsterrein van het departement is, ligt het voor de hand dat het vakdepartement het voortouw neemt. Als de invalshoek de fiscale wetgeving is, ligt het voor de hand dat het Ministerie van Financiën het voortouw neemt. Beide hebben een eigen verantwoordelijkheid en dus inbreng in de evaluatie.

In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.

 

Tabel 9.6.1. Evaluatieprogrammering 2020-2023

Evaluaties per departement

Begrotingsartikel

2020

2021

2022

2023

Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties

Eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning

(met FIN)

3: Woningmarkt

 

X

   

Financiën

Fiscale regelingen overdrachtsbelasting

1: Belastingen

X

     

Eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning (met BZK)

1: Belastingen

 

X

   

Fiscale regelingen BPM en MRB (met lenW)

1: Belastingen

 

X

   

Fiscale regelingen energiebelasting (met EZK en LNV

1: Belastingen

 

X

   

VPB vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

1: Belastingen

 

X

   

Bankenbelasting

1: Belastingen

 

X

   

Fiscale regelingen ondernemerschap (met EZK)

1: Belastingen

   

X

 

Reisaftrek OV (met lenW)

1: Belastingen

   

X

 

Btw verlaagd tarief fysieke en digitale uitgaven (met OCW)

1: Belastingen

   

X

 

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenW en FIN)

     

X

 

Infrastructuur en Waterstaat

Fiscale regelingen BPM en MRB (met

FIN)

4: Wegen en verkeersveiligheid

 

X

   

Fiscale regelingen zeeschepen

18: Scheepvaart en Havens

X

     

Reisaftrek OV (met FIN)

16: Openbaar vervoer en Spoor

   

X

 

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenW en FIN)

     

X

 

MIA en Vamil

21: Duurzaamheid

     

X

Economische Zaken en Klimaat

Start-upregelingen

2: Bedrijvenbeleid

 

X

   

Fiscale regelingen energiebelasting (met FIN en LNV)

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

 

X

   

Fiscale regelingen bedrijfsopvolging1

2: Bedrijvenbeleid

 

X

   

Fiscale regelingen ondernemerschap (met FIN)

2: Bedrijvenbeleid

   

X

 

Evaluaties per departement

Begrotingsartikel    2020

2021

2022

2023

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenWen FIN)

   

X

 

EIA

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

   

X

Innovatiebox

2: Bedrijvenbeleid

   

X

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Arbeidskorting en

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1: Arbeidsmarkt

 

X

 

Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit

Fiscale regelingen energiebelasting (met FIN en EZK)

21: Land- en tuinbouw

X

   

Landbouwvrijstelling

21: Land- en tuinbouw

 

X

 

Assurantiebelasting vrijstelling Brede Weersverzekering

21: Land- en tuinbouw

   

X

1 Zodra genoeg data beschikbaar is.

10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN

10.1 Inleiding

In deze bijlage worden de fiscale regelingen nader toegelicht. Voor elke regeling bevat de toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Daarnaast zijn cijfers opgenomen over de verwachte ontwikkeling van het budgettaire belang van fiscale regelingen tussen 2017 en 2021.

Het overzicht van fiscale regelingen in deze bijlage is uitgebreider dan in de bijlage «Fiscale regelingen». Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage ruim twintig regelingen die in het verleden ook in die bijlage stonden, maar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2021. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 1,6% voor 2021. De jaartallen onder het kopje 'Evaluatie' betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. Bij de meeste regelingen waar geen evaluatie is voorzien in de komende jaren, staat vermeld dat deze in de periode 2023-2026 worden geëvalueerd. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd, zoals de regelingen in de energiebelasting in 2021.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.21 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen. Bij regelingen die niet in de bijlage «Fiscale regelingen» zijn opgenomen, staat geen ramingsgrond vermeld.

10.2 Nadere uitsplitsing van de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen

Tabel 10.2.1. Nadere toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)1

waarvan waarvan waarvan Benchmark    2021    bijstelling beleid endogeen

2017    MN2021 Mutatie    2017 2018-2021    2018-2021

Persoonsgebonden aftrek

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Giftenaftrek inkomstenbelasting Aftrek specifieke zorgkosten Aftrek uitgaven monumentenpanden Onderhoudsverplichtingen aftrek Belaste ontvangen alimentatie Inkomensvoorzieningen Pensioen niet-belaste premie Pensioen belaste uitkering Pensioen vrijstelling box 3 Lijfrente premieaftrek Lijfrente belaste uitkering Lijfrente vrijstelling box 3 Nettopensioen en nettolijfrente FOR aftrek

FOR belaste afneming

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

Reisaftrek OV

Middelingsregeling

(Eigen) woning

Hypotheekrenteaftrek

Aftrek financieringskosten eigen woning

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

Eigenwoningforfait

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning OVB Verlaagd tarief woning OVB Vrijstelling woning starters

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen Vermindering verhuurderheffing Kamerverhuurvrijstelling

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

 

212

262

50

21

  • - 
    21

50

362

439

77

59

  • - 
    46

64

282

257

  • 25
  • - 
    8
  • - 
    26

9

57

-

-

18

  • - 
    62

12

336

252

  • 84
  • - 
    14
  • - 
    37
  • - 
    34
  • 201
  • 179

22

0

10

11

19.178

20.307

1.129

  • - 
    1.435
  • - 
    945

3.509

  • 13.175
  • 12.673

502

722

767

  • - 
    987

7.288

7.803

514

  • - 
    79

252

342

549

634

85

0

  • - 
    31

116

  • 394
  • 407
  • 13
  • - 
    1

25

  • - 
    36

218

250

32

11

8

14

-

8

-

 

0

4

160

211

51

30

  • - 
    10

31

  • 101
  • 118
  • 17
  • - 
    11

7

  • - 
    14

574

523

  • 52
  • - 
    50
  • - 
    27

25

  • 460
  • 391

69

58

21

  • - 
    11

10

7

  • 3
  • - 
    1

0

  • - 
    2

86

180

94

1

0

93

10.648

8.752

  • 1.895

1.123

  • - 
    1.103
  • - 
    1.915

280

174

  • 106
  • - 
    62
  • - 
    13
  • - 
    31

31

30

  • 1
  • - 
    1
  • - 
    3

3

27

18

  • 9
  • - 
    1
  • - 
    2
  • - 
    7
  • 3.280
  • 3.401
  • 121
  • - 
    66

205

  • - 
    260

631

678

47

3

  • - 
    99

143

190

188

  • 2
  • - 
    2

0

0

2.944

1.899

  • 1.045
  • - 
    490
  • - 
    543
  • - 
    12
 

1.552

-

 

1.552

0

23

421

398

24

192

182

10

10

0

1

  • - 
    1

0

979

814

  • 165
  • - 
    1
  • - 
    79
  • - 
    85

27

25

  • 3
  • - 
    2
  • - 
    6

6

 

Benchmark

2017

2021

MN2021

Mutatie

waarvan bijstelling

2017

waarvan beleid

2018-2021

waarvan endogeen

2018-2021

Vrijstelling groen beleggen box 3

41

50

9

5

  • 3

7

Heffingskorting groen beleggen box 3

27

31

4

0

0

4

Heffingvrij vermogen box 3

1.160

1.256

96

22

169

  • - 
    95

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

-

37

-

 
  • - 
    5

5

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

           

Zelfstandigenaftrek

1.720

1.657

  • 63

49

  • - 
    380

269

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

102

  • 6
  • - 
    9
  • - 
    14

17

Meewerkaftrek

8

8

0

0

  • - 
    1

0

Stakingsaftrek

14

14

0

3

  • - 
    2
  • - 
    1

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

5

  • 1

0

  • - 
    1

0

Willekeurige afschrijving starters

8

7

  • 1

0

  • - 
    1

0

Doorschuiving stakingswinst

262

295

33

2

  • - 
    14

45

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

102

119

17

0

8

9

Mkb-winstvrijstelling

1.635

1.867

232

229

  • - 
    222

225

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

17

18

1

1

  • - 
    3

2

Innovatiebox

1.687

696

  • 991
  • - 
    174
  • - 
    706
  • - 
    111

Liquidatieverliesregeling

 

624

-

 
  • - 
    18

57

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

405

382

  • 23

5

  • - 
    45

17

Energie-investeringsaftrek (EIA)

164

149

  • 15
  • - 
    29
  • - 
    15

29

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

97

114

17

17

17

  • - 
    17

VAMIL

40

25

  • 15
  • - 
    13
  • - 
    15

13

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

115

  • 5

0

  • - 
    5

0

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.109

614

  • 496
  • - 
    135
  • - 
    28
  • - 
    332

Bosbouwvrijstelling

5

2

  • 3
  • - 
    5

0

2

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

6

10

4

1

  • - 
    1

4

OVB Vrijstelling cultuurgrond

118

184

66

0

46

20

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

22

6

0

6

0

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

383

459

76

66

0

10

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

211

228

17

0

0

17

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

7

7

1

1

  • - 
    1

0

RDA (m.i.v. 2016 geïntegreerd in WBSO)

-

-

-

 

0

0

Loonbelasting

           

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.205

1.438

233

  • - 
    23

233

23

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga's van startups

29

21

  • 8
  • - 
    4

0

  • - 
    4

30%-regeling

901

586

  • 315

67

  • - 
    477

95

Afdrachtvermindering zeevaart

111

109

  • 2
  • - 
    3

0

1

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

121

128

7

  • - 
    2
  • - 
    6

15

Heffingskortingen

           

Algemene heffingskorting

20.163

24.240

4.077

  • - 
    774

3.918

933

Arbeidskorting

18.207

23.012

4.805

357

2.957

1.492

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

2.003

1.661

  • 342

1

  • - 
    249
  • - 
    95

Jonggehandicaptenkorting

178

183

5

0

0

5

Alleenstaande ouderenkorting

510

453

  • 57
  • - 
    26
  • - 
    20
  • - 
    11

Ouderenkorting

2.971

4.117

1.146

37

716

393

Energiebelasting

   

-

     

Verlaagd tarief glastuinbouw

121

126

4

6

45

  • - 
    47

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

24

34

11

5

9

  • - 
    3

Teruggaaf energie-intensieve industrie

6

9

2

0

3

0

Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

0

7

6

0

  • - 
    1

7

Salderingsregeling

120

332

212

36

25

151

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

71

140

69

16

49

4

Belastingvermindering per aansluiting

2.493

3.693

1.200

  • - 
    52

1.223

29

Omzetbelasting

           

Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

8.069

6.813

  • 1.257
  • - 
    250
  • - 
    1.705

699

Tweede Kamer, vergaderjaar

2020-2021,

35 570,

nr. 2

 

131

       

waarvan

waarvan

waarvan

 

Benchmark

2021

 

bijstelling

beleid

endogeen

 

2017

MN2021

Mutatie

2017

2018-2021

2018-2021

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.830

1.506

  • 324
  • 276
  • 391

343

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.568

870

  • 699
  • - 
    551
  • - 
    216

69

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

660

847

187

304

  • - 
    212

95

Verlaagd tarief overig

1.877

1.657

  • 220

178

  • - 
    459

61

Kleineondernemersregeling

160

219

59

  • - 
    1

0

60

Auto

           

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

4

19

15

0

  • - 
    3

18

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

12

103

91

0

0

91

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

86

412

326

  • - 
    2
  • - 
    21

349

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

529

-

-

  • - 
    19
  • - 
    157
  • - 
    305

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

51

-

-

39

  • - 
    14

60

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

48

55

8

0

  • - 
    8

16

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

16

11

  • 5
  • - 
    3
  • - 
    2

0

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

25

28

3

0

0

3

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

-

680

-

 
  • - 
    122

45

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

834

993

159

  • - 
    8

0

167

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

16

1

0

0

1

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

78

20

0

  • - 
    5

25

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

19

12

  • 7

0

0

  • - 
    7

MRB Kwarttarieven

142

127

  • 15
  • - 
    1

0

  • - 
    14

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

Assurantiebelasting

38

35

  • 3
  • - 
    1

0

  • - 
    2

Vrijstelling Brede Weersverzekering

-

6

-

 

7

0

1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

De tabel presenteert de ontwikkeling tot en met 2021 inclusief de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het jaar 2017 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de ontwikkeling van de regelingen in de jaren die volgen. De kolom 'Beleid 2018 - 2021' omvat alle maatregelen omtrent de regeling zelf en substantiële wijzigingen in de primaire heffingsstructuur (zoals het verleggen van een schijfgrens of het wijzigen van een tarief) die in die jaren invloed hebben op het budgettaire belang van de regeling. De kolom 'Endogeen 2018-2021' geeft de ontwikkeling van het budgettaire belang ten gevolge van verwachte veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen.

10.3 Toelichting individuele fiscale regelingen

Persoonsgebonden aftrek Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De inwerkingtreding van deze maatregel vindt plaats op het moment dat de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking treedt. Deze datum is nog niet bekend, daarom is inwerkingtreding van het wetsvoorstel bij koninklijk besluit. Dat betekent dus dat in 2021 de fiscale aftrek van scholingsuitgaven nog wordt gecontinueerd. Op grond van bestaand overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar - na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

OCW, artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege voorgestelde afschaffing van de regeling.

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Ramingsgrond:

 

Regeling:

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI's geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI's.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is uiterlijk in 2025 beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek specifieke zorgkosten

Beschrijving:

Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.

Doelstelling:

Ministerie:

Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.

VWS, artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.

Evaluatie:

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, FIN, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 34 550 IX, nr. 4. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek uitgaven monumentenpanden

Beschrijving:

In de Wet IB 2001 is een persoonsgebonden aftrekpost voor monumentenpanden opgenomen. Indien het een eigen woning of een bezitting betreft die in de grondslag van de forfaitaire rendementsheffing wordt betrokken, zijn 80% van de onderhoudskosten (minus ontvangen subsidies) aftrekbaar. Deze fiscale aftrekpost is per 1 januari 2019 vervangen door een subsidieregeling.

Doelstelling:

Ministerie:

Behoud van het culturele erfgoed.

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen monumentenzorg, PwC, 2009. Kamerstukken II 2009-2010, 32 156, nr. 2. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Onderhoudsverplichtingen aftrek en belaste ontvangen alimentatie

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Ministerie:

Het aansluiten bij draagkracht.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Beschrijving:

Deze persoonsgebonden aftrekpost biedt de mogelijkheid om geleden verliezen op beleggingen in durfkapitaal in aftrek te brengen. Deze faciliteit is per 1 januari 2011 vervallen met inachtneming van een overgangsbepaling.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie van de durfkapitaalregeling, Bureau Bartels B.V., 2005. Kamerstukken 2005-2006, 30 300 XIII, nr. 57. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Inkomensvoorzieningen

 

Regeling:

Pensioen fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van het CBS voor pensioenvermogen tot 2015 dan wel 2012 en uitkomsten van MIMOSI voor de ontwikkeling van het pensioenvermogen daarna.

Regeling:

Lijfrente fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018 voor premieaftrek en uitkomsten van MIMOSI voor uitkeringen en vermogens.

Regeling:

Vrijstelling nettopensioen en nettolijfrente box 3

Beschrijving:

Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. De volgende evaluatie wordt gepland bij de eventuele invoering van maatregelen om de uitvoering te verbeteren.

Ramingsgrond:

Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI.

Regeling:

FOR aftrek en belaste afneming

Beschrijving:

De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om maximaal 9,44%, met een maximum van € 9.270, van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Als bij staking van (een gedeelte van) de onderneming of bij het bereiken van de AOW-leeftijd van de ondernemer blijkt dat de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen overtreft, wordt het verschil beschouwd als afneming van de oudedagsreserve. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. Afnemingen van de FOR worden als bijtelpost meegenomen bij de bepaling van de belastbare winst. De in het kader van de afneming van de FOR eventueel betaalde premies voor lijfrenten kunnen worden afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De latere lijfrente-uitkeringen zijn belast.

Doelstelling:

Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI

Regeling:

Reisaftrek OV

Beschrijving:

Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.

lenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Middelingsregeling

Beschrijving:

Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545.

Doelstelling:

Ministerie:

Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. De volgende evaluatie wordt gepland afhankelijk van de besluitvorming van het volgende kabinet over eventuele aanpassing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2019. Budgettair belang is op kasbasis.

(Eigen) woning

 

Regeling:

Hypotheekrenteaftrek

Beschrijving:

Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Ministerie:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De volgende evaluatie wordt gepland afhankelijk van de besluitvorming van het volgende kabinet over eventuele aanpassing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beschrijving:

Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Ministerie:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De volgende evaluatie wordt gepland afhankelijk van de besluitvorming van het volgende kabinet over eventuele aanpassing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Beschrijving:

Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Ministerie:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De volgende evaluatie wordt gepland afhankelijk van de besluitvorming van het volgende kabinet over eventuele aanpassing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

Beschrijving:

Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. Het budgettaire belang vanaf 2018 betreft de gevallen die gebruik maken van de mogelijkheid om na 2017 voor een periode van maximaal vijftien jaar de aftrek toe te blijven passen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Ministerie:

Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Eigenwoningforfait

Beschrijving:

Huishoudens met een eigen woning dienen afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde een percentage van de WOZ-waarde bij het belastbaar inkomen op te tellen. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.

Doelstelling:

Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De volgende evaluatie wordt gepland afhankelijk van de besluitvorming van het volgende kabinet over eventuele aanpassing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.

Regeling:

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Beschrijving:

Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2021 bedraagt dat deel 90%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2021 alleen over 10% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen.

Doelstelling:

Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beschrijving:

Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling. De vrijstelling bedraagt € 105.302.

Doelstelling:

Ministerie:

Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2017. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

Regeling:

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

Beschrijving:

Het reguliere belastingtarief in de overdrachtsbelasting bedraagt tot en met 2020 6%. In afwijking hiervan geldt voor woningen een tarief van 2%. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die naar hun aard zijn bestemd voor bewoning door particulieren. Het maakt geen verschil of de verkrijger de woning zelf gaat bewonen of dat de verkrijger de woning verhuurt aan een particulier.

Doelstelling:

Ministerie:

Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

In 2020 wordt de evaluatie van het verlaagde OVB-tarief van 2% voor woningen zoals dat tussen 2011 en 2020 heeft gegolden, door het CPB gepubliceerd.

Ramingsgrond:

Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB. Realisatiecijfers t/m 2018.

Regeling:

OVB Vrijstelling woning starters

Beschrijving:

Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.

Doelstelling:

Ministerie:

Verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt ten opzichte van beleggers.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De regeling heeft een horizonbepaling en loopt af op 1 januari 2026, waarbij ruim voorafgaand aan deze datum de doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Data Kadaster

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

 

Regeling:

Vermindering verhuurderheffing

Beschrijving:

Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 wordt in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio's waar de druk op de woningmarkt het grootst is.

Doelstelling:

Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr.

  • 321
    De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019. Raming 2020 en 2021 op basis van gegevens investeringsverklaringen RVO t/ m juli 2020. Budgettair belang is op kasbasis.

Regeling:

Kamerverhuurvrijstelling

Beschrijving:

Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan € 5.668 per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.

Doelstelling:

Ministerie:

Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.

Regeling:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

Beschrijving:

In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Doelstelling:

Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen.

Regeling:

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

Beschrijving:

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).

Doelstelling:

Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken

II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2015.

Regeling:

Vrijstelling groen beleggen box 3

Beschrijving:

Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017.

Regeling:

Heffingskorting groen beleggen box 3

Beschrijving:

De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017.

Regeling:

Heffingvrij vermogen box 3

Beschrijving:

Een algemene vrijstelling in box 3 van € 50.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt in 2021 beleidsmatig verhoogd.

Doelstelling:

Ministerie:

Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling loopt mee in de besluitvorming over box 3 en de lastenverdeling in den brede. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Beschrijving:

De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.

Doelstelling:

Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2014. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90. De volgende evaluatie is beoogd in 2033.

Ramingsgrond:

Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m 2019. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.

Regeling:

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

Beschrijving:

Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.

Doelstelling:

Ministerie:

Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

Beschrijving:

Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.

Doelstelling:

Ministerie:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling zal in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

 

Regeling:

Zelfstandigenaftrek

Beschrijving:

De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 6.670 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd, tot € 3.240 in 2036.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van ondernemerschap.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Extra zelfstandigenaftrek starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van ondernemerschap en het bevorderen van de bereidheid om startersrisico te lopen.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Beschrijving:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

Doelstelling:

Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Meewerkaftrek

Beschrijving:

Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).

Doelstelling:

Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Stakingsaftrek

Beschrijving:

Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.

Doelstelling:

De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting - zij het op een lager niveau - van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021, als dan voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Beschrijving:

Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een aftrek van € 13.188. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 6.598.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van technologische vernieuwingen.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011-2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Willekeurige afschrijving starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van ondernemerschap.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.

Regeling:

Doorschuiving stakingswinst

Beschrijving:

Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.

Doelstelling:

Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021, als dan voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

Regeling:

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

Beschrijving:

Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.

Doelstelling:

Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021, als dan voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

Regeling:

Mkb-winstvrijstelling

Beschrijving:

De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de mkb-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van ondernemerschap.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Beschrijving:

De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.

Doelstelling:

Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Innovatiebox

Beschrijving:

Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van 7%. Tot en met 2017 bedroeg het effectieve tarief 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2017.

Regeling:

Liquidatieverliesregeling

Beschrijving:

Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming - onder voorwaarden - toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.

Doelstelling:

Ministerie:

Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2017.

Regeling:

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Beschrijving:

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt maximaal € 16.568.

Doelstelling:

Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2018 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de augustusraming 2020 van het CPB.

Ramingsgrond:

 

Regeling:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Beschrijving:

De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De aftrek bedraagt vanaf 2019 45%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie Energie-investeringsaftrek 2012-2017, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr.

  • 91
    De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2019 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2020 en 2021 is budget.

Regeling:

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving:

De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 36%, 27% en 13,5% aftrek wordt verleend. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2019 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2020 en 2021 is budget.

Regeling:

VAMIL

Beschrijving:

Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2019 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2020 en 2021 is budget.

Regeling:

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Beschrijving:

Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen en stimuleren van de zeescheepvaart in Nederland.

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Raming zonder actuele gegevensbron; de raming is een conjunctuurvrije, gemiddelde schatting die gemaakt is ten behoeve van de laatste evaluatie.

Regeling:

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van ondernemerschap.

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Beschrijving:

Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.

Doelstelling:

Ministerie:

Instandhouding van de fiscale behandeling van grond ten behoeve van voordelen uit een landbouwbedrijf. LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2017. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Regeling:

Bosbouwvrijstelling

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.

Doelstelling:

Ministerie:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Inkomensschattingen LEI.

Regeling:

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).

Doelstelling:

Ministerie:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met 2019. Cijfer 2020 en 2021 is budget.

Regeling:

OVB Vrijstelling cultuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond - daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop - die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.

Doelstelling:

Ministerie:

Versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector.

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

Regeling:

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

Beschrijving:

Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van overdracht onderneming aan de volgende generatie.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr.

  • 158
    De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Beschrijving:

Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concernwaarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.119.845. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.

Doelstelling:

Bevorderen continuïteit van de onderneming.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021, als dan voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2017.

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBi's

Beschrijving:

ANBI's zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI's) is de vrijstelling ingegaan per 2010.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI's en SBBI's.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de praktijk rondom ANBI's en SBBI's, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77.

De volgende evaluatie is uiterlijk in 2025 beoogd.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld. Trend is doorgetrokken.

Regeling:

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI's.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2017 definitief, t/m 2018 voorlopig.

Regeling:

RDA (m.i.v. 2016 geïntegreerd in WBSO)

Beschrijving:

De Research & Development aftrek (RDA) was een extra aftrekpost voor kosten en investeringen, zoals apparatuur en materialen, voor de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten. De RDA was een gebudgetteerde regeling. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

Loonbelasting

 

Regeling:

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Beschrijving:

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 14% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011-2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2019. Cijfer 2020 en 2021 is budget.

Regeling:

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga's van startups

Beschrijving:

Voor dga's van startups gelden niet de normale regels voor de bepaling van het zogenoemde gebruikelijk loon. Zij mogen het gebruikelijk loon op het wettelijk minimumloon vaststellen.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van startups.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op aantal bedrijven met S&O-startersverklaring op basis van raming RVO, en andere rekenveronderstellingen.

Regeling:

Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups

Beschrijving:

Indien tussen de werknemer en de startup aandelenopties worden overeengekomen, zorgt de vrijstelling ervoor dat het genoten voordeel uit de vervreemding of uitoefening van deze aandelenopties slechts voor 75% als loon wordt belast, voor zover het genoten voordeel niet meer bedraagt dan € 50.000. Daarnaast dient de

Doelstelling:

toekenning van het optierecht reeds twaalf maanden geleden te hebben plaatsgevonden en geldt de mogelijkheid tot toepassing van de vrijstelling voor de duur van vijf kalenderjaren na toekenning van het optierecht.

Het stimuleren van het door werknemers investeren in de startup waar zij werkzaam zijn door middel van de aanvaarding van aandelenopties in plaats van regulier loon.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Op dit moment is geen evaluatie gepland vanwege de heroverweging van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

30%-regeling

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel:

(a)    het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is;

(b)    een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en

(c)    verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.

Regeling:

Afdrachtvermindering zeevaart

Beschrijving:

Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de sector met de daaraan verbonden werkgelegenheid en het in stand houden van een vloot onder Nederlandse vlag.

Ministerie:

lenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m 2019.

Regeling:

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.

Doelstelling:

Ministerie:

Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.

Regeling:

Levensloopverlofkorting

Beschrijving:

Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, werd aan werknemers per jaar waarin een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd een bij de opname van het tegoed te verzilveren tegemoetkoming toegekend in de vorm van een levensloopverlofkorting. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer minimaal € 3.000 bedroeg, geldt een overgangsregeling tot en met 31 december 2021. Onderdeel van deze overgangsregeling is dat sinds 1 januari 2012 bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer wordt opgebouwd, maar dat de op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting niet vervallen en nog steeds kunnen worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed. Het bedrag van de levensloopverlofkorting wordt

Doelstelling:

Ministerie:

ook na 2011 nog steeds geïndexeerd en bedraagt in 2020 € 219 per jaar waarin vóór 1 januari 2012 een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd, verminderd met de reeds verzilverde bedragen.

Respecteren bestaande rechten.

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, omdat de oorspronkelijke regeling is afgeschaft en er slechts sprake is van toepassing van overgangsrecht.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Overdrachtsbelasting (OVB)

 

Regeling:

Beschrijving:

OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering

De vrijstelling stedelijke herstructurering bestaat uit drie onderdelen, te weten:

(a)    de vrijstelling die het mogelijk maakt voor wijkontwikkelingsmaatschappijen huizen te verkrijgen zonder overdrachtsbelasting;

(b)    de vrijstelling die het voor woningcorporaties mogelijk maakt om ter financiering van stedelijke herstructurering huizen zonder overdrachtsbelasting over te dragen aan een landelijk werkende toegelaten instelling; en

(c)    de vrijstelling die ertoe strekt de verkrijging van onroerende zaken van wijkontwikkelings-maatschappijen door de deelnemers in een dergelijke maatschappij in bepaalde situaties vrij te stellen van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.

Doelstelling:

Ministerie:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden. Per 01-01-2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met haar werkzaamheden.

Doelstelling:

Ministerie:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

OVB Vrijstelling natuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Heffingskortingen

 

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 2.837. Vanaf een belastbaar inkomen van € 68.507 bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Ministerie:

Inkomensondersteuning.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het inkomensbeleid in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 4.205 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 105.735.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van arbeidsparticipatie en daarmee samenhangend, het verkleinen van de armoedeval.

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.815.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 761.

Doelstelling:

Ministerie:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

SZW, artikel 4: Jonggehandicapten.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het inkomensbeleid in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 443.

Doelstelling:

Ministerie:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het inkomensbeleid in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.703 voor verzamelinkomens tot en met € 37.970 en wordt voor verzamelinkomens daarboven met 15% afgebouwd tot € 0.

Doelstelling:

Ministerie:

Inkomensondersteuning ouderen.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het inkomensbeleid in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

Energiebelasting

 

Regeling:

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving:

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.

Doelstelling:

Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw, LEI, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 32 627, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019.

Regeling:

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

Beschrijving:

Non-profitinstellingen en gebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.

Doelstelling:

Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de teruggaafregeling energiebelasting voor kerken en non-profit organisaties, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 12. Deze regeling is tevens geëvalueerd in de Brede heroverwegingen 1. Energie en Klimaat, 2010. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019.

Regeling:

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

Beschrijving:

Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik boven de 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.

Doelstelling:

Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019.

Regeling:

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

Beschrijving:

Leden van coöperaties en Verenigingen van Eigenaren waar collectief duurzame energie wordt opgewekt komen in aanmerking voor een belastingkorting van 9,789 eurocent per kWh (2020). De regeling geldt voor kleinverbruikers die in dezelfde postcoderoos wonen als waar de productie-installatie zich bevindt. De opgewekte duurzame energie wordt geleverd aan de energiemaatschappij, die de korting toepast op de energiebelasting over de elektriciteit die de leden geleverd krijgen van het net. De korting is gelijk aan het tarief energiebelasting dat drukt op die elektriciteit. Dit leidt er toe dat een lid geen energiebelasting betaalt over zijn energieverbruik van het net voor zover daar aan hem toe te rekenen duurzame opgewekte elektriciteit tegenover staat. Vanaf 2021 wordt de regeling afgeschaft met inachtneming van overgangsrecht.

Doelstelling:

Ministerie:

Het stimuleren van lokale duurzame opwekking van elektriciteit door particuliere kleinverbruikers.

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling verlaagd tarief, Kwink, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 31 239, nr. 287. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling.

Ramingsgrond:

Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen in het evaluatierapport van Kwink uit 2018 en rekenveronderstellingen.

Regeling:

EB Salderingsregeling

Beschrijving:

De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege voorgenomen afschaffing van de regeling.

Ramingsgrond:

Raming op basis van cijfers ECN over elektriciteitsproductie uit zon-PV in huishoudens (KEV 2019).

Regeling:

EB en kolenbelasting Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

Beschrijving:

Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstellingen voor duaal verbruik van kolen en elektriciteit

Doelstelling:

Ministerie:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming t/m 2018 op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Raming 2019-2021 gebaseerd op cijfers uit KEV 2019.

Regeling:

EB Belastingvermindering per aansluiting

Beschrijving:

Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. Deze is € 461,62 (exclusief btw). De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2019.

Regeling:

EB Stadsverwarmingsregeling

Beschrijving:

De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

EB en kolenbelasting Inputvrijstelling

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Ministerie:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting. EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

Beschrijving:

Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie. De regeling zou oorspronkelijk vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020, maar wordt verlengd tot en met 2022.

Doelstelling:

Ministerie:

De businesscase voor openbare laadpalen verbeteren.

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege beoogde afschaffing na 2022.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Omzetbelasting (BTW)

 

Regeling:

BTW Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Warenwetgeving, inclusief niet-alcolhoudende dranken, het verlaagde btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Ministerie:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan voeding en water.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2017 definitief, t/m 2019 voorlopig.

Regeling:

BTW Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Ministerie:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan zorg.

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2017 definitief, t/m 2019 voorlopig.

Regeling:

BTW Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat bijvoorbeeld om de levering en verhuur van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d. Vanaf 2020 vallen ook bepaalde digitale publicaties onder het verlaagde tarief. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Bevorderen van cultuur, kennisvermeerdering, recreatie en sport c.q. ondersteuning van de desbetreffende sectoren.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten, OCW, 2014. Kamerstukken I 2013-2014, 33 752 M. Het verlaagde tarief voor fysieke en digitale uitgaven (boeken, kranten, e.d.) wordt in 2022 geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2017 definitief, t/m 2019 voorlopig.

Regeling:

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt en bestrijding van het zwarte circuit.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Monitor effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, Research voor Beleid, 2002. Contra-expertise effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, CPB, 2003. Kamerstukken II 2002-2003, 28 600 IXB, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2017 definitief, t/m 2019 voorlopig.

Regeling:

BTW Verlaagd tarief overig

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Deze categorie «overig» ziet onder andere op de sierteelt, het vervoer van personen en logiesverstrekking. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie btw-regeling sierteeltproducten, LEI, 2007. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 XIV, nr. 157.

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2017 definitief, t/m 2019 voorlopig.

Regeling:

BTW Kleineondernemersregeling

Beschrijving:

De vroegere Kleineondernemersregeling (KOR) bestond uit twee onderdelen: een degressieve belastingvermindering indien de verschuldigde omzetbelasting niet meer bedroeg dan € 1.883, en een mogelijke ontheffing van bepaalde administratieve verplichtingen indien de verschuldigde omzetbelasting niet meer bedroeg dan € 1.345. Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van maximaal € 20.000. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren en ondersteunen van kleine ondernemers en verminderen van administratieve lasten.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2019.

Regeling:

BTW Nultarief internationaal personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.

Doelstelling:

Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale reizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.

Ministerie:

IenW, artikel 17: Luchtvaart en artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd, in het licht van de invoering van een nationale vliegbelasting en de internationale gesprekken over belastingen op luchtvaart.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstelling sportclubs

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren c.q. ondersteunen van sportclubs en verminderen van administratieve lasten.

VWS, artikel 6: Sport en bewegen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstelling post

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.

Doelstelling:

Ministerie:

Voorkomen van administratieve lasten.

EZK, artikel 1: Goed functionerende economie en markten.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van hierboven bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstelling fondswerving

Beschrijving:

Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstellingen medische zorg

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Doelstelling:

Ministerie:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan medische zorg.

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Regeling:

Beschrijving:

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstelling lijkbezorging

Beschrijving:

Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen verrichte kenmerkende en essentiële diensten zijn vrijgesteld van btw.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

BTW Vrijstellingen overig

Beschrijving:

Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.

Doelstelling:

Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Auto

 

Regeling:

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voertuigen met een CO2- uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van emissievrij rijden.

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto's 2019/20» van de Stichting BOVAG-RAI.

Regeling:

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voor alle voertuigen met een CO2- uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van emissievrij rijden.

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto's vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto's in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd. Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimulering van emissievrij rijden.

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto's 2019/20» van de Stichting BOVAG-RAI.

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto's van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto's met lagere CO2- uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn.

Doelstelling:

Ministerie:

Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto's.

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto's 2019/20» van de Stichting BOVAG-RAI.

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Beschrijving:

Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto's die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

IenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatierapport Openbaar vervoer en taxivervoer in de MRB en BPM, IenM, 2006. Kamerstukken II 2005-2006, 30 300 IXB, nr. 32. De evaluatie van de MRB-vrijstelling taxi's en openbaar vervoer is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

BPM: Cijfers Belastingdienst tot medio 2019. MRB: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Ministerie:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

BPM: Cijfers Belastingdienst tot medio 2019. MRB: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimulering ondernemerschap.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over MRB over juni t/m 2020 en cijfers van de RDW. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB. Dit tarief wordt van 2021 tot en met 2024 jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd en in 2025 met gemiddeld € 24 verlaagd.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimulering ondernemerschap.

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Beschrijving:

Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.

Doelstelling:

Ministerie:

Tegemoetkoming voor gehandicapten.

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.

Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Beschrijving:

Voor personen- en bestelauto's rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto's die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 129 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.

Doelstelling:

Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

MRB Kwarttarieven

Beschrijving:

Voor kampeerauto's, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto's.

Doelstelling:

Ministerie:

Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Regeling:

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

Beschrijving:

Voor auto's met een CO2- uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

Ministerie:

Stimuleren gebruik plug-in hybride auto.

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2020. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

Assurantiebelasting

 

Regeling:

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

Beschrijving:

De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico's af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.

Doelstelling:

Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

De volgende evaluatie is beoogd in 2023, als onderdeel van de beleidsevaluatie Brede Weersverzekering. Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering.

Evaluatie:

Ramingsgrond:

Accijns

 

Regeling:

Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties

Beschrijving:

Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (lO's) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.

Doelstelling:

Ministerie:

Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en lO's en hun personeel bevorderen.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het privilegebeleid ten aanzien van diplomatiek personeel en medewerkers van lO's in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd. Wel wordt bezien of het gehele pakket aan privileges kan worden gemoderniseerd.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Accijns Vrijstelling communautaire wateren

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG i moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.

Ministerie:

lenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Accijns Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG i en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.

Ministerie:

IenW, artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Accijnzen overige regelingen

Overige regelingen die de accijns verminderen, zoals het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen.

Verschilt per regeling.

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen, Ecorys, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 800, nr. 45. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

Afkortingen

ASB

Assurantiebelasting

BPM

Belasting van personenauto's en motorrijwielen

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

EB

Energiebelasting

IB

Inkomstenbelasting

LB

Loonbelasting

MIMOSI

Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)

MRB

Motorrijtuigenbelasting

Overdrachtsbelasting

OVB

VPB

Vennootschapsbelasting

11 NORMERINGSSYSTEMATIEK GEMEENTEFONDS EN PROVINCIEFONDS

Uitgangspunten

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen voor decentrale overheden is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

De normeringsystematiek 'samen trap op, samen trap af' bestaat sinds 1994 en bewerkstelligt een evenredig, actuele, inzichtelijke en beheersbare indexatie van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Het betreft één integrale indexatie voor zowel loon-, prijs- als volumeontwikkelingen. Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben via de normeringsystematiek direct invloed op de omvang van de fondsen ('samen de trap op, samen de trap af'). De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven wordt het accres genoemd.

Doel van de normeringsystematiek is dat budgettaire lusten of lasten op rijksniveau evenredig worden door vertaald naar de ontwikkeling van de fondsen voor decentrale overheden. De evenredigheid, is met de keuzes uit het Regeerakkoord Rutte III, met in gang van 2018 versterkt, door een koppeling in de normeringssystematiek aan de totale rijksuitgaven. Deze bredere basis zorgt in principe voor meer stabiliteit in de accresontwikkeling. Immers, verschuivingen tussen de verschillende budgettaire deelplafonds hebben niet langer effect op de accresontwikkeling.

Actualiteiten

De afgelopen jaren hebben fluctuaties in het accres regelmatig tot discussie geleid over de stabiliteit van de huidige normeringssystematiek. Deze fluctuaties worden onder andere veroorzaakt door het uitstellen van investeringen of intensiveringen in beleid. Tegen de achtergrond hiervan is na het uitbreken van de coronacrisis door het kabinet, in overleg met de VNG en IPO, besloten om het accres voor 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020/ Meicirculaire 2020. Het is aan een nieuw kabinet om in overleg met gemeenten en provincies te besluiten hoe in de toekomst met het accres om te gaan. De onderstaande accresreeksen zijn daarom gelijk aan die uit de Voorjaarsnota/Meicirculaire.

Omdat het accres is vastgezet op de stand bij de Voorjaarsnota 2020, hebben enkel de budgettaire mutaties tussen de Miljoenennota 2020 en de Voorjaarsnota effect gehad op het accres. In 2020 zijn er verschillende accresrelevante mutaties in de rijksuitgaven geweest zoals de hoger bijgestelde loon- en prijsontwikkeling in het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau en een aantal beleidsmatige ontwikkelingen die in de Voorjaarsnota zijn verwerkt en toegelicht. Per saldo zijn de accresrelevante uitgaven in 2020 hierdoor licht gestegen. Daarnaast is in de Voorjaarsnota ook het accres in latere jaren bijgesteld. Dit is onder andere het gevolg van hoger geraamde loon- en prijsontwikkeling en de meerjarige besluitvorming over de rijksuitgaven. Er zijn daarbij verschillende uitgavenbijstellingen verwerkt zoals het maatregelenpakket stikstof en hogere uitgaven aan onderwijs en de justitiële keten. De verwerking van de middellangetermijnverkenning (MLT) Zorg leidt daarentegen tot een neerwaartse bijstelling van de zorguitgaven. Ook werden de rentelasten meerjarig neerwaarts bijgesteld.

Presentatie en berekening van de accresontwikkeling

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belas-tingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (G) is vervolgens het product van de grondslag (E en H) en de aru in procenten (D).

Tabel 11.1 Normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds

 

(in miljoenen euro, tenzij anders aangegeven)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Uitgaven Rijksbegroting

149.261

147.782

152.574

155.283

157.455

160.674

Uitgaven Sociale zekerheid

98.881

87.924

90.354

93.145

96.266

99.711

Uitgaven Zorg

73.610

77.423

80.881

84.136

87.734

91.479

  • A) 
    Netto uitgaven onder uitgavenplafond

321.751

313.129

323.809

332.564

341.454

351.864

  • B) 
    Correcties
  • 63.424
  • 45.208
  • 46.115
  • 47.202
  • 48.325
  • 49.533

w.v. Gemeentefonds,

Provinciefonds en BTW-Compensatiefonds

  • 33.969
  • 34.686
  • 35.494
  • 36.258
  • 37.094
  • 38.093

w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies

  • 10.526
  • 10.145
  • 10.269
  • 10.376
  • 10.517
  • 10.611

w.v. overboekingen met GF, PF en BCF

651

503

386

123

86

86

w.v.

financieringsverschuivingen

  • 121
  • 671
  • 671
  • 673
  • 673
  • 672

w.v. correcties corona-noodmaatregelen op uitgavenplafond

  • 19.328
  • 114
  • 28
  • 13
  • 8

0

w.v. overige correcties

  • 130
  • 95
  • 39
  • 4
  • 119
  • 243
  • C) 
    Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B

258.328

267.921

277.694

285.362

293.129

302.331

  • D) 
    Ontwikkeling aru (%) = (Ct -Ct-1)/Ct-1

4,62%

3,71%

3,65%

2,76%

2,72%

3,14%

Gemeentefonds

           
  • E) 
    Grondslag (t-1)

26.808

27.736

28.410

29.020

29.615

30.278

  • F) 
    Accres (= E * D)

1.240

1.030

1.036

801

806

950

  • G) 
    accres cumulatief

1.240

2.270

3.306

4.107

4.913

5.864

Provinciefonds

           
  • H) 
    Grondslag (t-1)

2.467

2.557

2.464

2.520

2.580

2.640

  • I) 
    Accres (= H * D)

114

95

90

70

70

83

  • J) 
    accres cumulatief

114

209

299

368

439

522

Tabel 11.2 Accrestranches Gemeentefonds

 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Tranche 2020

1240

1240

1240

1240

1240

1240

Tranche 2021

 

1030

1030

1030

1030

1030

Tranche 2022

   

1036

1036

1036

1036

Tranche 2023

     

801

801

801

Tranche 2024

       

806

806

Tranche 2025

         

950

Cumulatief accres

Gemeentefonds (reeks G)

1240

2270

3306

4107

4913

5864

Tabel 11.3 Accrestranches Provinciefonds

 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Tranche 2020

114

114

114

114

114

114

Tranche 2021

 

95

95

95

95

95

Tranche 2022

   

90

90

90

90

Tranche 2023

     

70

70

70

Tranche 2024

       

70

70

Tranche 2025

         

83

Cumulatief accres

114

209

299

368

439

522

Provinciefonds (reeks J)

Bepaling accresrelevante uitgaven (aru)

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief drie typen standaarcorrecties en een bijzondere correctie voor corona-noodmaatregelen:

  • 1. 
    Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn onder andere de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand en de integratie-uitkering sociaal domein.

  • 2. 
    Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet Rutte III is afgesproken dat gedurende de regeerperiode het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond en zijn om deze reden ook niet accresrelevant.

  • 3. 
    Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresre-levante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.
  • 4. 
    Corona-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van het coronavirus heeft het kabinet besloten om het uitgavenplafond aan te passen om de extra uitgaven mogelijk te maken. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Het reguliere uitgavenplafond geldt dus niet voor de uitgaven uit het noodpakket. Deze uitgaven leiden daarom ook niet tot een effect op het accres. De daling van de loon- en prijscompensatie als gevolg van het coronavirus heeft door het vastzetten van de normeringssystematiek daarentegen ook geen effect op het accres. Dit betekent dat gemeenten en provincies de negatieve bijstelling die normaalgesproken hieruit volgt niet hoeven te verwerken.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Gemeentefonds en Provinciefonds en vallen onder het uitgavenplafond Rijksbegroting (voorheen genaamd: uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin). Daarmee is de grondslag waarover de normeringsystematiek wordt uitgekeerd dus breder dan alleen de algemene uitkering van beide fondsen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t groeien het Gemeentefonds en het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd.

Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan één van beide fondsen; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren ontstaan zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Gemeentefonds of Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Met het vastzetten van de normeringssystematiek bij de Voorjaarsnota is naast de aru-ontwikkling ook de grondslag voor de jaren 2020 en 2021 vastgezet.

Het BTW-compensatiefonds

Gemeenten en provincies kunnen de door hen betaalde btw onder voorwaarden terugvragen uit het Btw-compensatiefonds (BCF). Hierdoor speelt btw geen rol meer in de afweging tussen in- of uitbesteden. De bijdrage van het Rijk aan het BCF is geplafonneerd. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als er minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als er meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Wanneer het Rijk een taak decentraliseert naar een gemeente of provincie, dan wordt er ook een toevoeging gedaan aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF

Naar analogie van de normeringssystematiek is ook het accres van het BCF voor de jaren 2020 en 2021 bevroren. In deze periode wordt het plafond enkel nog gewijzigd voor taakmutaties.

Tabel 11.4 Geraamd plafond BCF

 

(in duizenden euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Plafond

3.680.663

3.812.354

3.953.710

4.062.880

4.176.655

4.307.762

Grondslag

3.671.278

3.791.793

3.906.157

4.042.143

4.183.340

4.183.340

w.v. overhevelingen i.v.m. taakmutaties

7.633

3.273

6.211

6.204

6.204

6.204

w.v. accres

1.752

17.288

41.342

14.533

  • 12.889

118.218

Uitgaven

3.571.330

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

3.571.372

w.v. Gemeenten

3.153.709

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

3.153.751

w.v. Provincies

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

417.621

Ruimte onder plafond

109.333

240.982

382.338

491.508

605.283

736.390

w.v. Gemeenten

96.548

212.803

337.629

434.033

534.504

650.280

w.v. Provincies

12.785

28.179

44.709

57.475

70.779

86.110

12 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

Tabellen 12.1, 12.2, 12.3 en 12.4 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 12.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico groter dan 100 miljoen euro zijn weergegeven. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht geeft de stand eind augustus weer. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag Rijk 2020. In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2019, 2020 en 2021 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2020 en 2021 worden garanties verleend en komen garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «geraamd te verlenen» en «geraamd te vervallen».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, het zogenaamde plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijk gesteld aan de uitstaande garanties. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM, ESM en NGEU) en de garanties aan een aantal internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank).

Door de coronacrisis is het volume van garantieregelingen aanzienlijk toegenomen. Om de risico's voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, hanteert het kabinet een 'nee-tenzij'-beleid ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels22 en houdt in dat het kabinet terughoudend is met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico's aan te gaan - bijvoorbeeld tijdens deze coronacrisis - maar hier is wel een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen23, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in deze onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico's na de crisis weer afnemen.

Tabel 12.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

 

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te

verlenen

Geraamd te

vervallen

Uitstaande Garantie-garanties plafond

Geraamd te

verlenen

Geraamd te

vervallen

Uitstaande Garantie-garanties plafond

Totaal plafond

     

2019

2020

2020

2020

2020

2021

2021

2021

2021

 

V

3

IS-Raad van Europa

176,7

   

176,7

     

176,7

 

176,7

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

151,2

   

151,2

     

151,2

 

176,6

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

328,0

20,7

14,7

333,9

     

333,9

 

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

250,4

175,4

220,4

205,4

     

205,4

 

300,0

IXB

2

Single Resolution Fund

4.163,5

   

4.163,5

     

4.163,5

 

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.768,9

   

9.768,9

     

9.768,9

 

9.768,9

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.507,0

   

5.507,0

     

5.507,0

 

5.507,0

IXB

3

Garantie KLM

 

2.160,0

 

2.160,0

     

2.160,0

 

2.160,0

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

734,4

6,6

 

741,0

     

741,0

 

741,0

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

43.832,9

716,8

 

44.549,7

   

2.050,2

42.499,5

 

44.549,7

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

   

589,1

     

589,1

 

589,1

IXB

4

European Financial Stability

Facility (EFSF)

34.154,2

   

34.154,2

     

34.154,2

 

34.154,2

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

2.940,0

 

168,4

2.771,6

     

2.771,6

 

2.940,0

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

9.895,5

1.900,4

 

11.796,0

     

11.796,0

 

11.796,0

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

 

1.301,4

 

1.301,4

     

1.301,4

 

1.301,4

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.429,9

 

6,2

35.423,7

   

67,1

35.356,7

 

35.423,7

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.450,0

1.262,0

 

3.712,0

     

3.712,0

 

3.712,0

IXB

4

Support to mitigate

Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

 

6.071,2

 

6.071,2

     

6.071,2

 

6.071,2

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

 

27.401,1

 

27.401,1

     

27.401,1

 

27.401,1

IXB

4

Wereldbank

5.387,4

48,8

 

5.436,2

     

5.436,2

 

5.436,2

IXB

5

Exportkredietverzekering

16.402,6

10.000,0

10.000,0

16.402,6

10.000,0

10.000,0

10.000,0

16.402,6

10.000,0

 

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

 

12.000,0

 

12.000,0

     

12.000,0

 

12.000,0

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.868,3

1.500,0

474,0

2.894,3

1.500,0

765,0

530,0

3.129,3

765,0

 

XIII

2

Garantie

Ondernemingsfinanciering Corona

 

8.500,0

 

8.500,0

   

1.400,0

7.100,0

 

8.500,0

XIII

2

Garantie

Ondernemingsfinanciering (GO)

320,9

1.500,0

50,7

1.770,2

1.500,0

400,0

50,0

2.120,2

400,0

 

XIII

2

Groeifaciliteit

91,2

85,0

23,7

152,5

85,0

85,0

23,0

214,5

85,0

 

XIII

2

Klein Krediet Corona

 

713,0

 

713,0

     

713,0

 

713,0

XIII

2

Microkredieten

125,0

5,0

6,4

123,5

   

11,3

112,3

 

130,0

XIII

2

MKB-financiering

268,2

   

268,2

     

268,2

 

268,2

XIII

4

Aardwarmte

45,5

66,6

34,4

77,7

66,6

66,6

 

144,3

66,6

 

XIV

11

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

329,9

82,0

30,0

381,9

300,0

82,0

32,0

431,9

82,0

 

XIV

11

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C)

 

180,0

 

180,0

   

60,0

120,0

 

180,0

XIV

12

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

327,5

 

19,4

308,1

     

327,5

 

327,5

b a

omschrijving

Uitstaande

Geraamd te

verlenen

Geraamd te

vervallen

Uitstaande Garantie-

Geraamd te

verlenen

Geraamd te

vervallen

Uitstaande Garantie-

Totaal

   

garanties

garanties

plafond

garanties

plafond

plafond

XVI 2&3

1 Instellingen voor de gezondheidszorg

207,7

43,0

55,3

195,4

   

29,8

165,6

 

215,8

XVI 3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

12,7

 

1,8

10,9

   

1,8

9,2

 

10,9

XVI 3

Voorzieningen tbv instellingengehandicapten

44,8

0,2

4,6

40,4

   

4,1

36,3

 

40,4

XVII 1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

157,6

50,0

 

207,6

 

50,0

 

257,6

 

675,0

XVII 1

Garantie DRIVE

49,3

55,0

 

104,3

55,0

   

104,3

55,0

 

XVII 1

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

8,7

24,0

 

32,7

 

24,0

 

56,7

 

140,0

XVII 3

International Finance Facility for Education (IFFEd)

 

222,5

 

222,5

     

222,5

 

222,5

XVII 5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

2.221,3

102,5

 

2.323,7

 

102,5

 

2.426,2

 

2.426,2

XVII 5

Garanties IS-NIO

119,0

 

14,6

104,5

   

10,2

94,3

 

108,1

 

Overig

253,7

42,2

8,7

287,2

0,5

41,9

10,1

319,0

38,4

204,2

 

Totaal

178.613

76.235

11.133

243.715

13.507

11.617

14.279

241.072

11.492

222.910

Tabel 12.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door de staat verstrekte garanties in 2020 en 2021. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden hier weergegeven. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

 

Tabel 12.2 Uitgaven en ontvangsten door staat verstrekte garanties (in duizenden euro)

   

b

a omschrijving

Uitgaven

2020

Ontvangsten

2020

Saldo 2020

Uitgaven

2021

Ontvangsten

2021

Saldo 2021

VI

33 Garantiestelling

Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

3.500

0

  • 3.500

3.500

0

  • 3.500

IXB

1 Garantie procesrisico's

295

0

  • 295

245

0

  • 245

IXB

2 Terrorismeschades (NHT)

0

625

625

0

625

625

IXB

2 WAKO (kernongevallen)

0

614

614

0

614

614

IXB

3 Garantie KLM

0

6.000

6.000

0

18.000

18.000

IXB

3 Tennet

0

3.156

3.156

0

0

0

IXB

4 EIB - pan Europees

Garantiefonds

260.276

0

  • 260.276

0

0

0

IXB

5 Exportkredietverzekering

136.900

95.954

  • 40.946

142.000

231.870

89.870

IXB

5 Herverzekering leverancierskredieten

950.000

390.000

  • 560.000

350.000

100.000

  • 250.000

XIII

2 Borgstelling MKB krediet (BMKB)

36.897

33.000

  • 3.897

37.523

33.000

  • 4.523

XIII

2 Garantie

Ondernemersfinanciering (GO)

11.745

13.000

1.255

11.745

13.000

1.255

XIII

2 Groeifaciliteit

8.772

8.000

  • 772

8.472

8.000

  • 472

XIII

4 Aardwarmte

4.500

700

  • 3.800

600

1.000

400

XIV

11 Borgstelling MKB-

Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

2.000

20.700

18.700

2.000

1.800

  • 200

XIV

11 Borgstelling MKB-

Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

0

1.375

1.375

2.500

100

  • 2.400

XIV

11 Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK)

0

100

100

0

200

200

XVII

1 Garantie Dutch Good Growth

Fund (DGGF)

5.000

3.000

  • 2.000

5.000

3.000

  • 2.000

XVII

1 Dutch Trade and Investment

Fund (DTIF)

7.000

500

  • 6.500

7.000

1.000

  • 6.000

XVII

1 Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

0

300

300

0

300

300

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico's uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.3.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 12.1), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3,19 miljard. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoor-ziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferka-pitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico's gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door de rijksoverheid. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door de rijksoverheid gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

 

Tabel 12.3 Achterborgstellingen (in

miljoenen euro)

   
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2019

2020

2021

Totaal Achterborgstellingen

283.767

292.914

307.731

Stichting Waarborgfonds Zorg

6.706

6.390

6.130

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

80.061

84.000

87.100

Waarborgfonds Eigen Woningen

197.000

202.524

214.501

Bufferkapitaal

Stichting Waarborgfonds Zorg

291,3

295,3

299,6

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

527

518

509

Waarborgfonds Eigen Woningen

1.437

1.516

1.601

Obligo

Stichting Waarborgfonds Zorg

202,3

191,2

183,4

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

3.036

3.189

3.308

Leningen

Een lening wordt in principe met rente terugbetaald. Het risico dat de overheid loopt over leningen is de mogelijkheid dat de lenende partij de hoofdsom en/of de renteverplichtingen niet, slechts deels of pas op een later moment kan (terug)betalen. Dit kredietrisico moet worden meegeteld in de rentevoorwaarden. Met andere woorden: hoe groter het risico, hoe hoger de rente. Leningen vormen daarmee een risico voor de rijksbegroting. Voor het aangaan van nieuwe leningen geldt het nee, tenzij-beleid en is het kabinet dus terughoudend. Tabel 12.4 bevat een overzicht van de door het Rijk verstrekte leningen sinds de start van de coronacrisis.

 

Tabel 12.4 Door het rijk verstrekte leningen (in duizenden euro)

b

omschrijving

Uitstaande lening 2020

Looptijd lening

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacao en Sint-Maarten (1e tranche)

135.000

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacoa en Sint-Maarten (2e tranche)

185.150

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun loonsubsidie Aruba 2020

24.700

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun loonsubsidie Sint Maarten 2020

10.000

2 jaar

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

300.000

31 dec. 2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

150.000

6 jaar

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

40.000

onb. looptijd

IXB

Steun KLM

1.000.000

5 jaar

XIII

Lening Waddenveren

4.000

1 jaar

 

Totaal

1.848.850

 

13 REGEERAKKOORDMIDDELEN OP DE AANVULLENDE POST

Tabel 1 in deze bijlage toont alle budgettaire mutaties die hebben plaatsgevonden op regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post in de periode tussen Miljoenennota 2020 en Miljoenennota 2021. Tabel 2 toont de huidige stand van de regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post. Toelichtingen bij de mutaties zijn te vinden in bijlage 17 Verticale toelichting bij het hoofdstuk van de aanvullende post.

De mutaties in tabel 1 betreffen hoofdzakelijk overboekingen van middelen vanaf de aanvullende post naar de departementale begrotingen en soms kasschuiven tussen verschillende jaren. Daar waar in de tabellen een 0 zichtbaar is, gaat het om een mutatie of stand die kleiner is dan 0,5 miljoen euro. De standen van regeerakkoordmaatregelen waarvan de middelen reeds vóór Miljoenennota 2020 zijn overgeboekt zijn niet weergegeven in tabel 2.

Tabel 1: Mutaties op regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post (in miljoen euro)

 
   

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Ontvangende begroting

 

Totaal

  • 536
  • 545
  • 567
  • 457
  • 447

354

Hoofdstuk en artikel

Openbaar bestuur

A3

Belastingdienst

  • 30
  • 50
  • 110
     

9B, art. 1 en 10

A4

Reservering transitie werkgevers zorg en overheid

   
  • 51
  • 50
  • 50

200

15, art. 1

Veiligheid

B5

Politie

 
  • 23
  • 23
  • 23
  • 23

24

6, art. 31

B6

Digitalisering werkprocessen strafrechtketen

  • 45
  • 45
  • 46

0

0

0

6, art. 33

Milieu

E23

Envelop klimaat

  • 35
  • 102
  • 70
  • 48
  • 41

31

7, art. 2 en 4 13, art. 4 14, art. 11 en 12 (nieuwe indeling art. 21 en 22)

E25

Natuur en waterkwaliteit

  • 40
         

14, art. 12 (nieuwe structuur art. 22)

Landbouw

F29

Cofinanciering Fonds warme sanering varkenshouderij

  • 4
  • 4
  • 4
  • 3
  • 1
 

14, art.11 (nieuwe structuur art. 21)

Onderwijs, onderzoek en innovatie

G33

Aanpak werkdruk primair onderwijs

     
  • 41
  • 56

97

8, art. 1

G39

Maatschappelijke diensttijd

  • 35
  • 73
  • 93
  • 99
  • 100

0

16, art. 1,4 en 10

Zorg

H57

Bevorderen digitaal ondersteunende zorg

  • 4
  • 10
  • 10
  • 5
  • 5
 

16, art. 4

H59

Preventiemaatregelen

   
  • 10
  • 9
  • 8
 

16, art. 1

H62

Onafhankelijke cliëntondersteuning

   
  • 10
  • 10
  • 10
 

40, art. 12

H64

Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren

           

16, art. 3

H65

Belonen van uitkomsten

 
  • 3
  • 6
     

16, art. 4

Overdrachten bedrijven

J101

Eigen vermogen Invest NL (niet EMU-saldorelevant)

  • 170
  • 170
  • 170
  • 170
  • 153
 

9b, art. 3

Overige uitgaven

L105

Reservering regionale knelpunten

  • 158
  • 46
       

14, art. 12 (nieuwe structuur art. 22) en 51

L107

Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

  • 15
  • 20

35

       

L108

Gasfonds Groningen

         

3

 

Tabel 2: Stand van regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post (in miljoen euro)

 
   

2020

2021

2022

2023

2024

2025

 

Stand

76

284

331

218

264

354

 

Openbaar bestuur

           

A3

Belastingdienst

           

A4

Reservering transitie werkgevers zorg en overheid

 

200

150

150

150

200

 

Veiligheid

           

B5

Politie

   

24

24

24

24

B6

Digitalisering werkprocessen strafrechtketen

           
 

Milieu

           

E23

Envelop klimaat

 

4

43

34

41

31

E25 Natuur en waterkwaliteit

Landbouw

F29 Cofinanciering Fonds warme sanering varkenshouderij

Onderwijs, onderzoek en innovatie

G33    Aanpak werkdruk primair onderwijs    41    97

G39    Maatschappelijke diensttijd

Zorg

H57 Bevorderen digitaal ondersteunende zorg

H59 Preventiemaatregelen

H62 Onafhankelijke cliëntondersteuning

H64 Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren

H65 Belonen van uitkomsten

Overdrachten bedrijven J101 Eigen vermogen Invest NL (niet EMU-saldorelevant)

Overige uitgaven

L105 Reservering regionale knelpunten    20    20

L107 Stimulering ombouw laagcalorisch naar

 

hoogcalorisch

 

10

65

     

L108 Gasfonds Groningen

56

50

50

10

9

3

14 VERBETERING INFORMATIEVOORZIENING IN EN ROND BEGROTINGEN

Het kabinet werkt aan diverse trajecten die moeten leiden tot een verbeterde informatievoorziening. Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 11 december 2019 volgen hier de ontwikkelingen die komende tijd plaatsvinden op het vlak van de informatievoorziening in en rond begroting en jaarverslag.

Naar een digitale begroting

In het licht van de coronacrisis staat sinds juli een uitgebreid en dynamisch overzicht van de effecten van corona op rijksfinancien.nl online. Deze monitor geeft een beeld van de automatische stabilisatoren, uitgavenmaatregelen, fiscale maatregelen, belastinguitstel, en garanties, onder beschrijving van hun onderlinge samenhang. De cijfers krijgen zo vaak mogelijk een update.

Op of vlak na Prinsjesdag gaat de eerste versie van het vernieuwde en geïntegreerde rijksbegroting.nl en rijksfinancien.nl live, op beta.rijksfi-nancien.nl. Hierbij zijn de zogenoemde witte stukken (de wetsteksten en memories van toelichting van de Begrotings- en Slotwetten) verrijkt met andere doorkijken. Zo bieden de open data beter en meer inzicht in meerjarige uitgaven, uitputting en tussentijdse wijzigingen. Daarnaast zijn begrotingshoofdstukken en -artikelen waar relevant uitgebreid met externe beleidsinformatie, beleidsevaluaties en -doorlichtingen, en andere kamerstukken. Hiermee biedt de toekomstige website steeds meer ontsnippering van het informatiepakket rond de begrotingen en jaarverslagen. Nu al zijn veel van deze gegevens beschikbaar op rijksfinancien.nl. De websites blijven nog enige tijd naast elkaar bestaan. De nieuwe website krijgt intussen steeds meer uitbreiding, bijvoorbeeld door de bestaande visuele overzichten geschikt te maken voor de nieuwe website.

Onderliggend lopen in het programma Naar een Digitale Begroting diverse projecten die de data achter de stukken steeds beter maakt. Zo wordt de data zoals departementen die in het begrotingssysteem IBOS zetten steeds verder verbeterd, zodat automatisch de budgettaire tabellen van beleid in begrotingsstukken kunnen worden gevuld. Deze automatiseringsslag leidt tot minder werk en minder foutgevoeligheid, en dus tot betere herbruikbare data. Daarnaast wordt in 2021 gewerkt aan het geautomatiseerd publiceren van deze begrotingsstukken. Ook de fundamenten van de data krijgen de nodige aandacht: kunnen we de financiële datavoorziening op zo'n manier inrichten dat we nog veel meer zaken automatisch, correct en snel op kunnen vragen? Hiervoor leggen we de kennis en informatie op het gebied van de rijksfinanciën vast in een digitale taal, een zogeheten taxonomie, die door computers wordt begrepen. Dit draagt bij aan het snel verkrijgen van meer inzichten, het verder automatiseren van het Rijksbegrotingsproces en het versterken van de kwaliteitsbewaking hierin. In 2021 zullen de eerste stappen hiervoor worden gedaan na het proefjaar 2020.

Ten slotte wordt in 2021 verder gewerkt aan het realiseren van de Rijksbrede Financiele Data Cloud; deze dient de financiële professional van het Rijk in staat te stellen datagedreven analyses te maken en nieuwe inzichten in het werk toe te passen. In 2020 is een gedeelde data-analyseomgeving opgeleverd voor het kerndepartement van Financien. Op termijn kunnen andere departementen hierbij aanhaken, zodat rijksbreed data-onderzoek mogelijk wordt. In 2021 wordt gewerkt aan het treffen van voorbereidingen hiervoor.

Voortgang aanbevelingen Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid

In 2017 verscheen het eindrapportage van de Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid (AVRo). Hierin werd geconcludeerd dat hoewel het verslaggevingsstelsel op orde is, er tegelijkertijd aanleiding is om stappen te zetten teneinde het stelsel verder te verbeteren en harmoniseren. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze dit mogelijk is. Hierbij wordt onder andere gekeken in hoeverre verdere toevoeging van baten-lastenin-formatie de oordeels- en besluitvorming kan ondersteunen. In dit kader is in 2019 besloten - in lijn met het advies van de rapporteurs Sneller en Snels - om bij de Ministeries van Defensie en Infrastructuur en Waterstaat verschillende investeringspilots uit te voeren. Doel van de pilots is om te onderzoeken of additionele baten-lasteninformatie de oordeels- en besluitvorming voor investeringsprojecten ondersteunt voor de gebruikers (zijnde het Parlement, de departementen én de burgers). Bij de begrotingen 2021 van deze twee departementen is van drie investeringsprojecten baten-lasteninformatie beschikbaar gesteld. Tevens zal deze informatie bij de verantwoording over het jaar 2020 beschikbaar komen. De pilots lopen dus nog door tot medio 2021. Na afloop van de pilots wordt breed gekeken of baten-lasteninformatie van toegevoegde waarde is en of, en zo ja, hoe dit onderdeel kan vormen van het begrotings- en verslaggevingsstelsel van de Rijksoverheid. Dit is onderdeel van de toegezegde evaluatie die start in 2021.

Voortgang Operatie Inzicht in Kwaliteit

In 2018 is het kabinet de operatie Inzicht in Kwaliteit gestart. Met als ambitie om beter zicht te krijgen op de effectiviteit van lopend én voorgesteld beleid, dit inzicht meer te benutten en de Kamer hier meer inzicht in te bieden. De inzet van deze operatie is om strategisch evalueren en continu benutten van geleerde lessen een integraal onderdeel te maken van de beleidsontwikkeling op alle departementen en om opgedane kennis op een toegankelijke manier met de Kamer te delen. Er wordt binnen een aantal sporen aan de gewenste verandering gewerkt, namelijk het versterken van het evaluatie-stelsel, het ondersteunen van gedragsverandering en vaardigheide-nopbouw en door concrete departementale initiatieven. Als onderdeel hiervan is gestart met een pilot voor het overzichtelijk bundelen van alle informatie met betrekking tot de doelen, instrumenten, doelmatigheid, manier van evalueren en de onderbouwing daarvan als onderdeel van beleidsvoorstellen met significante financiële gevolgen. Daarnaast werken alle departementen aan een Strategische Evaluatie Agenda die inzicht biedt in wat de stand van inzicht is per beleidsthema en wat op welk moment wordt geëvalueerd. Bovendien wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van evaluaties, waarin de publieke waarde van beleid centraal staat. Ten slotte wordt ingezet op het ontwikkelen van evaluatievaardigheden voor alle medewerkers en het borgen van de in gang gezette veranderingen voor de toekomst. Er komt een toolbox voor hulp bij het kiezen van evaluatie-instrumenten voor medewerkers van de Rijksoverheid en nog dit jaar wordt de eerste ronde van de nieuw ontwikkelde evaluatie-opleiding gestart. De opgedane inzichten in de maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid kunnen tevens de kwaliteit van de informatie in begrotingen en jaarverslagen vergroten en ook rijksfinancien.nl verder verrijken met beleidsinformatie.

15 EUROPESE BEGROTINGSREGELS

Het Stabiliteits- en Groeipact

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben de lidstaten van de Europese Unie vastgelegd aan welke eisen hun overheidsfinanciën moeten voldoen. Deze afspraken moeten zorgen voor gezonde overheidsfinanciën van de lidstaten, op zowel korte als lange termijn. Deze afspraken gelden dus ook voor Nederland. De afspraken kennen een zogenoemde correctieve en preventieve arm. De correctieve arm omvat de bekendste grenswaarden van het SGP: een overheidsschuld van maximaal 60 procent van het bbp (of een schuld die snel genoeg naar die grenswaarde daalt) en een feitelijk begrotingstekort (EMU-saldo) van maximaal 3 procent van het bbp. Met die normen biedt het SGP handvatten om de overheidsfinanciën van de lidstaten op een gezond spoor te krijgen en te houden. Indien niet aan deze normen voldaan wordt kan een zogenaamde buitensporigtekortprocedure worden geopend (de 'correctieve arm'). Nederland is in 2014 ontslagen uit de correctieve arm en zit daarmee in de preventieve arm van het SGP, waarin andere regels gelden.

Door het activeren van de algemene ontsnappingsclausule in het kader van corona kunnen lidstaten tijdelijk afwijken van de vereisten van het SGP v.w.b. de preventieve arm. De clausule betekent niet dat bij overschrijding van de grenswaarden van de correctieve arm geen buitensporigtekortprocedure kan worden geopend. Hieronder worden zowel de reguliere regels als de huidige uitzonderingen in meer detail besproken.

Preventieve arm

Voor een lidstaat in de preventieve arm van het SGP zijn de middellange-termijndoelstelling (medium term objective, MTO) en de uitgavenregel relevant. De middellangetermijndoelstelling is een minimaal structureel saldo en wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld, op basis van onder andere de volatiliteit en houdbaarheid van de schuld. Het structurele EMU-saldo is het feitelijke overheidstekort, gecorrigeerd voor de stand van de economie (conjunctuur) en eenmalige inkomsten en uitgaven. Nederland heeft momenteel een MTO van -0,5 procent bbp. Als een lidstaat niet voldoet aan zijn MTO, schrijven de regels van het SGP voor dat het structureel saldo jaarlijks een verbetering moet laten zien met 0,5 procent bbp als uitgangspunt. Omdat de MTO rekening houdt met conjunctuur, biedt de preventieve arm ruimte voor stabiliserend begrotingsbeleid in laagconjunctuur, maar vraagt de preventieve arm ook om prudent begrotingsbeleid in hoogconjunctuur.

Tenzij het structureel saldo van een lidstaat hoger ligt dan de MTO, moeten lidstaten voldoen aan de uitgavenregel. Die regel schrijft voor dat de gecorrigeerde24 overheidsuitgaven niet harder mogen groeien dan de gemiddelde potentiële economische groei, waarbij ook rekening gehouden wordt met de afstand tot de MTO. De gedachte achter deze uitgavenregel is dat de inkomsten meebewegen met de economische ontwikkeling. Als de niet-conjuncturele uitgaven dan meestijgen met het potentiële bbp, blijft het structurele saldo in theorie gelijk. De uitgavenregel kan om deze reden worden gezien als een minder volatiele manier om de structurele verbetering van het saldo te meten.

De uitgaven mogen sneller stijgen dan de norm die volgt uit de uitgavenregel, indien dit gecompenseerd wordt met discretionary revenue measures (DRM's). Dit zijn beleidsmaatregelen om de inkomsten te verhogen, inkomstenmeevallers tellen niet mee. De gedachte is dat de Europese begrotingsregels geen invloed moeten uitoefenen op de omvang van de overheid. Belastingen verhogen om extra uitgaven te financieren is, in tegenstelling tot de nationale begrotingsregels, dus toegestaan. Belastingverlagingen mogen gefinancierd worden met een lagere uitgavengroei.

Huidige situatie: toepassing algemene ontsnappingsclausule De uitzonderlijke budgettaire effecten van de huidige economische crisis en de noodmaatregelen die in verschillende lidstaten zijn genomen leiden in vrijwel alle lidstaten tot een overschrijding van de normen uit het SGP. Ook voor Nederland wordt verwacht dat in 2020 en 2021 de tekortnorm van 3 procent wordt overschreden. Ook het structureel saldo verslechtert sterk, en wijkt daardoor af van de MTO (zie tabel).

 

Tabel 15.1 Ontwikkeling structureel saldo

(in procenten bbp)

2019

2020

2021

Feitelijk EMU-saldo

1,7%

  • 7,2%
  • 5,5%

Conjuncturele component

  • 1,1%

2,8%

1,4%

Incidentele correcties

  • 0,2%

0,0%

0,0%

Structureel EMU-saldo

0,5%

  • 4,4%
  • 4,0%

Gelet op omvang van de begrotingsinspanning die nodig is om de gevolgen van de Coronacrisis voor Europese burgers en bedrijven te mitigeren, heeft de Commissie medio maart aangegeven dat gebruikt gemaakt dient te worden van de flexibiliteit die binnen het SGP voor dit soort omstandigheden bestaat. Daartoe heeft zij voorgesteld de zogenaamde algemene ontsnappingsclausule te activeren, hetgeen de Raad vervolgens heeft bekrachtigd. De algemene ontsnappingsclausule stelt lidstaten in staat tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject richting de MTO en om binnen de buitensporigtekortprocedure het gevraagde begrotingstraject anders vast te stellen dan in normale tijden het geval zou zijn. Dit houdt in dat lidstaten tijdelijk een hoger structurele tekort mogen hebben dan de preventieve arm normaal gesproken toestaat, om de benodigde discretio-naire maatregelen te nemen tijdens de coronacrisis.

De lidstaten en de Commissie hebben in het voorjaar geconcludeerd dat op dat moment geen besluit diende te worden genomen over het plaatsen van lidstaten in een buitensporigtekortprocedure. In het najaar zal de budgettaire situatie in de lidstaten op basis van de ontwerpbegrotingen en de herfstraming opnieuw beoordeeld worden door de Commissie. Het is momenteel nog onduidelijk hoe lang de algemene ontsnappingsclausule geactiveerd zal blijven en wat de voornemens zijn van de Commissie inzake het openen van buitensporigtekortprocedures. Nederland heeft voor 2021 middels de landspecifieke aanbevelingen de opdracht gekregen om «als de economische omstandigheden dit toelaten, begrotingsbeleid te voeren dat gericht is op het tot stand brengen van een prudente begrotingssituatie op middellange termijn en het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld». Hier is geen numerieke begrotingsopdracht aan verbonden.

Vergelijk met raming Europese Commissie

Bij de zomerraming ging de Europese Commissie uit van een krimp van het bbp met 6,8 procent in 2020, gevolgd door een gedeeltelijk herstel van

4,5 procent. De Commissie is daarbij ten opzichte van het CPB wat negatiever over de krimp in 2020, en wat positiever over het herstel volgend jaar. Het CPB raamt een krimp van 5 procent in 2020 en een groei van 3,5 procent in 2021. Een deel van het negatieve verschil is toe te schrijven aan het feit dat de Commissie nog uitging van een krimp in het tweede kwartaal van 11,5 procent (de zomerraming van de Commissie is van 7 juli), meer dan de 8,5 procent krimp die de eerste berekening van het CBS aangeeft en waarmee gerekend is door het CPB. Een deel van de hogere groeiverwachting in 2021 is toe te schrijven aan hogere inhaalgroei doordat de verwachte krimp in 2020 dieper is.

De laatste volledige raming door de Commissie (inclusief overheidsfinanciën) is de lenteraming van 6 mei. Deze raming verschilt niet veel van de zomerraming: de verwachting voor 2020 is hetzelfde maar er werd toen nog uitgegaan van een herstel van het bbp in 2021 van 5%. De Commissie verwachtte daarbij een flink grotere krimp in alle sectoren dan waar het CPB nu vanuit gaat. Zo raamde de Commissie destijds een krimp in 2020 van de private consumptie van 9,5 procent en van de uitvoer van 10,6 procent, waar het CPB nu uitgaat van een krimp van respectievelijk 5,8 procent en 5,2 procent.

Tabel 15.2 Vergelijking cijfers Miljoenennota met Europese Commissie

 
 

EC - lenteraming

EC - zomerraming

Miljoenennota

 
 

2020

2021

2020

2021

2020

2021

Bbp-groei

  • 6,8%

5,0%

  • 6,8%

4,5%

  • 5,0%

3,5%

Overheidssaldo

  • 6,3%
  • 3,5%
   
  • 7,2%
  • 5,5%

Overheidsschuld

62,1%

57,6%

   

59,1%

61,1%

Het overheidssaldo is op basis van de Miljoenennota wat negatiever in zowel 2020 als in 2021 dan de lenteraming van de Europese Commissie. Tegenover een minder ongunstige economische ontwikkeling in 2020 staan aanvullende noodmaatregelen die sinds de lenteraming van de Europese Commissie zijn genomen en het saldo verder belasten. Het ongunstigere saldo in 2021 kan gerelateerd worden aan de lagere groeiverwachting voor dat jaar.

De overheidsschuld is in 2020 wat lager en in 2021 wat hoger dan volgens de lenteraming van de Europese Commissie. De lagere schuld in 2020 is deels het gevolg van het noemereffect, aangezien de economische krimp op basis van de Miljoenennota lager uitvalt. De iets hogere schuld in 2021 valt deels te verklaren uit het ongunstigere overheidssaldo in zowel 2020 als 2021. Al met al zijn de verschillen tussen zowel de macro-economische als de budgettaire raming beperkt in het licht van het tijdsverschil tussen de ramingen en de grote onzekerheden tijdens deze crisis.

Wet houdbare overheidsfinanciën

Het CPB en de Raad van State informeren en adviseren de overheid gevraagd en ongevraagd over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het CPB levert het kabinet onafhankelijke economische ramingen als basis voor het begrotingsbeleid. De Raad van State geeft een advies bij de Miljoenennota vanaf de eerste Miljoenennota in 1906. Daarnaast controleert de Afdeling Advisering van de Raad van State sinds 2015 ook of de overheid de Europese begrotingsregels naleeft.25

De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) heeft de essentiële uitgangspunten van het Nederlandse begrotingsbeleid en de Europese begrotingsregels vastgelegd. Ook voor de decentrale overheden is de de Wet hof relevant omdat zij een aandeel hebben in het EMU-saldo. De Europese Commissie heeft geoordeeld dat Nederland hiermee voldoet aan de eisen van het Fiscal Compact, de verankering van de Europese begrotingsregels.

16 HORIZONTALE TOELICHTING

In deze bijlage wordt per begrotingshoofdstuk op artikelniveau een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingont-vangsten vanaf 2020 tot en met 2025.

De totalen per begroting zijn exclusief de uitgaven en ontvangsten die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. De HGIS-uitgaven en niet-belastingontvangsten worden separaat gepresenteerd en toegelicht.

De cijfers van de afzonderlijke begrotingen luiden in miljoenen euro's in constante prijzen van het jaar 2020. Een uitzondering hierop vormen de premiegefinancierde uitgaven van SZW en VWS. Deze luiden in lopende prijzen.

De Koning

 

I DE KONING

   

2020

2021

2022

2023

2024

2025

 

totaal uitgaven

45,4

45,7

47,2

47,2

47,2

47,2

 

totaal niet- belastingontvangsten

1

Grondwettelijke

0,1

         

uitkering aan

de leden van

het Koninklijk

Huis

 

Uitgaven

2 Functionele uitgaven van de Koning

8,5

8,9

10,4

10,4

10,4

10,4

 

Uitgaven

3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

30,5

30,5

30,5

30,5

30,5

30,5

 

Uitgaven

6,5

6,3

6,3

6,3

6,3

6,3

 

Ontvangsten

0,1

         

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis Op dit artikel worden de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis verantwoord. De lichte stijging in de uitgaven vanaf 2021 wordt verklaard doordat de Prinses van Oranje in 2021 achttien jaar wordt en zij vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering ontvangt (voor zowel inkomen, als voor personeel en materieel). Dit is in 2021 (naar rato)

0,1 miljoen euro en vanaf 2022 het jaarbedrag van 1,6 miljoen euro.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen.

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven in het kader van voorlichting, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning.

Staten Generaal

 

IIA STATEN-GENERAAL

           
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

191,1

191,3

172,6

171,2

171,2

175,0

totaal niet-belastingontvangsten

1 Wetgeving en controle Eerste Kamer

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

Uitgaven

17,5

20,6

13,4

13,4

13,4

13,4

Ontvangsten

2 Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer alsmede leden van het Europees Parlement

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

Uitgaven

33,3

35,0

33,9

32,8

33,3

34,9

Ontvangsten

3 Wetgeving en controle Tweede Kamer

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

Uitgaven

138,3

134,2

123,8

123,4

122,9

125,2

Ontvangsten

4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

3,6

3,6

3,6

3,6

3,6

3,6

Uitgaven

Ontvangsten

10 Nog onverdeeld

Uitgaven

1,5

0,4

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

Artikel 1 Wetgeving en controle Eerste Kamer De middelen op dit artikel worden ingezet voor de uitvoering van de kerntaken van de Eerste Kamer. Voor 2020 zijn middelen toegevoegd aan de begroting voor de invoering van het individueel keuzebudget (onderdeel CAO Rijk 2018-2020). Daarnaast zijn er voor 2020 en 2021 middelen toegevoegd voor de tijdelijke huisvesting, waaronder middelen voor audiovisuele middelen. Tot slot zijn voor 2021 middelen toegevoegd voor de niet-huisvestingskosten van de Eerste Kamer.

Artikel 2 Uitgaven tbv van (oud) leden Tweede Kamer en leden EP De hoogte van de uitgaven aan (oud-)leden van de Tweede Kamer wordt beïnvloed door verkiezingen. In het jaar van de verkiezingen en het jaar erna stijgt het beroep op wachtgeld. In 2021 nemen daarom de uitgaven op dit artikel toe, om in de jaren daarna weer af te nemen.

Artikel 3 Wetgeving en controle Tweede Kamer De middelen op dit artikel worden ingezet voor de uitvoering van de kerntaken van de Tweede Kamer. Het gaat bijvoorbeeld om de financiering van de ambtelijke ondersteuning van het constitutionele proces van de Tweede Kamer, de financiering van de digitale en fysieke infrastructuur van het parlement en de kosten van de fracties. Voor 2020 zijn er middelen toegevoegd aan de begroting voor de invoering van de het individueel keuzebudget (onderdeel CAO Rijk 2018-2020) en voor de tijdelijke huisvesting. Daarnaast zijn voor de jaren 2020 en 2021 de budgetten voor bedrijfsvoering opgehoogd en zijn er middelen toegevoegd voor vervangingsinvesteringen en extra beveiligingsmedewerkers. Ook zijn voor 2021 middelen toegevoegd voor de niet-huisvestingskosten van de Tweede Kamer. Tevens nemen in een verkiezingsjaar en het jaar erna de uitgaven voor fractiekosten toe. Dit komt voornamelijk omdat na verkiezingen tijdelijk zowel de fractieondersteuning op basis van de oude samenstelling van de Tweede Kamer, als de fractieondersteuning op basis van de nieuwe samenstelling wordt gefinancierd.

Artikel 4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer De middelen op dit artikel worden ingezet voor interparlementaire activiteiten. Er zijn geen beleidswijzigingen

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

149,0

136,6

132,1

131,5

131,5

131,1

totaal niet-belastingontvangsten

6,2

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

1 Raad van State

Uitgaven

75,0

65,6

62,8

62,4

62,4

62,4

Ontvangsten

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

2 Algemene Rekenkamer

Uitgaven

34,4

33,5

34,1

34,1

34,1

34,1

Ontvangsten

1,2

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

3 De Nationale ombudsman

Uitgaven

21,2

20,8

20,9

20,9

20,9

20,9

Ontvangsten

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

4 Kanselarij der Nederlandse Orden

Uitgaven

7,0

4,6

4,6

4,6

4,6

4,1

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba

Uitgaven

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

7 Kabinet van de Gouverneur van Curagao

Uitgaven

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

Uitgaven

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9 Kiesraad

Uitgaven

4,2

4,9

2,6

2,5

2,5

2,5

10 Nog onverdeeld Uitgaven

Artikel 1 Raad van State

Voor 2020 zijn er middelen toegevoegd aan de begroting voor de invoering van het individueel keuzebudget (onderdeel CAO Rijk 2018-2020), voor de uitvoeringskosten van de klimaatwet en vanwege een bijstelling van de raming voor het Hoger Beroep Vreemdelingen. Daarnaast zijn er voor de jaren 2020 en 2021 middelen toegevoegd voor de niet-huisvestingkosten in het kader van de renovatie van het Binnenhof.

Artikel 2 Algemene Rekenkamer

Voor 2020 zijn er middelen toegevoegd aan de begroting voor de invoering van het individueel keuzebudget (onderdeel CAO Rijk 2018-2020).

Artikel 3 De Nationale Ombudsman

Voor 2020 zijn er middelen toegevoegd aan de begroting voor de invoering van het individueel keuzebudget (onderdeel CAO Rijk 2018-2020).

Artikel 4 Kanselarij der Nederlandse Orden

Aan de begroting van de Kanselarij der Nederlandse Orde zijn voor 2020 middelen toegevoegd voor de afronding van de implementatie van het nieuwe digitale systeem LINT. Daarnaast zijn er middelen van 2021-2025 naar 2020 geschoven voor de kosten als gevolg van het opheffen van onderscheidingen voor de vrijwillige brandweerdienst.

Artikel 6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba Er zijn geen beleidswijzigingen.

Artikel 7 Kabinet van de Gouverneur van Curagao Er zijn geen beleidswijzigingen.

Artikel 8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten Er zijn geen beleidswijzigingen.

Artikel 9 Kiesraad

Voor de periode 2020-2022 zijn middelen toegevoegd aan de begroting van de Kiesraad voor zowel het beheer en onderhoud van de bestaande Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV) als de ontwikkeling van een nieuwe versie van de OSV.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

74,7

82,1

75,3

75,6

77,4

77,5

totaal niet-belastingontvangsten

6,8

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Uitgaven

69,4

77,0

70,2

70,5

72,3

72,5

Ontvangsten

4,0

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

2 Kabinet van de Koning

Uitgaven

2,8

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

Ontvangsten

2,8

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

3 Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en

Veiligheidsdiensten

Uitgaven

2,5

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

Artikel 1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid Dit artikel bestaat onder andere uit de bijdrage voor het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De hogere uitgaven in 2021 worden deels veroorzaakt door investeringen in ICT-middelen en een eenmalige overboeking door het ministerie van BZK in het kader van de renovatie van het Binnenhof. De daling in 2022 en 2023 wordt verklaard door de aflopende investeringsmiddelen.

Artikel 2 Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en Ministers.

Artikel 3 Commissie van toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2017) is er een Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling van deze Commissie ingesteld. Zij houdt toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De Commissie toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand.

Koninkrijksrelaties

 

IV KONINKRIJKSRELATIES

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

506,2

85,9

90,3

90,3

106,9

106,9

totaal niet-belastingontvangsten

39,6

37,9

31,1

31,1

30,9

30,9

1 Versterken rechtsstaat

           

Uitgaven

12,7

14,0

23,1

23,1

40,8

40,8

4 Bevorderen sociaaleconomische structuur

           

Uitgaven

57,2

17,0

13,9

13,9

13,2

13,2

5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

           

Uitgaven

383,4

28,5

28,5

28,5

28,5

28,5

Ontvangsten

39,6

37,9

31,1

31,1

30,9

30,9

6 Apparaat

           

Uitgaven

24,9

24,1

21,6

21,6

21,3

21,3

7 Nog onverdeeld

           

Uitgaven

3,3

2,4

3,1

3,1

3,1

3,1

8 Wederopbouw Bovenwindse Eilanden

           

Uitgaven

24,7

         

Artikel 1 Versterken rechtsstaat

Het kabinet heeft besloten om de tijdelijke inzet van de Nationale Politie en rechtsketen in het kader van rechtshandhaving en de bestrijding van ondermijning in Sint Maarten, Curagao en Aruba vanaf 2022 structureel te verlengen. Het budget voor de jaren 2024 en 2025 zal net als voorgaande jaren overgeboekt worden naar het Ministerie van JenV. Zo wordt ook recht gedaan aan de Politiewet 2012, die bepaalt dat er tussen de Nationale Politie en het Ministerie van JenV een gesloten systeem van financiering bestaat.

Artikel 4 Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2020 liggen de uitgaven flink hoger doordat er noodhulp wordt verstrekt in de landen en de openbare lichamen in het kader van de Coronacrisis. Daarnaast ontvangt Bonaire International Airport compensatie voor inkomstenderving ten gevolge van de Coronacrisis. De afrekening van de subsidie aan het Rode Kruis voor verstrekking van de voedselpakketten vindt pas plaats in 2021, waardoor er nog geld is gereserveerd voor 10% van de uitgaven. Daarnaast heeft de ondersteuning van Nederland in Curagao en Aruba vanwege de situatie in Venezuela, door de Coronacrisis vertraging opgelopen en is het budget middels een kasschuif deels doorgeschoven naar 2021.

Artikel 5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen Uit hoofde van de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor de schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen worden de meerjarige aflossings- en rentereeksen verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties. Tot en met 2028 is dit een constant bedrag. De schuldsanering loopt door tot 2030. In 2020 zijn er daarnaast liquiditeitsleningen verstrekt aan Aruba, Curagao en Sint Maarten. De ontvangsten in 2020 en 2021 zijn hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen op de renteontvangsten.

Artikel 6 Apparaat

De uitgaven in 2020 en 2021 liggen hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Daarnaast zijn er vorig jaar extra middelen toegevoegd voor verbetering van de informatiebeveiliging bij de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN) in 2020 en 2021.

Artikel 7 Nog onverdeeld

Het saldo van de wisselkoersreserve 2019 is toegevoegd aan 2020 en na verwerking van de wisselkoerseffecten bedraagt de wisselkoersreserve nog 0,8 miljoen euro. Daarnaast zijn er meerjarig middelen gereserveerd voor het opvangen van valutaschommelingen (1 miljoen euro vanaf 2021). De resterende middelen (loon- en prijsbijstellingen) worden op een later moment toegekend aan de relevante beleidsartikelen.

Artikel 8 Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. Afgesproken is dat niet-bestede middelen voor wederopbouw tot en met 2021 volledig buiten de eindejaarsmarge om doorschuiven naar het volgende jaar. De resterende middelen voor de wederopbouw staan op de Aanvullende Post bij Financiën (initieel 550 miljoen euro voor Sint Maarten en 67 miljoen euro voor Saba en Sint Eustatius). Een deel van deze middelen is in 2018 en 2019 overgeboekt naar de begroting Koninkrijksrelaties en het saldo van 2019 is aan 2020 toegevoegd.

Buitenlandse Zaken

 

V BUITENLANDSE ZAKEN

   

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

 

8.532,8

9.813,9

9.697,5

9.745,2

10.104,9

10.415,0

totaal niet-belastingontvangsten

3 Effectieve Europese samenwerking

636,5

817,0

833,3

850,0

867,0

884,3

 

Uitgaven

8.532,8

9.813,9

9.697,5

9.745,2

10.104,9

10.415,0

 

Ontvangsten

636,5

817,0

833,3

850,0

867,0

884,3

Relatie begroting van Buitenlandse Zaken en de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaat uit HGIS uitgaven/ontvangsten en niet-HGIS uitgaven/ontvangsten. De HGIS uitgaven en ontvangsten worden toegelicht in de horizontale toelichting van de HGIS. De niet-HGIS uitgaven en ontvangsten worden hieronder toegelicht.

Artikel 3 Effectieve Europese Samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU. Recent is het nieuwe MFK i akkoord gesloten en deze is verwerkt op de BZ-begroting. In de eerste jaren liggen de betalingen relatief hoger dan in de latere jaren, onder andere door betalingen die nog voortvloeien uit vastleggingen die nog tijdens het huidige MFK zijn gedaan. Ook wil de Commissie voortvarend van start gaan met de nieuwe prioriteiten om snel beleid te kunnen voeren in reactie op de COVID-19 crisis.

In de ontvangstenreeks zijn de perceptiekostenvergoedingen opgenomen die Nederland ontvangt. Dit is de vergoeding voor de kosten die lidstaten maken voor het innen van de douanerechten.

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

14.416,3

14.175,9

13.911,0

13.722,3

13.585,2

13.694,4

totaal niet-belastingontvangsten

1.484,7

1.574,1

1.575,7

1.585,5

1.596,1

1.578,2

31 Politie

Uitgaven

6.474,7

6.357,0

6.366,5

6.260,6

6.247,4

6.253,2

Ontvangsten

15,1

9,2

0,5

0,5

0,5

0,5

32 Rechtspleging en rechtsbijstand

Uitgaven

1.633,5

1.639,1

1.597,9

1.599,5

1.590,1

1.566,3

Ontvangsten

184,1

193,4

194,8

193,5

191,5

189,5

33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

Uitgaven

933,4

1.025,8

997,9

939,4

925,8

928,3

Ontvangsten

1.099,8

1.261,4

1.272,2

1.283,2

1.295,9

1.279,9

34 Straffen en beschermen

Uitgaven

2.980,7

2.974,1

2.981,2

2.979,0

2.980,5

2.983,0

Ontvangsten

106,8

83,7

83,8

83,8

83,8

83,8

36 Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

Uitgaven

269,2

273,2

273,2

273,2

273,2

273,2

Ontvangsten

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

37 Migratie

Uitgaven

1.567,2

1.403,9

1.211,7

1.171,4

1.135,0

1.144,6

Ontvangsten

56,3

5,0

3,0

3,0

3,0

3,0

91 Apparaat kerndepartement

Uitgaven

481,7

447,2

446,8

443,4

442,7

442,8

Ontvangsten

20,5

19,4

19,4

19,4

19,4

19,4

92 Nog onverdeeld

Uitgaven

72,8

52,6

32,8

52,8

  • 12,6

99,8

93 Geheim

Uitgaven

3,0

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

Artikel 31 Politie

De Politie ontwikkelt zich in enkele jaren naar het met de vorming van de Nationale Politie beoogde pad. De vorming van de Nationale Politie voortvloeiend uit het regeerakkoord van kabinet Rutte I leidt tot een gering aflopende reeks voor de uitgaven aan de politie in de laatste jaren van deze periode. De relatief hoge uitgaven en ontvangsten in 2020 zijn het gevolg van een desaldering van de bijdrage voor de politie die geboekt is in 2019, verdeeld over de jaren 2019, 2020 en 2021.

Artikel 32 Rechtspleging en rechtsbijstand

De uitgaven op artikel 32 zijn in 2020 en 2021 hoger dan in latere jaren, doordat bij Najaarsnota 2019 een tijdelijke toelage beschikbaar is gesteld voor de sociaal advocatuur. De overige uitgaven bewegen zich op een stabiel niveau.

Artikel 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

Bij Najaarsnota 2019 is 110 miljoen euro incidenteel beschikbaar gesteld voor de aanpak van ondermijning, dat doorgeschoven is naar 2020 en 2021. Dit leidt ertoe dat de uitgaven in 2021 relatief hoog zijn, en vervolgens dalen naar een stabiel niveau. De ontvangsten in 2020 zijn relatief lager dan andere jaren, doordat er in verband met de coronacrisis minder ontvangsten uit verkeersboetes worden verwacht in 2020.

Artikel 34 Straffen en Beschermen

Door de stijging van het Prognosemodel Justitiële Ketens nemen de uitgaven binnen artikel 34 niet meer af. De bijdrage aan deze stijgende kosten is vanaf 2022 op het niveau van 2022 doorgetrokken. Hierdoor blijven de uitgaven in de periode 2020 - 2025 nagenoeg stabiel. De relatief hoge ontvangsten in 2020 zijn het gevolg van een desaldering voor JJI Teylinge-reind.

Artikel 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid De uitgaven op artikel 36 blijven nagenoeg stabiel.

Artikel 37 Migratie

De uitgaven voor migratie dalen vanaf 2021 als gevolg van lagere verwachte asielinstroom en bijbehorende lagere bezetting in het COA. Daarnaast is de verwachting dat de achterstanden bij de IND in 2021 zijn weggewerkt, waardoor de productie ten opzichte van 2020 afneemt.

Artikel 91 Apparaatsuitgaven kerndepartement

De uitgaven op artikel 91 zijn in 2020 eenmalig hoger onder andere als gevolg van een incidentele verhoging met 10,9 miljoen euro voor de hogere uitgaven die samenhangen met de overgang naar het systeem van het individueel keuzebudget (IKB) in de CAO-rijk en hogere kosten voor het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

Artikel 92 Nominaal en Onvoorzien

Artikel 92 is een verdeelartikel. Dit niet-beleidsartikel wordt gebruikt voor het parkeren van nog te verdelen middelen, waaronder loon- en prijsbijstellingen. Voor de jaren 2020 en 2021 zijn middelen toegevoegd aan artikel 92 voor het opvangen van tegenvallers als gevolg van corona en het inhalen van achterstanden in de strafrechtketen. Deze worden bij tweede suppletoire begroting 2020 en eerste suppletoire begroting 2021 nader verdeeld. De negatieve stand in 2024 is onder andere het gevolg van een kasschuif ter dekking van frictiekosten voor DJI.

Artikel 93 Geheim

De uitgaven op artikel 93 blijven nagenoeg stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

 

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

6.790,0

6.642,4

6.158,1

6.055,6

6.096,4

6.230,1

totaal niet-belastingontvangsten

763,2

666,4

608,5

607,6

571,1

560,7

1 Openbaar bestuur en democratie

Uitgaven

77,9

66,2

66,9

64,9

65,3

61,0

Ontvangsten

24,8

24,8

24,8

24,8

24,8

24,8

2 Nationale veiligheid

Uitgaven

316,3

316,5

317,9

317,9

317,9

317,9

Ontvangsten

14,7

14,7

14,7

14,7

14,7

14,7

3 Woningmarkt

Uitgaven

4.570,5

4.828,4

4.560,5

4.608,2

4.763,5

4.909,2

Ontvangsten

447,9

406,4

400,4

399,6

380,4

370,1

4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Uitgaven

607,2

437,3

324,3

256,8

161,8

162,3

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Uitgaven

110,8

98,8

80,5

78,3

75,8

75,1

Ontvangsten

8,3

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Uitgaven

185,6

170,3

171,4

113,2

107,6

109,7

Ontvangsten

1,3

1,0

0,4

0,4

0,4

0,4

7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

Uitgaven

39,2

34,3

28,4

28,4

28,2

28,0

Ontvangsten

0,7

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Uitgaven

123,7

141,8

134,0

133,4

133,4

143,9

Ontvangsten

113,1

121,6

120,3

120,3

103,0

103,0

10 Groningen versterken en perspectief

Uitgaven

223,8

114,3

53,6

42,0

31,7

25,3

Ontvangsten

75,0

75,0

25,0

25,0

25,0

25,0

11 Centraal apparaat

Uitgaven

492,5

421,9

409,1

401,5

400,3

386,8

Ontvangsten

64,2

19,0

18,9

18,9

18,9

18,8

12 Algemeen

Uitgaven

Ontvangsten

42,4

13,2

12,7

11,3

10,9

11,0

10,9

13 Nog onverdeeld

Uitgaven

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

Het budget in 2020 is hoger t.o.v. latere jaren vanwege de in 2020 beschikbare middelen voor het interbestuurlijk programma.

Artikel 2 Nationale veiligheid

De capaciteitsuitbreiding van de AIVD voor het uitvoeren van de Geïntegreerde Aanwijzing leidt tot een oplopend budget naar 2022.

Artikel 3 Woningmarkt

Dit artikel bestaat grotendeels uit het budget voor de huurtoeslag. Dit budget neemt toe doordat de huurtoeslag in nominale prijzen wordt gepresenteerd. Als gevolg van versnelling en intensivering van de woningbou-wimpuls, liggen de uitgaven in 2021 hoger. De ontvangsten betreffen voornamelijk de ontvangsten van de huurtoeslag. Daarnaast heeft het kabinet in 2019 besloten om 1 miljard euro vrij te maken om de verschillende aspecten van het woningtekort aan te pakken. Deze middelen zijn op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën geplaatst. Voor de periode 2020-2022 zijn de middelen inmiddels naar de begroting van BZK overgeheveld.

Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit Dit artikel bestaat grotendeels uit Klimaatmiddelen. De afloop in het budget komt doordat een deel van de klimaatmiddelen naar voren is geschoven en een aantal regelingen zoals de regionale energiestrategie (RES) en stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) enkele jaren beschikbaar zijn. Voor de verduurzaming van woningen is van 2021 tot en 2023 extra geld beschikbaar gesteld om de komende jaren extra ondersteuning te bieden aan woningeigenaren die hun woning verduurzamen, Daarnaast zijn voor de jaren 2021 tot 2024 middelen vanaf de aanvullende post naar voren gehaald voor 4 voor Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI).

Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Het budget voor Ruimtelijke ordening loopt over de jaren heen af. Dit komt met name doordat de beschikbare middelen voor o.a. de Basisregistratie Ondergrond (BRO), geo-informatie en de projecten ruimtelijke kwaliteit in 2020 hoger zijn dan in de jaren daarna. Voor de BRO zijn de beschikbare middelen ook in 2021 hoger dan in de jaren 2022 en verder. Voor de omgevingswet neemt het budget eveneens af tot 2023. Voor de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn met name in 2020 en 2021 middelen beschikbaar. Voor de uitwerking van gebiedsontwikkelingen wordt in 2021 een ontwikkelbudget beschikbaar gesteld.

Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving De middelen voor de GDI (Generieke Digitale Infrastructuur van de overheid) die gereserveerd stonden op de aanvullende post zijn voor 2022 toegevoegd aan de begroting van BZK. Overeenkomstig besluitvorming in het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid worden deze middelen ingezet voor innovaties binnen de digitale overheid, het Programmaplan Basisinfrastructuur en doorontwikkeling en innovatie van GDI-voorzieningen. Voor de jaren 2023 en verder staan de middelen op de aanvullende post en deze kunnen worden overgeheveld naar de begroting van BZK na een evaluatie van de Investeringspost.

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

Het budget op dit artikel neemt af door lagere uitgaven aan agentschappen in het kader van werkgeversbeleid en bedrijfsvoeringsbeleid. Deze uitgaven stabiliseren op het lagere niveau de komende jaren. Daarnaast neemt het beroep op de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen in de komende jaren af.

Artikel 9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

De uitgaven nemen toe t.o.v. 2020 door de bijdrage aan het RVB voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat. De ontvangsten bestaan uit ingebruikgeving en vervreemding van onroerende zaken van de Staat, zakelijke lasten, de verkoop van bodemmaterialen en de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Artikel 10 Groningen Versterken en Perspectief

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de versterkingsoperatie Groningen en het Nationaal Programma Groningen (NPG). De hogere uitgaven in de eerste jaren komen met name voort uit de bijdrage van NAM aan het NPG, de subsidieregeling voor verduurzaming van woningen die versterkt worden en de compensatie aan gemeenten en provincie voor aardbevingsgerelateerde kosten waaronder de rijksbijdrage voor het uitvoeren van sloop/nieuwbouw bij Appingedam en de Zandplaten Zuid in Delfzijl. De ontvangsten betreffen de bijdrage van de NAM aan het NPG.

Artikel 11 Centraal apparaat

In 2020 zijn de uitgaven en ontvangsten hoger vanwege de jaarlijkse desal-deringen voor de dienstverleningsafspraken tussen Shared Service organisaties (SSO's) onderling en de inkomsten van overige departementen en derden voor het gebruik van diensten van Doc Direct. Daarnaast zijn er voor de invoering van de Omgevingswet middelen beschikbaar in 2020 en 2021. Verder zijn er tot en met 2024 middelen beschikbaar voor de versterkings-operatie Groningen.

Artikel 12 Algemeen

De uitgaven op dit artikel zijn voornamelijk de uitgaven voor vennootschapsbelasting (VPB). Over een deel van de generale en specifieke ontvangsten op artikel 9 moet vennootschapsbelasting worden betaald.

De ramingen voor de VPB-uitgaven over de generale ontvangsten zijn geactualiseerd. In 2020 worden nabetalingen over 2019 verwacht. Dit verklaart grotendeels de aflopende reeks.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

44.561,1

43.620,1

44.057,3

44.499,0

44.376,0

44.445,7

totaal niet-belastingontvangsten

1.404,6

1.445,0

1.513,0

1.563,3

1.629,4

1.688,3

1 Primair onderwijs

Uitgaven

12.250,5

12.142,8

12.060,0

11.972,5

11.946,9

11.937,5

Ontvangsten

27,0

10,5

9,3

9,2

9,2

9,2

3 Voortgezet onderwijs

Uitgaven

9.127,4

8.970,2

8.917,9

8.910,9

8.908,1

8.872,5

Ontvangsten

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Uitgaven

4.876,0

4.838,3

4.551,8

4.958,1

4.716,5

4.706,5

Ontvangsten

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

6 Hoger beroepsonderwijs

Uitgaven

3.509,6

3.685,8

3.731,8

3.727,0

3.750,4

3.776,0

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

7 Wetenschappelijk onderwijs

Uitgaven

5.366,3

5.498,3

5.588,9

5.645,0

5.707,7

5.754,8

Ontvangsten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

8 Internationaal onderwijsbeleid

Uitgaven

12,2

11,0

10,4

10,4

10,4

10,4

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Uitgaven

172,0

163,8

170,7

167,9

170,7

170,7

Ontvangsten

9,0

9,0

9,0

9,0

9,0

9,0

11 Studiefinanciering

Uitgaven

5.323,7

4.767,9

5.501,4

5.575,7

5.631,7

5.680,0

Ontvangsten

945,7

1.005,7

1.063,0

1.112,2

1.168,8

1.227,4

12 Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Uitgaven

74,9

72,4

71,0

69,3

68,2

67,4

Ontvangsten

3,3

3,2

3,1

3,0

3,0

2,9

13 Lesgelden

Uitgaven

13,8

14,0

14,1

14,2

14,6

14,6

Ontvangsten

244,2

247,0

254,5

260,3

265,3

270,1

14 Cultuur

Uitgaven

1.265,1

997,2

968,8

978,3

975,8

971,3

Ontvangsten

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

15 Media

Uitgaven

1.093,7

1.033,2

1.054,9

1.055,0

1.063,8

1.072,6

Ontvangsten

160,2

155,7

160,2

155,7

160,2

155,7

16 Onderzoek en wetenschappen

Uitgaven

1.173,5

1.134,3

1.128,9

1.126,5

1.125,9

1.125,7

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

25 Emancipatie

Uitgaven

14,0

14,1

14,6

15,9

16,0

16,7

91 Nominaal en Onvoorzien

Uitgaven

95 Apparaatskosten

Uitgaven

288,4

276,8

272,0

272,3

269,3

269,1

Ontvangsten

2,0

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Artikel 1 Primair onderwijs

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het po wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. Hierdoor dalen de uitgaven.

Artikel 3 Voortgezet onderwijs

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het vo wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. Hierdoor dalen de uitgaven.

Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het mbo wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. De incidentele hogere uitgaven in 2023 zijn het gevolg van een kasschuif op het budget voor de kwaliteitsafspraken.

Artikel 6 Hoger beroepsonderwijs en Artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. Uit de raming blijkt dat het aantal ho-studenten de komende jaren stijgt. De uitgaven op beide artikelen stijgen. Dit heeft, naast de raming van stijgende aantallen ho-studenten, te maken met het feit dat er door de invoering van het studievoorschot extra middelen worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Deze middelen lopen voor zowel het hbo als het wo op in de huidige meerjarenperiode.

Artikel 8 Internationaal onderwijsbeleid

De uitgaven bedragen over de jaren heen circa 11 miljoen euro.

Artikel 9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

De uitgaven bedragen over de jaren heen circa 170 miljoen euro.

Artikel 11 Studiefinanciering

De stijging van de uitgaven en ontvangsten komt voornamelijk doordat studenten meer lenen. De invoering van het studievoorschot heeft deze trend versterkt. Daarnaast neemt het aantal studenten in het hoger onderwijs toe, waardoor ook het aantal leningen en daarmee het totaal geleende bedrag toeneemt. De lagere uitgaven in 2021 zijn het gevolg van kasschuiven op het OV-contract met vervoersbedrijven voor het optimaliseren van het kasritme van de rijksoverheid.

Artikel 12 Tegemoetkoming studiekosten

De daling van de uitgaven komt voornamelijk doordat in het vo een daling van het aantal leerlingen wordt geraamd. De uitgaven van dit artikel zijn hier voornamelijk van afhankelijk.

Artikel 13 Lesgelden

De ontvangsten onder dit artikel volgen voornamelijk de aantallen lesgeld-plichtige studenten in het mbo en zijn redelijk constant.

Artikel 14 Cultuur

De uitgaven aan cultuur zijn in 2020 hoger door de aanvullende ondersteuning van de culturele sector met 300 miljoen euro als gevolg van COVID-19.

Artikel 15 Media

De uitgaven blijven over de jaren gezien vrij constant op ruim één miljard euro.

Artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven blijven over de jaren gezien vrij constant op ruim 1,1 miljard euro.

Artikel 25 Emancipatie

De uitgaven blijven over de jaren heen vrij constant op ca. 15 miljoen euro.

Artikel 91 Nominaal en onvoorzien Dit artikel bevat geen uitgaven.

Artikel 95 Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven dalen de komende jaren met circa 20 miljoen euro onder andere omdat de apparaatskosten voor het budget voor levenlang-ontwikelen worden overgeboekt naar SZW.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

36.414,7

22.457,6

36.176,5

35.974,7

34.591,9

18.907,5

totaal niet-belastingontvangsten

101.961,9

65.873,3

66.482,5

65.647,9

60.645,6

42.261,8

1 Financiering staatsschuld

Uitgaven

34.883,3

20.926,3

34.645,3

34.446,3

33.071,3

17.389,3

Ontvangsten

98.171,0

56.731,0

62.024,0

62.544,0

56.946,0

38.474,0

2 Kasbeheer

Uitgaven

1.531,4

1.531,3

1.531,2

1.528,4

1.520,6

1.518,2

Ontvangsten

3.790,9

9.142,3

4.458,5

3.103,9

3.699,6

3.787,8

Artikel 1 Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan uit de rentelasten en aflossingen van vaste en vlottende schuld. De ontvangsten bestaan uit rentebaten en uitgifte van schuld. De hoogte van de aflossingen van de bestaande schuld ligt vast als gevolg van eerder gemaakte keuzes ten aanzien van de schuldfinanciering. De verwachte schulduitgifte is afhankelijk van de financieringsbehoefte van het Rijk.

Artikel 2 Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkist-bankieren van aan de schatkist gelieerde instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, RWT's (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak) en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen aan baten-lastendiensten en RWT's en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van deze instellingen of van de sociale fondsen. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen door deelnemers aan het schatkistbankieren en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van baten-lastendiensten, RWT's of sociale fondsen. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Financiën

IXB FINANCIËN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

11.098,8

9.264,6

8.838,0

8.656,5

8.612,9

8.289,0

totaal niet-belastingontvangsten

2.811,3

2.231,2

3.063,3

3.192,0

3.218,3

3.504,1

1 Belastingen

Uitgaven

3.439,9

3.108,6

3.047,4

2.970,9

2.948,4

2.908,6

Ontvangsten

694,1

781,4

1.030,3

1.133,1

1.155,0

1.172,0

2 Financiele Markten

Uitgaven

39,5

26,1

24,3

22,9

22,9

22,9

Ontvangsten

8,9

10,3

10,0

7,7

7,7

8,7

3 Financ. act. Publiek-Private sector

Uitgaven

1.444,3

692,9

586,7

586,1

552,1

255,1

Ontvangsten

1.494,7

815,9

1.695,9

1.717,5

1.724,1

1.974,1

4 Internationale Fin. Betrekkingen

Uitgaven

482,8

79,4

294,2

312,5

346,6

378,5

Ontvangsten

45,3

136,3

166,5

173,0

172,6

190,4

5 Exportkrediet- en investeringsverzekering

Uitgaven

1.253,2

580,4

150,4

150,4

150,4

150,4

Ontvangsten

514,9

434,9

108,2

108,3

106,5

106,5

6 BTW-Compensatiefonds

Uitgaven

3.571,3

3.571,4

3.571,4

3.571,4

3.571,4

3.571,4

9 Douane

Uitgaven

447,0

540,2

541,5

537,4

534,6

533,9

Ontvangsten

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

10 Nog onverdeeld

Uitgaven

129,2

264,1

217,4

115,0

102,4

84,4

13 Toeslagen

Uitgaven

 

118,1

124,6

113,9

107,1

106,6

21 Centraal Apparaat

Uitgaven

291,7

283,5

280,2

276,1

277,0

277,1

Ontvangsten

52,7

51,8

51,8

51,8

51,8

51,8

Artikel 1 Belastingen

Op artikel 1 vallen de kosten voor de uitvoering van de Belastingdienst en de inning van de belastingen. De hogere uitgaven in 2020 worden onder andere verklaard door de maatregelen die getroffen zijn om de uitvoering van de Belastingdienst op orde te krijgen. Hierbij gaat het om de compensatie aan de ouders als gevolg van een onredelijk hard toeslagenstelsel en de uitgaven rondom het herstellen, verbeteren en het borgen van de stabiliteit van de Belastingdienst. De ontvangsten zijn in 2020 lager vanwege de maatregelen rondom COVID-19. De Belastingdienst heeft een aantal fiscale maatregelen doorgevoerd waardoor ondernemers en burgers tijdelijk uitstel kunnen krijgen voor het betalen van de belastingen. Daarnaast is ook de inning van verzuimboetes opgeschort.

Artikel 2 Financiële Markten

De uitgaven en inkomsten binnen artikel 2 zijn bestemd voor toezicht op de financiële markt. De uitgaven vallen in 2020 éénmalig hoger uit. Dit komt met name doordat er een reservering is opgenomen voor de mogelijke schadeloosstelling van de (voormalig) aandeelhouders van Stichting Reaal Holding (SRH N.V.)

Artikel 3 Financ. act. Publiek-Private sector

Op artikel 3 worden uitgaven toegelicht met betrekking tot staatsdeelnemingen. De incidenteel hogere uitgaven in 2020 zijn het gevolg van de door de Nederlandse staat verstrekte lening aan KLM met een omvang van 1 miljard euro. De lagere ontvangsten in 2020 uit de vermogensonttrekking uit de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen evenals de winstaf-dracht DNB zijn het gevolg van de economische effecten van COVID-19.

Artikel 4 Internationale Fin. Betrekkingen

Op artikel 4 worden uitgaven en inkomsten toegelicht met betrekking tot betalingen aan internationale financiële instellingen. Op Europees niveau zijn er een aantal maatregelen die getroffen zijn als gevolg van de economische effecten van COVID-19. Deze leiden tot hogere uitgaven in 2020. De ontvangsten nemen vanaf 2021 toe, omdat Griekenland vanaf 2021 start met het aflossen van leningen.

Artikel 5 Exportkrediet- en investeringsverzekering

Artikel 5 betreft de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit. In 2020 en 2021 zijn er hogere uitgaven en ontvangsten vanwege de uitvoering van de herverzekering leverancierskredieten, een genomen maatregel om bedrijven financieel te ondersteunen als gevolg van COVID-19.

Artikel 6 BTW-Compensatiefonds

Het BTW-Compensatiefonds (BCF) wordt uit het gemeentefonds en het provinciefonds gefinancierd. De meerjarige raming is gebaseerd op realisatiecijfers over 2019. De uitgaven aan het BCF zijn stabiel begroot de komende jaren, aangezien het gemeentefonds en het provinciefonds fungeren als ventiel bij een onder- of overschrijding. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 9 Douane

Op artikel 9 wordt de uitvoering van de Douane toegelicht. De uitvoering betreft de handhaving van wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. In de begroting 2020 zijn voor het eerst de directe uitgaven van de Douane verantwoord op artikel 9. Vanaf de ontwerpbegroting IX 2021 worden ook de uitgaven van de Belastingdienst die samenhangen met de Douaneprocessen op artikel 9 (Douane) verantwoord. In de begroting 2020 stonden deze nog op artikel 1. Deze toerekening vindt voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de Douaneprocessen plaats, met uitzondering van het dienstonderdeel Informatievoorziening (IV). Dit veroorzaakt de hogere uitgaven vanaf 2021 ten opzichte van 2020.

Artikel 10 Nog onverdeeld

Op artikel 10 zijn er onder andere middelen gereserveerd voor de compensatie van ouders (in de jaren 2020 t/m 2022), de ontvlechting van de Belastingdienst, de uitvoeringskosten van fiscale maatregelen en onvoorziene tegenvallers.

Artikel 13 Toeslagen

Met ingang van de ontwerpbegroting 2021 heeft Toeslagen een eigen artikel op begroting IXB Financiën. Het betreft hier alleen de directe uitgaven.

Artikel 21 Centraal Apparaat

Op dit artikel worden alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst en de Douane toegelicht. De hogere uitgaven in 2019 tot en met 2021 worden onder andere veroorzaakt door de extra middelen voor de transitie en de versterking van de Belastingdienst, Toeslagen, Douane en het kerndepartement.

Defensie

X DEFENSIE

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

11.284,3

11.402,8

11.831,6

11.584,5

11.615,2

11.190,6

totaal niet-belastingontvangsten

283,4

158,7

158,8

158,8

158,8

158,8

1 Inzet

Uitgaven

26,6

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

Ontvangsten

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

2 Koninklijke Marine

Uitgaven

980,8

794,3

814,2

824,9

826,5

823,7

Ontvangsten

28,3

10,8

10,8

10,8

10,8

10,8

3 Koninklijke Landmacht

Uitgaven

1.584,8

1.383,8

1.426,3

1.434,5

1.434,5

1.436,5

Ontvangsten

10,4

10,4

10,4

10,4

10,4

10,4

4 Koninklijke Luchtmacht

Uitgaven

894,4

664,3

673,1

669,2

662,8

662,8

Ontvangsten

12,0

12,0

12,1

12,1

12,1

12,1

5 Koninklijke Marechaussee

Uitgaven

491,8

463,1

463,8

466,0

467,0

466,3

Ontvangsten

8,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

6 Investeringen

Uitgaven

Ontvangsten

2.951,6

75,9

         

7 Defensie Materieel Organisatie

Uitgaven

1.085,8

597,4

600,8

600,2

603,8

607,2

Ontvangsten

50,1

43,4

43,4

43,4

43,4

43,4

8 Defensie Ondersteuningscommando

Uitgaven

1.516,4

1.129,2

1.136,6

1.117,2

1.118,3

1.118,1

Ontvangsten

87,4

68,5

68,5

68,5

68,5

68,5

9 Algemeen

Uitgaven

Ontvangsten

155,7

0,8

162,6

165,4

166,3

167,6

160,7

10 Apparaat kerndepartement

Uitgaven

1.546,4

1.627,6

1.613,8

1.581,8

1.554,5

1.509,3

Ontvangsten

8,7

7,7

7,7

7,7

7,7

7,7

11 Geheim

Uitgaven

8,6

10,1

10,1

10,1

10,1

10,1

12 Nog onverdeeld

Uitgaven

41,3

51,6

65,5

62,9

65,2

101,9

13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

Uitgaven

 

4.511,3

4.854,5

4.643,8

4.697,4

4.286,4

Om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbegroting te verbeteren heeft Defensie per 2021 een nieuw begrotingshoofdstuk (hoofdstuk K), het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). De middelen van het investeringsartikel (Artikel 6 op hoofdstuk X) en de instandhou-dingsuitgaven van de overige artikelen zijn naar het Defensiematerieelbe-grotingsfonds verplaatst. Een aantal van onderstaande mutaties hebben betrekking op de omsleuteling van de huidige begroting naar het DMF:

Artikel 11nzet

Door de toevoeging van de middelen voor Covid maatregelen is het bedrag in 2020 hoger dan in de overige jaren.

Artikel 2 Koninklijke Marine

De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel van de middelen naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Daartegenover staat een stijging van het budget vanaf 2020 vanwege de doorverdeling van de middelen voor het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2019-2020 van artikel 10 naar dit artikel. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 3 Koninklijke Landmacht

De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel van de middelen naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Daartegenover staat een stijging van het budget vanaf 2020 vanwege de doorverdeling van de middelen voor het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2019-2020 van artikel 10 naar dit artikel. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 4 Koninklijke Luchtmacht

De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel van de middelen naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Daartegenover staat een stijging van het budget vanaf 2020 vanwege de doorverdeling van de middelen voor het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2019-2020 van artikel 10 naar dit artikel. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 5 Koninklijke Marechaussee

De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel van de middelen naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Daartegenover staat een stijging van het budget vanaf 2020 vanwege de doorverdeling van de middelen voor het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2019-2020 van artikel 10 naar dit artikel. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 6 Investeringen

De middelen in artikel 6 zijn vanaf 2021 overgeheveld naar het Defensie-materieelbegrotingsfonds.

Artikel 7 Defensie Materieel Organisatie

De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel van de middelen naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Daarnaast stijgen de uitgaven in dit artikel door een toename in het budget voor instandhouding en materieel wegens het verhogen van het budget voor munitie en de aanschaf van kleding en persoonlijke uitrustingen. Daarnaast stijgt het budget in 2021 sterker dan in 2020 vanwege de doorverdeling van het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2020

Artikel 8 Defensie Ondersteuningscommando De daling van de uitgaven in 2021 op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door het overhevelen van een deel de middelen naar het Defen-siematerieelbegrotingsfonds. In 2020 zijn de uitgaven op dit artikel hoger wegens het overhevelen van het budget voor de pensioenpremie vanuit artikel 10 en een stijging van het budget vanaf vanwegen de doorverdeling van het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2019-2020. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 9 Algemeen

Er is een lichte daling in de uitgaven van dit artikel wegens het overhevelen van het budget voor de Very Joint Task Force (VJTF) naar artikelen 3, 4 en 7 voor het gereedstellen voor een mogelijke inzet van VJTF .

Artikel 10 Apparaat kerndepartement

Er is een daling zichtbaar op dit artikel wegens het overhevelen van het budget voor het werkgeversdeel van de pensioenpremie naar de desbetreffende defensieonderdelen.

Artikel 11 Geheim

Door de toevoeging van de eindejaarsmarge van de HGIS bij dit artikel is het bedrag in 2020 hoger dan in de jaren daarna. In de overige jaren zijn de uitgaven op dit artikel stabiel.

Artikel 12 Nog onverdeeld

Op dit artikel staan o.a. het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon en prijsbijstellingen.

Artikel 13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds Er zijn vanuit verschillende artikelen budgetten naar het Defensiematerie-elbegrotingsfonds overgeheveld via artikel 13, het voedingsartikel naar het fonds. Dit artikel is een nieuw artikel vanwege het oprichten van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

10.101,0

16.446,7

9.545,0

10.793,5

10.077,0

10.077,5

totaal niet-belastingontvangsten

32,5

19,7

17,4

13,8

15,7

14,1

11 Integraal waterbeleid

           

Uitgaven

41,9

46,5

42,2

37,8

37,8

36,0

Ontvangsten

0,4

         

13 Bodem en Ondergrond

           

Uitgaven

33,9

142,7

138,2

138,4

138,2

134,3

Ontvangsten

1,5

2,0

       

14 Wegen en verkeersveiligheid

           

Uitgaven

177,0

153,6

154,4

181,4

200,6

169,5

Ontvangsten

6,8

6,8

6,8

5,8

5,8

5,8

16 Openbaar vervoer en spoor

           

Uitgaven

1.523,2

28,3

27,5

24,3

10,6

10,4

Ontvangsten

4,8

         

17 Luchtvaart

           

Uitgaven

33,9

25,8

19,7

10,2

8,8

7,6

Ontvangsten

1,8

1,3

1,5

1,3

1,4

1,6

18 Scheepvaart en havens

           

Uitgaven

60,4

20,0

22,0

24,6

26,2

8,9

Ontvangsten

0,9

     

1,8

 

19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

           

Uitgaven

53,1

40,7

41,3

39,2

39,2

39,3

20 Lucht en geluid

           

Uitgaven

33,5

27,3

28,1

30,2

30,9

37,9

Ontvangsten

1,4

         

21 Duurzaamheid

           

Uitgaven

89,7

51,0

42,3

36,3

36,3

31,3

22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

           

Uitgaven

37,5

36,2

42,6

55,4

55,4

60,5

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

           

Uitgaven

56,3

55,7

55,0

48,0

48,0

46,7

24 Handhaving en toezicht

           

Uitgaven

130,0

130,4

128,7

129,3

129,0

129,3

25 Brede doeluitkering

           

Uitgaven

953,5

932,5

932,5

932,5

932,5

932,6

26 Bijdrage investeringsfondsen

           

Uitgaven

6.432,4

14.366,6

7.488,1

8.730,3

8.008,2

8.065,8

97 Algemeen departement

           

Uitgaven

85,0

56,9

56,1

56,4

56,6

56,7

Ontvangsten

2,9

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

           

Uitgaven

359,7

332,6

326,3

319,3

318,6

310,7

Ontvangsten

11,8

8,3

7,8

5,4

5,4

5,4

99 Nog Onverdeeld Uitgaven

Artikel 11 Integraal waterbeleid

De piek in de budgetten op dit artikel in 2020 en 2021 is met name het gevolg van hogere subsidies voor de HGIS-programma's 'Blue Deal' en 'Partners voor Water'. Bovendien staat er vanaf 2021 een (aflopende) reeks op de begroting ten behoeve van het Noordzeeakkoord.

Artikel 13 Bodem en ondergrond

De budgettaire reeks op het artikel Bodem en Ondergrond neemt sterk in omvang toe vanaf 2021. Dit komt doordat het Meerjarenprogramma Bodem vanaf 2021 ingaat. De middelen zijn bestemd voor de aanpak spoedlocaties bodemvervuiling, loodverontreiniging en PFAS problematiek.

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

De budgettaire omvang van dit artikel verschilt sterk per jaar, met pieken in

2020    en in de jaren 2023 t/m 2025. De piek in 2020 is het gevolg van een overboeking van het Infrastructuurfonds t.b.v. Beheer en onderhoud op Caribisch Nederland, een aanschafsubsidie voor nieuwe en gebruikte elektrische vervoersmiddelen en een specifieke uitkering voor snelfiet-sroutes. De hogere bedragen vanaf 2023 zijn het gevolg van extra middelen uit het regeerakkoord bestemd voor slimme en duurzame mobiliteit.

Artikel 16 Spoor

In 2020 heeft het kabinet besloten tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer onder concessie. De vergoeding past bij het verzoek van het kabinet aan vervoerders om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en de inkomsten nog beperkt zijn door toedoen van Corona. Dit verklaart de piek in de uitgaven in 2020 op het artikel Spoor. Daarnaast loopt het maatregelenpakket spoorgoederen-vervoer (bedoeld om het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken) tot en met 2023. Dit verklaart de lagere budgetten in 2024 en 2025 t.o.v. de jaren ervoor.

Artikel 17 Luchtvaart

De budgettaire reeks op artikel 17 maakt twee keer een sprong omlaag, in

2021    en in 2023. De eerste sprong komt doordat de budgetten uit de regio-envelop t.b.v. de aanpak van de erosieproblematiek op Sint-Eustatius na 2020 niet doorlopen. De tweede sprong volgt uit het feit dat de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor Caribisch Nederland tot en met

2022    loopt. Deze middelen worden enerzijds ingezet voor het wegwerken van tekortkomingen t.a.v. internationale regelgeving voor de vliegveiligheid en anderzijds voor wederopbouw na de orkanen Irma en Maria in september 2017

Artikel 18 Scheepvaart en havens

Met name in 2020 wordt er op artikel 18 relatief veel uitgegeven. Enerzijds komt dit door de bijdragen aan het programma Topsector logistiek, anderzijds door de bijdragen aan mede-overheden (o.a. 14,8 miljoen euro voor de wederopbouw van de zeehaven Saba). Vanaf 2021 staan er geen bijdragen aan mede-overheden op dit artikel in de boeken. Dat er daarnaast in 2025 een stuk minder uitgegeven wordt dan de jaren ervoor komt doordat er in de periode 2021-2024 meer budget vrijgemaakt is voor de verduur-zaming van de binnenvaart dan in 2025.

Artikel 19 Uitvoering milieubeleid en internationaal

Op artikel 19 wordt er in 2020 meer uitgegeven dan in de jaren daarna. Dit is voornamelijk het gevolg van een hogere bijdrage aan agentschappen, en dan in het bijzonder aan het RIVM t.b.v. onderzoek op het gebied van milieuproblematiek.

Artikel 20 Lucht en geluid

De jaarlijkse budgetten op dit artikel verschillen niet wezenlijk van elkaar. In 2020 wordt er iets meer dan in andere jaren uitgegeven aan uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van geluidhinder en luchtkwaliteit, in 2025 is er meer budget gereserveerd voor de uitvoering van geluidssane-ringen.

Artikel 21 Duurzaamheid

Op het artikel Duurzaamheid is in 2020 extra budget vrijgemaakt voor subsidies binnen het programma Duurzame productketens. De middelen worden voornamelijk ingezet via de Demonstratieregeling Energie- en klimaatinnovaties (t.b.v. voorlichting aan burgers over duurzame hande-lingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen ). Daarnaast worden middelen uit het Klimaatakkoord ingezet voor een bredere ketenaanpak, het stimuleren van klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden alsmede het bevorderen van recycling en hergebruik van (bio)plastics en textiel.

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

De oplopende reeks op artikel 22 wordt veroorzaakt doordat er in latere jaren meer aan opdrachten wordt uitgegeven ten behoeve van veiligheid bedrijven en transport. Het gaat dan onder andere om versterking uitvoering omgevingsveiligheid.

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie In de jaren 2020 t/m 2022 wordt op dit artikel iets meer uitgegeven aan aardobservatie dan in de daaropvolgende jaren. Dit is de belangrijkste verklaring voor het verschil in budget tussen de jaren.

Artikel 24 Handhaving en toezicht

De budgetten op dit artikel verschillen nauwelijks van elkaar in de periode 2020-2025.

Artikel 25 Brede doeluitkering

Dit artikel is volledig bestemd voor de Brede Doeluitkering, die ten goede komt aan het regionale verkeer- en vervoersbeleid van de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. In 2020 staat hier iets meer budget voor gereserveerd dan in de daaropvolgende jaren.

Artikel 26 Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW waaruit het Infrastructuurfonds en het Deltafonds worden gevoed. Beide fondsen kennen een overwegend oplopende reeks richting 2025. De piek in 2021 is het gevolg van de omvorming van Prorail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), de piek in 2023 is het gevolg van het naar voren halen van investeringen (voornamelijk in beheer en onderhoud) om een stimulans te geven aan de economische groei. Voor uitgebreidere informatie over de verschuivingen in de tijd op de fondsen wordt verwezen naar de horizontale toelichtingen bij het Infrastructuurfonds en Deltafonds, of de respectievelijke begrotingen.

Artikel 97 Algemeen departement

Op artikel 97 wordt in 2020 meer uitgegeven dan in de daaropvolgende jaren, met name doordat de middelen voor de aanschaf van het regerings-vliegtuig die nog niet tot besteding zijn gekomen op dit artikel geboekt staan. Daarnaast loopt de sanering van het voormalige bedrijventerrein Thermphos af in 2020.

Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

In 2020 staat er meer budget op dit artikel voor eigen personeel dan in andere jaren. Dit wordt vrijwel volledig ingezet voor externe inhuur voor onder andere ICT-dienstverlening en de programma's Vrachtwagenheffing, Duurzame mobiliteit, Fiets, en de Luchtruimherziening.

Artikel 99 Nog onverdeeld

Artikel 99 is een administratief begrotingstechnisch artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

Economische Zaken en Klimaat

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

9.639,6

7.809,5

5.956,7

6.420,6

6.337,4

6.117,9

totaal niet-belastingontvangsten

5.682,5

4.816,0

3.556,9

4.178,9

4.331,2

4.417,0

1 Goed functionerende economie en markten

Uitgaven

228,7

236,2

241,1

241,2

235,6

220,1

Ontvangsten

854,5

439,9

31,9

31,9

31,9

31,9

2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Uitgaven

3.967,0

2.928,5

1.294,6

1.297,1

1.172,0

1.145,8

Ontvangsten

152,7

153,7

139,5

141,0

139,5

137,5

3 Toekomstfonds

Uitgaven

639,4

265,3

192,0

173,6

159,4

157,6

Ontvangsten

62,3

44,0

75,3

80,2

80,3

262,1

4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Uitgaven

3.737,3

3.371,2

3.925,6

4.423,3

4.487,2

4.317,9

Ontvangsten

3.556,9

3.379,4

3.226,1

3.862,4

4.016,1

3.922,1

5 Een veilig Groningen met perspectief

Uitgaven

760,4

722,0

16,6

0,0

0,0

0,0

Ontvangsten

1.031,1

774,0

59,0

39,0

39,0

39,0

40 Apparaat

Uitgaven

306,7

286,3

286,8

285,5

283,3

276,5

Ontvangsten

25,0

25,0

25,0

24,3

24,3

24,3

41 Nog onverdeeld Uitgaven

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten De uitgaven op dit artikel hebben met name betrekking op de bijdragen aan agentschappen (Agentschap Telecom, RVO) en bijdragen aan ZBO's/RWT'S (Metrologie en CBS). Het licht dalende verloop van de uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere uitgavenramingen voor Agentschap Telecom en RVO. De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op boetes die toezichthouders van EZK opleggen en waar - in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid - een meerjarige raming voor wordt aangehouden. De ontvangsten zijn hoger in 2020 en 2021 in verband met de veilingen van de zogenoemde frequentiebanden voor 700, 1400 en 2100 Megahertz. De opbrengst van deze 5G-veiling bedraagt 1,23 miljard euro. Dit bedrag zal in twee termijnen door de telecomproviders worden betaald. In 2020 zal naar verwachting 822,6 miljoen euro worden betaald.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen De uitgaven op dit artikel zijn met name bestemd voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties, bijdragen aan TNO en de Kamer van Koophandel en subsidies ter stimulering van innovatie en (duurzaam) ondernemen. In verband met de Coronamaatregelen zijn de geraamde uitgaven in 2020 en 2021 hoger dan in andere jaren; overige schommelingen worden veroorzaakt door fluctuerende subsidie-uitgaven en door aflopende uitgaven ten behoeve van de Urgendamaatregelen. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit de BMKB en Garantie Ondernemingsfinanciering, de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling. De afloop in de ontvangstenreeks wordt met name veroorzaakt door enkele eenmalige ontvangsten in 2020 en daarnaast door een afnemende raming van de octrooiontvangsten.

Artikel 3 Toekomstfonds

Het Toekomstfonds kent een 100 procent eindejaarsmarge, waardoor overtollige middelen in enig jaar volledig meegenomen kunnen worden naar het volgende jaar. In verband met de Coronamaatregelen zijn de geraamde uitgaven in 2020 hoger dan in andere jaren. De dalende reeks wordt onder andere veroorzaakt doordat de uitgaven voor Fund of funds (in de eerste jaren) en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen over de jaren heen afnemen. Ditzelfde geldt voor de Seed Capital regeling, de TTT-regeling en de regeling Vroegefasefinanciering. De verschillende instrumenten binnen het Toekomstfonds zijn geheel of gedeeltelijk revolverend. De ontvangsten komen voornamelijk uit Fund of funds, Innovatiekredieten en Seed en stijgen door hogere ontvangsten voor Fund of funds en de Innovatiekredieten. Na 2020 dalen de ontvangsten, omdat er in 2020 ontvangsten op co-investment venture capital begroot zijn. De Coronaover-bruggingsleningen die door de ROM's zijn verstrekt worden deels lineair in tranches afgelost en deels aan het einde van de looptijd. Dit verklaart de fors hoger geraamde ontvangsten in 2025 op dit artikel.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening De uitgaven op dit artikel stijgen door de oplopende uitgaven aan de SDE+ +-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie+). Het uitgavenbudget voor de SDE-uitgaven daalt eenmalig in 2021 vanwege een bijdrage van EZK van 680 miljoen euro aan het generale beeld voor Rijksbrede problematiek. Voor zover dit leidt tot een tekort in de raming voor uitgaven SDE+ zal dit tekort aangevuld worden door een onttrekking uit de begrotingsreserve duurzame energie. De ontvangsten op artikel 4 bestaan voornamelijk uit de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE), ETS-inkomsten en onttrekkingen aan de reserve duurzame energie ten behoeve van de SDE en de reserve CO2-maatregelen. De inkomsten uit de ODE nemen in de meerjarenperiode conform het basispad jaarlijks toe. In 2022 is er, anders dan in de andere jaren, geen onttrekking begroot aan de reserve duurzame energie en er zijn alleen in 2019 en 2020 onttrekkingen aan de reserve CO2-maatregelen. De combinatie hiervan leidt ertoe dat de ontvangsten tot en met 2022 dalen en vanaf 2023 weer toenemen.

Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 5 bestaan voornamelijk uit de betalingen van schadevergoedingen voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, subsidies voor de verduurzamingsopgave en de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling en de kosten voor het bestuur van het IMG. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door EZK en daarna verhaald op de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de EZK-begroting opgenomen. De hogere uitgaven en ontvangsten in de jaren 2020 en 2021 komen voort uit deze schadevergoedingen en uitvoeringskosten. De minister van BZK heeft de coördinatie van de versterkingsoperatie vanuit het Rijk overgenomen van EZK, waardoor de uitgaven op dit artikel sterk afnemen. De uitgaven voor versterking en het Nationaal Programma Groningen worden verantwoord op de begroting van BZK. Ook de ontvangsten nemen af in verband met het beëindigen van de gaswinning in Groningen en de lagere gasprijs. Door de genomen maatregelen is het mogelijk om vanaf medio 2022 de gaswinning in Groningen naar nul te brengen in een gemiddeld jaar.

Artikel 40 Apparaat

De uitgaven voor artikel 40 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn in 2020 hoger dan in de daaropvolgende jaren. Dit komt voornamelijk door een eenmalige ophoging van het budget in verband met de overgang naar het Individueel Keuzebudget (IKB).

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

 

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

1.997,9

2.033,1

1.391,0

1.374,6

1.262,1

1.304,2

totaal niet-belastingontvangsten

11    Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserij-systeem

Uitgaven

Ontvangsten

12    Natuur en biodiversiteit en gebiedsgericht werken

Uitgaven

Ontvangsten

21 Land- en tuinbouw

281,3

1.286,6

91,3

509.1

187.2

237,1

88,6

76,4

73,7

69,8

Uitgaven

 

538,9

184,3

184,1

137,8

169,0

Ontvangsten

22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

 

39,6

32,6

32,6

30,3

29,1

Uitgaven

 

673,3

461,6

465,5

418,1

413,2

Ontvangsten

23 Kennis en innovatie

 

182,5

41,2

31,2

30,8

28,1

Uitgaven

 

230,2

222,4

219,5

206,3

206,2

Ontvangsten

 

12,3

12,1

9,3

9,3

9,3

24 Uitvoering en toezicht

 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Uitgaven

Ontvangsten

50 Apparaat

 

398,0

377,0

368,6

365,3

366,0

Uitgaven

154,5

142,2

129,6

124,5

123,2

121,6

Ontvangsten

51 Nog onverdeeld

2,8

2,8

2,8

3,4

3,4

3,4

Uitgaven

Ontvangsten

47,8

51,0

16,2

12,5

11,5

28,4

Artikel 11 en 12

Met ingang van het begrotingsjaar 2021 zijn de middelen op deze artikelen verdeeld over de nieuwe artikelen 21, 22, 23, en 24. De horizontale toelichting van deze middelen is terug te vinden bij de toelichting van de nieuwe artikelen.

Artikel 21 Land- en tuinbouw

Met ingang van begrotingsjaar 2021 kent de LNV-begroting een nieuwe artikelstructuur. De middelen op artikel 21 zijn afkomstig van artikel 11. In vergelijking tot artikel 11 zijn de lagere geraamde uitgaven vooral te wijten aan diverse afsplitsingen, zoals middelen voor kennis- en innovatie naar artikel 23 en de bijdragen van LNV aan de NVWA en RVO naar artikel 24. De uitgaven op artikel 21 bestaan voornamelijk uit opdrachten en subsidies op het gebied van duurzame veehouderij, glastuinbouw, mestbeleid en diergezondheid en dierenwelzijn. In 2021 vallen de geraamde uitgaven hoger uit door een ophoging van het subsidiebudget voor duurzame veehouderij. Voor deze regeling is in 2021 345 miljoen incidenteel beschikbaar De ontvangsten vallen ten opzichte van artikel 11 lager uit door onder andere de afsplitsing van de ontvangsten op het terrein van duurzame visserij naar artikel 22. De ontvangsten zien nu voornamelijk op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn, mestbeleid, en onttrekkingen uit begrotingsreserves. Laatstgenoemde is verantwoordelijk voor de dalende trend in ontvangsten.

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken Met ingang van begrotingsjaar 2021 kent de LNV-begroting een nieuwe artikelstructuur. De middelen op artikel 22 zijn grotendeels afkomstig van artikel 12. In vergelijking tot artikel 12 zijn de uitgaven significant hoger. Dit is vooral te wijten aan verhoogde subsidies en opdrachten voor natuur en biodiversiteit (impuls Natuurherstel, 61,5 mln.) en een bijkomende subsidie voor de Regio Deals (betaling tweede termijn van de derde tranche via specifieke uitkering, 90 mln). Daarnaast zijn er middelen voor duurzame visserij van artikel 11 naar artikel 22 overgeheveld en zijn de bijdragen aan NVWA en RVO.nl van artikel 12 naar een ander artikel verhuisd. De ontvangsten zien op onttrekkingen uit begrotingsreserves, landinrichtingsrente, en verkoop van gronden. De verhoogde ontvangsten in 2021 zijn hoofdzakelijk te wijten aan een onttrekking uit begrotingsreserve Stikstof.

Artikel 23 Kennis en innovatie

Met ingang van begrotingsjaar 2021 kent de LNV-begroting een nieuwe artikelstructuur. De middelen op artikel 23 zijn afkomstig van artikel 11. De uitgaven op artikel 23 zien op het kennis- en innovatiebeleid. Grote geraamde uitgaven op dit artikel zijn onder andere de subsidies voor het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid en voor beleidsondersteunend onderzoek. De ontvangsten hebben ook betrekking op het kennisen innovatiebeleid. De hoogte van de geraamde ontvangsten blijft ongewijzigd.

Artikel 24 Uitvoering en toezicht

Met ingang van begrotingsjaar 2021 kent de LNV-begroting een nieuwe artikelstructuur. De middelen op artikel 24 zijn afkomstig van artikel 11 en 12 en betreffen de geraamde uitgaven van LNV voor de agentschappen NVWA en RVO.nl. Ten opzichte van 2020 is de bijdrage aan RVO.nl verhoogd.

Artikel 50 Appararaat

De uitgaven voor artikel 50 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven van het Ministerie van LNV. De stijging van de uitgaven in 2021 ten opzichte van 2020 heeft te maken met de oprichting van het programma DG stikstof en verhoogde materiele uitgaven aan SSO's.

Artikel 51 Nog onverdeeld

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 51 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegevoegd op dit artikel geplaatst. De hogere uitgaven op dit artikel voor 2020 en 2021 komen voornamelijk door de gereserveerde middelen voor de Regio Deals en voor de implementatie van de nieuwe GLB-periode.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

61.820,2

52.493,4

47.929,3

47.862,2

48.350,9

49.114,7

totaal niet-belastingontvangsten

1.830,3

1.837,1

1.865,3

1.985,6

2.059,4

2.075,8

1 Arbeidsmarkt

           

Uitgaven

15.377,5

5.875,1

1.313,2

1.089,6

1.095,9

876,0

Ontvangsten

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

9,7

25,0

25,1

25,2

25,2

25,2

Uitgaven

10.834,5

8.148,6

8.216,8

8.155,8

8.094,6

8.053,9

Ontvangsten

20,5

4,4

12,9

120,8

182,4

185,3

3 Arbeidsongeschiktheid

           

Uitgaven

3,7

10,7

10,7

4,8

0,8

0,8

4 Jonggehandicapten

           

Uitgaven

3.433,7

3.484,3

3.484,9

3.501,4

3.521,1

3.568,7

Ontvangsten

22,3

         

5 Werkloosheid

           

Uitgaven

133,3

142,4

133,3

168,8

200,4

212,6

Ontvangsten

1,3

         

6 Ziekte en zwangerschap

           

Uitgaven

10,8

12,6

11,2

9,4

8,8

8,6

7 Kinderopvang

           

Uitgaven

3.898,1

3.550,0

3.538,8

3.537,3

3.572,2

3.632,2

Ontvangsten

1.523,3

1.546,3

1.556,5

1.569,9

1.585,6

1.601,1

8 Oudedagsvoorziening

           

Uitgaven

25,6

26,2

27,4

28,5

29,9

31,4

9 Nabestaanden

           

Uitgaven

1,3

1,4

1,4

1,4

1,5

1,5

10 Tegemoetkoming ouders

           

Uitgaven

6.594,9

6.521,8

6.462,9

6.404,4

6.379,1

6.339,0

Ontvangsten

193,5

201,7

209,8

210,5

208,0

206,2

11 Uitvoeringskosten

           

Uitgaven

607,0

655,9

572,4

537,1

545,0

541,5

Ontvangsten

0,2

         

12 Rijksbijdragen

           

Uitgaven

20.159,5

22.756,0

23.390,9

23.699,1

24.171,8

25.132,3

Ontvangsten

0,1

         

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

           

Uitgaven

216,6

237,2

252,2

238,5

227,4

220,5

Ontvangsten

1,8

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

96 Apparaat

           

Uitgaven

416,9

404,0

405,3

397,2

399,2

397,7

Ontvangsten

57,8

58,8

60,0

58,2

57,1

57,1

98 Algemeen

           

Uitgaven

Ontvangsten

28,9

27,4

27,8

26,9

31,9

27,5

99 Nog te verdelen

           

Uitgaven

77,7

639,9

80,2

62,0

71,5

70,5

1 Arbeidsmarkt

In 2021 en 2022 zijn de uitgaven hoog door de subsidieregeling NOW. Daarnaast is vanaf 2021 tot en met 2024 jaarlijks 250 miljoen beschikbaar voor de regeling Duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden.

2    Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De hogere uitgaven in 2020 worden met name veroorzaakt door de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Daarnaast stijgt de reeks van het macrobudget Participatiewetuitkeringen tot en met 2022, met name als gevolg van de coronacrisis, en loopt het vervolgens langzaam af. Dit budget heeft betrekking op de bijstand, loonkostensubsidie, Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandige ondernemers (Bbz). Los van de gevolgen van conjunctuur loopt het macrobudget jaarlijks op als gevolg van enkele beleidswijzigingen. Onder andere door invoering van de Participatiewet, de verhoging van de AOW-leeftijd en de WW-duurverkorting. Vanaf 2023 stijgen de ontvangsten op artikel 2 doordat vanaf dat jaar de terugbetalingen van Tozo-kapitaalver-strekkingen binnenkomen.

3    Arbeidsongeschiktheid

De Ongevallenverzekering Caribisch Nederland kent een vrijwel vlak verloop. De op- en afloop die zichtbaar is komt voort uit middelen die beschikbaar worden gesteld voor de RA-maatregel scholingsexperiment WGA voor de inkoop van leer- werktrajecten.

4    Jonggehandicapten

De uitkeringslasten van de Wajong stijgen meerjarig. In 2021 is een stijging te zien door een verhoogde instroom in de Wajong 2015 als gevolg van het schrappen van het volgen van een studie als uitsluitingsgrond in september 2020. Meerjarig komt de stijging doordat de gemiddelde uitkeringshoogte toeneemt. Dit komt door de harmonisatie van de inkomensre-gelingen, omdat nieuwe instroom duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft en daarom een volledige uitkering zal ontvangen; en omdat de personen die uitstromen voor een deel een gedeeltelijke uitkering hebben, omdat zij wel over arbeidsvermogen beschikken.

5    Werkloosheid

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) bepaalt voor het grootste deel de ontwikkeling van de uitgaven op het artikel Werkloosheid. Het CPB verwacht de komende jaren een forse stijging van de werkloosheid. Een deel van de oudere werklozen stroomt na het einde van hun WW-uitkering de IOW in. Hierdoor stijgen de IOW-uitkeringslasten fors de komende jaren. Gezien de vertraagde doorwerking van de WW op de IOW treedt dit effect pas op vanaf 2022. Daarnaast groeien de IOW-uitkerings-lasten de komende jaren doordat ouderen steeds langer IOW kunnen ontvangen vanwege de oplopende pensioenleeftijd. De stijging van de uitgaven in 2021 is vooral het gevolg van extra Scholingsbudget WW, hetgeen onderdeel is van het door het kabinet aangekondigde Steun en herstelpakket.

6    Ziekte en zwangerschap

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 6 blijven over de jaren gezien vrij constant.

7    Kinderopvang

De grootste post op dit artikel betreft de uitgaven Kinderopvangtoeslag.

De uitgaven zijn in 2021 lager dan in 2020. Dit hangt grotendeels samen met incidenteel hogere uitgaven in 2020 als gevolg van de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang, die als gevolg van de coronacrisis is ingesteld. Daarnaast leidt de afname van het gebruik van kinderopvang in 2021 als gevolg van de coronacrisis tot lagere uitgaven.

De verwachting is dat de conjunctuur zich in latere jaren geleidelijk herstelt. Hoewel het gebruik van kinderopvang hierdoor toeneemt, blijven de uitgaven in 2022 en 2023 vrij stabiel. Dit hangt vooral samen met de introductie van het betaald ouderschapsverlof in 2022, dat een licht neerwaarts effect op het gebruik van kinderopvang heeft. In de laatste jaren nemen gebruik en uitgaven door het genoemde herstel van de conjunctuur gestaag toe.

8    Oudedagsvoorziening

De uitgaven aan de Overbruggingsregeling AOW (OBR) nemen de komende jaren af, omdat dit een aflopende regeling is. Daarnaast nemen de uitgaven aan de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland) de komende jaren toe als gevolg van demografische ontwikkelingen. Per saldo nemen de uitgaven toe.

9    Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 9 betreffen de uitgaven aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) voor Caribisch Nederland. Als gevolg van demografische ontwikkelingen nemen de uitkeringslasten van de AWW-uitkeringen licht toe.

10    Tegemoetkoming ouders

De grootste posten zijn de kinderbijslag (AKW) en het kindgebonden budget (WKB). De trend in de horizontale ontwikkeling hangt vooral samen met de WKB. In 2020 en 2021 spelen enkele beleidsmatige effecten. Allereerst zijn de uitgaven WKB in 2020 ruim 300 miljoen hoger dan in latere jaren door de incidentele uitgaven in het kader van de herstelactie. Vanaf 2021 wordt daarnaast de WKB geïntensiveerd met 150 miljoen door het kindbedrag vanaf het 3e kind te verhogen. Als voor deze beleidsmatige effecten wordt gecorrigeerd dan zijn de uitgaven WKB in 2021 hoger dan in 2020. Dit komt door de slechtere inkomenspositie van huishoudens als gevolg van de coronacrisis. In de jaren daarna herstelt de economie, wat leidt tot een daling van de uitgaven WKB. De ontvangsten in een bepaald jaar zijn gebaseerd op de definitieve afrekeningen WKB over eerdere jaren. In lijn met de stijging van de uitgaven nemen de ontvangsten hierdoor met enige vertraging toe.

11    Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten volgen de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat stijgingen en dalingen in volumes bij onder andere de AKW, Wajong en IOW doorwerken in de uitvoeringskosten van SVB en UWV.

12    Rijksbijdragen

Op het artikel rijksbijdragen staan verschillende bijdragen van het rijk aan sociale fondsen. De oploop in de uitgaven komt vooral door de rijksbijdrage ter dekking van het vermogenstekort van het ouderdomsfonds. Deze rijksbijdrage vult het jaarlijkse tekort in het ouderdomsfonds aan. Dat tekort, en daarmee ook de rijksbijdrage, loopt op doordat de uitgaven van het fonds (Aow-uitkeringen) meer stijgen dan de inkomsten van het fonds (voornamelijk Aow-premies en de bijdrage in de kosten van heffingskortingen). In 2020 en 2021 wordt dat effect nog versterkt door de economische gevolgen van de coronacrisis, die zorgen voor lagere premie-inkomsten.

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

De uitgaven op dit beleidsartikel stijgen de komende twee jaar als gevolg van de invoering Wet inburgering 2021. Daardoor krijgen we te maken met implementatiekosten voor het nieuwe inburgeringstelsel. Daarnaast zijn er ook uitgaven gemoeid met de afbouw van het oude stelsel. Vanaf 2023 nemen de uitgaven weer af. De implementatie van het nieuwe beleid heeft dan vorm gekregen, terwijl uitgaven afnemen door bijvoorbeeld een in 2013 ingevoerde verscherping van de Remigratiewet.

96 Apparaat

Aan de stijging van de uitgaven vanwege de opbouw van de Rijksschoon-maakorganisatie (RSO) en de uitbreiding van met name de Inspectie SZW voor het versterken van de handhavingsketen in het licht van het Inspectie Control Framework (ICF) komt in 2022 een eind.

In 2020 zijn er eenmalig extra uitgaven in verband met de invoering van het individueel keuzebudget voor rijksambtenaren en de overgang naar een nieuwe ICT-leverancier voor de opsporingsdienst van de Inspectie SZW.

98    Algemeen

Op dit artikel worden de budgetten verantwoord die niet naar beleidsarti-kelen toe te rekenen zijn. Het betreft onder andere beleidsinformatie, handhaving, uitvoeringskosten Caribisch Nederland (unit SZW) en ICT-systemen voor beleid.

99    Nog te verdelen

Dit bestaat uit onvoorziene en toekomstige uitgaven. Op dit moment betreffen het onder andere middelen voor breed offensief en loondoorbetaling bij ziekte. In 2020 zijn de uitgaven hoog vanwege de reservering voor het flankerend beleid van het steun en herstelpakket.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

26.617,5

25.879,5

26.354,0

27.615,6

29.151,9

30.411,5

totaal niet-belastingontvangsten

173,4

204,7

113,1

113,1

113,1

113,1

1 Volksgezondheid

Uitgaven

2.340,9

2.169,8

1.074,5

1.043,0

1.012,8

961,8

Ontvangsten

23,9

13,9

13,9

13,9

13,9

13,9

2 Curatieve zorg

Uitgaven

4.734,2

3.386,8

3.345,5

3.328,2

3.394,5

3.446,1

Ontvangsten

6,4

95,1

12,6

12,6

12,6

12,6

3 Langdurige zorg en ondersteuning

Uitgaven

10.162,3

11.389,1

13.739,5

14.921,9

16.195,9

17.314,6

Ontvangsten

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

4 Zorgbreed beleid

Uitgaven

2.506,9

2.158,9

1.273,0

1.165,3

1.169,0

1.170,7

Ontvangsten

70,7

68,7

66,7

66,7

66,7

66,7

5 Jeugd

Uitgaven

165,7

117,4

110,7

95,3

95,2

95,1

Ontvangsten

26,1

9,2

2,1

2,1

2,1

2,1

6 Sport en bewegen

Uitgaven

545,5

380,5

381,6

444,3

444,0

443,8

Ontvangsten

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede

Wereldoorlog

Uitgaven

249,8

241,1

212,5

195,5

181,0

167,5

Ontvangsten

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

8 Tegemoetkoming specifieke kosten

Uitgaven

5.408,9

5.625,7

5.845,2

6.055,1

6.291,5

6.444,8

9 Algemeen

Uitgaven

Ontvangsten

83,7

8,8

32,0

26,2

26,0

25,8

25,5

10 Apparaatsuitgaven

Uitgaven

408,5

370,5

345,3

340,8

342,3

341,4

Ontvangsten

28,2

8,6

8,6

8,6

8,6

8,6

11 Nominaal en Onvoorzien

Uitgaven

11,2

7,6

       

Artikel 1 Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 zijn in 2020 en 2021 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor vaccin-ontwikkeling (400 miljoen euro in 2020 en 300 miljoen euro in 2021), uitbreiding van de testcapaciteit (300 miljoen euro in 2020) en middelen voor de GGD's en GGD GHOR (476 miljoen euro in 2020 en 450 miljoen euro in 2021). De uitgaven lopen van 2022 tot 2025 af vanwege de lagere uitgaven aan onderzoeksprogramma's van ZonMw.

Artikel 2 Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 zijn in 2020 aanzienlijk hoger dan in 2021 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor de aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (1,6 miljard euro). De ontvangsten die hiermee samenhangen (85 miljoen euro) zijn hierdoor hoger in 2021. De oploop van de uitgaven in latere jaren is een gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

Dit artikel neemt tussen 2020 en 2025 toe door een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (6,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK, 0,8 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% en de stijgende Wlz-uitgaven. Het verschil tussen de premieopbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze Rijksbijdrage compenseert het Wlz-fonds voor wijzigingen in de ontvangsten die ontstaan door de ontwikkeling van de heffingskortingen.

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 zijn in 2020 en 2021 aanzienlijk hoger dan in 2022 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor de eenmalige bonus aan zorgpersoneel (1,4 miljard euro in 2020 en 720 miljoen euro in 2021). Na 2022 nemen de uitgaven af. Dit is onder andere het gevolg van lagere uitgaven aan subsidies transparantie kwaliteit van zorg.

Artikel 5 Jeugd

De uitgaven op artikel 5 zijn in 2020 hoger dan in 2021 als gevolg van de extra middelen voor de Transitieautoriteit Jeugd (54 miljoen euro). In latere jaren dalen de subsidies voor het jeugdstelsel.

Artikel 6 Sport en bewegen

De uitgaven op artikel 6 zijn in 2020 aanzienlijk hoger dan in 2021 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor ondersteuning van de sportsector (135 miljoen euro). In de jaren 2023-2025 staat nog budget gereserveerd voor de buurtsportcoaches; de storting naar het Gemeentefonds tot en met 2022 heeft reeds plaatsgevonden (62 miljoen euro).

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling.

Artikel 9 Algemeen

Het verschil tussen 2020 en latere jaren ontstaat door de eenmalige bijdrage aan internationaal onderzoek naar een vaccin voor Covid-19 (50 miljoen euro) aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven zijn in 2020 hoger dan de daaropvolgende jaren. Dit hangt samen met incidentele personele en materiële uitgaven, maar ook met de technische verwerking van uitgaven waar niet-belastingontvangsten tegenover staan (zogenaamde desalderingen). Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag,

waardoor de netto uitgaven dus niet stijgen. In de begroting worden dergelijke ontvangsten en daarmee corresponderende uitgaven niet structureel geraamd.

Artikel 11 Nominaal en Onvoorzien

Het verloop op dit artikel wordt verklaard door nog niet uitgekeerde loon-en prijsbijstelling.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

De begroting van BHOS kent geen uitgaven die niet onder de HGIS vallen. Omdat bij Voorjaarsnota 2020 alle resterende niet-HGIS ontvangsten op de BHOS begroting ook onder de HGIS zijn gebracht, bestaat de volledige BHOS-begroting nu uit HGIS-middelen. Daarom is er naast de Horizontale Toelichting bij de HGIS geen separate Horizontale Toelichting van de begroting van BHOS opgenomen.

Nationaal Groeifonds

 

XIX NATIONAAL GROEIFONDS

         

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet- belastingontvangsten

1

Kennisontwikkeling

1.000,0

2.000,0

3.000,0

4.000,0

4.000,0

Uitgaven

2 Research & development (R&D) en innovatie

331,8

664,8

998,1

1.331,4

1.331,4

Uitgaven

3

Infrastructuur

331,8

664,8

998,1

1.331,4

1.331,4

Uitgaven

11 Apparaat

Nationaal

Groeifonds

331,8

664,8

998,1

1.331,4

1.331,4

Uitgaven

4,5

5,7

5,7

5,7

5,7

Artikelen 1 t/m 3

In de Miljoenennota is het Nationaal Groeifonds aangekondigd om het verdienvermogen van Nederland duurzaam te vergroten. Hiervoor wordt in de begroting uitgegaan van 20 miljard euro verplichtingenruimte verspreid over vijf jaar en voorlopig 1 miljard euro aan kasuitgaven oplopend naar 4 miljard euro in 2024. De beschikbare middelen voor 2021 en verder voor het Nationaal Groeifonds zijn in gelijke delen verdeeld over de drie beleids-artikelen van het fonds: 1) Kennisontwikkeling; 2) Research & Development (R&D) en innovatie; 3) Infrastructuur. Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie kunnen de kasbedragen en de verdeling van de middelen over de beleidsartikelen anders uitvallen.

Artikel 11

Dit betreft de uitgaven ten behoeve van de ondersteuning van de commissie in de beoordeling en selectie van projecten en de uitgaven ten behoeve van de ondersteunende processen in het kader van het fondsbeheer van het Nationaal Groeifonds. De nadere onderverdeling van deze uitgaven naar personele en materiële uitgaven zal in de eerste suppletoire begroting 2021 worden verwerkt op basis van de dan bestaande inzichten.

Sociale Verzekeringen

SOCIALE VERZEKERINGEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

62.472,0

66.590,4

68.388,8

69.585,6

70.968,7

73.175,5

totaal niet-belastingontvangsten

1 Arbeidsmarkt

260,0

309,4

321,4

328,7

335,0

342,0

Uitgaven

3 Arbeidsongeschiktheid

788,7

469,9

253,3

257,0

257,0

257,0

Uitgaven

5 Werkloosheid

10.558,2

10.746,3

11.042,1

11.428,7

11.822,5

12.211,8

Uitgaven

4.529,3

6.540,5

6.975,8

6.500,1

6.045,9

5.784,0

Ontvangsten

6 Ziekte en zwangerschap

260,0

309,4

321,4

328,7

335,0

342,0

Uitgaven

8 Oudedagsvoorziening

3.170,2

3.378,7

3.600,3

3.948,9

4.062,1

4.172,0

Uitgaven

9 Nabestaanden

41.281,5

43.157,0

44.152,4

45.080,2

46.373,2

48.304,1

Uitgaven

11 Uitvoeringskosten

339,2

317,8

307,4

302,7

300,3

295,6

Uitgaven

1.805,0

1.980,2

2.057,4

2.068,1

2.107,7

2.151,1

1 Arbeidsmarkt

In 2021 wordt nog een gedeelte van de compensatie van de transitiever-goeding voor de periode 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2020 uitbetaald. Daarom zijn de uitgaven in 2021 hoger dan vanaf 2022 het geval is.

3 Arbeidsongeschiktheid

De WAO en WAZ zijn aflopende regelingen, de WIA groeit in. De totale uitgaven aan arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA/WAZ) laten in de periode 2020-2025 een stijging zien. De voornaamste oorzaak van de stijging is de geraamde loon- en prijsbijstelling (nominaal). Daarnaast zorgt de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd en een hogere arbeidsparticipatie voor een stijging van de uitgaven.

5    Werkloosheid

Het CPB verwacht een forse stijging van de werkloosheid voor de komende jaren. Dit komt tot uiting in een stijging van het WW-volume. De WW-uitke-ringslasten ontwikkelen zich in lijn met deze volumeontwikkeling. Ook de ontvangsten stijgen de komende jaren hierdoor. Na 2022 lopen de WW-uitgaven weer geleidelijk terug als gevolg van de herstellende werkloosheid. Daarnaast zorgt de nominale ontwikkeling voor een stijging in zowel de uitgaven als de ontvangsten.

6    Ziekte en zwangerschap

De grootste verklaring voor de stijging van de uitgaven is het aanvullend geboorteverlof dat vanaf 1 juli 2020 van kracht is gegaan en de introductie van het betaald ouderschapsverlof in augustus 2022. Hierdoor stijgen de uitgaven in 2021 en 2022. De doelgroepen banenafspraak en beschut werk (Participatiewet) zullen de komende jaren verder ingroeien in de populatie van de no-riskpolis, waardoor de ZW-uitgaven zullen toenemen. Daarnaast zorgt de nominale ontwikkeling voor een stijging in de uitgaven.

8    Oudedagsvoorziening

De stijgende levensverwachting en de vergrijzing leiden de komende jaren tot een toename van het aantal AOW-gerechtigden en daarmee tot een stijging van de verwachte uitgaven aan de AOW. Daarnaast wordt de AOW jaarlijks geïndexeerd. De stijging van de AOW-leeftijd in de jaren 2022-2024 heeft een dempend effect op de toename van de uitkeringslasten. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. De uitgaven nemen hierdoor in 2025 sneller toe dan in eerdere jaren.

9    Nabestaanden

De uitkeringslasten van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) nemen de komende jaren naar verwachting af, omdat het aantal nabestaanden dat een recht heeft op een Anw-uitkering afneemt. Dit komt doordat een groot deel van de nabestaanden die sinds 1996 een uitkering ontvangen op basis van de rechtsvoorganger van de Anw, de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW), de komende jaren de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

11 Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten nemen toe als gevolg van ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat de stijgingen en dalingen van onder andere de WW, ZW, WGA, Anw en AOW doorwerken in de uitvoeringskosten.

Premiegefinancierd Budgettair Plafond Zorg

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR PLAFOND ZORG

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

76.170,5

78.512,4

82.416,4

85.451,0

88.712,8

92.295,3

totaal niet-belastingontvangsten

5.121,1

5.282,3

5.357,1

5.497,7

5.645,4

5.836,7

11 Zorgverzekeringswet

           

Uitgaven

50.554,1

50.895,5

53.314,5

55.016,7

56.975,4

59.085,9

Ontvangsten

3.189,7

3.227,2

3.268,9

3.373,1

3.480,5

3.625,4

12 Wet langdurige zorg

           

Uitgaven

25.616,4

27.616,9

29.101,8

30.434,3

31.737,4

33.209,4

Ontvangsten

1.931,4

2.055,1

2.088,2

2.124,6

2.164,9

2.211,3

Artikel 11 Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangeter-mijnraming 2018-2021 van het CPB. De groei na 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB en wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met kwaliteitsverbeteringen en epidemiologie. De groei is beperkt tot en met 2022 doordat VWS hoofdlijnenakkoorden heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren en doordat VWS verschillende maatregelen neemt op het gebied van genees- en hulpmiddelen.

Artikel 12 Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2018-2021 van het CPB. De groei na 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB en wordt bepaald door de loon-en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling en epidemiologie. Vanaf 2018 zijn de uitgaven voor de volledige implementatie van het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg in de Wlz-standen verwerkt. Hierbij is sprake van een ingroeipad om aan de personeelsnorm van het Kwaliteitskader te kunnen voldoen.

De structurele meerkosten van het Kwaliteitskader komen uit op 2,1 miljard euro in 2027.

Gemeentefonds

B GEMEENTEFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

1 Gemeentefonds

33.444,0

32.819,0

32.418,8

31.864,1

31.672,4

31.465,8

Uitgaven

33.444,0

32.819,0

32.418,8

31.864,1

31.672,4

31.465,8

Artikel 1 Gemeentefonds

Het verschil tussen 2020 en 2021 wordt grotendeels verklaard door het compensatiepakket coronacrisis als ontvangen door gemeenten in 2020. De aflopende reeks richting 2025 volgt uit de maatregel lagere apparaatskosten gemeenten en door diverse decentralisatie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn en aflopen.

Provinciefonds

C PROVINCIEFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

1 Provinciefonds

2.608,3

2.483,4

2.432,5

2.422,5

2.412,3

2.401,7

Uitgaven

2.608,3

2.483,4

2.432,5

2.422,5

2.412,3

2.401,7

Artikel 1 Provinciefonds

De aflopende reeks wordt grotendeels verklaard door diverse decentrali-satie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn en aflopen. Een deel van de aflopende reeks wordt verklaard door de maatregel minder provincies die uiteindelijk niet is doorgevoerd, maar waarvan de bijbehorende korting op het provinciefonds is gehandhaafd.

Infrastructuurfonds

A INFRASTRUCTUURFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

6.236,9

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

totaal niet-belastingontvangsten

6.188,3

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

12 Hoofdwegennet

           

Uitgaven

2.595,3

2.879,3

2.761,8

3.534,7

3.501,1

3.269,9

Ontvangsten

114,0

137,4

40,0

31,9

98,9

56,0

13 Spoorwegen

           

Uitgaven

1.942,5

9.072,0

2.069,5

2.290,0

1.940,9

1.770,3

Ontvangsten

248,1

198,5

208,5

213,3

216,4

329,1

14 Regionaal, lokale infra

           

Uitgaven

103,8

84,1

90,0

33,2

34,4

41,0

Ontvangsten

0,0

         

15 Hoofdvaarwegennet

           

Uitgaven

1.047,8

1.315,5

1.145,7

1.046,4

1.025,3

1.011,3

Ontvangsten

141,4

90,9

23,9

2,4

9,1

3,7

17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

           

Uitgaven

382,6

218,8

548,6

680,1

675,3

783,7

Ontvangsten

60,9

64,7

71,2

57,5

174,9

83,4

18 Overige uitgaven en ontvangsten

           

Uitgaven

5,6

         

Ontvangsten

25,9

         

19 Ontvangsten

           

Ontvangsten

5.597,9

13.312,9

6.370,8

7.371,7

6.729,1

6.637,7

20 Verkenningen, reserveringen en

           

investeringsruimte

Uitgaven

159,2

234,7

98,6

110,0

81,6

233,8

Ontvangsten

     

17,5

30,0

 

Artikel 12 Hoofdwegennet

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor aanleg, beheer, vervanging en onderhoud van het Hoofdwegennet. De fluctuaties hangen samen met de planning van de uitgaven van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen) in de komende jaren en de middelen die beschikbaar zijn gesteld. De hogere uitgaven worden onder andere verklaard door extra werkzaamheden rondom instandhouding, een toegenomen productieopgave bij RWS, het Meerjarenprogramma Geluids-sanering HWN en aanlegprojecten waaronder de A4 Haaglanden en de N65 Vught-Haaren.

Artikel 13 Spoorwegen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor de aanleg en beheer, vervanging en onderhoud van spoorwegen. De fluctuaties zijn het gevolg van de variatie in het kasritme bij projecten en het aanpassen van de budgetten aan de beschikbare capaciteit voor spoorwerkzaamheden. De piek in 2021 is het gevolg van de omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), wat tot incidentele uitgaven leidt voor de afrekening van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. De hogere bedragen in 2022 en met name 2023 zijn het gevolg van investeringen in beheer en onderhoud bij ProRail die naar voren zijn gehaald om een stimulans te geven aan de economische groei. De hogere ontvangsten in 2025 worden verklaard door een eenmalig hogere HSL-heffing.

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

De uitgaven op dit artikel hangen samen met grote projecten die regionale overheden aanleggen. De fluctuatie van de budgetten is groot door de planning en omvang van de regionale projecten die uitvoering vinden in de jaren 2020, 2021 en 2022. Hiervoor geldt dat in 2020 en 2021 het zwaartepunt ligt bij de projecten Rotterdamsebaan en de tram naar de Uithof in Utrecht. Voor 2022 betreft dit ook de uitgaven aan de RSP Zuider-zeelijn.

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor aanleg, beheer, vervanging en onderhoud van het Hoofdvaarwegennet. De hogere uitgaven in 2021 en 2022 worden onder andere verklaard door extra werkzaamheden rondom instandhouding en een toegenomen productieopgave bij RWS.

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Onder dit artikel vallen de megaprojecten Hogesnelheidslijn-Zuid, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, ERTMS, Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. De hogere uitgaven in de jaren vanaf 2022 hangen sterk samen met de uitvoering van de verkenning en planuitwerking van European Rail Traffic Management System (ERTMS) en de planuitwerking van het programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS).

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

De ontvangsten op dit artikel hangen samen met het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat dat conform de Regeling agentschappen wordt afgeroomd. Het wordt hiermee toegevoegd aan het Infrastructuurfonds.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Dit artikel betreft de voeding van het Infrastructuurfonds vanuit de begroting van IenW (XII).

Artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte Op dit artikel staan de planflexibele middelen van het Infrastructuurfonds. Dit artikel is geïntroduceerd bij Ontwerpbegroting 2019. De middelen bestaan uit de vrije investeringsruimte afkomstig van artikel 12, 13 en 15 en reserveringen voor gebiedsprogramma's en middelen voor beheer en onderhoud infrastructuur BES vanuit het Regeerakkoord Rutte III. Ook vallen de brede verkenningen nieuwe stijl onder dit artikel. Kenmerkend aan deze verkenningen is dat ze - indien mogelijk - modaliteitsneutraal zijn en dat een niet-infrastructurele oplossing wordt meegenomen. Ook geldt hierbij dat ze niet automatisch doorgaan naar de planuitwerking maar dat een expliciete afweging (tussen verkenningen) plaatsvindt. Met name de reserveringen voor de verkenningen A2 Den Bosch-Deil en A15 Papendrecht-Gorinchem zorgen voor een piek in de uitgaven in 2025.

Diergezondheidsfonds

F DIERGEZONDHEIDSFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

72,2

34,3

34,3

34,3

34,3

34,3

totaal niet-belastingontvangsten

104,7

34,0

34,3

34,3

34,3

34,3

1 Bewaking en bestrijding van dierziekten

           

Uitgaven

72,2

34,3

34,3

34,3

34,3

34,3

Ontvangsten

104,7

34,0

34,3

34,3

34,3

34,3

Artikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten

De geraamde uitgaven worden pro forma meerjarig doorgetrokken naar 2022 en latere jaren. Voorheen werden bij de begroting de ontvangsten volledig gelijkgesteld aan de uitgaven. In deze begroting is er voor gekozen om voor de ontvangsten 2020 en 2021 een prognose van verwachte ontvangsten op te nemen. Zo wordt een reëler beeld van de verwachte ontwikkeling van het fondssaldo gepresenteerd. De raming wordt jaarlijks herijkt.

Accres Gemeentefonds

 

ACCRES GEMEENTEFONDS

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

 

209,5

1.370,2

2.267,6

3.173,8

4.239,6

totaal niet-belastingontvangsten

           

1 Accres gemeentefonds

           

Uitgaven

   

1.036,3

1.837,6

2.643,7

3.594,1

2 Reservering BCF

           

Uitgaven

 

209,5

333,9

430,0

530,1

645,5

Artikel 1 Accres gemeentefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening over 2019 dit voorjaar plaatsgevonden. De accressen voor de jaren 2020 e.v. zijn bij en Voorjaarsnota aangepast aan de uitkomsten van de normerings-systematiek en conform bestuurlijke afspraken vastgezet gedurende de resterende kabinetsperiode. De accressen voor 2020 en 2021 zijn overgeboekt naar het gemeentefonds.

Artikel 2 Reservering Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

 

31,5

138,3

221,0

304,9

403,5

totaal niet-belastingontvangsten

           

1 Accres provinciefonds

           

Uitgaven

   

89,9

159,5

229,7

312,5

2 Reservering BCF

           

Uitgaven

 

31,5

48,5

61,6

75,2

90,9

Artikel 1 Accres Provinciefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening over 2019 dit voorjaar plaatsgevonden. De accressen voor de jaren 2020 e.v. zijn bij en Voorjaarsnota aangepast aan de uitkomsten van de normerings-systematiek en conform bestuurlijke afspraken vastgezet gedurende de resterende kabinetsperiode. De accressen voor 2020 en 2021 zijn overgeboekt naar het provinciefonds.

Artikel 2 Reservering Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

H BES-FONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

1 BES-fonds

55,0

47,4

35,4

35,4

35,4

35,4

Uitgaven

55,0

47,4

35,4

35,4

35,4

35,4

Artikel 1 BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. In 2020 en 2021 liggen de uitgaven hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Daarnaast is in 2020 2,3 miljoen euro toegevoegd om de coronagevolgen te mitigeren.

Deltafonds

J DELTAFONDS

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

1.068,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

totaal niet-belastingontvangsten

1.024,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

1 Investeren in waterveiligheid

           

Uitgaven

439,3

519,2

551,8

637,4

571,3

645,1

Ontvangsten

2 Investeren in zoetwatervoorziening

187,5

164,9

154,5

152,9

150,8

142,5

Uitgaven

28,1

19,3

28,1

13,1

6,4

5,9

Ontvangsten

1,5

         

3 Beheer, Onderhoud en vervanging

           

Uitgaven

150,4

154,5

145,7

168,0

195,1

253,2

4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

           

Uitgaven

20,6

42,7

42,6

227,9

60,9

58,7

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

           

Uitgaven

Ontvangsten

351,1

352,2

371,3

368,4

441,6

491,0

6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

           

Ontvangsten

834,4

1.053,7

1.117,3

1.358,6

1.279,0

1.428,1

7 Investeren in Waterkwaliteit

           

Uitgaven

78,7

130,8

132,3

96,8

154,5

116,7

Ontvangsten

0,7

0,1

       

Artikel 11nvesteren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De hogere uitgaven in 2023 en 2025 worden verklaard door een piek in de overige aanlegprojecten waterveiligheid, met name het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De daling in ontvangsten in de periode 2020-2025 is gekoppeld aan de bijdrage van waterschappen in relatie tot het HWBP en het HWBP-2.

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De fluctuaties in de hogere budgetten in 2020, 2021 en 2022 hangen samen met het realisatieprogramma zoetwatervoorziening waar verschillende uitgaven via subsidies, waterschappen en het Provinciefonds onder vallen. De daling van budgetten na 2022 hangt samen met de afloop van het Deltaplan Zoetwater waarbij maatregelen worden genomen in de periode 2015-2021.

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van zowel waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) als de zoetwatervoorziening tonen een hogere stand in 2024 en 2025. Dit wordt met name verklaard door het verloop van de uitgaven aan beheer en onderhoud van het artikelonderdeel waterveiligheid in combinatie met extra werkzaamheden voor instandhouding.

Artikel 4 Experimenteren cf. artikel III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De piek in 2023 valt samen met de verwachte afronding van dit project.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Deltacommissaris geraamd en de investeringsruimte. Ook worden op dit artikel de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris geraamd. Dit zijn uitgaven die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit het Deltafonds zijn toe te wijzen, zoals kosten voor de landelijke taken basisinformatie, ICT en kennisontwikkeling & innovatie. De hogere uitgaven in 2023, 2024 en 2025 worden veroorzaakt door een oploop in de reserveringen.

Artikel 6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van

IenW (XII).

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De pieken in 2021 en 2022 hangen samen met de uitgaven voor de 2e en 3e tranche van de KRW, de piek in 2024 wordt verklaard door samenhangende uitgaven aan de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) en het project Getij Grevelingen.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS

Defensiematerieelbegrotingsfonds K Defensiematerieelbegrotingsfonds

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

 

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

totaal niet-belastingontvangsten

 

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

1 Defensiebreed

Materieel

           

Uitgaven

 

669,2

797,0

491,9

571,5

558,3

Ontvangsten

 

56,1

50,3

85,7

85,7

85,7

2 Maritiem

Materieel

           

Uitgaven

 

631,2

863,3

860,0

1.126,3

1.124,5

Ontvangsten

 

9,6

9,6

9,6

9,6

9,6

3 Land Materieel

           

Uitgaven

 

605,6

643,1

732,0

774,7

713,5

4 Lucht Materieel

           

Uitgaven

 

1.420,2

1.314,0

1.409,7

1.275,1

939,9

Ontvangsten

5 Infrastructuur en

Vastgoed

     

0,1

0,4

0,6

Uitgaven

 

684,9

617,8

611,1

582,1

576,5

Ontvangsten

 

26,6

25,6

27,9

27,9

27,9

6 IT

           

Uitgaven

 

599,2

711,4

669,0

497,8

504,1

Ontvangsten

 

6,7

6,7

6,7

6,7

6,7

7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken

Rijk

           

Ontvangsten

 

4.511,3

4.854,5

4.643,8

4.697,4

4.286,4

Om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbegroting te verbeteren heeft Defensie per 2021 een nieuw begrotingshoofdstuk (hoofdstuk K), het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). De middelen van het investeringsartikel (Artikel 6 op hoofdstuk X) en de instandhou-dingsuitgaven van de overige artikelen zijn naar het Defensiematerieelbe-grotingsfonds verplaatst. Een aantal van onderstaande mutaties hebben betrekking op de omsleuteling van de huidige begroting naar het DMF:

Artikel 1 Defensiebreed Materieel

Het verloop van dit artikel wordt voornamelijk verklaard door de oplevering van de projecten Defensiebrede Vervanging van Operationele Wielvoertuigen, de defensiebrede bewaking en beveiligingssystemen en verder de Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) conventionele munitie. Doordat deze projecten geleverd en betaald worden dalen de uitgaven op dit artikel. De stijgende trend vanaf 2024 wordt onder meer verklaard door het instromen van het project vervanging wissellaadsystemen en de vervanging wielberging.

Artikel 2 Maritiem Materieel

De toename van de uitgaven op dit artikel wordt verklaard door het starten van de realisatiefase van een aantal grote projecten zoals het Combat Support Ship (CSS), de VIS Mail Communication Mechanism (vMCM), de onderzeeboten en de M-fregatten. Met het starten van de realisatiefase starten ook de betalingen voor deze projecten en hierdoor nemen de uitgaven op dit artikel toe.

Artikel 3 Land Materieel

De toename van de uitgaven op dit artikel wordt verklaard door een aantal grote landmachtmaterieelprojecten die naar verwachting vanaf 2023 in de realisatiefase komen. Met het starten van de realisatiefase starten ook de betalingen voor deze projecten.

Artikel 4 Lucht Materieel

De uitgaven bij de luchtmacht dalen geleidelijk wegens de levering en betalingen van een groot deel van de F35 vloot. Ook de uitgaven voor de verwerving en upgrade van de Chinook dalen. Naar verwachting is dit project in 2025 afgerond.

Artikel 5 Infrastructuur en Vastgoed

Het versnellen van de investeringen in achterstallig onderhoud van het vastgoed verklaart de hogere uitgaven in 2021 ten opzichte van latere jaren. Daarnaast zijn de uitgaven vanaf 2020 t/m 2023 hoger als gevolg van een kasschuif van groot materieel naar vastgoed in deze jaren.

Artikel 6 IT

Het uitgavenverloop op dit artikel wordt verklaard door de vervangingsbe-hoefte van ICT gedurende deze jaren. Dit betreft diverse IT projecten waaronder de vervanging van SAP 4 Hana en Foxtrot en verder de structurele uitgaven voor instandhouding onderhoud en licenties. Ook is er voor de jaren 2020-2023 in totaal 280 mln overgeheveld vanuit Grootmate-rieel waardoor de bedragen in deze jaren hoger zijn dan in de latere jaren.

Artikel 7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

Artikel 7 is het ontvangstenartikel waarmee het defensiematerieelbegro- tingsfonds gevoed wordt vanuit de Defensiebegroting.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING

 
 

2020 2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

549,3

1.122,0

1.679,0

2.231,1

2.731,7

1 Rijksbegroting in enge zin

         

Uitgaven

477,7

976,9

1.455,4

1.925,5

2.351,4

2 SZA

         

Uitgaven

3,8

7,8

11,8

16,0

14,1

3 Zorg

         

Uitgaven

1,8

3,8

4,9

6,7

8,5

4 Niet-relevant

         

Uitgaven

65,9

133,5

207,0

282,9

357,8

Op de aanvullende post Prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen te compenseren voor de prijsontwikkeling. Deze compensatie wordt jaarlijks van deze aanvullende post overgeboekt naar de departementale begrotingen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat voor elk jaar een tranche wordt gereserveerd om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

 

ARBEIDSVOORWAARDEN

         
 

2020 2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

1 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng

1.169,8

2.035,8

3.254,1

4.468,0

5.825,4

Uitgaven

2 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ

1.118,4

1.943,1

3.112,0

4.271,3

5.585,0

Uitgaven

3 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z

44,2

79,2

124,0

170,9

206,3

Uitgaven

4 indexering rijksbijdragen

Uitgaven

7,2

13,5

18,1

25,7

34,1

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

 

384,5

540,1

739,9

1.038,7

1.388,1

totaal niet-belastingontvangsten

 

59,6

92,2

90,8

91,4

91,4

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

           

Uitgaven

 

88,4

125,8

163,5

219,7

293,3

3 Arbeidsongeschiktheid

           

Uitgaven

 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

4 Jonggehandicapten

           

Uitgaven

 

49,4

89,5

139,3

198,4

268,4

5 Werkloosheid

           

Uitgaven

 

1,6

3,4

6,6

11,1

15,8

6 Ziekte en zwangerschap

           

Uitgaven

 

0,2

0,3

0,5

0,6

0,8

7 Kinderopvang

           

Uitgaven

 

123,1

125,5

196,1

270,3

355,4

Ontvangsten

 

59,6

91,6

91,7

91,7

91,7

8 Oudedagsvoorziening

           

Uitgaven

 

0,3

0,7

1,0

1,5

1,9

9 Nabestaanden

           

Uitgaven

 

0,0

0,0

0,1

0,1

0,1

10 Tegemoetkoming ouders

           

Uitgaven

 

121,5

194,9

232,8

336,9

452,3

Ontvangsten

   

0,6

  • 0,8
  • 0,3
  • 0,3

Op hoofdstuk 83 Koppeling Uitkeringen staan de ramingen van de uitgaven voor de indexering van de begroting gefinancierde sociale-zekerheidsuit-gaven. De mutaties in uitgaven op de artikelen komen met name tot stand door aanpassingen van de WKA-index (Wet koppeling met afwijkingsmo-gelijkheden), door wijzigingen in prijsontwikkeling en door grondslagef-fecten bij de uitkeringen en programma-uitgaven. Aanpassingen van de WKA-index en prijsontwikkeling vinden plaats op basis van CPB-cijfers.

De uitgaven betreffen jaarlijkse tranches voor de komende vijf jaar, dit verklaart de oploop op de verschillende artikelen.

Algemeen

 

ALGEMEEN

           
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven totaal niet-belastingontvangsten

4 Eindejaarsmarge

Uitgaven

55 Diversen

  • 362,5    1.861,8
  • 1.296,4    - 967,0

1.717,3

  • 5,0

1.057,6

824,3

990,7

Uitgaven

81 RA Openbaar bestuur

858,0    2.544,8

1.391,6

840,1

560,3

636,5

Uitgaven

82 RA Veiligheid

200,0

149,5

150,0

150,0

200,0

Uitgaven

85 RA Milieu

 

24,0

24,0

24,0

24,0

Uitgaven

86 RA Landbouw

Uitgaven

4,0

42,5

33,5

40,5

30,5

87    RA Onderwijs, onderzoek en innovatie

Uitgaven    40,5    96,5

88    RA Zorg Uitgaven

90 RA Overdrachten bedrijven Uitgaven

92 RA Overige uitgaven

Uitgaven    75,9    80,0    114,7    10,0    9,0    3,2

De aanvullende post «Algemeen» (ook wel de aanvullende post genoemd) is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Artikel 4 Eindejaarsmarge

Departementen kunnen onbestede middelen in 2020 met behulp van de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2021. HGIS-middelen kunnen worden doorgeschoven naar de drie opvolgende jaren. Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling op de aanvullende post ingeboekt, onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge.

Artikel 55 Diversen

De stand op artikel 55 wordt hoofdzakelijk gevormd door lopende reserveringen voor de wederopbouw Sint Maarten, de EU-afdrachten en Groningen. Daarnaast staan nog middelen gereserveerd voor het Klimaat-akkoord en de aanpak stikstofproblematiek.

Artikelen 81 t/m 92

Op de artikelen 81 tot en met 92 staan de intensiveringsmiddelen uit het Regeerakkoord gereserveerd die nog niet zijn overgeboekt naar de verschillende begrotingen. Over de nog niet uitgekeerde middelen zal nog besluitvorming plaatsvinden. Op basis van die besluitvorming zullen dan ook de resterende middelen worden overgeheveld naar de verschillende begrotingen. Voor een exacte uitsplitsing van de Regeerakkoordmiddelen zie ook bijlage Regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post.

Consolidatie

CONSOLIDATIE

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

totaal niet-belastingontvangsten

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

1 Nog niet toegerekend

           

Uitgaven

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

Ontvangsten

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het brutoboeken van bijdragen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur & Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal uitgaven

5.394,9

5.114,1

5.313,5

5.259,3

5.319,7

5.437,7

Totaal niet-belastingontvangsten

186,3

164,6

160,0

155,0

152,6

152,1

  • 5. 
    Buitenlandse Zaken
           

Uitgaven

1.650,7

1.579,4

1.534,3

1.521,7

1.555,1

1.556,3

Ontvangsten

113,7

104,3

104,3

104,3

106,8

106,8

Artikel 1: Versterkte internationale rechtsorde

           

Uitgaven

126,9

126,4

122,9

122,9

122,0

121,8

Artikel 2: Veiligheid en stabiliteit

Uitgaven

265,4

284,2

281,8

281,7

280,8

285,9

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

Artikel 3: Effectieve Europese samenwerking Uitgaven

241,6

239,6

191,1

148,1

147,8

122,6

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Artikel 4: Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

           

Uitgaven

89,4

53,8

52,8

52,8

53,3

53,2

Ontvangsten

57,9

71,1

71,1

71,1

73,6

73,6

Artikel 6: Nog onverdeeld

Uitgaven

3,6

4,3

22,0

55,6

90,6

116,7

Artikel 7: Apparaat

Uitgaven

923,8

871,1

863,9

860,7

860,6

856,1

Ontvangsten

54,2

31,8

31,8

31,8

31,8

31,8

  • 6. 
    Justitie en Veiligheid

Uitgaven

34,4

34,7

34,7

34,7

34,3

34,3

  • 7. 
    Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Uitgaven

0,5

0,5

0,6

0,7

0,2

0,2

  • 8. 
    Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Uitgaven

63,3

63,5

63,5

63,5

63,2

63,2

9B. Financiën

           

Uitgaven

192,1

48,7

268,9

315,1

349,2

381,1

Ontvangsten

2,3

2,2

2,0

2,0

1,9

1,7

  • 10. 
    Defensie
           

Uitgaven

195,7

225,9

225,9

211,7

210,2

210,2

Ontvangsten

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

  • 12. 
    Infrastructuur en Waterstaat
           

Uitgaven

36,9

29,8

21,3

21,1

21,0

21,0

  • 13. 
    Economische Zaken en Klimaat
           

Uitgaven

29,4

27,2

27,2

26,7

26,7

26,7

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-

-2021,

35 570, nr. 2

 

239

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Ontvangsten

0,1

         
  • 14. 
    Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Uitgaven

35,1

32,4

32,4

32,4

32,4

32,4

  • 15. 
    Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Uitgaven

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

  • 16. 
    Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Uitgaven

14,9

7,3

5,4

5,1

5,1

5,1

  • 17. 
    Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Uitgaven

3.141,3

3.064,1

3.045,8

3.026,1

3.021,7

3.106,6

Ontvangsten

68,8

56,7

52,2

47,3

42,5

42,1

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen

           

Uitgaven

531,8

513,4

502,5

499,6

482,6

495,0

Ontvangsten

6,4

6,3

6,3

6,3

6,3

6,3

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

           

Uitgaven

725,8

735,3

734,3

729,5

732,0

753,9

Artikel 3: Sociale vooruitgang

Uitgaven

728,3

744,7

748,0

743,0

745,6

768,0

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

Uitgaven

795,9

748,6

747,2

742,2

744,8

767,3

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

Uitgaven

359,6

322,2

313,9

311,7

316,7

322,4

Ontvangsten

62,4

50,4

46,0

41,0

36,2

35,9

  • 86. 
    Algemeen

Uitgaven

0,0

0,0

53,0

0,0

0,0

0,0

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een budgettaire overzichtsconstructie, waarin de uitgaven aan internationale samenwerking van de verschillende departementen worden gebundeld. Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen.

Het merendeel van de HGIS-uitgaven wordt verantwoord via de begroting van Buitenlandse Zaken en de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom wordt het verloop van de HGIS-uitgaven van deze twee begrotingen voor de relevante artikelen toegelicht. Voor de overige begrotingen wordt de toelichting per departement gepresenteerd.

  • 5. 
    Buitenlandse Zaken

Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde

De hogere uitgaven in 2020 worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de toevoeging van de eindejaarsmarge 2019.

Artikel 2 Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling verantwoord. Het lagere bedrag in 2020 is het gevolg van een aantal mutaties zoals verschuiving van middelen naar beleidsartikel 4.4 ter financiering van COVID-19 maatregelen, de overheveling van budget voor de inzet van beveiliging hoog-risicoposten naar Defensie en het overhevelen van budget voor investeringen in veiligheid voor hoog-risicoposten naar het apparaatsartikel (artikel 7).

Artikel 3 Effectieve Europese Samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU. Met ingang van het MFK 2021-2027 worden nieuwe programma's uit het Europees Ontwikkelingsfonds onder het MFK gebracht, waarmee op termijn de aparte bijdrage aan het EOF zal komen te vervallen. Een deel van de bijdrage wordt de komende jaren nog wel overgedragen aan het EOF i.v.m. reeds aangegane verplichtingen. Dit aandeel wordt echter steeds kleiner, wat de aflopende reeks verklaart.

Artikel 4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten aan Nederlands, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders verantwoord. De hogere uitgaven in 2020 komen enerzijds doordat de in 2019 niet bestede middelen voor het loket buitenland en uitgaven voor consulaire ICT systemen in 2020 worden uitgegeven. Anderzijds is extra budget ingezet voor bijzondere bijstand buitenland om Nederlanders, die als gevolg van COVID-19 vastzaten in het buitenland, te repatriëren. De lagere ontvangsten op dit artikel hebben vooral te maken met de afname van visum-aanvragen in verband met de Covid-19 pandemie.

Artikel 6 Nog onverdeeld

Het budget op dit artikel loopt vanaf 2022 op. De budgettaire ruimte betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. Ook worden prijscorrecties voor het non-ODA deel van de HGIS op dit artikel verwerkt.

Artikel 7 Apparaat

Zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit artikel zijn in 2020 incidenteel hoger door een desaldering. Deze wordt veroorzaakt door de verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet voor de modernisering en rationalisering van de vastgoedportefeuille.

  • 6. 
    Veiligheid en Justitie

De uitgaven in het kader van HGIS hebben bij JenV voornamelijk betrekking op de Nederlandse bijdragen aan Eurojust en Europol (23 miljoen euro) en de bijdrage van de Politie aan vredesmissies (9 miljoen euro)

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De HGIS-middelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffen enkele attachés. Voor de jaren 2020-2023 zijn middelen met betrekking tot de China-strategie toegevoegd aan de begroting van BZK.

  • 8. 
    Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De HGIS middelen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffen bijdragen aan internationale onderwijsinstellingen. De ophoging wordt verklaard door het toekennen van lpo 2020 en de daling doordat de onderwijsattache in China tijdelijk is.

9B. Financiën

De contributiebijdragen aan de Wereldbank staan op de Financiënbe-groting. Het betaalritme van deze bijdragen verklaart grotendeels de schommelingen in de uitgaven. Daarnaast heeft ter optimalisatie van het kasritme van de Staat een kasschuif plaatsgevonden van 2021 naar 2020.

  • 10. 
    Defensie

De lagere uitgaven in 2020 worden veroorzaakt doordat de niet bestede BIV-middelen in 2020 worden ingezet buiten de HGIS voor o.a. de compensatie van de marinierskazerne Vlissingen (25 miljoen euro).

  • 12. 
    Infrastructuur en Waterstaat

De afloop die zichtbaar is in de HGIS-uitgaven van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hangt samen met de aflopende uitgaven voor het programma HGIS Partners voor Water en het internationale samenwerkingsprogramma met de Unie van waterschappen onder de titel 'Blue deal'.

  • 13. 
    Economische Zaken

EZK draagt met betrekking tot HGIS vanuit de artikelen 1,2 en 4 bij aan opdrachten, (inter-)nationale organisaties en aan RVO. Het licht dalende verloop van de begrote middelen komt met name door een begrote afname in de bijdrage aan RVO.nl. Deze bijdrage neemt af van 21,8 miljoen euro in 2020 naar 19,5 miljoen euro in 2025.

  • 14. 
    Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De HGIS-uitgaven van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven aan attachés en bijdragen aan internationale organisaties.

  • 15. 
    Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De HGIS-middelen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffen enkele attachés en een bijdrage aan het Administratief Centrum voor de Sociale Zekerheid voor de Rijnvarenden (CASS).

  • 16. 
    Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De HGIS-middelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffen onder meer de uitgaven ten behoeve van attachées. Daarnaast ontvangt het College ter beoordeling van geneesmiddelen (aCBG) budget ter compensatie voor het wegvallen van de capaciteit en expertise van de Britse geneesmiddelenautoriteit in de beoordeling van nieuwe geneesmiddelen en voor het investeren in kennisdeling, opleiding en begeleiding binnen Europa op het dit gebied (2 miljoen euro in de jaren 2020 en 2021). Tenslotte is in 2019 een meerjarig partnerschap- programma met de WHO gestart. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van in totaal 4 miljoen euro beschikbaar.

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking:

De begroting van BHOS kent geen uitgaven die niet onder de HGIS vallen. Omdat bij Voorjaarsnota 2020 alle resterende niet-HGIS ontvangsten op de BHOS begroting ook onder de HGIS zijn gebracht, bestaat de volledige BHOS-begroting nu uit HGIS-middelen. Daarom is er naast de Horizontale Toelichting bij de HGIS geen separate Horizontale Toelichting van de begroting van BHOS opgenomen.

Artikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen De hogere uitgaven op dit artikel in 2020 zijn het gevolg van de toevoeging van de eindejaarsmarge in dat jaar, bij de begrotingsbehandeling ingediende amendementen en fluctuaties in het kasritme van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF).

Artikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat Op dit artikel worden de uitgaven aan duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid en water verantwoord.

Artikel 3 Sociale vooruitgang

Op dit artikel staan uitgaven die bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevordering van inclusieve economische groei van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

Artikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Daarnaast is het budget ook bestemd voor het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet Dit betreft onder andere het parkeer- en verdeelartikel van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op dit artikel worden aanpassingen als gevolg van de BNI-ontwikkeling en de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang verwerkt.

  • 86. 
    Algemeen

De uitgave in 2022 betreft de reservering op de aanvullende post ten behoeve van de renovatie van het Vredespaleis

17 VERTICALE TOELICHTING

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen (mutaties) die zich hebben voorgedaan in de periode tussen Miljoenennota 2020 en Miljoenennota 2021.

Ieder begrotingshoofdstuk bevat twee tabellen waarin de belangrijkste mutaties zijn opgenomen: één voor uitgavenmutaties en één voor ontvangstenmutaties. De tabellen worden gevolgd door toelichtingen op de mutaties.

Ten behoeve van de leesbaarheid zijn alleen mutaties opgenomen die qua bedrag boven een afgesproken ondergrens uitkomen. Deze ondergrens is afhankelijk van de omvang van de begroting en verschilt voor de verschillende categorieën mutaties. De post diversen bevat het saldo van alle mutaties die onder de ondergrens vallen en wordt in beginsel alleen toegelicht indien zich bijzonderheden voordoen. In het geval er op een begrotingshoofdstuk geen uitgaven- of ontvanstenmutaties hebben plaatsgevonden is er geen tabel opgenomen voor de uitgaven resp. ontvangsten.

De Verticale Toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:

  • 1. 
    mee- en tegenvallers;
  • 2. 
    beleidsmatige mutaties;
  • 3. 
    technische mutaties.

De categorie technische mutaties bevat alle overboekingen tussen begrotingshoofdstukken, desalderingen, statistische correcties, mutaties die buiten het uitgavenplafond worden verwerkt en mutaties waarvoor het uitgavenplafond wordt aangepast. Overigens hebben sommige overboekingen en desalderingen wél een beleidsmatig karakter. Dit komt tot uitdrukking in de toelichtingen. Mutaties die in meerdere categorieën voorkomen en dezelfde omschrijving hebben, worden eenmaal toegelicht.

De totalen per begroting worden in eerste instantie gepresenteerd exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder HGIS valt, zichtbaar gemaakt. De mutaties die optreden binnen het HGIS-deel van de begroting worden separaat gepresenteerd en toegelicht in de verticale toelichting van alle HGIS-uitgaven. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief HGIS.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke memories van toelichting van de ontwerpbegrotingen.

Samenvattend overzicht van mutaties in 2021 sinds Miljoenennota 2020

 
 

Mutaties

Mutaties

 

uitgaven

ontvangsten

 

2021

2021

De Koning

1,3

0,0

Staten Generaal

34,3

  • 0,4

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

7,7

0,2

 

Mutaties uitgaven

2021

Mutaties ontvangsten

2021

Algemene Zaken

11,8

0,5

Koninkrijksrelaties

4,9

6,7

Buitenlandse Zaken

465,7

113,6

Justitie en Veiligheid

1.099,0

22,2

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

929,2

18,9

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.135,8

28,9

Nationale Schuld

  • 476,8

662,1

Financiën

1.720,3

  • 870,9

Defensie

159,5

  • 94,2

Infrastructuur en Milieu

7.152,8

3,1

Economische Zaken

2.087,8

380,7

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

935,1

140,2

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

12.356,1

  • 109,9

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

5.832,1

204,7

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0,0

0,0

Sociale Verzekeringen

2.726,1

0,0

Zorg

  • 1.785,3

44,8

Gemeentefonds

1.149,2

0,0

Provinciefonds

116,8

0,0

Infrastructuurfonds

6.831,3

6.831,3

Diergezondheidsfonds

0,7

0,4

Accres Gemeentefonds

  • 1.016,1

0,0

Accres Provinciefonds

  • 93,0

0,0

BES fonds

13,2

0,0

Deltafonds

104,7

104,7

Defensiematerieelbegrotingsfonds

4.610,3

4.610,3

Prijsbijstelling

  • 580,7

0,0

Arbeidsvoorwaarden

  • 2.333,5

0,0

Koppeling Uitkeringen

  • 366,3
  • 13,6

Algemeen

8,7

0,0

Homogene Groep Internationale Samenwerking

  • 177,5

15,8

De Koning

 

I De Koning: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

44,4

44,4

45,9

45,9

45,9

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

0,8

1,1

1,1

1,1

1,1

 
 

0,8

1,1

1,1

1,1

1,1

 

Extrapolatie

47,2

         

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

1,1

1,3

1,3

1,3

1,3

 

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

45,4

45,7

47,2

47,2

47,2

47,2

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

45,4

45,7

47,2

47,2

47,2

47,2

 

I DE KONING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Extrapolatie

0,0

         

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties Diversen

Dit betreft de doorbelasting van de tranche 2020 van de loonbijstelling. Technische mutaties

Diversen

Dit betreft de som van meerdere mutaties, waarvan de grootste tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is (0,8 miljoen euro) die is overgeboekt naar de begroting.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Het betreft de eindafrekening van het Militaire Huis (MH) omdat deze entiteit te maken heeft met voorschotverstrekkingen en afrekening van deze voorschotten in het daaropvolgende begrotingsjaar.

Staten Generaal

 

IIA STATEN-GENERAAL: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

162,1

157,0

153,9

152,4

152,4

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Amendement tweede kamerlid sneller

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

 

Diversen

14,7

12,9

  • 0,8
  • 0,8
  • 0,8
 
 

24,7

22,9

9,2

9,2

9,2

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

4,2

11,4

4,1

4,0

4,0

 
 

4,2

11,4

4,1

4,0

4,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

28,9

34,3

13,3

13,3

13,3

169,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

191,1

191,3

167,2

165,7

165,7

169,5

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

191,1

191,3

167,2

165,7

165,7

169,5

 

IIA STATEN-GENERAAL: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
 
 
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4
  • 0,4

3,9

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Amendement Tweede Kamerlid Sneller

Dit amendement verhoogt structureel het verplichtingenbedrag en uitgavenbedrag op artikel 1 met 0,25 miljoen euro en op artikel 3 met 9,75 miljoen euro ten behoeve van extra middelen voor fractieondersteuning.

Diversen

Deze post betreft diverse mutaties. De middelen voor vervangingsinvesteringen en bedrijfsvoering van de tijdelijke huisvesting die in 2019 niet tot besteding zijn gekomen vanwege de vertraging op het Binnenhof project, zijn doorgeschoven naar 2020 en 2021. Daarnaast zijn er middelen uit de jaren 2022-2025 naar 2021 geschoven voor de financiering van de inrichting van de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer. Verder zijn er generale middelen toegevoegd aan de begroting voor vervangingsinvesteringen bij de Tweede Kamer in het kader van het uitstel van de renovatie Binnenhof, voor extra beveiligingsmedewerkers op het Binnenhofterrein, voor bedrijfsvoering van de Tweede Kamer en voor audiovisuele middelen van de Eerste Kamer op de tijdelijke huisvesting. Tot slot is de eindejaarsmarge 2019 toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal.

Technische mutaties

Diversen

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal. Daarnaast is de raming voor de uitgaven en ontvangsten van het bedrijfsrestaurant van de Tweede Kamer naar beneden bijgesteld. Ook heeft er een overboeking plaatsgevonden naar de begroting van BZK voor een bijdrage aan de onderzoekscommissie ProDemos. Tot slot heeft er een overboeking plaatsgevonden van de begroting van BZK voor de niet-huisvestingskosten van zowel de Eerste als Tweede Kamer.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

Dit betreft de ramingsbijstelling van de ontvangsten van het bedrijfsrestaurant van de Tweede Kamer.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

 

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD:

UITGAVEN

   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

133,8

128,9

127,3

126,9

126,9

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Diversen

4,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

4,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

3,4

1,3

0,2

0,1

0,1

 
 

3,4

1,3

0,2

0,1

0,1

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

7,8

6,4

4,6

4,6

4,6

 
 

7,8

6,4

4,6

4,6

4,6

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

15,2

7,7

4,8

4,6

4,6

131,1

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

149,0

136,6

132,1

131,5

131,5

131,1

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

149,0

136,6

132,1

131,5

131,5

131,1

 

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

5,9

5,9

5,9

5,9

5,9

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

6,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6,2

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

6,2

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Diversen

Deze post betreft een bijstelling (verhoging) van de raming 2020 voor het Hoger Beroep Vreemdelingen (HBV) die wordt gedekt uit generale middelen.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Deze post betreft diverse kleine mutaties. Het betreft o.a. een bijdrage aan de Kiesraad voor het beheer en onderhoud van de Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV) en bijdragen aan de Kanselarij der Nederlandse Orden voor kosten als gevolg van het opheffen van onderscheidingen voor de vrijwillige brandweerdienst en kosten voor de afronding van de implementatie van het nieuwe systeem LINT. Daarnaast is de eindejaarsmarge 2019 toegevoegd aan de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van Gouverneurs en de Kiesraad.

Technische mutaties

Diversen

Dit betreft o.a. een overboeking vanuit de begroting van EZK voor de uitvoeringskosten van de klimaatwet bij de Raad van State en een overboeking vanuit de begroting van BZK aan de Kiesraad voor de ontwikkeling van de nieuwe versie van de Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV). Daarnaast vindt er een desaldering plaats door de herijking van de tarieven medeoverheden van de Nationale Ombudsman. Tevens is de loon- en prijsbijstelling tranche 2020 toegevoegd aan de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van Gouverneurs en de Kiesraad.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

Deze post betreft een desaldering voor de herijking tarieven medeoverheden van de Nationale Ombudsman. Daarnaast zijn de ontvangsten van de Algemene Rekenkamer naar beneden bijgesteld als gevolg van een wijziging in de administratieve verwerking van detacheringen.

Algemene Zaken

 

III ALGEMENE ZAKEN:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl IS)

.    70,3

70,3

72,5

72,5

72,5

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Az-next

7,3

7,5

2,9

2,6

4,4

 

Diversen

  • 5,0
  • 0,7
  • 2,6
  • 2,0
  • 2,0
 
 

2,3

6,8

0,3

0,6

2,4

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

2,1

5,0

2,5

2,5

2,4

 
 

2,1

5,0

2,5

2,5

2,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2020

4,4

11,8

2,8

3,1

4,8

77,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

74,7

82,1

75,3

75,6

77,4

77,5

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

74,7

82,1

75,3

75,6

77,4

77,5

 

III ALGEMENE ZAKEN:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl IS)

. 6,6

6,6

6,6

6,6

6,6

 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

 
 

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

0,0

0,4

0,4

0,4

0,4

 
 

0,0

0,4

0,4

0,4

0,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2020

0,2

0,5

0,5

0,5

0,5

7,1

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6,8

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

6,8

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

AZ-Next

Er worden extra uitgaven gedaan voor het automatiseringsproject AZ-Next ter vervanging van de totale ICT-infrastructuur voor Algemene Zaken (AZ). Het doel van dit automatiseringsproject is om de digitale dienstverlening te verbeteren, toekomstbestendig in te spelen op een veranderende omgeving en flexibiliteit te borgen door een modulaire opbouw van de IT-infrastructuur. Een deel van de dekking wordt gevonden binnen de begroting van AZ.

Diversen

Dit betreft een som van meerdere mutaties. Het betreft met name de dekking in de vorm van vrijgemaakte middelen op de AZ-begroting ten behoeve van het project AZ-Next.

Technische mutaties

Diversen

Dit betreft een som van meerdere mutaties waaronder de tranche 2020 van de loonbijstelling en een overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende de renovatie van het Binnenhof.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft een som van meerdere mutaties waaronder een aantal ontvangsten als gevolg van de doorbelasting van de begroting van de Koning.

Technische mutaties

Diversen

Dit betreft de ontvangsten van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC) aan het moederdepartement voor de dienstverlening van DPC.

Koninkrijksrelaties

 

IV KONINKRIJKSRELATIES:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

83,3

81,0

77,7

77,7

94,3

 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Eindejaarsmarge

35,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Inzet eindejaarsmarge

  • 35,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Inzet ejm:

wederopbouwmiddelen 2019

25,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Inzet ejm: wisselkoersreserve

2019

8,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Rechtstaat en ondermijning caribisch nederland

0,0

0,0

12,0

12,0

12,0

 

Diversen

  • 5,8

7,3

0,0

0,0

0,0

 
 

28,5

7,3

12,0

12,0

12,0

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Voedselpakketten landen

41,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

  • 1,7
  • 2,4

0,6

0,6

0,6

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Liquiditeitslening aruba

102,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Liquiditeitslening curagao

102,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Liquiditeitslening curagao

88,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Liquiditeitslening sint maarten

61,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

394,4

  • 2,4

0,6

0,6

0,6

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

422,9

4,9

12,6

12,6

12,6

106,9

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

506,2

85,9

90,3

90,3

106,9

106,9

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

506,2

85,9

90,3

90,3

106,9

106,9

 

IV KONINKRIJKSRELATIES:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

38,5

31,2

31,1

31,1

31,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

1,1

6,7

0,0

0,0

0,0

 
 

1,1

6,7

0,0

0,0

0,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

1,1

6,7

0,0

0,0

0,0

31,0

Stand Miljoenennota 2021

39,6

37,9

31,1

31,1

31,0

31,0

(subtotaal)

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal Internationale samenwerking

Stand Miljoenennota 2021

39,6

37,9

31,1

31,1

31,0

31,0

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels is de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting. Onderdeel hiervan zijn de wisselkoersreserve (8,9 miljoen euro) en de onderuitputting op de wederopbouwmiddelen (25,4 miljoen euro) waarvoor een 100 procent eindejaarsmarge geldt. Daarnaast is de eindejaarsmarge eenmalig met 0,7 miljoen euro verruimd.

Inzet eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels is de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting. Dit wordt door verdeeld naar de juiste artikelen.

Inzet EJM: wederopbouwmiddelen 2019

De resterende wederopbouwmiddelen uit 2019 zijn met 100 procent einde-jaarmarge toegevoegd aan de begroting in 2020.

Inzet EJM: wisselkoersreserve 2019

De resterende middelen uit de wisselkoersreserve uit 2019 zijn met 100% eindejaarmarge toegevoegd aan de begroting in 2020.

Rechtsstaat en ondermijning Caribisch Nederland Het huidige programma Tijdelijke Bestrijding Ondermijning (TBO) in Caribisch Nederland loopt eind 2021 af. Er wordt structureel 12 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties om dit programma vanaf 2022 te continueren.

Diversen

De eindejaarsmarge is ingezet ter betaling van een aantal nagekomen facturen voor onder andere reiskosten en een betaling aan Aruba die in 2019 abusievelijk niet was verwerkt. Vanuit de wisselkoersreserve heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2020 naar 2021 van 4 miljoen euro. Aanvullend zijn twee kasschuiven uitgevoerd van 2020 naar 2021 voor de subsidie voor voedselhulp aan het Rode Kruis en de vreemdelingenbewaring op Aruba en Curagao.

Technische mutaties

Voedselpakketten Landen

Er worden twee subsidies van respectievelijk maximaal 16,0 miljoen euro en 25,2 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Rode Kruis om de kwetsbare groepen op Aruba, Curagao en Sint Maarten te kunnen voorzien van voedselpakketten en hygiëneproducten tot en met het einde van 2020.

Diversen - Rijksbegroting

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt naar begroting van Koninkrijksrelaties. Daarnaast heeft de verwerking van de wisselkoersmutaties geleidt tot mutaties in 2020 en 2021. Verder betreft dit meerdere departementale bijdragen voor onder andere een overboeking van de integrale middelen aan de ministeries van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een bijdrage aan het ministerie van Justitie en Veiligheid in het kader van het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) en meerdere departementale bijdragen aan de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). In lijn met besluitvorming voor Europees Nederlandse gemeenten ontvangen de openbare lichamen compensatie ten behoeve van inkomstenderving over 2020, waarbij ook de inkomsten uit luchtvaart worden betrokken. Voor Bonaire komen deze inkomsten direct binnen bij Bonaire International Airport.

Liquiditeitssteun Aruba

Aruba ontvangt een eerste en een tweede tranche liquiditeitssteun in de vorm van een lening voor de periode april t/m juni voor een pakket aan noodmaatregelen om de effecten van Covid-19 te mitigeren. De lening heeft een looptijd van ongeveer twee jaar en een rentepercentage van 0%. Conform het advies van het CAft bestaat de mogelijkheid om over twee jaar de lening te herfinancieren.

Liquiditeitssteun Curacao

Curagao ontvangt een eerste en een tweede tranche liquiditeitssteun in de vorm van een lening voor de periode april t/m juni voor een pakket aan noodmaatregelen om de effecten van Covid-19 te mitigeren. De lening heeft een looptijd van ongeveer twee jaar en een rentepercentage van 0%. Conform het advies van het Cft bestaat de mogelijkheid om over twee jaar de lening te herfinancieren.

Liquiditeitssteun Sint Maarten

Sint Maarten ontvangt een eerste en een tweede tranche liquiditeitssteun in de vorm van een lening voor de periode van april t/m juni voor een pakket aan noodmaatregelen om de effecten van Covid-19 te mitigeren. De lening heeft een looptijd van ongeveer twee jaar en een rentepercentage van 0%. Conform het advies van het Cft bestaat de mogelijkheid om over twee jaar de lening te herfinancieren.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

De ontvangsten liggen in 2020 en 2021 hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Buitenlandse Zaken

 

V BUITENLANDSE ZAKEN:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

8.820,0

9.348,2

9.609,2

9.893,8

10.183,5

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Bni-afdracht

171,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Btw-afdracht

  • 53,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Dab 1: surplus eu-begroting

2018

88,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Invoerrechten

  • 371,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Surplus 2019

  • 156,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Vertragingsrente griesmeel (aruba curacao)

34,7

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 287,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Bni-afdracht

0,0

125,1

  • 325,5
  • 594,2
  • 534,8
 

Btw-afdracht

0,0

373,8

437,4

479,9

491,6

 

Invoerrechten

0,0

  • 249,2
  • 243,6
  • 259,3
  • 264,5
 

Plastic-afdracht

0,0

216,0

220,0

225,0

229,0

 
 

0,0

465,7

88,3

  • 148,6
  • 78,7
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 287,3

465,7

88,3

  • 148,6
  • 78,6

10.415,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

8.532,8

9.813,9

9.697,5

9.745,2

10.104,9

10.415,0

Totaal Internationale samenwerking

1.650,7

1.579,4

1.534,3

1.521,7

1.555,1

1.556,3

Stand Miljoenennota 2021

10.183,5

11.393,4

11.231,8

11.266,9

11.660,1

11.971,3

 

V BUITENLANDSE ZAKEN:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

693,6

703,4

715,4

731,8

746,5

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Invoerrechten

  • 74,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Nacalculatie

17,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 57,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Invoerrechten

0,0

113,6

117,9

118,1

120,5

 
 

0,0

113,6

117,9

118,1

120,5

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 57,1

113,6

117,9

118,1

120,5

884,3

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

636,5

817,0

833,3

850,0

867,0

884,3

Totaal Internationale samenwerking

113,7

104,3

104,3

104,3

106,8

106,8

Stand Miljoenennota 2021

750,2

921,3

937,6

954,3

973,8

991,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

BNI-afdracht

Evenals de BTW-afdracht draagt Nederland met de BNI-afdracht bij aan de EU-begroting. Het deel van de Europese uitgaven dat niet gefinancierd kan worden door de overige inkomsten wordt gefinancierd door BNI-afdrachten van de lidstaten. Het aandeel van een lidstaat wordt bepaald op basis van het eigen BNI ten opzichte van het Europese BNI. Nederland ontvangt daarnaast tot en met 2027 een jaarlijkse bruto lumpsum korting van 1.921 miljoen euro.

BTW-afdracht

De BTW-afdracht vormt samen met de BNI-afdracht, invoerrechten en vanaf 2021 de plastic-afdracht de belangrijkste bijdrage van lidstaten uit eigen middelen aan de EU-begroting. De BTW-afdracht bedraagt een uniform heffingspercentage van 0,3% op de geharmoniseerde BTW-grondslag van alle EU-lidstaten.

Dab 1: surplus eu-begroting 2018

Voor de afdrachten aan de Europese Unie heeft een correctie in de afrekening van het surplus plaatsgevonden. Bij ontwerpbegroting 2020 was de verwachting dat het surplus voor de Europese begroting over 2018,

EUR 88 miljoen, in de Nederlandse afdrachten voor 2020 zou meelopen. Het surplus is echter reeds in 2019 ontvangen en bij Najaarsnota 2019 verwerkt. Voor 2020 vindt nu de correctie plaats."

Invoerrechten

De invoerrechten die door de Nederlandse douane aan de grens worden geïnd op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, worden na aftrek van de vergoeding voor de inningskosten (25% vanaf 2021) afgedragen aan de EU.

Plastic-afdracht

Naast de reeds bestaande BTW- en BNI-afdrachten en de invoerrechten, wordt met het nieuwe Meerjarig Financieel Kader i (MFK, 2021-2027) een extra afdracht geïntroduceerd, te weten de plastic-afdracht. De bijdrage is afhankelijk van de hoeveelheid plastic die niet wordt gerecycled en bedraagt 80 cent per kilogram. Door toedoen van deze extra afdracht gaat de omvang van de BNI-afdracht naar beneden. Voor Nederland pakt dit per saldo gunstig uit.

Surplus 2019

Uitstel van uitbetaling van het surplus over 2018 leidt tot een verschuiving van de neerwaartse bijstelling van de raming van de Europese afdrachten van 2019 naar 2020.

Vertragingsrente griesmeel (aruba curacao)

Dit betreft de vertragingsrente die hoort bij de hoofdsom die reeds in 2019 aan de Europese Commissie is betaald, naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie als gevolg van onterecht afgegeven oorsprongscertificaten door de autoriteiten van Curagao en Aruba voor de invoer van melkpoeder en rijst, gries en griesmeel.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Invoerrechten

Bij het innen van de invoerrechten maakt ieder lidstaat zogeheten 'perceptiekosten'. Middels de perceptiekostenvergoeding ontvangen lidstaten deze gemaakte kosten weer terug. Voor 2020 gaat het om een correctie van de reeds ontvangen vergoeding, deze is namelijk bij de Spring Forecast 2020 naar beneden bijgesteld.

Nacalculatie

Uitbetaling van de nacalculatie over 2019 en verder terug, heeft geleid tot een neerwaartse bijstelling van de raming van de Europese afdrachten van 2020.

Justitie en Veiligheid

 

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

13.342,2

13.077,0

12.732,4

12.702,7

12.694,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Asiel

142,9

173,2

57,1

50,8

21,9

 

Asiel: oda toerekening eerstejaars asielopvang

99,3

120,6

76,0

63,8

71,4

 

Dekking problematiek jenv

  • 87,2
  • 62,9
  • 46,0
  • 44,3
  • 28,0
 

Dwangsommen ind

65,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Eindejaarsmarge

177,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Interne problematiek

22,7

29,9

13,0

11,3

10,4

 

Kasschuif ind taskforce wegwerken achterstanden

40,0

  • 40,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif ondermijning en afpakken

  • 23,9

12,6

11,2

0,2

0,0

 

Kasschuif tbv ondermijning

  • 53,9

3,7

12,2

12,2

12,2

 

Kasschuiven

  • 29,3

35,9

137,4

55,7

  • 7,7
 

Ondermijning

  • 22,0

141,0

150,0

150,0

150,0

 

Prognosemodel justitiële keten (pmj)

118,3

151,7

282,7

281,0

284,0

 

Specifieke dekking voor ondermijning

35,3

  • 42,9
  • 50,0
  • 49,8
  • 64,7
 

Taakstelling

47,0

47,0

47,0

47,0

0,0

 

Zedenzaken

5,0

10,0

13,0

15,0

15,0

 

Diversen

2,4

6,1

8,1

10,0

10,0

 
 

539,9

585,9

711,7

602,9

474,5

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

B6 digitalisering werkprocessen strafrechtketen

45,1

45,1

46,0

0,0

0,0

 

Corona-gerelateerde kosten

60,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Inhalen achterstanden strafrechtketen

0,0

40,0

0,0

0,0

0,0

 

Loonbijstelling

357,3

350,5

341,4

340,7

340,7

 

Prijsbijstelling

49,6

48,4

47,0

46,8

46,7

 

Diversen

22,3

29,1

32,6

29,4

29,4

 
 

534,3

513,1

467,0

416,9

416,8

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

1.074,1

1.099,0

1.178,6

1.019,7

891,2

13.694,4

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

14.416,3

14.175,9

13.911,0

13.722,3

13.585,2

13.694,4

Totaal Internationale samenwerking

34,4

34,7

34,7

34,7

34,3

34,3

Stand Miljoenennota 2021

14.450,7

14.210,6

13.945,7

13.757,0

13.619,5

13.728,7

 

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

     
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.546,4

1.552,0

1.607,0

1.602,7

1.601,7

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Boeten en transacties raming

  • 2,8

7,7

18,5

29,5

43,2

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Dekking problematiek jenv

54,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Prognosemodel justitiële keten (pmj)

5,2

9,1

  • 53,2
  • 50,2
  • 52,2
 

Tegenvaller b&t

  • 147,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 90,3

16,8

  • 34,7
  • 20,7
  • 9,0
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

28,6

5,4

3,4

3,4

3,4

 
 

28,6

5,4

3,4

3,4

3,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 61,8

22,2

  • 31,2
  • 17,3
  • 5,5

1.578,2

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.484,7

1.574,1

1.575,7

1.585,5

1.596,1

1.578,2

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

1.484,7

1.574,1

1.575,7

1.585,5

1.596,1

1.578,2

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Asiel

Als gevolg van de hoger dan verwachte asielinstroom en een langere verblijfsduur in de asielopvang loopt de bezetting in het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in 2020 op en dit leidt tot hogere uitgaven in de meerjarenperiode. De kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC landen worden toegerekend aan officialdevelopment assistance (ODA). Het overige deel van de opvangkosten wordt generaal ingepast. Ook de tegenvallers bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) in de jaren 2020-2022 worden gedekt binnen het generale beeld.

Asiel: ODA toerekening eerstejaars asielopvang

De hogere uitgaven voor de eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC landen worden conform de bestaande afspraken toegerekend aan ODA en overgeheveld van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de begroting van Justitie en Veiligheid (JenV).

Dekking problematiek JenV

Dit betreft meerdere maatregelen, met name ter invulling van de nog resterende taakstelling van 47 miljoen euro, waaronder ramingsbijstel-lingen en een gedeeltelijke inzet van de prijsbijstelling. Verder zijn hier diverse specifieke sleutels ter dekking van interne JenV-problematiek opgenomen.

Dwangsommen IND

De verwachting is dat de uitgaven aan dwangsommen bij de IND

65,4 miljoen euro bedragen in 2020. JenV dekt deze onder andere uit meevallers in de afrekeningen over 2019 en uit een voorziening van de IND. De dekking is opgenomen in het overzicht bij 'Dekking problematiek JenV'.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge van JenV is eenmalig met 50,8 miljoen euro opgehoogd naar 177,9 miljoen euro. De overschrijding van de eindejaarsmarge is vooral veroorzaakt doordat bij Najaarsnota 2019 middelen aan de begroting van JenV zijn toegevoegd, die niet tot betaling zijn gekomen in 2019. Dit betreft 110 miljoen euro voor ondermijning (Kamerstuk 29 911 nr. 256) en 45 miljoen euro voor rechtsbijstand. Bij de rechtsbijstand is bovendien 18,3 miljoen euro onderuitputting opgetreden. De onderuitputting van 18,3 miljoen euro en de extra 45 miljoen euro worden ingezet voor een tijdelijke toelage voor de sociaal advocatuur in 2020 en 2021 (Kamerstuk 31 753 nr. 182). Daarnaast wordt vanuit de eindejaarsmarge een deel toegevoegd aan het budget voor de vervolging en berechting van MH17-verdachten conform de afspraak dat de middelen beschikbaar blijven voor het MH17-budget in geval zich meevallers voordoen.

Interne problematiek

Dit betreft diverse onderdelen waaronder problematiek bij de bestuursdienst. JenV lost de interne problematiek op middels diverse specifiek e verdeelsleutels. Deze dekking is opgenomen in het overzicht onder 'Dekking problematiek JenV'.

Kasschuif IND taskforce wegwerken achterstanden

De Taskforce achterstanden IND zal in 2020 de opgelopen achterstanden bij de IND wegwerken. Hierdoor zal een deel van de eerder in 2021 verwachte productie verschuiven naar 2020. Om dit te bekostigen wordt de in 2021 voorziene bijdrage aan de IND voor 40 miljoen reeds in 2020 betaald.

Kasschuif ondermijning en afpakken

Dit betreft een kasschuif in het kader van ondermijning en afpakken. Deze kasschuif heeft vooral te maken met het niet meer kunnen realiseren van bepaalde projecten in 2020 op het terrein van ondermijning en vertraging van ICT-trajecten.

Kasschuif t.b.v. ondermijning

Bij de voorjaarsnota is bij de specifieke dekking voor ondermijning een compenserende kasschuif op de JenV-begroting ingeboekt om de kasuitgaven per jaar ongewijzigd te laten (zie toelichting specifieke dekking voor ondermijning). Deze ingeboekte compenserende kasschuif wordt gecorrigeerd, omdat het kasritme is ingepast in het totaal van de rijksuitgaven.

Kasschuiven

Dit betreft onder andere een kasschuif vanwege een vroegpensioenregeling van de politie (Inkoop Max), een kasschuif bij de Dienst JustitiëIe Inrichtingen (DJI) ter dekking van frictiekosten en een kasschuif bij de rechtsbijstand. Naast deze grotere kasschuiven bevat deze categorie een drietal kleinere kasschuiven voor verkeershandhaving Openbaar Ministerie, de wet normalisering rechtspositie ambtenaren voor de RvdR en de Hoge Raad en de CAO rechterlijke macht.

Ondermijning

Het kabinet stelt 87 miljoen euro structureel beschikbaar voor de aanpak van ondermijning. Samen met specifieke dekking vanuit de begroting van JenV komt vanaf 2022 structureel 150 miljoen euro beschikbaar voor deze aanpak. Onderdeel van de specifieke dekking is onderuitputting op de gelden die bij

Najaarsnota 2019 beschikbaar zijn gesteld voor de aanpak van ondermijning. Deze middelen zijn in 2019 niet tot betaling gekomen en worden via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2020. Een gedeelte van deze middelen (22 miljoen euro) wordt verschoven naar latere jaren.

Prognosemodel justitiële keten (PMJ)

Het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ) van het WODC geeft de capaci-teitsbehoefte aan van de justitiële keten. Binnen de justitiële keten worden de komende jaren fors oplopende uitgaven geraamd, vooral voor het gevangeniswezen, de forensische zorg, en de justitiële jeugdinrichtingen (JJI). Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld, waarbij de afspraak is gemaakt dat onderzoek gedaan zal worden naar de oorzaken van de stijging van de kosten en de mogelijkheden om deze kostenstijgingen te beheersen en te verminderen binnen het gevangeniswezen en de forensische zorg.

Specifieke dekking voor ondermijning

De specifieke dekking voor ondermijning bestaat uit het gedeeltelijk inzetten van de prijsbijstelling en een tweetal ramingsbijstellingen. Voorts zijn er in 2020 ondermijningsgelden (onder andere uit de eindejaarmarge) verschoven naar latere jaren waarmee structureel op een bedrag van 150 miljoen euro wordt uitgekomen. Om de kasuitgaven per jaar ongewijzigd te laten is een compenserende kasschuif verwerkt.

Taakstelling

De openstaande taakstelling voor de jaren 2020-2023 wordt door JenV ingevuld door onder andere gedeeltelijke inzet van de prijsbijstelling en enkele ramingsbijstellingen. De dekking hiervoor is opgenomen in het overzicht onder 'Dekking problematiek JenV'.

Zedenzaken

De aangenomen motie van de leden Klaver c.s. (Kamerstuk 35 300, nr. 11) heeft ertoe geleid dat er in november 2019 een nota van wijziging is ingediend (Kamerstuk 35 300, nr. 15). Dit leidt vanaf 2020 tot een oplopende investering van structureel 15 miljoen euro voor extra capaciteit van de zedenpolitie, in (medisch) forensisch onderzoek en in opleiding tot zedenrechercheurs.

Diversen

In de post diversen zitten verschillende onderdelen, waaronder een oplopende investering voor de versterking van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie naar aanleiding van de motie van de Tweede Kamerleden Segers en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25).

Technische mutaties

B6 digitalisering werkprocessen strafrechtketen

De regeerakkoordmiddelen voor de digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen zijn overgeheveld naar de JenV-begroting. De middelen worden besteed aan verscheidende projecten met als doel om papier uit de keten te krijgen, de dienstverlening te verbeteren en te investeren in de kernsystemen. Met deze mutatie zijn de laatste middelen overgeheveld van de aanvullende post naar artikel 33 voor digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen. Het betreft 45,1 miljoen euro in 2020 en 2021 en 46 miljoen euro in 2022.

Corona-gerelateerde uitgaven

Als gevolg van de coronacrisis zijn er in 2020 extra uitgaven door JenV, onder andere voor personele bescherming, om primaire processen coronaproof te maken en om achterstanden binnen de strafrechtketen in te halen. Ook worden lagere ontvangsten voor de griffierechten en de administratiekostenvergoeding voor het CJIB verwacht. Voor het opvangen van deze tegenvallers wordt 60 miljoen euro toegevoegd aan de JenV-begroting.

Inhalen achterstanden strafrechtketen

Ook in 2021 zal JenV achterstanden in de strafrechtketen die zijn ontstaan door corona moeten inhalen. De reclasseringsorganisaties, DJI, de Raad van de Rechtspraak, het OM en slachtofferhulp Nederland moeten hiervoor extra kosten maken. Hiertoe wordt 40 miljoen euro toegevoegd aan de JenV-begroting.

Loonbijstelling

De tranche 2020 voor de loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Prijsbijstelling

De tranche 2020 voor de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Diversen

In de post diversen zitten verschillende onderdelen, waaronder diverse overboekingen en desalderingen. Het betreft onder andere een desaldering voor JJI Teylingereind. Naar aanleiding van de meest recente PMJ-ramingen heeft de minister voor Rechtsbescherming besloten de oudbouw Teylingereind vooralsnog niet af te stoten maar voorlopig onderdeel te laten van de in stand te houden capaciteit.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Boeten en Transacties raming

De verwachte ontvangsten uit boeten en transacties (B&T) nemen de komende jaren toe ten opzichte van de huidige begroting. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de indexering van boetetarieven op basis van de Consumentenprijsindex van het CPB. Het verwachte aantal boetes blijft per saldo ongeveer constant.

Dekking problematiek JenV

Dit betreft het afromen van exploitatieoverschotten bij uitvoeringsorganisaties, inzet van het surplus aan eigen vermogen van het COA, inzet van de asielreserve en meevallers uit de afrekeningen over 2019 bij COA en Nidos.

Prognosemodel justitiële keten (PMJ)

Het Prognosemodel justitiële keten (PMJ) geeft de capaciteitsbehoefte aan van de justitiële keten. De prognose wordt verwerkt in de diverse ontvangstenramingen op de JenV-begroting. Vanaf 2022 leidt dit tot tegenvallers bij de administratiekosten van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de griffierechten.

Tegenvaller B&T

Door de coronamaatregelen is er minder verkeer op de weg. Hierdoor zijn minder verkeersboetes uitgedeeld. In totaal wordt een tegenvaller van 147 miljoen euro in 2020 verwacht.

Technische mutaties

Diversen

In de post diversen zitten verschillende onderdelen, waaronder een desaldering voor JJI Teylingereind.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

6.015,3

5.713,3

5.727,5

5.855,9

5.996,5

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Eindejaarsmarge

42,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Huisvesting kwetsbare doelgroepen

50,0

0,0

0,0

  • 50,0

0,0

 

Huurtoeslag

  • 91,3
  • 85,9
  • 75,1
  • 61,9
  • 47,8
 

Inzet eindejaarsmarge

  • 42,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Rijksbijdrage woningbouw

  • 50,0

50,0

0,0

0,0

0,0

 

Step

  • 38,6

9,5

19,0

0,0

0,0

 

Urgendamaatregelen gebouwde omgeving

20,0

25,0

  • 20,0
  • 10,0
  • 10,0
 

Versnellen woningbouwimpuls

50,0

0,0

0,0

  • 50,0

0,0

 

Diversen

26,1

57,2

16,8

9,1

  • 3,9
 
 
  • 33,8

55,8

  • 59,3
  • 162,8
  • 61,7
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Achtervangvergoeding nationale hypotheekgarantie

33,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage aan npg

42,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Desaldering specifieke opdrachten doc direkt

31,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Herverkaveling groningen (ezk)

97,9

97,5

35,0

31,8

32,9

 

Huisvesting kwetsbare doelgroepen

0,0

0,0

0,0

50,0

0,0

 

Huurtoeslag

0,0

  • 19,0
  • 38,0
  • 38,0
  • 38,0
 

Investeringsfonds generieke digitale infrastructuu

0,0

0,0

55,8

0,0

0,0

 

Investeringsimpuls maatschappelijk vastgoed

50,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Programma aardgasvrije wijken (paw)

0,0

47,6

58,6

18,6

8,6

 

Renovatieversneller klimaatakkoord

0,0

0,0

15,0

25,0

35,0

 

Rijksbijdrage woningbouw

250,0

250,0

100,0

0,0

0,0

 

Stimuleringsreg. aardgasvrije huurwoningen (sah)

0,0

20,0

60,0

70,0

0,0

 

Urgenda middelen rre

22,0

95,0

0,0

0,0

0,0

 

Urgenda middelen rre mkb

3,0

30,0

0,0

0,0

0,0

 

Versnellen woningbouwimpuls

0,0

0,0

0,0

50,0

0,0

 

Versterkingsoperatie groningen

62,6

12,9

12,9

0,0

0,0

 

Warmtefonds

0,0

49,0

117,0

87,0

77,0

 

Warmtefonds en ontzorging klimaatakkoord

60,0

21,0

0,0

0,0

0,0

 

Woningbouwimpuls

0,0

50,0

50,0

50,0

0,0

 

Woningouwimpuls

0,0

100,0

  • 50,0
  • 50,0

0,0

 

Diversen

148,0

119,4

73,7

68,1

46,2

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

7,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

808,5

873,4

490,0

362,5

161,7

 

Extrapolatie

         

6.230,1

Totaal mutaties sinds

774,7

929,2

430,6

199,7

99,9

 

Miljoenennota 2020

 

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6.790,0

6.642,4

6.158,1

6.055,6

6.096,4

6.230,1

Totaal Internationale samenwerking

0,5

0,5

0,6

0,7

0,2

0,2

Stand Miljoenennota 2021

6.790,5

6.643,0

6.158,7

6.056,3

6.096,6

6.230,3

 

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

654,4

647,5

644,3

637,5

598,5

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Huurtoeslag

  • 54,3
  • 52,0
  • 59,8
  • 57,4
  • 54,9
 

Diversen

4,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 49,7
  • 52,0
  • 59,8
  • 57,4
  • 54,9
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Achtervangvergoeding nationale hypotheekgarantie

33,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Desaldering specifieke opdrachten doc direkt

31,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Herverkaveling groningen (ezk)

75,0

75,0

25,0

25,0

25,0

 

Diversen

18,0

  • 4,1
  • 1,0

2,5

2,5

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

158,4

70,9

24,0

27,5

27,5

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

108,7

18,9

  • 35,8
  • 29,9
  • 27,4

560,7

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

763,2

666,4

608,5

607,6

571,1

560,7

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

763,2

666,4

608,5

607,6

571,1

560,7

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge van 42,1 miljoen euro is conform de begrotingsregels toegevoegd aan de begroting van BZK. De eindejaarmarge bevat onder andere de resterende Urgendamiddelen uit 2019 (3,2 miljoen euro).

Huisvesting kwetsbare doelgroepen

Deze bijdrage van de middelen Rijksbijdrage Woningbouw op de aanvullende post zijn middels een incidentele suppletoire begroting naar de begroting van BZK overgeboekt voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen in Nederland. Deze kwetsbare groepen zijn bijvoorbeeld daken thuislozen, arbeidsmigranten en overige spoedzoekers. Het gaat om mensen die snel een woning nodig hebben of door hun woonsituatie niet kunnen voldoen aan de contact beperkende maatregelen en daardoor een grotere kans op besmetting met het coronavirus lopen.

Huurtoeslag (uitgaven en ontvangsten)

Op basis van de uitvoeringscijfers van de Belastingdienst en de ramingen van het Centraal Planbureau (CEP) worden de ramingen voor de uitgaven en ontvangsten bij de huurtoeslag meerjarig bijgesteld. Het budget is een saldo van lagere uitgaven en lagere ontvangsten. Per saldo is in de jaren 2020-2023 sprake van een gunstige ontwikkeling ten opzichte van de ontwerpbegroting 2020. Voor de jaren 2024 en 2025 slaat het beeld om en pakt de raming negatief uit. In deze raming is nog geen rekening gehouden met de verwachtte grote gevolgen die de coronacrisis zal hebben op de huurtoeslag.

Inzet eindejaarsmarge

Dit betreft de doorverdeling van de eindejaarsmarge naar de juiste artikelen binnen de begroting van BZK. De eindejaarsmarge wordt ingezet voor diverse posten. Het betreft onder andere middelen voor de Investe-ringspost, de woondeals, de transitie van SSC-ICT en de bestrijding van Jihadisme.

Rijksbijdrage woningbouw

Het kabinet heeft in 2019 besloten om 1 miljard euro aan extra uitgaven vrij te maken voor het sneller bouwen van betaalbare woningen (inclusief infrastructurele ontsluiting, stikstofmaatregelen en een kwalitatief goede leefomgeving). Deze middelen zijn op de aanvullende post bij Financiën geplaatst. Bij eerste suppletoire begroting 2020 is de eerste tranche van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting overgeboekt (cumulatief 600 miljoen euro). Van deze middelen wordt 50 miljoen euro via een kasschuif van 2020 naar 2021 geschoven. Voor deze middelen geldt een 100 procent eindejaarsmarge op de begroting van BZK .

Step

De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is een regeling voor het verduurzamen van woningen. De aanvragen konden tot eind 2018 worden ingediend. De subsidies worden twee jaar na verlening vastgesteld en uitbetaald. De regeling bleek eind 2018 overtekend, waardoor er een wachtlijst is met aanvragen. Zodra er een aanvraag uitvalt, wordt een aanvraag van de wachtlijst in behandeling genomen. Dit heeft effect op het kasritme, want de termijn van twee jaar gaat dan opnieuw in. Daarnaast speelt ook de Corona-uitbraak, waardoor aanvragers verzoeken tot uitstel hebben ingediend. Het tijdig opnemen van de energie index in woningen gaat moeizamer, waardoor het verwerken van de aanvragen meer tijd kost Daarom hebben aanvragers een half jaar uitstel gekregen. Middels een kasschuif wordt het kasbudget in het juiste ritme gezet. In 2019 is het budget voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) met circa 10 miljoen euro overschreden. Deze overschrijding is in mindering gebracht op het budget voor 2020.

Urgendamiddelen gebouwde omgeving

Om invulling te geven aan het Urgenda-vonnis is besloten via een kasschuif middelen voor verduurzaming van de gebouwde omgeving (TK 32813, 348) naar voren te halen en in te zetten in 2020 en 2021. Daarmee kan versnelde reductie van CO2 uitstoot worden bereikt. Deze kasschuif is onderdeel van een drietal kasschuiven waarmee een verschuiving plaatsvindt van middelen voor de wijkaanpak en innovatie uit latere jaren naar 2020 en 2021. Met deze middelen wordt de financiering van de verduurzaming van VvE's gefaciliteerd, en worden de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed en het aansluiten van koopwoningen op warmtenetten financieel gestimuleerd.

Versnellen woningbouwimpuls

Om tijdens de coronacrisis en de bouw van woningen te blijven stimuleren is er 50 miljoen euro vanaf de aanvullende post overgeboekt naar de begroting van BZK middels een incidentele suppletoire begroting. De voorlopige inschatting is dat hier circa 10.000 woningen van kunnen worden gerealiseerd. De kamer wordt hier in het najaar nader over geïnformeerd.

Diversen

Deze post betreft diverse mutaties. Zo vindt er een verlaging van de kostenraming voor de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (Appa) en een verlaging van de raming voor de Wet Bevordering eigenwoningbezit (BEW) plaats. Daarnaast worden er middelen toegevoegd aan het budget voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en vindt er een kasschuif plaats op dit budget. Dit voor dekking van kosten als gevolg van het uitstel van de renovatie van het Binnenhof en aanvullende beveiligingsmaatregelen voor de tijdelijke huisvesting van de Eerste Kamer, Tweede Kamer, de Raad van State en AZ tijdens de renovatie van het Binnenhof-complex. Ook vindt er een kasschuif plaats van 2020 naar 2021 voor de niet-huisvestingskosten en worden deze middelen overgeboekt naar de begrotingen van de Staten-Generaal (IIA), Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) en het Ministerie van Algemene Zaken (III). Verder worden er middelen ingezet voor de verwerking van de adviezen van de Commissie Donner en voor investeringen in het digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag en het betrouwbaar gebruik daarvan. Tevens worden er middelen geschoven van 2020 naar 2021 in het kader van de Omgevingswet en de wijkgerichte aanpak aardgasvrije koopwoningen (SAK). Deze post bevat ook de inzet van de eindejaarsmarge. Tot slot is ter uitvoering van de motie Jetten c.s. het budget voor de subsidie aan politieke partijen opgehoogd middels een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2020.

Technische mutatie

Achtervangvergoeding nationale hypotheekgarantie De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan het Rijk. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De afdracht over het boekjaar 2019 bedraagt afgerond 33,9 miljoen euro.

Bijdrage aan NPG (Nationaal Programma Groningen)

In verband met de overheveling van het dossier Groningen zijn de bijbehorende budgetten voor 2020 en verder middels een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2020 overgeheveld van de begroting van EZK naar BZK. De resterende middelen uit 2019 die betrekking hebben op het Nationaal Programma Groningen zijn bij 1e suppletoire begroting 2020 overgeheveld van de begroting van EZK naar de begroting van BZK.

Desaldering specifieke opdrachten doc direct

Dit betreft een desaldering voor de uitvoering van specifieke opdrachten door Doc Direkt. De omvang van de desaldering wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota verwerkt.

Herverkaveling groningen (ezk)

In verband met de overheveling van het dossier Groningen zijn de bijbehorende budgetten voor 2020 en verder middels een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2020 overgeheveld van de begroting van EZK naar BZK.

Huisvesting kwetsbare doelgroepen

Deze bijdrage van de middelen Rijksbijdrage Woningbouw op de aanvullende post zijn middels een incidentele suppletoire begroting naar de begroting van BZK overgeboekt voor de huisvesting van kwetsbaren doelgroepen in Nederland. Deze kwetsbare groepen zijn bijvoorbeeld daken thuislozen, arbeidsmigranten en overige spoedzoekers. Het gaat om mensen die snel een woning nodig hebben of door hun woonsituatie niet kunnen voldoen aan de contact beperkende maatregelen en daardoor een grotere kans op besmetting met het coronavirus lopen.

Huurtoeslag

Met een verplichte en gerichte huurverlaging wordt invulling gegeven aan de motie Kox. De motie verzoekt de regering als noodmaatregel een tijdelijke huurstop mogelijk te maken voor zowel de sociale als de vrije sector. De lagere huren leiden tot lagere uitgaven bij de huurtoeslag.

Investeringsfonds generieke infrastructuur

Voor 2022 zijn middelen vanaf de aanvullende post overgeheveld naar de begroting van BZK. Het betreft middelen voor gezamenlijke doorontwik-keling en innovatie van de digitale overheid. De bestemming van de Inves-teringspost wordt afgestemd in de governance van de digitale overheid (Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid: OBDO).

Investeringsimpuls maatschappelijk vastgoed

Via een incidentele suppletoire begroting zijn middelen beschikbaar gesteld voor het onderhoud, de renovatie en de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed van scholen en sportgebouwen.

Programma aardgasvrije wijken (paw)

Dit is een overheveling van middelen voor het Programma Aardgasvrije Wijken van de aanvullende post. De middelen zijn voor de voortzetting van het Programma Aardgasvrije Wijken om te leren op welke manier de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van grootschalige proeftuinen (100 wijken aanpak) en een bijbehorend Kennis- en Leerprogramma (KLP).

Renovatieversneller klimaatakkoord

De middelen voor de Renovatieversneller zijn overgeheveld vanaf de Aanvullende Post. De Renovatieversneller beoogt een bijdrage te leveren aan de doelstelling in het Klimaatakkoord om te komen tot 20 tot 40 procent integrale kostenreductie in 2030 ten opzichte van de huidige situatie. De Renovatieversneller bestaat uit twee lijnen: 1. Het ondersteuningspro-gramma dat zich richt op het verkrijgen van commitment bij woningcorporaties en aanbieders, ondersteuning bij het bundelen van de vraag, het gezamenlijk door ontwikkelen van standaard maatregelpakketten, ontsluiten en delen van kennis. 2. Gericht stimuleren (via een subsidie-tender) van eerste brede marktintroductie door consortia van meerdere corporaties en innovatieve aanbieders van standaardmaatregelenpakketten met groot opschalingspotentieel.

Rijksbijdrage woningbouw

Het kabinet heeft in 2019 besloten om 1 miljard euro aan extra uitgaven vrij te maken voor het sneller bouwen van betaalbare woningen (inclusief infrastructurele ontsluiting, stikstofmaatregelen en een kwalitatief goede leefomgeving). Deze middelen zijn op de aanvullende post bij Financiën geplaatst. Bij eerste suppletoire begroting 2020 is de eerste tranche van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting overgeboekt (cumulatief 600 miljoen euro). Voor deze middelen geldt een 100 procent eindejaarsmarge op de begroting van BZK.

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (sah)

De middelen voor de Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen zijn overgeheveld vanaf de aanvullende post. Dit is een subsidieregeling om verduurzaming in de huursector te stimuleren. Partijen hebben afspraken gemaakt om bestaande woningen te verduurzamen via de startmotor huursector. Deze afspraak in het Klimaatakkoord heeft als doelstelling het isoleren en aardgasvrij maken van 100.000 bestaande huurwoningen in de periode tot en met 2023.

Urgendamiddelen rre

Via een incidentele suppletoire begroting zijn er middelen overgeheveld van de aanvullende post naar de begroting van BZK. De middelen dienen voor een pakket aan maatregelen dat toeziet op de reductie van energieverbruik bij huishoudens bij zowel koopwoningen als huurwoningen en een subsidie ter ondersteuning aan de stichting Urgenda.

Urgendamiddelen rree mkb

Er zijn middelen overgeheveld van de aanvullende post naar de begroting van BZK. Het betreft middelen voor de maatregelen die in het kader van de invulling van het Urgenda-vonnis voor reductie van energieverbruik beschikbaar worden gesteld voor MKB-bedrljven. Daarnaast wordt er een subsidie verstrekt voor Natuur en Milieu ten behoeve van het opleidingsprogramma en de bewustwordingscampagne voor monteurs en doe-het-zelvers voor installatie en onderhoud van hybride warmtepompen.

Versnellen woningbouwimpuls

Om tijdens de coronacrisis en de bouw van woningen te blijven stimuleren is er 50 miljoen euro vanaf de aanvullende post overgeboekt naar de begroting van BZK middels een incidentele suppletoire begroting. De voorlopige inschatting is dat hier circa 10.000 woningen van kunnen worden gerealiseerd. De Kamer wordt hier in het najaar nader over geïnformeerd.

Versterkingsoperatie Groningen

Voor de versterkingsoperatie Groningen zijn middelen overgeheveld van de aanvullende post naar de begroting van BZK. De middelen worden onder andere ingezet voor het scholenprogramma en de inpassingskosten voor gemeenten bij de versterkingswerkzaamheden.

Warmtefonds

De tweede tranche van middelen uit de Warmtefondsreeks op de aanvullende post is overgemaakt naar de begroting van BZK.

Warmtefonds en ontzorging klimaatakkoord

In het Klimaatakkoord is een breed Warmtefonds aangekondigd voor alle particuliere woningeigenaren en Verenigingen van Eigenaren, voor de financiering van het verduurzamen van eigen woningen. Het fonds is er mede op gericht om financieringsopties te geven aan mensen die nu op grond van de leennormen, moeilijk of geen financiering kunnen krijgen. Het fonds wordt gevuld met publieke en private middelen. Het kabinet stelt hiervoor middelen beschikbaar. Met een Nota van Wijziging is de eerste 75 miljoen euro aan publieke middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast komt 6 miljoen euro beschikbaar voor het opzetten van een digitaal platform en het ondersteunen van nieuwe concepten voor ontzorging.

Woningbouwimpuls

De woningbouwimpuls wordt geïntensiveerd met 50 miljoen euro in 2021 voor diverse maatregelen gericht op het wegnemen van knelpunten in de woningbouw in combinatie met wederkerige afspraken over de programmering van de woningbouw. Daarnaast wordt er 100 mln. van de aanvullende post overgeheveld naar de artikel 3 woningbouwimpuls ten behoeve van de versnelling.

Diversen

Deze post betreft diverse mutaties. Zo is de tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling toegevoegd aan de begroting van BZK. Daarnaast zijn de Urgenda-middelen die bij Najaarsnota 2019 zijn teruggeboekt naar de begrotingsreserve bij EZK weer toegevoegd aan de begroting van BZK. Ook zijn de resterende middelen uit 2019 die betrekking hebben op de verster-kingsoperatie Groningen overgeheveld van de begroting van EZK naar de begroting van BZK. Vanuit de aanvullende post zijn er middelen overgeheveld naar de begroting van BZK voor de Regionale Energie Strategieën (RES). Tevens zijn er middelen toegevoegd aan de begroting van BZK voor het opzetten van flexpools van ambtenaren met (technische) kennis over planvorming en vergunningverlening om de lokale bouwfase te ondersteunen en versnellen. In het kader van een investeringsimpuls voor de verduurzaming van bestaande sportaccommodaties zijn er middelen overgeheveld naar de begroting van VWS. Voor de bijdrage van BZK aan diverse innovatie-regelingen zijn er ook middelen overgeheveld naar de begroting van EZK. Ook hebben er desalderingen plaatsgevonden voor onder andere de bijdrage van de Shared Service Organisaties (SSO's) voor P&O-werkzaamheden en het afromen van het surplus eigen vermogen van de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Tot slot zijn de budgetten van de versterkingsoperatie Groningen technisch gecorrigeerd van het kader «Niet-relevant voor het uitgavenplafond» naar het kader «Rijksbegroting».

Diversen

Dit betreft een actualisatie van de in 2020 te betalen vennootschapsbelasting over de generale ontvangsten voor de veiling van locaties voor benzinestations langs Rijkswegen en winning van bodemmaterialen.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Huurtoeslag

In deze raming is sprake van minder en lagere terugvorderingen als gevolg minder aanvragen door huurders en door meer controle vooraf door de Belastingdienst. Dit leidt tot minder ontvangsten. Er is nog geen rekening gehouden met de verwachte grote gevolgen die de coronacrisis zal hebben op de huurtoeslag.

Diversen

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) laat een positief resultaat voor 2019 zien door gerealiseerde verkoopresultaten en incidentele meevallers. De toevoeging van het resultaat aan het eigen vermogen leidt tot een surplus. Conform de Regeling agentschappen is het surplus eigen vermogen 2019 afgeroomd door BZK.

Technische mutaties

Achtervangvergoeding nationale hypotheekgarantie De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan het Rijk. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De afdracht over het boekjaar 2019 bedraagt afgerond 33,9 miljoen euro.

Desaldering specifieke opdrachten doc direkt

Dit betreft een desaldering voor de uitvoering van specifieke opdrachten door Doc Direkt. De omvang van de desaldering wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota verwerkt.

Herverkaveling groningen (ezk)

In verband met de overheveling van het dossier Groningen zijn de bijbehorende budgetten voor 2020 en verder middels een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2020 overgeheveld van de begroting van EZK naar BZK.

Diversen

Dit betreft diverse mutaties, waaronder de jaarlijkse desaldering voor de verwachte ontvangsten van de Shared Service Organisaties (SSO's) en het afromen van het surplus eigen vermogen van de Dienst van de Huurcom-missie (DHC). Daarnaast betreft het de bijdrage van de SSO's voor P&O-werkzaamheden, de bijdrage van het IPO voor het beheer van het digitaal stelsel Omgevingswet landelijke voorziening (DSO-LV) en het informatiepunt Omgevingswet, de bijdrage van de Waterschappen voor de Water-schapsverkiezingen en een bijdrage van de VNG voor het beheer van de Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA). Tot slot heeft de Belastingdienst tijdelijk de invorderingsrente verlaagd. Hierdoor zijn de ontvangsten voor de huurtoeslag naar beneden bijgesteld.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

 

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

  • UITGAVEN
       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

42.656,0

42.484,3

42.964,8

43.379,8

43.197,3

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Meevaller studiefinancieringsraming ov (r)

  • 54,9
  • 6,9
  • 39,3
  • 34,7
  • 31,6
 

Tegenvaller nieuwkomersregeling

26,7

34,9

41,3

41,3

41,3

 

Tegenvaller referentieraming hbo

0,0

87,2

103,2

121,4

133,3

 

Tegenvaller referentieraming mbo

0,0

61,7

66,6

83,7

100,4

 

Tegenvaller referentieraming po

10,1

18,7

43,4

69,4

90,5

 

Tegenvaller referentieraming vo

  • 0,3

6,8

15,2

32,3

49,1

 

Tegenvaller studiefinancieringsraming aanvullende beurs (r)

11,9

14,4

21,0

27,9

34,4

 

Diversen

51,7

53,2

47,8

46,2

43,9

 
 

45,2

270,0

299,2

387,5

461,3

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Dekking tegenvaller ejm

  • 94,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Dekking tegenvaller niet uitgekeerde lpo

  • 29,0
  • 33,4
  • 33,2
  • 32,9
  • 32,7
 

Eindejaarsmarge 2019

117,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif ov

200,0

  • 200,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif werkdrukmiddelen (convenant)

20,1

48,3

28,1

  • 40,5
  • 56,0
 

Diversen

  • 30,6

45,1

  • 7,9
  • 24,7
  • 32,9
 
 

184,2

  • 140,0
  • 13,0
  • 98,1
  • 121,6
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Continueren fiscale scholingsaftrek

0,0

  • 218,0

0,0

0,0

0,0

 

Covid-19 onderwijs ondersteuningsmaatregelen

242,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Covid-19 onderwijsmaatregel compensatie studenten

47,5

152,5

0,0

0,0

0,0

 

Cultuur maatregelen covid-19

300,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

G33 werkdrukmiddelen

0,0

0,0

0,0

40,5

56,0

 

Loonbijstelling tranche 2020

994,7

998,1

991,0

999,0

992,5

 

Overboeking budget stimulans arbeidsmarktpositie (stap)

0,0

0,0

  • 202,5
  • 202,1
  • 202,6
 

Prijsbijstelling tranche 2020

167,9

162,5

172,1

174,1

173,6

 

Diversen

79,7

74,8

40,1

40,1

28,4

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Prijsbijstelling (nr) tranche 2020

70,7

71,9

72,9

73,9

74,4

 

Studiefinancieringsraming rentelening nr

  • 183,1
  • 225,5
  • 234,1
  • 234,6
  • 221,9
 

Diversen

  • 44,1
  • 10,6
  • 33,2
  • 61,2
  • 61,4
 
 

1.675,7

1.005,7

806,3

829,7

839,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

1.905,1

1.135,8

1.092,5

1.119,2

1.178,8

44.445,7

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

44.561,1

43.620,1

44.057,3

44.499,0

44.376,0

44.445,7

Totaal Internationale samenwerking

63,3

63,5

63,5

63,5

63,2

63,2

Stand Miljoenennota 2021

44.624,4

43.683,6

44.120,8

44.562,4

44.439,2

44.508,9

 

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

  • NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.364,3

1.416,1

1.499,6

1.574,3

1.670,8

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

           

Renteontvangsten studiefinancieringsraming

  • 30,3
  • 38,0
  • 49,6
  • 61,5
  • 57,0
 

Diversen

3,5

0,7

  • 0,2

3,3

4,2

 
 
  • 26,8
  • 37,3
  • 49,8
  • 58,2
  • 52,8
 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

13,8

13,8

12,3

12,8

  • 3,3
 

Studiefinancieringsraming terugontvangen lening (nr)

53,4

52,4

51,0

34,3

14,7

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

67,2

66,2

63,3

47,1

11,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

40,3

28,9

13,4

  • 11,0
  • 41,4

1.688,3

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.404,6

1.445,0

1.513,0

1.563,3

1.629,4

1.688,3

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

1.404,6

1.445,0

1.513,0

1.563,3

1.629,4

1.688,3

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Meevaller studiefinancieringsraming ov (r)

Op het OV als onderdeel van het studiefinancieringscontract is een meevaller. Deze meevaller wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere omzettingen van prestatiebeurs (het ov-reisproduct) in gift en een lager bedrag aan prestatiebeurstoekenningen.

Tegenvaller nieuwkomersregeling

Deze tegenvaller op de nieuwkomersregeling in het po en vo wordt veroorzaakt door de nieuwe CBS-bevolkingsprognose. Omdat er meer nieuwkomers zijn, ook in de onderwijsplichtige leeftijdscategorieën, zijn er tegenvallers op de aanvullende bekostigingsregelingen voor nieuwkomers/ vreemdelingen in het po en vo.

Tegenvaller referentieraming hbo

In het hbo is een tegenvaller op de studentenraming. Deze tegenvaller wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de nieuwe CBS-bevolkingsprognose. Daarnaast stromen relatief meer studenten het hbo in van buiten het onderwijs. Dit zijn studenten die na het voortgezet onderwijs een jaar of meerdere tussenjaren nemen, internationale studenten en personen die instromen op latere leeftijd.

Tegenvaller referentieraming mbo

In het mbo is een tegenvaller op de studentenraming. Deze tegenvaller wordt ook hoofdzakelijk veroorzaakt door de nieuwe CBS-bevolkings-prognose. Daarnaast speelt mee dat het CPB een hogere werkloosheid voorspelt dan vorig jaar. Hierdoor worden relatief meer BOL-studenten dan BBL-studenten verwacht. BOL-studenten volgen voltijd onderwijs en kosten daarom relatief meer.

Tegenvaller referentieraming po

In het po is een tegenvaller op de leerlingenraming. Deze tegenvaller wordt ook hoofdzakelijk veroorzaakt door de nieuwe CBS-bevolkingsprognose.

Tegenvaller referentieraming vo

In het vo is een tegenvaller op de leerlingenraming. Deze tegenvaller wordt ook hoofdzakelijk veroorzaakt door de nieuwe CBS-bevolkingsprognose.

Tegenvaller studiefinancieringsraming aanvullende beurs (r)

Op de aanvullende beurs is een tegenvaller. Deze tegenvaller wordt voornamelijk veroorzaakt door hoger geraamde aantallen studenten in het mbo.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mee- en tegenvallers die onder de ondergrens vallen.

Beleidsmatige mutaties

Dekking tegenvaller ejm

Een deel van de eindejaarsmarge wordt ingezet als generale dekking. Dekking tegenvaller niet uitgekeerde lpo

Een deel van de LPO over onder andere subsidies en opdrachten wordt ingezet als generale dekking.

Eindejaarsmarge 2019

De eindejaarsmarge 2019 is toegevoegd aan de OCW-begroting.

Kasschuif ov

Ter optimalisatie van het kasritme van de staat wordt van de verplichting aan de vervoerbedrijven voor de OV-studentenkaart in 2021 via een kasschuif 200 miljoen euro vooruitbetaald in 2020.

Kasschuif werkdrukmiddelen (convenant)

Een kasschuif vindt plaats om een deel van de nog gereserveerde werkdrukmiddelen, conform het convenant van het najaar 2019, vanuit 2023 en 2024 naar 2020, 2021 en 2022 te schuiven.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse beleidsmatige mutaties die onder de ondergrens vallen.

Technische mutaties

Aanpak lerarentekort

Er is structureel 32 miljoen euro generaal beschikbaar gesteld in het voorjaar 2020 voor de aanpak van het lerarentekort.

Covid-19 onderwijs ondersteuningsmaatregelen

Met deze middelen worden onderwijsachterstanden en studievertraging als gevolg van COVID-19 voor leerlingen en mbo-studenten zoveel mogelijk voorkomen.

Covid-19 onderwijsmaatregel compensatie studenten

Met deze middelen worden laatstejaarsstudenten gecompenseerd voor studievertraging als gevolg van COVID-19. Het gaat om studenten die tussen september en eind januari hun mbo-, hbo- of universitaire diploma halen. Daarnaast is er compensatie voor mbo- en ho-studenten voor het aflopen van het studiefinancieringsrecht voor de basis- en aanvullende beurs.

Cultuurmaatregelen Covid-19

De liquiditeitsproblemen van instellingen in de culturele en creatieve sector vormen een probleem voor het voortbestaan van vitale onderdelen in de culturele en creatieve infrastructuur. Het kabinet voegt daarom 300 miljoen euro additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden.

G33 werkdrukmiddelen

Een deel van de nog gereserveerde werkdrukmiddelen is, conform het convenant van najaar 2019, overgemaakt naar de begroting van OCW.

Loonbijstelling tranche 2020

De tranche 2020 van de loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Prijsbijstelling tranche 2020

De tranche 2020 van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Overboeking budget Stimulans ArbeidsmarktPositie (STAP)

Het budget voor levenlangontwikkelen wordt overgeboekt van OCW naar SZW. Dit is voor het STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) ter vervanging van de fiscale scholingsaftrek.

Continueren fiscale scholingsaftrek

Dit betreft een kadercorrectie omdat de aftrek van scholingsuitgaven nog een jaar langer dan oorspronkelijk beoogd een fiscale regeling blijft in plaats van een uitgavenregeling.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse technische mutaties die onder de ondergrens vallen.

Prijsbijstelling (nr) tranche 2020

De tranche 2020 (niet-relevant) van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Studiefinancieringsraming rentelening nr

Deze post bestaat uit niet-kaderrelevante uitgaven voor studiefinanciering. De meevaller wordt voor een groot deel veroorzaakt doordat het aantal leners lager is dan geraamd.

Diversen (Niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Renteontvangsten studiefinancieringsraming

De renteontvangsten zijn omlaag bijgesteld als gevolg van de lage rentestand.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen. Technische mutaties

Studiefinancieringsraming terugontvangen lening (nr)

Deze post bestaat uit niet-kaderrelevante ontvangsten voor studiefinanciering. Deze ontvangsten zijn iets omhoog bijgesteld omdat de extra ontvangsten bovenop de termijnbedragen wat hoger zijn.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse technische mutaties die onder de ondergrens vallen.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

 

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)

  • UITGAVEN
       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

6.662,9

6.390,4

6.551,5

6.117,7

6.253,3

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Rente vaste schuld

  • 102,0
  • 456,0
  • 456,0
  • 456,0
  • 456,0
 

Diversen

0,0

  • 14,6
  • 14,6
  • 14,6
  • 14,6
 
 
  • 102,0
  • 470,6
  • 470,6
  • 470,6
  • 470,6
 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
 
 
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Rente vaste schuld

0,0

0,0

  • 457,0
  • 975,0
  • 1.485,0
 

Rente vlottende schuld

0,0

0,0

  • 56,0
  • 162,0
  • 162,0
 

Rentelasten kasbeheer

0,0

0,0

  • 57,7
  • 121,1
  • 121,1
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Rentelasten kasbeheer

0,0

  • 6,1
  • 46,4
  • 117,1
  • 139,5
 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

  • 6,1
  • 617,1
  • 1.375,2
  • 1.907,6
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 102,2
  • 476,8
  • 1.088,0
  • 1.846,0
  • 2.378,4

3.664,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6.560,7

5.913,6

5.463,5

4.271,7

3.874,9

3.664,5

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

6.560,7

5.913,6

5.463,5

4.271,7

3.874,9

3.664,5

 

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)

  • NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

9.146,3    10.525,3

6.931,9

6.118,2

4.914,7

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Rente vlottende schuld

14,0

562,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

5,0

3,4

3,4

3,4

3,4

 
 

19,0

565,4

3,4

3,4

3,4

 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Rente vlottende schuld

0,0

0,0

600,0

556,0

489,0

 

Diversen

0,0

0,0

  • 12,4
  • 26,5
  • 41,6
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Aflossingen op leningen

  • 49,9
  • 68,6
  • 71,5
  • 80,3
  • 88,9
 

Mutatie in rekening courant en

  • 3.936,0

79,3

  • 1.219,9
  • 2.186,8
  • 578,0
 

deposito

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Rente derivaten

44,0

74,0

296,0

326,0

190,0

 

Diversen

  • 8,5

12,0

7,0

0,0

0,0

 
 
  • 3.950,4

96,7

  • 400,8
  • 1.411,6
  • 29,5
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2020

  • 3.931,4

662,1

  • 397,4
  • 1.408,2
  • 26,1

4.800,8

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

5.214,9

11.187,3

6.534,5

4.709,9

4.888,6

4.800,8

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

5.214,9

11.187,3

6.534,5

4.709,9

4.888,6

4.800,8

Uitgaven

Mee- en tegenvallers Rente vaste schuld

De raming van de rentelasten vaste schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) en doordat actuele rentes bij de uitgifte van nieuwe leningen lager waren dan de geraamde rentestanden van het CPB.

Diversen

Betreft de rentelasten kasbeheer. De raming van deze rentelasten is gewijzigd als gevolg van geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het CPB.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft een som van diverse mutaties waaronder loon- en prijsbijstellingen en het afboeken van 500.000 euro die wordt gebruikt als dekking ten behoeve van de projectkosten en beheerskosten van het digitaliseren van het schatkistbankieren.

Technische mutaties

Rente vaste schuld

De raming van de rentelasten op de vaste schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het CPB.

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde financieringsbehoefte en de rentestanden in de ramingen van het CPB.

Rentelasten kasbeheer

Betreft de rentelasten kasbeheer. De raming van deze rentelasten is gewijzigd als gevolg van geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het CPB.

Rentelasten kasbeheer (niet relevant voor uitgavenplafond)

Betreft de rentelasten over de rekening-courantstanden van de sociale fondsen. Ook de raming van deze rentelasten is gewijzigd als gevolg van geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het CPB.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde financieringsbehoefte en de rentestanden in de ramingen van het CPB.

Diversen

De raming voor rentebaten kasbeheer is bijgesteld als gevolg van een wijziging van de geraamde rentestanden van het CPB en veranderingen bij de aangehouden middelen.

Technische mutaties

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde financieringsbehoefte en de rentestanden in de ramingen van het CPB.

Diversen

De raming voor rentebaten kasbeheer is bijgesteld als gevolg van een wijziging van de geraamde rentestanden van het CPB en veranderingen bij de aangehouden middelen.

Aflossingen op leningen (niet relevant voor uitgavenplafond)

De omvang van de verwachte aflossingen op leningen door Agentschappen en RWT's is bijgesteld op basis van de daadwerkelijk verstrekte leningen.

Mutatie in rekening courant en deposito (niet relevant voor uitgavenplafond)

De wijziging in de geraamde mutatie van het saldo op de rekening-couranten en deposito's van de deelnemers aan schatkistbankieren is het gevolg van het actualiseren van de geraamde uitgaven en inkomsten van de sociale fondsen.

Rente derivaten (niet relevant voor uitgavenplafond)

De raming van de rentebaten op derivaten is naar boven bijgesteld als gevolg van de geactualiseerde rentestanden van het CPB.

Diversen (niet relevant voor uitgavenplafond)

Dit betreft nog een kleine bijstelling van de raming van de rentebaten op derivaten als gevolg van geactualiseerde rentestanden van het CPB.

Financiën

IXB FINANCIËN: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

7.830,1

7.495,6

7.476,2

7.366,9

7.315,5

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Belasting- en invorderingsrente

15,0

15,0

15,0

15,0

15,0

 

Schadeuitkering ekv

  • 50,0
  • 50,0
  • 50,0
  • 50,0
  • 50,0
 

Storting begrotingsreserve

70,2

70,2

70,2

70,2

70,2

 
 

35,2

35,2

35,2

35,2

35,2

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Bijstelling bcf

137,0

141,9

139,1

139,1

139,1

 

Borgen stabiliteit cruciale processen belastingdienst

110,5

239,5

227,1

232,6

216,8

 

E-commerce

0,0

0,0

15,0

15,0

15,0

 

Eindejaarsmarge

35,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Herstellen toeslagen

80,0

131,3

149,3

140,3

131,0

 

Inzet aanvullende post beheerst

  • 25,9
  • 86,2
  • 169,0
  • 75,2
  • 12,2
 

vernieuwen

           

Inzet eindejaarsmarge

  • 35,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif compensatie ouders

  • 70,0

60,0

10,0

0,0

0,0

 

Kasschuiven

  • 45,9

14,7

15,4

0,0

15,9

 

Schade ekv

8,0

80,0

0,0

0,0

0,0

 

Toeslagen (compensatie ouders en uitvoeringskosten)

235,0

175,0

90,0

0,0

0,0

 

Verbeteren dienstverlening belastingdienst

61,1

79,2

74,9

78,3

67,5

 

Diversen

  • 22,6

19,3

9,0

5,4

3,1

 
 

467,2

854,7

560,8

535,5

576,2

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Beroep op aanvullende post -beheerst vernieuwen

25,9

86,2

169,0

75,2

12,2

 

Eib pan-europees garantiefonds

260,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Herverzekering leverancierskredieten

1.030,0

350,0

0,0

0,0

0,0

 

Loonbijstelling

95,0

85,6

85,5

83,6

83,6

 

Diversen

34,0

10,2

45,4

47,9

44,9

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Invest-internationaal

0,0

247,0

147,0

147,0

146,0

 

Schade ekv

66,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Schadeuitkering ekv

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

 

Steunmaatregelen klm

1.000,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

12,0

1,5

0,0

0,0

0,0

 
 

2.574,1

830,5

496,9

403,7

336,7

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

3.076,6

1.720,3

1.092,9

974,5

948,2

7.907,9

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

10.906,7

9.215,9

8.569,1

8.341,4

8.263,7

7.907,9

Totaal Internationale samenwerking

192,1

48,7

268,9

315,1

349,2

381,1

Stand Miljoenennota 2021

11.098,8

9.264,6

8.838,0

8.656,5

8.612,9

8.289,0

IXB FINANCIËN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

3.097,8

3.099,9

3.274,2

3.215,2

3.176,5

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Belasting- en invorderingsrente

135,0

165,0

180,0

180,0

180,0

 

Dividenden staatsdeelnemingen - deelnemingen

  • 85,0
  • 245,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 60,0
 

Doorbelasten kosten vervolging

0,0

15,0

15,0

15,0

15,0

 

Onttrekking begrotingsreserve

20,2

20,2

20,2

20,2

20,2

 

Ontvangsten boetes en schikkingen

30,0

50,0

50,0

50,0

50,0

 

Winstafdracht dnb

308,0

  • 252,0
  • 377,0
  • 325,0
  • 251,0
 
 

408,2

  • 246,8
  • 121,8
  • 69,8
  • 45,8
 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Begrotingsreserve ekv

8,7

82,8

2,8

2,8

2,8

 

Diversen

  • 0,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

8,4

82,8

2,8

2,8

2,8

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Coronamaatregelen

  • 165,0
  • 133,0
  • 33,0
  • 16,0
  • 9,0
 

Herverzekering leverancierskredieten

390,0

100,0

0,0

0,0

0,0

 

Recuperaties ekv

  • 151,7
  • 7,6
  • 0,9
  • 1,0

0,8

 

Steunmaatregelen klm

22,2

76,4

86,4

103,0

119,6

 

Verlenging coronamaatregelen

  • 251,0
  • 261,0
  • 127,0
  • 39,0
  • 24,0
 

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

11,9

14,9

16,8

17,2

17,2

 

Dividenden staatsdeelnemingen - financiële deelnemingen

  • 672,5
  • 610,0

0,0

0,0

0,0

 

Recuperaties ekv

11,7

147,6

0,9

1,0

  • 0,8
 

Verkoop sabb en rfs

31,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Winstafdracht dnb

74,0

  • 29,0
  • 19,0
  • 4,0
  • 3,0
 

Diversen

  • 6,5
  • 5,2
  • 18,2
  • 19,5
  • 18,0
 
 
  • 705,6
  • 706,9
  • 94,0

41,7

82,8

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 288,8
  • 870,9
  • 212,9
  • 25,2

39,9

3.502,4

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

2.809,0

2.229,0

3.061,3

3.190,0

3.216,4

3.502,4

Totaal Internationale samenwerking

2,3

2,2

2,0

2,0

1,9

1,7

Stand Miljoenennota 2021

2.811,3

2.231,2

3.063,3

3.192,0

3.218,3

3.504,1

Uitgaven

Mee- en tegenvallers Belasting- en invorderingsrente

Bij de belasting- en invorderingsrente (BIR) wordt een autonome tegenvaller verwacht als gevolg van hogere belastingteruggaven waarover rente moet worden betaald en vanwege de gewijzigde verdeelsleutels van de BIR. Hierdoor verschuift bij de rente-uitgaven de verhouding tussen het belasting- en het premiedeel ten nadele van eerstgenoemde.

Schadeuitkering EKV

De bijstelling heeft betrekking op het opnemen van bruto onttrekkingen en toevoegingen aan de begrotingsreserve exportkredietverzekering (EKV). Vanaf de eerste suppletoire begroting in 2020 worden toevoegingen aan de begrotingsreserve als uitgaven weergegeven en de onttrekkingen uit de begrotingsreserve als ontvangsten. Deze bijstelling hangt samen met de mutatie schadeuitkering EKV onder technische mutaties en is per saldo budgetneutraal.

Storting begrotingsreserve

Vanaf de eerste suppletoire begroting 2020 en verder worden de toevoegingen aan de begrotingsreserve als uitgaven weergegeven en de onttrekkingen uit de begrotingsreserve als ontvangsten. De raming van de toevoeging aan de begrotingsreserve is gelijk aan de raming van de premieontvangsten (70,2 miljoen euro). Het toevoegen van de premieontvangsten aan de begrotingsreserve is een uitgave voor de Financiën-begroting.

Beleidsmatige mutaties

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van het BTW-compensatiefonds.

Borgen stabiliteit cruciale processen belastingdienst De Belastingdienst wil nieuwe problemen voorkomen door de druk op cruciale processen te verlagen en door de uitvoeringscapaciteit op gelijk niveau te houden. Het betreft met name middelen voor de belastinginning en de ICT-dienstverlening.

E-commerce

De EU-richtlijn btw e-commerce moet per 1 januari 2021 geïmplementeerd worden. Mogelijk stemmen de lidstaten in met uitstel tot 1 juli 2021. Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de uitvoeringskosten ca. 56 miljoen euro structureel per jaar bedragen. Deze mutatie betreft de hogere uitgaven die worden gedekt met hogere ontvangsten binnen het begrotingsartikel. De overige uitvoeringskosten worden gedekt middels herschikkingen binnen het begrotingsartikel.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begroting van het ministerie van Financiën en ingezet voor problematiek op de Financiën-begroting.

Herstellen Toeslagen

Er worden structureel middelen toegekend om een verbetering in de uitvoering van Toeslagen mogelijk te maken. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor de ontvlechting van de Belastingdienst.

Inzet Aanvullende Post Beheerst vernieuwen

De resterende middelen op de Aanvullende Post voor Beheerst vernieuwen worden overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Financiën. Deze middelen worden ingezet ter dekking van de goedgekeurde bestedingsplannen Beheerst vernieuwen op artikel 1.

Inzet eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begroting van het ministerie van Financiën en ingezet voor problematiek op de Financiën-begroting.

Kasschuif compensatie ouders

Bij de herstelbetalingen van Toeslagen staat zorgvuldigheid voorop: ouders moeten zo veel mogelijk in een keer goed geholpen zijn. Ook is het essentieel om goede dienstverlening aan ouders te bieden, waarbij de verhalen van de ouders centraal staan. De grote complexiteit van de dossiers maakt het noodzakelijk om het ritme van de betalingen aan te passen, waardoor een deel van de middelen wordt doorgeschoven naar 2021 en 2022.

Kasschuiven

Middels enkele kasschuiven worden middelen in 2020 naar 2021 en verder geschoven. Er zijn een aantal kasschuiven ingediend om de resterende middelen op de Aanvullende Post voor Beheerst vernieuwen in het gewenste ritme te plaatsen na overheveling naar de Financiën-begroting. Deze kasschuiven zorgen voor een nieuwe en juiste verdeling van de middelen in de jaren 2020 en 2021.

Schade EKV

Op 30 april 2020 heeft het kabinet besloten om het bedrijf IHC te ondersteunen om de continuïteit van het bedrijf te borgen (Kamerstuk 2019-2020, 35-300, VIII, nr. 102). Zo blijft de internationale concurrentiepositie in de maritieme maakindustrie gehandhaafd en wordt het verlies van banen geminimaliseerd. Een deel van het reddingsplan betreft het uitbetalen van een schadeuitkering van 167 miljoen euro. Van deze schadeuitkering is de verwachte definitief afgeschreven schade in 2020 8 miljoen euro en in 2021 80 miljoen euro. De schade-uitkering van 66,9 miljoen in 2020 wordt onder technische mutaties toegelicht.

Toeslagen (compensatie ouders en uitvoeringskosten)

In de «Kabinetsreactie op het eindrapport van de Advies-commissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) en het Zwartboek» worden middelen beschikbaar gesteld om de gevolgen van een onredelijk hard toeslagenstelsel zo veel mogelijk te repareren. Dit betreft cumulatief 390 miljoen euro over de jaren 2020, 2021 en 2022 voor compensatie aan ouders en cumulatief 110 miljoen euro voor de uitvoeringskosten hiervan door Toeslagen. Hiernaast is 20 miljoen extra beschikbaar gesteld op artikel 10 als gevolg van het besluit tot toekenning van OGS-compensatie (opzet of grove schuld).

Verbeteren dienstverlening Belastingdienst

Burgers en bedrijven moeten op de dienstverlening van de Belastingdienst kunnen vertrouwen. De middelen die hiervoor zijn vrijgemaakt geven onder andere een impuls voor de bereikbaarheid en klantgerichtheid van de Belas-tingtelefoon en tijdige afhandeling van bezwaren en aangiften voor Erf- en Schenkbelasting. Daarnaast wordt gestart met een cultuurtraject binnen de Belastingdienst.

Diversen

Dit betreft een som van diverse mutaties waaronder een aantal kleinere kasschuiven. In deze post worden de uitgaven voor muntcirculatie naar beneden bijgesteld. Deze worden veroorzaakt door een lagere productie, omdat van de meeste muntsoorten al voldoende munten in omloop zijn. Daarnaast wordt een deel van de loon- en prijsbijstelling op de Aanvullende Post gebruikt als dekking voor het traject Belastingdienst op orde. In 2020, 2021 en 2022 wordt 4,4 miljoen euro van Buitenlandse Zaken door de Douane besteed voor het handhavingsbeleid van de sancties voor Rusland.

Technische mutaties

Beroep op aanvullende post - Beheerst vernieuwen

De resterende middelen op de Aanvullende Post voor Beheerst vernieuwen worden overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Financiën.

EIB pan-Europees garantiefonds

De EIB-groep heeft als onderdeel van maatregelen op Europees niveau een voorstel gedaan om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen door de oprichting van een pan-Europees garantiefonds (EGF). Het garantiefonds van 25 miljard euro is een onderdeel van het pakket aan maatregelen dat op 9 april 2020 door de Eurogroep is afgesproken. Het Nederlands aandeel bedraagt ca. 1,3 miljard euro. De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie deels ingeroepen zal worden. De verwachte nettoverliezen worden ingeschat op 20 procent, wat neerkomt op ca. 260 miljoen euro.

Herverzekering leverancierskredieten

De herverzekering leverancierskredieten betreft een COVID-19 maatregel waarbij de Staat voorkomt dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt. Op basis van een scenarioanalyse is er een schadeuitkering van ca. 1,4 miljard euro geraamd. Hierbij wordt per sector een inschatting gemaakt welke afnemers, ernstig of nauwelijks zijn geraakt als gevolg van de COVID-19 maatregelen. Een deel van de schade-uitkering wordt geraamd in 2021. Bij een betalingstermijn van dertig dagen wordt op zijn vroegst pas 105 dagen nadat een levering is gefactureerd schade uitgekeerd aan de verzekerde. Daarom wordt een deel van de schadeuit-kering (350 miljoen euro) geraamd in 2021.

Loonbijstelling

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Diversen

Dit betreft een som van diverse mutaties. Als gevolg van COVID-19 heeft het kabinet besloten om zowel de belasting- als de invorderingsrente naar 0,01 procent te verlagen tot 1 oktober 2020. Dit leidt tot lagere uitgaven van 22 miljoen euro voor Financiën. Verder bestaat de post uit een aantal overboekingen van en naar andere departementen en desalderingen.Tot slot is de tranche 2020 van de prijsbijstelling toegevoegd aan de begroting.

Invest-International (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze mutatie betreft een overheveling van middelen vanuit de Aanvullende Post naar de begroting van Financiën voor het opstarten van de internationale tak van Invest-NL.

Schade EKV (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Op 30 april 2020 heeft het kabinet besloten om het bedrijf IHC te ondersteunen om de continuïteit van het bedrijf te borgen. Zo blijft de internationale concurrentiepositie in de maritieme maakindustrie gehandhaafd en wordt het verlies van banen geminimaliseerd. Een deel van het reddingsplan betreft het uitbetalen van een schadeuitkering van 167 miljoen euro. Van deze schadeuitkering is de verwachte voorlopige schade-uitkering in 2020 66,9 miljoen euro.

Schadeuitkering EKV (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze bijstelling heeft betrekking op het opnemen van bruto onttrekkingen en toevoegingen aan de begrotingsreserve EKV. Vanaf de eerste suppletoire begroting in 2020 worden toevoegingen aan de begrotingsreserve als uitgaven weergegeven en de onttrekkingen uit de begrotingsreserve als ontvangsten. Deze bijstelling hangt samen met de mutatie schade-uitkering EKV onder mee- en tegenvallers en is per saldo budgetneutraal.

Steunmaatregelen KLM (niet relevant voor het uitgavenplafond)

De Nederlandse Staat verstrekt een directe lening aan KLM met een omvang van 1 miljard euro. De lening is een achtergestelde lening. Dit betekent dat wanneer KLM haar crediteuren niet kan terugbetalen, deze lening (en daarmee de Nederlandse Staat) pas als laatste wordt terugbetaald. Daarmee neemt de Nederlandse Staat relatief veel risico op zich via deze lening, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt.

Diversen (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze post bestaat uit een som van mutaties waaronder de vaststelling van de schadeloosstelling. In de procedure tot vaststelling van de schadeloosstelling voor de onteigening heeft de minister aangegeven een schadeloosstelling van ten minste 10 miljoen euro verschuldigd te zijn. De uitvoeringskosten van deze uitgaven bedragen 2 miljoen euro in 2020.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Belasting- en invorderingsrente

Bij de belasting- en invorderingsrente (BIR) wordt een structurele ramings-bijstelling verwerkt van de ontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door de stijging van het aantal (belastingplichtige) bedrijven en burgers in de afgelopen jaren. Dit heeft positieve gevolgen voor de belastingbasis en daarmee de grondslag voor de meerjarige BIR-raming. Ook is sprake van gewijzigde verdeelsleutels van de BIR, waardoor bij de renteontvangsten de verhouding tussen het belasting- en het premiedeel verschuift ten faveure van eerstgenoemde.

Dividenden staatsdeelnemingen - deelnemingen

De COVID-19-crisis heeft geleid tot een neerwaartse meerjarige bijstelling bij de reguliere staatsdeelnemingen.

Doorbelasten kosten vervolging

Aan belastingschuldigen worden de kosten doorberekend van invorde-ringsmaatregelen. Op basis van de realisatiecijfers van de afgelopen jaren en de verwachtingen voor de komende jaren wordt de raming van de verwachte ontvangsten voor kostenvervolging opwaarts bijgesteld.

Onttrekking begrotingsreserve EKV

Vanaf de eerste suppletoire begroting 2020 en verder worden de toevoegingen aan de begrotingsreserve EKV als uitgaven weergegeven en de onttrekkingen uit de begrotingsreserve als ontvangsten. De geraamde onttrekking uit de begrotingsreserve is gelijk aan de geraamde uitvoeringskosten van Atradius, schades die definitief worden afgeschreven en overige kosten (20,2 miljoen euro). Een onttrekking uit de begrotingsreserve is een ontvangst voor de Financiën-begroting.

Ontvangsten boetes en schikkingen

Dit betreft een structurele ramingsbijstelling op de ontvangsten van boetes en schikkingen als gevolg van wijzigingen in de verdeelsleutels.

Winstafdracht DNB

De ramingsbijstellingen van de winstafdracht DNB worden naar beneden bijgesteld. COVID-19 incl. extra aankopen in het activa aankoopprogramma (APP) en het pan-Europese pensioenproduct (PEPP) leidt tot een sterke stijging van het renterisico dat DNB loopt. Om dit risico op te vangen vergroot DNB, conform de gemaakte afspraken met de Staat, haar financiële buffers ten laste van de verwachte winst voor de komende jaren. Dit resulteert in het niet afdragen van de winst aan de Nederlandse Staat tot en met 2024.

Beleidsmatige mutaties

Begrotingsreserve EKV

Zoals in de Kamerbrief over de bijdrage van de Staat aan de continuïteit van IHC gemeld, wordt de begrotingsreserve aangesproken voor de definitief afgeschreven schade-uitkering aan IHC. De definitief afgeschreven schade-uitkering bedraagt voor 2020 en 2021 respectievelijk 8,0 miljoen euro en 80,0 miljoen euro Ook voor de ophoging van de uitvoeringkosten van Atradius DSB (2,8 miljoen euro) wordt de begrotingsreserve aangesproken.

Diversen

Deze post bestaat uit de bijstelling van de Nederlandse Herverzekerings-maatschappij voor Terrorismeschaden (NHT). Er is een financieel effect op de jaarlijks opgebouwde begrotingsreserve. Hierin wordt voor 2020 250.000 euro minder opgebouwd. Deze lagere opbouw komt doordat het premiepercentage al jaren daalt. Dit als gevolg van enerzijds dalende rentepercentages en anderzijds een lager risicopremie op de waarschijnlijkheid van terroristische aanslagen.

Technische mutaties

Coronamaatregelen

Het kabinet heeft 17 maart (Kamerstuk 2019-2020, 35-420, nr. 14), besloten de liquiditeit van de ondernemers te ondersteunen door tijdelijk -gedurende drie maanden- zowel de belasting- als de invorderingsrente naar 0,01 procent te verlagen. Dit leidt tot lagere rente-ontvangsten. Daarnaast is het kabinet ondernemers tegemoetgekomen door het tijdelijk -gedurende drie maanden - achterwege laten of terugdraaien van betaalver-zuimboetes. Deze maatregel heeft daarnaast een neerwaarts effect op de opbrengsten van de kosten van vervolging, wat tot lagere boete-ontvangsten leidt. De som van deze eerste set van maatregelen betreft 165 miljoen euro in 2020.

Herverzekering leverancierskredieten

De herverzekering leverancierskredieten betreft een COVID-19 maatregel waarbij de Staat voorkomt dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt. De schaderestituties en premieontvangsten voor de herverzekering van de leverancierskredieten komen ten gunste van de Staat. De voor 2020 geraamde premieontvangsten bedragen 200 miljoen euro, de geraamde ontvangsten uit schaderestituties bedragen voor 2020 en 2021 respectievelijk 190 miljoen euro en 100 miljoen euro.

Recuperaties EKV

Argentinië heeft aangegeven de openstaande vordering van 140 miljoen euro niet te kunnen voldoen en heeft herstructurering aangevraagd bij de Club van Parijs. De uiterste betaaldatum voor deze vordering verstrijkt in 2021, waardoor vooralsnog de voor 2020 geraamde ontvangst wordt geraamd voor 2021. Daarnaast is bij invoering van de nieuwe begrotingssystematiek voor de EKV in 2019 per abuis de plafondaanduiding van de schaderestituties voor en na 1999 verwisseld. Restituties van polissen na 1999 hadden conform nieuwe systematiek buiten het uitgavenplafond moeten vallen en restituties van polissen van voor 1999 hadden binnen het uitgavenplafond moeten vallen. Deze mutatie corrigeert voor deze verwisseling van verwerking.

Steunmaatregelen KLM

De Nederlandse Staat ontvangt rente voor de verstrekte lening aan KLM. De rente die KLM aan de Nederlandse Staat betaalt voor deze lening loopt op gedurende de looptijd. Voor het jaar 2020 wordt in totaal 16,3 miljoen euro aan renteontvangsten geraamd. Gezien KLM alleen rente betaalt over het getrokken deel van de lening en de exacte rentepercentages afhankelijk zijn van schommelingen in de Euribor, kunnen de gerealiseerde renteontvangsten afwijken van de raming die is opgenomen in de incidentele suppletoire begroting. Daarnaast ontvangt de Nederlandse Staat een premie voor de afgegeven garantie inzake de revolving credit facility voor KLM. De premie die KLM aan de Nederlandse Staat betaalt voor deze garantie loopt op gedurende de looptijd. Voor het jaar 2020 wordt in totaal 6 miljoen aan premieontvangsten geraamd.

Verlenging coronamaatregelen

Het kabinet heeft 28 augustus 2020 aangegeven de maatregelen rondom de belasting- en invorderingsrente te verlengen tot en met 31 december 2021. Met het Steun- en herstelpakket wordt de verlaagde in rekening te brengen invorderingsrente van 0,01 procent per 1 oktober 2020 verlengd tot en met 31 december 2021. Daarnaast wordt de belastingrente per 1 oktober 2020 weer verhoogd tot het niveau van 4%. Voor alle belastingsoorten met uitzondering van de vennootschapsbelasting komt deze 4% overeen met het percentage zoals dat oorspronkelijk, voorafgaand aan de Coronacrisis, gold. Het percentage voor de vennootschapsbelasting bedroeg oorspronkelijk 8%, maar zal vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 op het lagere niveau van 4% (gelijk aan de andere belastingsoorten) liggen. Tot slot, komt het kabinet ondernemers tegemoet door het tijdelijk achterwege laten of terugdraaien van betaalverzuimboetes. Deze verzuimboete brengt de Belastingdienst normaliter in rekening als een belastingplichtige niet (tijdig) betaalt. Deze verlenging leidt tot derving in de niet-belastingont-vangsten.

Diversen

Dit betreft een som van meerdere mutaties. Het zijn met name desalde-ringen van uitgaven voor facilitaire diensten door de Belastingdienst aan andere overheidspartijen.

Dividenden staatdeelnemingen - financiële deelnemingen (niet relevant voor het uitgavenplafond)

De nieuwste winstramingen van de staatsdeelnemingen leiden tot een lagere dividendraming. De dividenduitkeringen van financiële instellingen zijn tot 31 december 2020, op aanbeveling van de ECB, uitgesteld.

Recuperaties EKV (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze mutatie betreft een bijstelling op de vordering op Argentinië. De openstaande vordering op Argentinië bedraagt 140 miljoen euro en wordt vooralsnog geraamd te ontvangen in 2021. Tevens betreft de mutatie een correctie van de verwisseling van de verwerking van de schaderestituties.

Verkoop SABB en RFS (niet relevant voor het uitgavenplafond)

De Staat heeft zijn resterende belang in de Saudi British Bank (SABB) en RFS Holdings afgewikkeld. De opbrengst van de verkoop betreft 31,3 miljoen euro.

Winstafdracht DNB (niet relevant voor het uitgavenplafond)

De raming winstafdracht DNB wordt aangepast n.a.v. de meest recente winstraming. COVID-19 incl. extra aankopen in het activa aankooppro-gramma (APP) en het pan-Europese pensioenproduct (PEPP) leidt tot een sterke stijging van het renterisico dat DNB loopt. Om dit risico op te vangen vergroot DNB, conform de gemaakte afspraken met de Staat, haar financiële buffers ten laste van de verwachte winst voor de komende jaren. Dit resulteert in het niet afdragen van de winst aan de Nederlandse Staat tot en met 2024.

Diversen (niet relevant voor het uitgavenplafond)

Dit betreft een som van meerdere mutaties waaronder een daling van de renteontvangsten op de lening aan Griekenland. Deze bijstelling wordt aangepast aan de hand van de meest recente renteramingen van het Centraal Planbureau (CPB).

Defensie

 

X DEFENSIE: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

10.825,1

11.243,3

11.579,0

11.385,0

11.431,6

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Compensatie zeeland

  • 40,9
  • 52,5
  • 2,5
  • 2,5

0,0

 

Convenant brigade speciale beveiligingsopdrachten (bsb)

25,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Eindejaarsmarge 2019

136,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif chroom 6

  • 17,0

0,0

8,0

4,5

4,5

 

Medegebruik (infra) naar dmf

0,0

  • 17,9
  • 17,9
  • 17,9
  • 17,9
 

Diversen

  • 2,2

0,8

9,5

0,8

0,0

 
 

101,5

  • 69,6
  • 2,9
  • 15,1
  • 13,4
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Bijstellen valuta

7,6

35,3

51,1

50,5

31,4

 

Covid middelen

60,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0,0

  • 81,1
  • 74,2
  • 111,9
  • 111,9
 

Loonbijstelling tranche 2020

170,3

172,9

172,7

172,1

171,5

 

Prijsbijstelling tranche 2020

92,3

97,5

103,2

100,4

101,5

 

Diversen

27,6

4,5

2,7

3,5

4,5

 
 

357,8

229,1

255,5

214,6

197,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

459,2

159,5

252,6

199,5

183,7

11.190,6

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

11.284,3

11.402,8

11.831,6

11.584,5

11.615,2

11.190,6

Totaal Internationale samenwerking

195,7

225,9

225,9

211,7

210,2

210,2

Stand Miljoenennota 2021

11.480,1

11.628,7

12.057,4

11.796,2

11.825,4

11.400,8

 

X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

263,2

252,9

246,1

283,8

284,1

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Medegebruik (infra) naar dmf

0,0

  • 17,9
  • 17,9
  • 17,9
  • 17,9
 

Diversen

0,1

0,1

0,1

0,1

  • 0,3
 
 

0,1

  • 17,8
  • 17,8
  • 17,8
  • 18,2
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0,0

  • 81,1
  • 74,2
  • 111,9
  • 111,9
 

Diversen

20,2

4,7

4,8

4,8

4,8

 
 

20,2

  • 76,4
  • 69,4
  • 107,1
  • 107,1
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

20,2

  • 94,2
  • 87,3
  • 125,0
  • 125,3

158,8

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

283,4

158,7

158,8

158,8

158,8

158,8

Totaal Internationale samenwerking

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2021

284,8

160,1

160,2

160,2

160,2

160,2

*Om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbe-groting te verbeteren heeft Defensie per 2021 een nieuw begrotingshoofdstuk (hoofdstuk K), het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). De middelen van het investeringsartikel (Artikel 6 op hoofdstuk X) en de instandhoudingsuitgaven van de overige artikelen zijn naar het Defensie-materieelbegrotingsfonds verplaatst. Een aantal van onderstaande mutaties hebben betrekking op de omsleuteling van de huidige begroting naar het DMF

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Compensatie Zeeland

Vanwege het niet doorgaan van de verhuizing van de marinierskazerne van Doorn naar Zeeland heeft het kabinet gewerkt aan een compensatiepakket voor Zeeland. Dit is erop gericht de sociaaleconomische structuur van Zeeland te versterken en het vestigingsklimaat te bevorderen. Defensie heeft voor 151,3 miljoen bijgedragen aan de compensatie van de marinierskazerne Vlissingen. De compensatie is gedekt uit o.a. een meevaller uit de LPO, een onderrealisatie van de bestuursstaf en middelen vanuit het fonds. Daarnaast is er vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) 25 miljoen overgemaakt voor de compensatie van de marinierskazerne Vlissingen.

Defensie draagt hieraan bij met een overboeking van 123,4 miljoen naar de Aanvullende Post.

Conventant brigade speciale beveiligingsopdachten (BSB)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hevelt 25,2 miljoen over naar het Ministerie van Defensie ten behoeve van de bescherming van diplomaten en ambassades door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB).

Eindejaarsmarge 2019

De eindejaarsmarge van 136,4 miljoen euro is toegevoegd aan de begroting van Defensie.

Kasschuif chroom-6

De verwerking van de Chroom-6 claims resulteert in een aangepast kasritme. Hierdoor zullen de betalingen naar verwachting in latere jaren plaatsvinden en is er besloten tot een kasschuif van 17 miljoen.

Medegebruik (infra) naar DMF

Dit betreft ontvangsten van vergoedingen van derden voor gebruik van defensielocaties en voor infrastructuur die zijn overgegaan naar het Defen-siematerieelbegrotingsfonds. De ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de totale begrotingsomvang van het kerndepartement. Deze ontvangsten zijn na de omsleuteling van het fonds aan de Defensiematerieelbegrotingsfonds toegevoegd.

Diversen

Deze post betreft diverse mutaties, waaronder 10 miljoen euro vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking ten behoeve van de NATO Communications and Information Agency (NCIA) doordat door onvoorziene omstandigheden het beschikbaar gestelde bedrag voor de NCIA onvoldoende is gebleken om het project conform het aangegane commitment uit te voeren. Daarnaast betreft het een overheveling van 4 miljoen euro eindejaarsmarge naar de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Hieronder valt ook een kasschuif voor het Nationaal Fonds Ereschuld. Op basis van de huidige inzichten verschuift de afhandeling van enkele schadeclaims naar latere jaren.

Technische mutaties

Bijstellen valuta

De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het CEP van het Centraal Planbureau leidt tot een budgettaire tegenvaller op de uitgaven in dollars op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen budgettaire mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschomme-lingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond.

Covid middelen

Defensie heeft 60 miljoen t.b.v. Covid maatregelen ontvangen welke vanuit de Aanvullende Post zijn overgeboekt. Deze middelen zijn gebruikt voor o.a. de dekking van de Karel Doorman, het Nationaal Crisis Centrum, lagere ontvangsten van zorgkosten en het aanschaffen van beschermingsmiddelen.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

De verkoopopbrengsten van materieel en vastgoed en de overige ontvangsten voor gebruikersvergoeding voor gebruik van defensielocaties en voor het leveren van diensten voor instandhouding zijn overgegaan naar het defensiematerieelbegrotingsfonds. De ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de totale begrotings-omvang van het kerndepartement.

Loonbijstelling tranche 2020

De tranche 2020 van de loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Prijsbijstelling tranche 2020

De tranche 2020 van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Diversen

Dit is het saldo van verschillende mutaties, waaronder een bijdrage van 3,2 mln. van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor de ontwikkeling van het Maritiem Operations Centre (MOC) en een doorwerking van 6 mln. aan ontvangsten voor het medegebruik van Rijksvastgoed, zoals het gebruik van kazernes door gemeenten voor het opvangen van asielzoekers.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Medegebruik (infra) naar DMF

Dit betreft ontvangsten voor gebruikersvergoeding van derden voor gebruik van defensielocaties en voor infra die zijn overgegaan naar het defensie-materieelbegrotingsfonds. De ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de totale begrotingsomvang van het kerndepartement.

Diversen

Dit betreft de loon- en prijsbijstelling voor de doorbelasting van het Militaire Huis voor 2020 van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van Algemene Zaken.

Technische mutaties

Defensiematerieelbegrotingsfonds

De verkoopopbrengsten van materieel en vastgoed en de overige ontvangsten voor gebruikersvergoeding voor gebruik van defensielocaties en voor het leveren van diensten voor instandhouding zijn overgegaan naar het defensiematerieelbegrotingsfonds. Deze ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de totale begrotingsomvang van het kerndepartement.

Diversen

De technische mutaties bij de niet-belastingontvangsten betreffen een btw teruggave over het jaar 2019 van de Marine (7,9 miljoen euro) en een vordering op de Nederlands Bank (DNB) voor het uitvoeren van beveili-gingswerkzaamheden van de KMar (3,8 miljoen euro). Daarnaast betreft het hogere ontvangsten voor medegebruik van (delen) van kazernecom-plexen door met name (lagere) overheden. De inkomsten komen via het Rijksvastgoedberijf ten gunste van de Defensiebegroting.

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

8.884,5

9.293,9

9.413,0

9.938,8

9.849,3

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Bijdrage noordzeeakkoord ienw

0,0

4,3

4,3

36,0

0,0

 

Eindejaarsmarge middelen laadinfra

15,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Eindejaarsmarge regeringsvliegtuig

16,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Eindejaarsmarge 2019

17,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Generale kasschuif deltafonds

  • 94,9

86,5

  • 23,2

199,6

141,7

 

Generale kasschuif infrastructuurfonds

  • 166,4
  • 433,4
  • 425,0
  • 146,2
  • 189,1
 

Diversen

  • 3,3
  • 2,3
  • 6,7
  • 6,7
  • 9,7
 
 
  • 216,1
  • 344,9
  • 450,6

82,7

  • 57,1
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Beschikbaarheidsvergoeding ov

1.321,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid van ezk

5,8

14,2

16,4

24,0

32,7

 

Dbfm contract a9 baho

  • 143,1
  • 146,6
  • 129,8
  • 130,1
  • 98,5
 

Klimaatakkoord: bestel en vracht

22,0

32,0

25,0

73,0

41,0

 

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's

5,0

16,0

20,0

28,0

39,0

 

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's

0,0

15,0

20,0

30,0

35,0

 

Loonbijstelling 2020

57,3

56,8

56,1

55,7

54,8

 

Omvorming prorail naar zbo

0,0

  • 16,7
  • 40,0
  • 40,0
  • 40,0
 

Prijsbijstelling 2020

128,9

135,4

135,0

144,2

143,7

 

Uitvoering noordzeeakkoord lnv

  • 0,1
  • 1,6
  • 43,2
  • 43,2
  • 1,6
 

Versnelling beno rws wegen

0,0

0,0

84,8

84,8

84,8

 

Versnelling bov prorail

0,0

0,0

249,3

249,3

0,0

 

Versnelling bov prorail specifiek

0,0

39,3

21,2

146,8

0,0

 

Versnelling smart mobility

0,0

35,0

45,0

75,0

0,0

 

Versnelling strategisch plan verkeersveiligheid

0,0

100,0

0,0

0,0

  • 50,0
 

Diversen

35,6

71,9

122,9

74,4

43,8

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Omvorming prorail naar zbo

0,0

7.147,0

0,0

0,0

0,0

 
 

1.432,5

7.497,7

582,7

771,9

284,7

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

1.216,5

7.152,8

132,0

854,7

227,7

10.077,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

10.101,0

16.446,7

9.545,0

10.793,5

10.077,0

10.077,5

Totaal Internationale samenwerking

36,9

29,8

21,3

21,1

21,0

21,0

Stand Miljoenennota 2021

10.137,9

16.476,5

9.566,3

10.814,6

10.097,9

10.098,4

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

15,5

16,6

14,8

14,0

15,9

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

17,0

3,1

2,6

  • 0,1
  • 0,1
 
 

17,0

3,1

2,6

  • 0,1
  • 0,1
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

17,0

3,1

2,6

  • 0,1
  • 0,1

14,1

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

32,5

19,7

17,4

13,8

15,7

14,1

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

32,5

19,7

17,4

13,8

15,7

14,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Bijdrage Noordzeeakkoord lenW

Om de verschillende belangen op en rondom de Noordzee te behartigen, wordt eind 2021 het nieuwe Programma Noordzee 2022-2027 vastgesteld. Het Noordzeeakkoord dat de ministers van IenW, LNV en EZK in juni 2020 hebben gesloten met de meest betrokken stakeholderpartijen legt hieronder de bestuurlijke basis. Deze mutatie betreft de bijdrage van IenW aan dit akkoord, waarvoor budget van het Infrastructuurfonds is overgeheveld naar de begroting van IenW.

Eindejaarsmarge middelen laadinfra

Middelen uit het Klimaatakkoord (15 miljoen) voor laadinfrastructuur, bedoeld om gemeenten te ondersteunen bij de plaatsing hiervan, zijn in 2019 niet tot besteding gekomen en zijn daarom bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de begroting van IenW.

Eindejaarsmarge regeringsvliegtuig

Een deel van de reservering voor het regeringsvliegtuig (16,2 miljoen) is bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de IenW-begroting. De middelen zijn in 2019 niet uitgegeven doordat kosten voor de inklaring van het regeringsvliegtuig in 2019 niet meer tot betaling zijn gekomen.

Eindejaarsmarge 2019

De eindejaarsmarge 2019 is bij Voorjaarsnota 2020 toegevoegd aan de IenW-begroting.

Generale kasschuif Infrastructuurfonds en Deltafonds Nieuwe uitvoeringsinformatie op zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds en behoefte tot extra overprogrammering op het Infrastructuurfonds enerzijds, en een versnelling op het programma instandhouding en de opbouw van capaciteit bij RWS anderzijds, hebben bij Voorjaarsnota geleid tot een kasschuif over de gehele looptijd op beide fondsen. Per saldo is circa 0,5 miljard op het IF en het DF uit de meerjarenperiode naar latere jaren verschoven.

Diversen beleidsmatige mutaties

Deze post bestaat uit verschillende beleidsmatige mutaties, waaronder de generale kasschuif Aardobservatie (waarbij uit respectievelijk 2020 (1,5 miljoen) en 2024 (3 miljoen) in totaal 4,5 miljoen budget naar 2021 wordt geschoven) die bij Voorjaarsnota is doorgevoerd. Daarnaast valt een budgetschuif van het Infrastructuurfonds naar H12 van jaarlijks 4,3 miljoen t/m 2030 t.b.v. de bijdrage aan LNV voor de uitvoering van het Noordzee-akkoord onder deze post.

Technische mutaties

Beschikbaarheidsvergoeding OV

In 2020 heeft het kabinet besloten tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer onder concessie. De vergoeding past bij het verzoek van het kabinet aan vervoerders om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en de inkomsten nog beperkt zijn door toedoen van Corona.

Bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid van EZK Bij de aanleg van windparken a.g.v. uitrol Windenergie op Zee zoals vastgelegd in de routekaarten 2023 en 2030 zijn ten behoeve van de scheep-vaartveiligheid extra investeringen benodigd in personeel en materieel. Als onderdeel van de afspraken tussen IenW en EZK over scheepvaartveiligheid op de Noordzee maakt EZK hiervoor in de periode 2020 t/m 2029 in totaal 241 miljoen over naar de begroting van IenW.

DBFM contract a9 Baho

De aanleg- en beheer en onderhoudbudgetten voor het DBFM-project A9 Badhoevedorp Holendrecht zijn omgezet in begrotingsreeksen voor betaling van de jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding

Klimaatakkoord: bestel en vracht

In het kader van het klimaatakkoord is bij Voorjaarsnota budget overgeboekt van de aanvullende post naar de begroting van IenW ten behoeve van een stimuleringsprogramma voor zero-emissie (ZE) bestel- en vrachtauto's. In totaal is 94 miljoen euro beschikbaar voor vrachtwagens en 185 miljoen euro voor bestelauto's, waarmee beoogd wordt dat er 50.000 ZE bestelauto's en 5.000 ZE vrachtauto's bij komen.

Klimaatakkoord: nieuwe en 2e hands elektrische auto's In het kader van het klimaatakkoord is bij Voorjaarsnota budget overgeboekt van de aanvullende post naar de begroting van IenW. De middelen worden ingezet ter stimulering van het elektrificerenvan het wagenpark via een subsidie voor nieuwe en tweedehands elektronische vervoersmiddelen (EV's) uit het middensegment (aanschafprijs 12.000-45.000 euro).

Loon- en prijsbijstelling 2020

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt naar de begroting van IenW.

Omvorming ProRail tot ZBO

In 2020 is het wetsvoorstel dat ProRail omvormt tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) aangeboden aan de Tweede Kamer. Het streven is dat de wet in juli 2021 in werking treedt. In 2021 leidt dit incidenteel tot uitgaven voor de afrekening van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Voor alle kostenverhogingen of verlagingen die als gevolg van deze genoemde fiscale effecten optreden, geldt dat even grote verhogingen of verlagingen voor de belastingopbrengsten ontstaan, waarmee deze kosten niet relevant zijn voor het uitgavenplafond. De Omvorming zorgt vanaf 2021 voor lagere uitgaven die wel relevant zijn voor het uitgavenplafond.

Uitvoering Noordzeeakkoord LNV

Ten behoeve van de uitvoering van het Noordzeeakkoord is er budget overgeboekt van de begroting van IenW naar de begroting LNV.

Versnelling beno rws wegen

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud van het hoofdwegennet, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling bov prorail

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud en vervanging op de hoofdspoorweginfrastructuur, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling bov prorail specifiek

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud en vervanging van reeds geplande werkzaamheden van ProRail, zoals de engineering van perronkappen van Dordrecht, Zandvoort en Haarlem en groot onderhoud van fietsenstallingen, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling smart mobility

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling van Smart Mobility maatregelen, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling strategisch plan verkeersveiligheid

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling van maatregelen in het kader van het Strategisch plan verkeersveiligheid. Budget hiervoor stond aanvankelijk in de jaren 2024 en 2025.

Diversen technische mutaties

Deze post bestaat uit verschillende desalderingen en overboekingen. Onder andere de bijdragen van LNV, EZK, BZK en de Algemene Post aan het Noordzeeakkoord vallen hieronder, alsmede de overboeking naar EZK voor de uitvoering hiervan. Daarnaast zijn er nog twee grote overboekingen van de Algemene post naar de begroting van IenW i.h.k.v. het klimaatakkoord. Het gaat om een bedrag van in totaal 34 miljoen in de periode 2020-2025 t.b.v. de installatie van 1,8 miljoen laadpunten voor elektrisch vervoer, en een bedrag van in totaal 75 miljoen (3x 25 miljoen in 2021-2023) bestemd voor de uitbreiding van fietsparkeermogelijkheden bij stations. Als laatste valt de versnelling op beheer en onderhoud bij RWS voor hoofdvaarwegen onder deze post. Voor de periode van 2022 t/m 2025 is er 4x 23 miljoen euro uit latere jaren naar voren gehaald.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

Onder deze post vallen onder andere de bijdrage van het ministerie van Buitenlandse zaken (2,9 miljoen in 2020) en RWS (2,2 miljoen in 2020) aan het beheer van het SAP systeem en een lening van 4 miljoen in 2020 aan de Waddenveren.

Economische Zaken en Klimaat

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

5.679,3

5.721,7

5.556,4

6.090,9

6.164,1

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Tegenvaller ets-compensatie

0,0

179,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

179,0

0,0

0,0

0,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

Bijdrage aan infra voor laboratoria tno

18,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage aan npg voor bzk

42,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage ezk aan generale beeld

0,0

  • 680,0

0,0

0,0

0,0

 

Budget verduurzaming voor bzk

16,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Eindejaarsmarge toekomstfonds

138,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Interne problematiek

27,9

7,5

12,5

10,8

5,0

 

Kasschuif middelen amendement mulder

  • 60,0

30,0

30,0

0,0

0,0

 

Kasschuif pps-toeslag

  • 50,0

0,0

15,0

24,0

11,0

 

Kasschuif ttt-regeling

  • 41,9

11,1

10,3

9,9

7,2

 

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie bij voorjaarsnota

  • 63,0
  • 235,7

0,0

0,0

0,0

 

Onttrekkingen reserve co2-maatregelen voor industrie 2020

26,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Overh: art. 2 infrastructuur labs tno

  • 18,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Overheveling b&i niet benutte urgenda-middelen 2019

  • 26,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Porthos ebn

0,0

0,0

53,4

0,0

0,0

 

Porthos ebn dekking kasreeks sde

0,0

0,0

  • 53,4

0,0

0,0

 

Verplichtingenschuif kapitaalstortingen rom's

  • 16,0

0,0

12,0

4,0

0,0

 

Voortzetting her t/m 2023

0,0

31,9

39,1

45,0

44,0

 

Voortzetting her t/m 2023 dekking kasreeks sde

0,0

  • 31,9
  • 39,1
  • 45,0
  • 44,0
 

Diversen

  • 38,5

13,1

8,6

2,6

3,7

 
 
  • 43,8
  • 854,0

88,4

51,3

26,9

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Aanpassing raming kosten immateriële schades

  • 145,0
  • 50,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming schadebetalingen

110,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming schades waardedaling

  • 112,0

110,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming uitvoeringskosten afhandeling schades

0,0

45,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing uitvoeringskosten schadebetalingen

45,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Amendement mulder ophoging isde mkb

100,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijstelling raming schadebetalingen groningen

90,0

150,0

0,0

0,0

0,0

 

Bmkb

180,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Correctie kader col

  • 300,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Dekking bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid van ezk

  • 5,8
  • 14,2
  • 16,4
  • 24,0
  • 32,7
 

Garantieregeling voor kredieten tot « 50.000 (corona)

164,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Go corona

1.000,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Immateriële schade groningen

150,0

150,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif go-c

  • 900,0

250,0

200,0

200,0

100,0

 

Loonbijstelling

31,2

30,2

27,3

27,3

27,2

 

Noodloket (tgos) 1e isb

475,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Noodloket (tgos) 2e isb

1.170,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Nota van wijziging overgang taken groningen naar bzk

  • 85,4
  • 85,4
  • 25,0
  • 25,0
  • 25,0
 

Omscholing naar tekortsectoren

0,0

37,5

0,0

0,0

0,0

 

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie bij voorjaarsnota

63,0

235,7

0,0

0,0

0,0

 

Onttrekking teruggehevelde urgenda-middelen 2019 aan

66,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

reserve

           

Ophoging garantie ondernemersfinanciering

75,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Overboeking middelen industrie ihkv urgenda 2.0

5,5

49,5

0,0

0,0

0,0

 

Overboeking niet benutte middelen 2019 npg naar bzk

  • 42,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Qredits

31,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Rom's

375,0

75,0

0,0

0,0

0,0

 

Tegemoetkoming vaste lasten

1.371,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Tegemoetkoming vaste lasten bijstelling kostenraming

  • 500,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Tegemoetkoming vaste lasten in noodpakket 3.0

453,5

1.357,0

0,0

0,0

0,0

 

Verlaging budget togs

  • 775,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Waardedaling groningen

  • 90,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Waardedaling groningen

500,0

135,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

162,5

139,2

136,2

109,1

83,6

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Bedrijfssteun

100,0

50,0

0,0

0,0

0,0

 

Correctie kader col

300,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif sgr

  • 100,0

100,0

0,0

0,0

0,0

 

Overbruggingsfaciliteit ihc

40,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

1,7

  • 1,6
  • 10,2
  • 9,0
  • 6,7
 
 

4.004,3

2.762,9

311,9

278,4

146,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

3.960,3

2.087,8

400,3

329,7

173,3

6.117,9

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

9.639,6

7.809,5

5.956,7

6.420,6

6.337,4

6.117,9

Totaal Internationale samenwerking

29,4

27,2

27,2

26,7

26,7

26,7

Stand Miljoenennota 2021

9.669,0

7.836,8

5.983,9

6.447,3

6.364,1

6.144,6

 

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

4.879,0

4.435,2

4.149,3

4.601,4

4.614,3

 

IS)

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

Aanpassing volume aardgasbaten

  • 20,0
  • 140,0
  • 320,0
  • 410,0
  • 310,0
 

Dekking interne problematiek

68,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Nam ontvangsten schadevergoedingen

58,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

  • 0,5
  • 0,5
  • 0,5
  • 0,5
  • 0,5
 
 

106,6

  • 140,5
  • 320,5
  • 410,5
  • 310,5
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Aanpassing raming kosten immateriële schades

  • 145,0
  • 50,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming schadebetalingen

110,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming schades waardedaling

  • 112,0

110,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing raming uitvoeringskosten afhandeling schades

0,0

45,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing uitvoeringskosten schadebetalingen

45,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Aanpassing volume aardgasbaten

20,0

140,0

320,0

410,0

310,0

 

Amendement mulder ophoging isde mkb

100,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijstelling raming schadebetalingen groningen

90,0

150,0

0,0

0,0

0,0

 

Immateriële schade groningen

150,0

150,0

0,0

0,0

0,0

 

Nota van wijziging overgang taken groningen naar bzk

  • 75,0
  • 75,0
  • 25,0
  • 25,0
  • 25,0
 

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie bij voorjaarsnota

63,0

235,7

0,0

0,0

0,0

 

Onttrekking teruggehevelde urgenda-middelen 2019 aan

66,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

reserve

           

Waardedaling groningen

  • 90,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Waardedaling groningen

500,0

135,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

73,3

13,7

2,1

2,1

1,5

 

Aanpassing raming prijs aardgasbaten

  • 420,0
  • 160,0
  • 40,0
  • 30,0
  • 30,0
 

Aanpassing volume aardgasbaten

  • 20,0
  • 140,0
  • 320,0
  • 410,0
  • 310,0
 

Bijstelling ets-raming

  • 70,0
  • 10,0

50,0

10,0

0,0

 

Lening sgr

0,0

0,0

32,0

32,0

32,0

 

Ontvangst col

0,0

0,0

30,0

30,0

30,0

 

Opbrengst 5g veiling

822,6

407,9

0,0

0,0

0,0

 

Overbruggingsfaciliteit ihc

0,0

40,0

0,0

0,0

0,0

 

Overig effecten aardgas(o.a.nieuwe ramingsmethode)

  • 120,1
  • 153,7
  • 181,5

0,0

19,0

 

Prijseffect aardgasbaten

  • 290,9
  • 317,3
  • 139,5
  • 31,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

697,1

521,3

  • 271,9
  • 11,9

27,5

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

803,5

380,7

  • 592,5
  • 422,5
  • 283,1

4.417,0

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

5.682,5

4.816,0

3.556,9

4.178,9

4.331,2

4.417,0

Totaal Internationale samenwerking

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Stand Miljoenennota 2021

5.682,6

4.816,0

3.556,9

4.178,9

4.331,2

4.417,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Tegenvaller ETS-compensatie

De subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS biedt specifieke bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage een subsidie ter compensatie voor hogere elektriciteitskosten als gevolg van de EU-emissiehandel. Deze mutatie voegt het verwacht tekort voor de regeling in 2021 (179 miljoen euro) uit de algemene middelen aan de EZK-begroting toe.

Beleidsmatige mutaties

Bijdrage aan infra voor laboratoria TNO

Er wordt 18,3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterking van de onderzoeksinfrastructuur van TNO voor onderzoek gericht op de energie-transitie. De nieuwe faciliteiten bieden TNO Energietransitie nog beter de mogelijkheid onderzoek te doen naar een nieuwe generatie zonne-energie-toepassingen, afvang en hergebruik van CO2, industriële elektrificatie en industriële droogtechniek. Ook zal een faciliteit worden ingezet voor onderzoek naar de ecologische impact die wind- en zonne-energie heeft. TNO gaat de nieuwe faciliteiten samen met partners uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen in bestaande en nieuwe onderzoeksprogramma's gebruiken. De inzet is om nieuwe technologieën een substantiële bijdrage te laten leveren aan versnelling van de energietransitie en nieuwe bedrijvigheid in Nederland te creëren

Bijdrage aan NPG voor BZK

De overgebleven middelen voor Nationaal Programma Groningen (NPG) uit 2019 worden bij BVM opgevraagd. Voor het dossier Groningen boekt het Ministerie van EZK de overgebleven budgetten uit 2019 vervolgens over naar het Ministerie van BZK voor de budgetten die bij Nota van Wijziging op de begroting van 2020 naar BZK zijn overgekomen.

Bijdrage EZK aan generale beeld

EZK levert 680 miljoen euro voor het generale beeld uit de eigen middelen (kasuitgaven SDE+) om bij te dragen aan Rijksbrede problematiek. In verband met de vele opgaven dit voorjaar is besloten om in brede context te zoeken naar oplossingen. Vanwege de budgettaire problematiek is ook Rijksbreed gezocht naar ontlasting van het uitgavenkader 2021. De bijdrage van EZK van 680 miljoen euro voor het generale beeld wordt om die reden volledig ten laste gebracht van de SDE+ uitgaven 2021. Voor zover dit leidt tot een tekort in de raming voor uitgaven SDE+ zal dit tekort aangevuld worden door een onttrekking uit de begrotingsreserve duurzame energie. Het geheel van de resterende meerjarig beschikbare middelen, inclusief de begrotingsreserve duurzame energie, is toereikend voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen.

Budget verduurzaming voor BZK

De overgebleven middelen voor verduurzaming uit 2019 worden opgevraagd bij BVM. Voor het dossier Groningen boekt het Ministerie van EZK de overgebleven budgetten uit 2019 vervolgens over naar het Ministerie van BZK voor de budgetten die bij Nota van Wijziging op de begroting van 2020 naar BZK zijn overgekomen. Deze overboeking valt onder «Diversen» bij de technische mutaties.

Eindejaarsmarge Toekomstfonds

Conform afspraak wordt de onderuitputting van het Toekomstfonds in 2019 toegevoegd aan de begroting 2020.

Interne problematiek

De interne problematiek bestaat onder andere uit noodmaatregelen om de leveringszekerheid van energie op Bonaire zeker te stellen, overlopende (bestuurlijke) verplichtingen voor een windtunnel in de provincie Flevoland (hier zijn afspraken in 2019 over gemaakt in een Regiodeal, maar het budget is nog niet beschikbaar gesteld), verduurzaming van de industrie (hiervoor zijn in 2019 verplichtingen aangegaan, het kasbudget volgt met deze mutatie) en een aantal knelpunten op het apparaat.

Kasschuif middelen amendement Mulder

Bij amendement (Mulder c.s.) is 100 miljoen euro uit de begrotingsreserve duurzame energie toegevoegd aan het ISDE-budget in de begroting voor 2020 voor investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het mkb. Conform het amendement wordt 60 van deze 100 miljoen euro met deze kasschuif overgeheveld naar de jaren 2021 en 2022.

Kasschuif PPS-toeslag

Dit betreft het schuiven van de kas in het meerjarige ritme dat nodig is voor de uitfinanciering van de PPS-verplichtingen.

Kasschuif TTT-regeling

Dit betreft het schuiven van de kas in het meerjarige ritme dat nodig is voor de uitfinanciering van de TTT-verplichtingen.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie bij Voorjaarsnota Met deze onttrekking komen de middelen beschikbaar voor de Urgenda-maatregelen waarvan financiering bij Voorjaarsnota wordt verwerkt. In verband met de technische verwerking van deze onttrekking komt deze mutatie terug bij technische mutaties bij zowel de ontvangsten als de uitgaven.

Onttrekkingen reserve CO2-maatregelen voor industrie 2020 De Urgenda-middelen die niet tot uitputting kwamen in 2019 zijn in de begrotingsreserve CO2-maatregelen gebleven en niet onttrokken of teruggeboekt bij Najaarsnota 2019. Met deze mutatie worden deze middelen in 2020 onttrokken aan de reserve waardoor ze beschikbaar zijn voor de uitvoering van de aangekondigde maatregelen in 2020.

Overheveling B&I niet benutte middelen voor Urgenda-maatregelen industrie 2019

Dit betreft de overheveling van de onttrokken middelen uit de reserve CO2-maatregelen voor industrie 2020 (zie voor meer informatie de toelichting bij Onttrekkingen reserve CO2-maatregelen voor industrie 2020) naar het juiste artikel.

Overh: art. 2 infrastructuur labs TNO

De middelen voor de infrastructuur labs van TNO worden overgeheveld naar het juiste artikel.

Porthos EBN

De drie staatsdeelnemingen EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam ontwikkelen het CCS (carbon capture and storage, CO2-afvang en -opslag) project Porthos in het Rotterdamse havengebied. CO2 van de Rotterdamse industrie wordt hiermee onder de Noordzee opgeslagen. Hiervoor verleent EZK vanuit de SDE kasmiddelen, een markt conforme lening aan EBN van

53,4 miljoen euro (met terugbetalingsverplichting).

Porthos EBN dekking kasreeks SDE

De marktconforme lening met terugbetalingsverplichting aan EBN van

53,4 miljoen euro wordt gefinancierd uit de ruimte in de kasreeks van de SDE.

Verplichtingenschuif Kapitaalstortingen ROM'S

Verplichting- en kasschuif in verband met de voorgenomen kapitaalstortingen ROM Utrecht en ROM Flevoland in 2022 en 2023.

Voortzetting HER t/m 2023

De regeling is nu gericht op kostprijsreductie van hernieuwbare energie door innovatie. Het voornemen is om de subsidie Hernieuwbare Energie+ (HER+) vanaf de openstelling van 1 september 2020 in lijn met de SDE++ te verbreden tot kostprijsreductie van CO2-reducerende technologieën door innovatie en te verlengen tot en met 2023 conform wat hierover in het Klimaatakkoord is opgenomen. De jaren 2024 en 2025 betreffen de uitfinanciering.

Voortzetting HER t/m 2023 dekking kasreeks SDE

De voortzetting en verbreding van de HER t/m 2023 wordt gefinancierd uit de ruimte in de kasreeks van de SDE.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Technische mutaties

Aanpassing raming kosten immateriële schades

De bedragen voor de schadevergoedingen immateriële schade zijn naar beneden bijgesteld omdat het IMG de aanvragen die het IMG in november en december verwacht niet allemaal in 2020 tot uitbetaling zullen komen.

Aanpassing raming schadebetalingen

Naar aanleiding van nieuwe prognoses van TCMG/IMG is de raming van schadebetalingen aangepast.

Aanpassing raming schades waardedaling

De bedragen voor de schadevergoedingen voor waardedaling beneden bijgesteld omdat het IMG de aanvragen die het IMG in november en december verwacht grotendeels nietin 2020 tot uitbetaling zullen komen.

Aanpassing raming uitvoeringskosten afhandeling schades In verband met bijgestelde uitgaven voor schadevergoedingen voor waardedaling en immateriële schade worden de uitgaven van RVO bijgesteld.

Aanpassing uitvoeringskosten schadebetalingen

Op basis van de offerte van RVO voor 2020 wordt de raming van de uitvoeringskosten voor schadebetalingen Groningen naar boven bijgesteld. Deze toename wordt veroorzaakt door de stijging van de schadebetalingen die door TCMG/IMG verwacht wordt.

Amendement Mulder ophoging ISDE mkb

Bij amendement (Mulder c.s.) is 100 miljoen euro uit de reserve duurzame energie toegevoegd aan het ISDE-budget ten behoeve van investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het mkb.

Bijstelling raming schadebetalingen Groningen Dit betreft een bijstelling van de raming voor schadebetalingen in Groningen door het IMG van 90 miljoen euro in 2020 en 150 miljoen euro in 2021. Deze uitgaven worden door de NAM vergoed.

BMKB

Samenhangend met de verhoging van het garantiebudget van de BMKB naar 1,5 miljard euro en inclusief de gevolgen van de premieverlaging wordt aanvullend in totaal 180 miljoen euro ter beschikking gesteld voor het opvangen van de verwachte verliesdeclaraties als gevolg van de corona-crisis.

ROM's

Er wordt 150 miljoen vanuit het Rijk beschikbaar gesteld voor versterking van het fondsvermogen van de ROMs, die in de COL en mkb-bedrijven kunnen investeren. Met de COL heeft het kabinet straks ca. 800 mkb ondernemingen met een overbruggingskrediet geholpen. De continuïteit van deze en andere ondernemingen vraagt echter ook om het verstrekken van eigen vermogen waardoor de solvabiliteit van het MKB kan worden vergroot.

Correctie kader COL

Dit betreft de mutatie waarbij het budget voor de ROM's van het kader R (plafondrelevant) naar het kader N (niet-plafondrelevant) wordt overgeboekt.

Dekking bijdrage maatregelen Scheepvaartveiligheid van EZK Bij de aanleg van windparken voor de uitrol van Windenergie op Zee zoals vastgelegd in de routekaarten 2023 en 2030 zijn voor de scheepvaartvei-ligheid extra investeringen benodigd in personeel en materieel. Als onderdeel van de afspraken tussen IenW en EZK over scheepvaartveiligheid op de Noordzee maakt EZK hiervoor in de periode 2020 t/m 2029 in totaal 241 miljoen euro over naar de begroting van IenW.

Garantieregeling voor kredieten tot €50.000 (Klein Krediet Corona)

Om in het kader van de coronaproblematiek ook ondernemers te helpen die geen bestaande kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, wordt in samenwerking met de banken een garantieregeling in uitvoering genomen voor kredieten tot 50.000 euro

GO Corona

Er wordt een minimale kasbuffer van 1 miljard euro beschikbaar gesteld voor het opvangen van verliesdeclaraties. Als gevolg van de verruiming van het garantiebudget van de Garantie Ondernemingsfinanciering naar 10 miljard euro ten behoeve van de Coronamodule en de aanname van een jaarlijks schadepercentage van 4% is een minimale kasbuffer van 1 miljard euro ingesteld.

Immateriële schade Groningen

Dit betreft de verwachte uitgave voor de vergoeding van immateriële schade in Groningen.

Kasschuif GO-C

Sinds 29 april jl. heeft de GO-regeling een corona-module (GO-C) met ruimere mogelijkheden voor in de kern gezonde ondernemingen die liquiditeitsproblemen ondervinden als gevolg van de Coronacrisis. Deze kasschuif heeft de middelen in het juiste kasrtime geplaatst.

Loonbijstelling

De tranche 2020 van de loonbijstelling wordt toegevoegd aan de departementale begroting.

Noodloket (TOGS) 1e ISB

Dit betreft een tegemoetkoming in de vorm van een gift voor de eerste nood bij ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien verdwijnen.

Noodloket (TOGS) 2e ISB

De uitbreiding van de lijst van sectoren waarin ondernemingen voor tegemoetkoming in aanmerking komen zorgt naar verwachting voor een toename van het benodigde budget met circa 1 miljard euro ten opzichte van de oorspronkelijke beleidsregel (d.d. 27 maart 2020); de toevoeging van non-food retail (d.d. 28 maart 2020) zorgt daarnaast voor een toename van 170 miljoen euro.

Nota van Wijziging overgang taken Groningen naar BZK Omdat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsope-ratie en het Nationaal Programma Groningen vanaf 16 oktober 2019 bij de minister van BZK ligt, zijn bij Nota van Wijziging de bijbehorende budgetten van EZK per 1 januari 2020 overgeheveld naar BZK.

Omscholing naar tekortsectoren

In 2021 wordt 37,5 miljoen beschikbaar gesteld voor intersectorale scholing naar tekortberoepen in het mkb. Hiermee kunnen 10.000 trajecten met een gemiddeld subsidiebedrag van 3.750 euro per stuk worden gesubsidieerd.

Onttrekking teruggehevelde Urgenda-middelen 2019 aan reserve De Urgenda-middelen op de begrotingen van BZK en LNV die niet tot uitputting kwamen in 2019 zijn in de begrotingsreserve CO2-maatregelen gebleven en niet onttrokken bij Najaarsnota 2019. Deze mutatie onttrekt deze middelen waardoor ze beschikbaar blijven voor de uitvoering van de aange-kondigde maatregelen in 2020. Deze onttrekkingen worden toegevoegd aan de begrotingen van BZK en LNV.

Ophoging garantie ondernemersfinanciering

Dit betreft een financiële buffer ter dekking van de verruimingen van de Garantie Ondernemingsfinanciering in het kader van de Coronacrisis. Het garantieplafond is verhoogd met 1,1 miljard euro naar 1,5 miljard euro en de maximale GO-faciliteit per onderneming is substantieel verhoogd van 50 miljoen euro naar 150 miljoen euro.

Overboeking middelen industrie ihkv urgenda 2.0

In het kader van het aanvullend maatregelenpakket om aan het Urgenda-vonnis te voldoen, worden met deze mutatie de middelen overgeboekt van de Aanvullende Post (FIN) naar de begroting van EZK voor stimulering specifieke maatregelen industrie.

Overboeking niet benutte middelen 2019 NPG naar BZK De overgebleven middelen voor NPG uit 2019 worden bij BVM opgevraagd. Voor het dossier Groningen boekt EZK de overgebleven budgetten uit 2019 vervolgens over aan BZK voor de budgetten die bij Nota van Wijziging op de begroting van 2020 naar BZK zijn overgekomen.

Qredits

In de Kamerbrief over het noodpakket voor banen en de economie van 17 maart jl. heeft het kabinet aangekondigd Qredits financieel te ondersteunen, zodat Qredits uitstel van aflossing kan verstrekken met rente korting aan kleine ondernemers die door de coronacrisis zijn geraakt. Qredits wil haar doelgroep ook voorzien van een overbruggingskrediet tegen een lagere rente. Hiervoor wordt aan Qredits een aanvullende bijdrage van 31 miljoen euro beschikbaar gesteld.

ROM's

Het kabinet zal overbruggingskredieten toegankelijk maken voor non-bancair gefinancierde bedrijven die door de coronacrisis zijn getroffen. De Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) zullen op verzoek van het kabinet deze kredieten verstrekken. Het kabinet stelt hiervoor tranche-gewijs in totaal 300 miljoen euro ter beschikking.

Tegemoetkoming vaste lasten

MKB-sectoren die het hardst geraakt worden door de crisis doordat ze de effecten voelen van de overheidsmaatregelen kunnen een tegemoetkoming krijgen voor hun vaste lasten.

Tegemoetkoming vaste lasten bijstelling kostenraming Het budget voor de TVL 1.0 in het Noodpakket banen en economie 2.0 wordt met 500 miljoen euro verlaagd, om aan te sluiten op de actuele kostenraming.

Tegemoetkoming vaste lasten in noodpakket

In het kader van het Steun- en herstelpakket wordt de TVL verlengd voor de periode 1 oktober 2020 t/m 30 juni 2021. De kosten van de eerste periode van de TVL 2.0 (1 oktober - 31 december 2020) worden geraamd op

653,5 miljoen euro. Aangezien de betalingen voor de eerste periode deels nog begin 2021 zullen plaatsvinden, wordt van deze kosten 453,5 miljoen euro geraamd in 2020 en 200 miljoen euro in 2021. Ingeschat wordt dat de kosten dalen naar 594 miljoen euro voor de tweede periode (1 januari-31 maart 2021) en 563 miljoen euro voor de derde periode (1 april - 30 juni 2021).

Verlaging budget TOGS

Het budget wordt verlaagd in verband met neerwaartse bijstelling van de geraamde uitgaven, deze verlaging vloeit terug naar het generale beeld. Na de laatste uitbetalingen wordt de eindbalans opgemaakt, waarna een tekort generaal wordt aangevuld en een overschot terugvloeit naar het generale beeld.

Waardedaling Groningen

Dit betreffen de door het IMG verwachte uitgaven voor de vergoeding van waardedaling van woningen in Groningen en de verwachte ontvangsten van de NAM voor de vergoeding daarvan. Met deze wordt het budget hiervoor met 90 miljoen euro verlaagd naar 410 miljoen euro als gevolg van een nieuwe raming.

Waardedaling Groningen

Aanpassing raming waardedaling door het IMG. Eerder werd er uitgegaan dat er 500 miljoen euro nodig is in 2020 voor vergoedingen van waardedaling. Deze raming is door het IMG met 90 miljoen euro verlaagd naar 410 miljoen euro.

Diversen - Rijksbegroting

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Bedrijfssteun

Als steunmaatregel wordt een lening van 150 miljoen euro verstrekt aan Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR). Door deze lening kan SGR consumenten schadeloos blijven stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties. Tevens kan door deze steun het vouchersysteem voor pakketreizen na 1 juni 2020 in stand blijven. Het vouchersysteem voorkomt dat consumenten massaal hun reisgelden terugvragen bij geannuleerde pakketreizen, met mogelijke faillissementen van reisorganisaties tot gevolg. Voor 2020 is 100 miljoen euro aan kasuitgaven geraamd en voor 2021 50 miljoen euro.

Correctie kader COL

Dit betreft de ontvangstenmutatie van de eerder toegelichte mutatie correctie kader COL op kader N (niet-plafondrelevant).

Kasschuif SGR

Op basis van nieuwe inzichten wordt SGR budget naar 2021 geschoven. Overbruggingsfaciliteit IHC

De Staat heeft een bijdrage geleverd aan de interventie ten behoeve van de continuïteit van Royal IHC. Als onderdeel van deze interventie heeft het ministerie van EZK een overbruggingskrediet verstrekt van 40 miljoen euro.

Diversen - niet relevant voor het uitgavenplafond

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Aanpassing volume aardgasbaten

De MR heeft op 21 februari besloten tot de versnelde afbouw van de gaswinning. Dit volume-effect wordt nu conform Regeerakkoord in de aardgasbaten verwerkt.

Dekking interne problematiek

Door de inzet van een meevaller (verlate NAM-betaling van het vierde kwartaal van 2019) en enkele meevallers op het gebied van bedrijfsvoering, wordt de interne problematiek binnen de begroting van EZK gedekt.

NAM ontvangsten schadevergoedingen

De raming van de ontvangsten van NAM voor de schadevergoedingen is naar boven bijgesteld, omdat de TCMG heeft aangegeven in 2020 meer schades af te handelen. Dat betekent dat er in 2020 ook meer uitvoeringskosten worden gemaakt. Daarom zijn de ramingen voor de schadebeta-lingen en de bijbehorende uitvoeringskosten van de RVO naar boven bijgesteld. Deze worden per kwartaal achteraf aan NAM gedeclareerd.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Technische mutaties

Nota van Wijziging overgang taken Groningen naar BZK Omdat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsope-ratie en het Nationaal Programma Groningen vanaf 16 oktober 2019 bij de minister van BZK ligt, zijn bij Nota van Wijziging de bijbehorende budgetten van EZK per 1 januari 2020 overgeheveld naar BZK.

Aanpassing raming prijs aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten wordt naar beneden bijgesteld als gevolg van de neerwaarts bijgestelde raming van de gasprijs in de komende jaren.

Bijstelling ETS-raming

Op basis van nieuwe informatie worden de huidige ramingen in de begroting aangepast. Dit betreft zowel aanpassingen op de ramingen van de verwachte prijs van de ETS-rechten als aanpassingen op het verwacht aantal te veilen ETS-rechten.

Lening SGR

Dit betreft de boeking van de ontvangsten van de lening van 150 miljoen euro aan de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR)

Ontvangst COL

Dit betreft de raming van de aflossingen van de aan de ROM's verstrekte leningen voor het uitvoeren van de Coronaoverbruggingsleningen. Als meer duidelijkheid bestaat over de verliespercentages op deze leningen zal de raming daarop worden aangepast.

Opbrengst 5G veiling

De veilingen van de zogenoemde frequentiebanden voor 700, 1400 en 2100 Megahertz zijn in juli 2020 afgerond. De opbrengst van deze veiling bedraagt 1,23 miljard euro Dit bedrag zal in twee termijnen door de telecomproviders worden betaald. In 2020 zal naar verwachting 822,6 miljoen euro worden betaald.

Overbruggingsfaciliteit IHC

Dit betreffen de ontvangsten van de overbruggingsfaciliteit ten behoeve van de continuïteit van Royal IHC.

Overig effecten aardgas(o.a. nieuwe ramingsmethode)

De gasbaten worden naar beneden bijgesteld. Het cumulatieve verschil tussen de oude raming en nieuwe raming is ca. 1016 miljoen euro. Behalve de daling van gasprijs die ca. 779 miljoen euro van de derving van de aardgasbaten veroorzaakt, zijn er overige en niet van elkaar te isoleren elementen onderdeel van deze bijstelling. Deze overige oorzaken bestaan bijvoorbeeld uit mogelijke verschillen tussen oude en nieuwe wijze van ramen en lagere inkomsten uit EBN vanwege hogere voorzieningen voor aardbevingsschade. Doordat er in voor 2025 een bedrag van 199 miljoen euro is opgenomen, komen deze oorzaken in de nieuwe raming tot een derving van de aardgasbaten van ca. 237 miljoen euro.

Prijseffect aardgasbaten

De gasbaten worden naar beneden bijgesteld. Het cumulatieve verschil tussen de oude raming en nieuwe raming is ca. 1.016 miljoen euro. Onderdeel hiervan is een lagere raming van de gasprijs die cumulatief ca. 779 miljoen euro van de derving van de aardgasbaten veroorzaakt.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.374,5

1.097,9

929,7

911,2

903,0

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Diversen

  • 5,6
  • 0,4

3,1

2,8

2,9

 
 
  • 5,6
  • 0,4

3,1

2,8

2,9

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

nvwa bijstelling brexit middelen. bvm

0,0

0,0

  • 10,8
  • 15,0
  • 15,0
 

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop

  • 80,0
  • 60,0

0,0

0,0

0,0

 

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop

80,0

60,0

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif noordzeeakkoord

  • 0,5
  • 2,1

22,0

  • 2,4
  • 2,4
 

Kasschuif nvwa iv en ict actieplan bvm

  • 22,4
  • 0,5

7,4

6,5

3,8

 

Kasschuif subsidiebudget srv

  • 118,2

118,2

0,0

0,0

0,0

 

Kasschuif subsidiemodules brongerichte verduurzaming (sbv) bvm2020

  • 19,8
  • 14,4
  • 6,1
  • 0,3

2,6

 

Diversen

  • 28,2

20,4

12,0

10,0

14,7

 
 
  • 189,1

121,6

24,5

  • 1,2

3,7

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop

80,0

60,0

0,0

0,0

0,0

 

Gerichte opkoop

20,0

40,0

40,0

0,0

0,0

 

Interbestuurlijk programma, naar een vitaal platt

40,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Middelen noordzeeakkoord op lnv begroting

0,1

1,6

43,2

43,2

1,6

 

Onttrekking reserve stikstof tbv natuurmaatregelen

60,0

65,0

0,0

0,0

0,0

 

Ruimingskosten nertsen

37,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Steunmaatregel corona (fritesaardappelsector)

49,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Steunmaatregel corona: tuinbouwsector

  • 350,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Steunmaatregel corona (tuinbouwsector)

595,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Stikstof - natuurpakket herstelmaatregelen van ap

0,0

200,0

250,0

300,0

300,0

 

Stikstof - regeling waterbassins mest van ap

0,0

21,0

42,0

42,0

0,0

 

Stikstof - warme sanering varkenshouderijen van ap

75,0

200,0

0,0

0,0

0,0

 

Veenweide impuls

50,0

50,0

0,0

0,0

0,0

 

3e termijn regio deal brainport eindhoven

  • 30,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

3e tranche regio deal

89,8

89,8

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

101,3

86,5

58,4

76,6

51,1

 
 

818,1

813,9

433,6

461,8

352,7

 

Extrapolatie

         

1.304,2

Totaal mutaties sinds

623,4

935,1

461,3

463,3

359,1

 

Miljoenennota 2020

 

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.997,9

2.033,1

1.391,0

1.374,6

1.262,1

1.304,2

Totaal Internationale samenwerking

35,1

32,4

32,4

32,4

32,4

32,4

Stand Miljoenennota 2021

2.033,0

2.065,5

1.423,5

1.407,0

1.294,6

1.336,7

 

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

90,1

97,0

80,0

67,8

65,3

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Diversen

10,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

10,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

  • 4,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 4,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop

80,0

60,0

0,0

0,0

0,0

 

Onttrekking reserve stikstof tbv natuurmaatregelen

60,0

65,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

46,1

15,2

8,6

8,6

8,4

 
 

186,1

140,2

8,6

8,6

8,4

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

191,1

140,2

8,6

8,6

8,4

69,8

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

281,3

237,1

88,6

76,4

73,7

69,8

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

281,3

237,1

88,6

76,4

73,7

69,8

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Diversen

Dit betreft het saldo van verschillende autonome ramingsbijstellingen op de LNV-begroting. De tegenvallers bestaan o.a. uit hogere uitvoeringskosten RVO voor het fosfaatrechtenstelsel en de meerkosten van het vangstregistratiesysteem. Meevallers bestaan o.a. uit een afrekening van het fosfaatreductieplan en een bijstelling van de bijdrage aan de NVWA. Het saldo van de mee- en tegenvallers wordt ingezet als dekking voor diverse knelpunten bij de NVWA.

Beleidsmatige mutaties

NVWA bijstelling brexit middelen

Bij BVM 2018 heeft LNV middelen ontvangen voor de structurele kosten die volgen uit de Brexit. Een deel van deze kosten kan geretribueerd worden. De vrijvallende middelen worden ingezet als dekking voor diverse knelpunten bij de NVWA.

Kasschuif Noordzeeakkoord

Dit betreft een kasschuif om de dekkingsreeks voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord in het juiste ritme te zetten. Deze kasschuif zorgt voor een nieuwe en juist verdeling van de middelen in de jaren 2020 tot en met 2030. Deze kasschuif vormt onderdeel van de kasschuiven bij de ministeries van IenW, EZK en op de aanvullende post ten behoeve van het Noordzeeakkoord.

Kasschuif NVWA iv en ict actieplan

Op aanwijzing van de Algemene Rekenkamer mogen bedrijfsvoering kosten niet meer op de balans van de NVWA staan. Met deze kasschuif worden de gereserveerde middelen voor het IV/ICT actieplan van de NVWA geschoven naar de jaren 2022, 2023, 2024 en 2025.

Kasschuif subsidiebudget srv

Begin 2020 is de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) gesloten. Het grote aantal aanvragen voor de regeling en ook de complexiteit van de controles bij de varkenshouderijen heeft geleid tot vertraging in de uitvoering van de regeling. Hierdoor zullen de betalingen van de subsidievoorschotten grotendeels in 2021 plaatsvinden. Met deze kasschuif wordt een deel van het subsidiebudget doorgeschoven naar 2021.

Kasschuif subsidiemodules brongerichte verduurzaming (sbv)

In het Regeerakkoord en in het Klimaatakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld voor de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stallen en managementafspraken (Sbv). Door de systematiek van bevoorschotten, vindt de uitfinanciering van de subsidies plaats in 2025. Deze kasschuif zorgt ervoor dat het kasritme en het verwachte uitfinancieringsritme gelijk lopen.

Diversen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties, waaronder de middelen die ingezet worden bij de NVWA voor het verbeteren van de uniformiteit van het toezicht in de slachthuizen en voor meerkosten die nieuwe EU-verorde-ningen met zich meebrengen.. Daarnaast bevat deze post de inzet van de eindejaarsmarge als dekking en enkele kasschuiven zoals voor de gereserveerde middelen voor de nieuwe GLB-periode, voor het Noordzeeakkoord en voor herstructurering IJsselmeer.

Technische mutaties

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop De desaldering betreft middelen uit de begrotingsreserve Stikstof die gereserveerd zijn voor de Gerichte opkoop van veehouderijen rondom Natura 2000-gebieden.

Gerichte opkoop

Dit betreft middelen die in het Klimaatakkoord beschikbaar zijn gesteld voor het realiseren van emissiereductie door veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden op te kopen. Daarnaast draagt de maatregel bij aan stikstofre-ductie.

Interbestuurlijk programma, naar een vitaal platteland Dit betreft een overboeking van middelen van de aanvullende post uit de Natuur & Waterkwaliteit enveloppe in het kader van het Interbestuurlijk Programma Naar een vitaal platteland (IBP). Het programma beoogt om de samenwerking tussen de vier overheden te verbeteren op vraagstukken als stikstof aanpak en klimaatreductie-opgaven.

Middelen noordzeeakkoord op LNV begroting

Het kabinet stelt voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord een transitie-bedrag van 200 miljoen euro beschikbaar dat loopt tot en met 2030. De middelen zijn bedoeld voor sanering en verduurzaming van de visserij, natuurherstel, monitoring en onderzoek, een veilige doorvaart van de aan te leggen windparken, en extra handhaving door de NVWA. Ten behoeve van de uitvoering van het Noordzeeakkoord is er budget overgeboekt van de begroting van IenW naar de begroting van LNV.

Onttrekking reserve stikstof tbv natuurmaatregelen Dit betreft een onttrekking van middelen voor natuurherstelmaatregelen van de begrotingsreserve stikstof naar de begroting van LNV. Deze natuurherstelmaatregelen dienen als impuls voor het versnellen van natuurherstel. De maatregelen sluiten aan op het natuurpakket van 3 miljard euro uit de structurele aanpak stikstof.

Ruimingskosten nertsen

Er is 37 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van LNV voor de kosten die samenhangen met de ruiming van de met COVID-19 besmette nertsenfokkerijen. Het gaat om 35,6 miljoen euro voor de ruiming van besmette nertsenfokkerijen en 1,4 miljoen euro voor aanvullend onderzoek.

Steunmaatregel corona (fritesaardappelsector)

Deze overboeking betreft middelen voor de compensatieregeling omtrent de fritesaardappelsector naar aanleiding van de coronacrisis. De regeling kent een kasplafond van 50 miljoen euro inclusief uitvoeringskosten. Alle gerechtigde aanmeldingen zullen onder dit kasplafond gebracht worden. Indien het totaalbedrag van het beroep op de regeling het kasplafond overstijgt zal er evenredig gekort worden op de subsidievergoeding per aanvrager.

Steunmaatregel corona: (tuinbouwsector)

Deze overboeking betreft middelen voor de compensatieregeling omtrent de sierteeltsector en delen van de voedingstuinbouw naar aanleiding van de coronacrisis. De regeling heeft een kasplafond van 600 miljoen euro.

Steunmaatregel corona (tuinbouwsector)

Dit betreft een afboeking uitgevoerd op de Regeling tegemoetkoming landen tuinbouwondernemers COVID-19 naar aanleiding van een ramingsbij-stelling. Naar verwachting is het budgettaire beslag op de Corona compensatieregeling lager, waardoor het budget naar beneden is bijgesteld ten behoeve van het generale beeld.

Stikstof - warme sanering varkenshouderijen van ap Dit betreft een overboeking van extra middelen voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen van de aavullende post naar de begroting van LNV ten behoeve van de structurele aanpak stikstof. Met de extra middelen kunnen alle subsidieaanvragen worden gehonoreerd, mits aan de gestelde vereisten wordt voldaan. Daarnaast worden hiermee de bijkomende uitvoeringskosten gedekt.

Stikstof - natuurpakket herstelmaatregelen van ap Dit betreft de overheveling van de middelen voor natuurherstel van de Aanvullende Post (AP) naar de LNV-begroting. In de structurele aanpak stikstof is besloten dat naast bronmaatregelen voor het realiseren van stikstofreductie natuurherstel essentieel is voor het VHR-doelbereik. Dit pakket omvat een reeks maatregelen die bijdragen aan natuurverbetering en natuurherstel. Het Programma Natuur werkt de maatregelen verder uit zodat er een doelmatige maatregelenmix wordt gerealiseerd. Dit pakket sluit aan op de eenmalige natuurimpuls van 125 miljoen euro.

Stikstof - regeling waterbassins mest van ap

Dit betreft de overboeking van middelen naar de LNV-begroting voor de regeling voor waterbassins. Deze maatregel komt voort uit de structurele aanpak stikstof en richt zich op de reductie van ammoniakemissie door drijfmest. De subsidieregeling voor waterbassins dient ertoe bedrijven de gelegenheid te geven over voldoende water te beschikken om mest te verdunnen, een techniek die bijdraagt aan de vermindering van stikstofuit-stoot.

Veenweide impuls

In het klimaatakkoord is 276 miljoen euro beschikbaar gesteld voor emissie reductie in veenweidegebieden. Het doel is om een transitie in de veenweiden te realiseren die leidt tot een CO2-reductie van 1 Megaton in 2030. Deze mutatie betreft de middelen voor de impuls. De middelen worden besteed aan de opkoop van bedrijven en gronden, inzet van het landinrichtingsinstrument kavelruil, het vergoeden van af te waarderen gronden, inzet van opgekochte gronden voor extensivering van de landbouw en natuur, en uitvoering met een mix van peil verhogende maatregelen.

3e termijn regio deal brainport eindhoven

Het Regeerakkoord stelt een budget van 130 miljoen euro beschikbaar voor het versterken van de internationale concurrentiepositie van Brainport Eindhoven. Met deze overboeking wordt de 3e termijn van de middelen van de regio-enveloppe via de begroting van LNV doorgezet naar het Gemeentefonds.

Diversen

Onder de diversenpost vallen onder andere mutaties voor de structurele aanpak stikstof en middelen ten behoeve van de klimaatenveloppe. Daarnaast zijn middelen overgeboekt voor de vervolgtermijnen van de 2tranche regio deals en de eerste termijnen van de 3e tranche. Verder vallen de toekenning van de loon- en prijsbijstelling en de corona-gerelateerde uitgaven, zoals extra kosten door een verhoging in het aantal verliesdecla-raties op garantieregelingen, onder deze verzamelpost.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Diversen

Deze post bestaat uit een vertraging van de ontvangsten voor de mest derogatie en de afrekening van het fosfaatreductieplan. Deze ontvangstenmeevallers worden ingezet als dekking voor enkele tegenvallers.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties waaronder de ramingsbij-stelling op de ontvangsten uit de verhuur van mossel- en oesterpercelen in verband met de coronacrisis en hogere ontvangsten op de landinrichtingsrente.

Technische mutaties

Desaldering begrotingsreserve gerichte opkoop

De desaldering betreft middelen uit de begrotingsreserve Stikstof voor de Gerichte opkoop van veehouderijen rondom Natura 2000-gebieden.

Onttrekking reserve stikstof tbv natuurmaatregelen Dit betreft een onttrekking van middelen voor natuurherstelmaatregelen van de begrotingsreserve stikstof naar de begroting van LNV. Deze natuurherstelmaatregelen dienen als impuls voor het versnellen van natuur-herstel. De maatregelen sluiten aan op het natuurpakket van 3 miljard euro uit de structurele aanpak stikstof.

Diversen

Deze post bestaat voornamelijk uit desalderingen. Een desaldering ter waarde van 17,7 miljoen euro houdt verband met het afromen van eigen vermogen van de NVWA. Dit is als gevolg van de zienswijze van de Algemene Rekenkamer. Daarnaast bevat deze post de onttrekking van middelen uit de begrotingsreserve Stikstof ten behoeve van de natuurbank.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID:

  • UITGAVEN
       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

39.696,60

40.137,40

40.419,00

40.756,30

41.336,00

 

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Diversen

Sociale zekerheid

  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
 

Akw

2,9

8,6

14,5

19,9

25,2

 

Bbz

  • 3,5
  • 18,9
  • 5,6
  • 6,4
  • 6,4
 

Ioaw

  • 19,2
  • 16,2

4,5

12,8

4,9

 

Iow

10

1,4

13

37,3

54,8

 

Kot

44,6

  • 13
  • 5,1

1,8

12,6

 

Toeslagenwet

18,2

46,5

54,4

45

36,1

 

Wkb

  • 196,3
  • 90,4
  • 104,3
  • 146,5
  • 176,2
 

Wtl

  • 82,1
  • 53,3
  • 75,4
  • 75,4
  • 75,4
 

Diversen

  • 12,6
  • 14,6
  • 18,6
  • 8

3,4

 
 
  • 238,3
  • 150,2
  • 122,9
  • 119,8
  • 121,3
 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Kasschuif slimbudget

  • 47

0

0

0

0

 

Voi

16

40,7

85,7

97,6

102,2

 

Diversen

6,7

5,8

6,5

2,4

7,6

 

Sociale zekerheid

           

Amendement 16/17-jarigen akw

32,4

32,2

31,3

30,6

30,3

 

Doorwerking wkb amendement 16/17-jarigen akw

25

25

25

25

25

 

Herijking budgetneutrale schuif

  • 12,8
  • 17,1
  • 13,6
  • 13,9
  • 14
 

Intensivering uitvoering

0

0

  • 98,4
  • 98,4
  • 98,6
 

Intensivering uitvoering svb

0

0

27

27

27,2

 

Kasschuif breed offensief

  • 23,7

21,2

2,2

0,3

0

 

Kot verdelen nominaal

66

66,7

66,7

66,6

66,8

 

Participatiewet: opboeken no- riskpolis

0

0

25,5

27,5

29,6

 

Participatiewet verdelen nominaal

118,6

120,9

124,2

127,5

131,4

 

Taakstellende onderuitputting

  • 19
  • 25,5
  • 25,5
  • 25,5
  • 25,5
 

Uitvoeringskosten uwv (corona)

  • 105

0

0

0

0

 

Verruiming koppeling gewerkte uren in kot

0

0

20

20

20

 

Verruiming koppeling gewerkte uren in kot dekkingsmaatregel

0

0

  • 20
  • 20
  • 20
 

Voi

  • 63,2
  • 37,3
  • 31,9
  • 49
  • 66,8
 

Vrijval ww-eu-verordening

0

  • 16

0

0

0

 

Wajong verdelen nominaal

82,8

84

84,2

84,6

85,2

 

Wkb verdelen nominaal

60

53,2

53

52,6

52,8

 

Wkb-herstelactie

133,2

0

0

0

0

 

Diversen

1,6

63,5

38,1

13,6

36,4

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

271,6

417,3

400

368,5

389,6

Dienstverlening bijstandsgerechtigde (3e noodpakket)

40

90

0

0

0

Diverse maatregelen scholing en ontwikkeling (3e noodpakket)

0

113,5

18

0

0

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Gemeentelijk schuldenbeleid (3e noodpakket)

15

30

0

0

0

 

Impuls nieuwe instroom bijstand (3e noodpakket)

0

50

0

0

0

 

Jeugdwerkloosheid (3e noodpakket)

8,5

51

0

0

0

 

Naar gemeentefonds: du perspectief op werk 2020 2e tranche

  • 35

0

0

0

0

 

Nl leert door

30

20

0

0

0

 

Praktijkleren mbo (3e noodpakket)

0

63

0

0

0

 

Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

0

250

250

250

250

 

Van ocw: structurele kosten stap regeling

0

0

202,5

202,1

202,6

 

Diversen

85,4

113,8

31,6

8,1

8,1

 

Sociale zekerheid

           

Compensatie eigen bijdrage kinderopvang (corona)

333

0

0

0

0

 

Intensivering uitvoering

0

0

98,4

98,4

98,6

 

Naar gemeentefonds: uitvoeringskosten voi

  • 34,4
  • 26,9
  • 59,9
  • 65,9
  • 65,9
 

Now 1 (corona)

8.351,40

779

97,4

0

0

 

Now 2 (corona)

4.568,30

935

110

0

0

 

Now 3 (corona)

2.196,50

3.094,40

0

0

0

 

Ouderschapsverlof en kot

0

0

  • 15
  • 35
  • 35
 

Participatiewet

139,6

443,5

664,1

433,7

203

 

Regionale mobiliteitsteams en extra crisisdienstverl. regionaal

11

109

0

0

0

 

niveau

           

Tozo 1 (corona)

2.150,00

0

0

0

0

 

Tozo 2 (corona)

729

0

0

0

0

 

Tozo 3 (corona)

228,7

338,7

0

0

0

 

Uitvoeringskosten now 1 en 2: afboeken restant

  • 260

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten now 3 (3e noodpakket)

0

100

0

0

0

 

Uitvoeringskosten uwv now meerjarig verdelen

  • 130

100

30

0

0

 

Wkb verhoging 3e kindbedrag

0

150

150

150

150

 

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

  • 36,6

80,6

25,3

31,6

36

 

Rijksbijdrage kosten heffingskortingen aow

  • 11,8

186,4

217,5

243,5

287,5

 

Rijksbijdrage vermogenstekort ouderdomsfonds

3.263,80

4.996,50

5.412,70

5.536,80

5.604,40

 

Tozo 1 (corona)

350

0

0

0

0

 

Tozo 2 (corona)

71

0

0

0

0

 

Diversen

27,1

21,2

0,6

3,8

7,4

 
 

22.090,50

12.088,70

7.233,20

6.857,10

6.746,70

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

22.123,60

12.356,10

7.510,20

7.106,00

7.014,90

49.114,70

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

61.820,20

52.493,40

47.929,30

47.862,20

48.350,90

49.114,70

Totaal Internationale samenwerking

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2021

61.820,80

52.494,00

47.929,80

47.862,80

48.351,40

49.115,30

 

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

  • NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.923,40

1.947,00

1.985,50

1.999,90

1.978,20

 

Mee- en tegenvallers

           

Sociale zekerheid

           

Kot

  • 59,8
  • 66
  • 69,9
  • 73,3
  • 74,6
 

Wkb

  • 28,8
  • 42,3
  • 61,8
  • 69,9
  • 47,5
 

Diversen

  • 18,1
  • 9,2
  • 2,6

1,6

0,6

 
 
  • 106,7
  • 117,5
  • 134,3
  • 141,6
  • 121,5
 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

Sociale zekerheid

0

0

0

0

0

 

Afrekening uwv 2019

22,3

0

0

0

0

 

Kot pauzering dwanginvorderingen

  • 16,8

9,6

7,2

0

0

 

Diversen

6,6

  • 6,3
  • 8
  • 5
  • 5
 
 

12,1

3,3

  • 0,8
  • 5
  • 5
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

6,1

  • 7,8
  • 7,8
  • 7,8
  • 7,8
 

Sociale zekerheid

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

  • 5
  • 4

0

6,4

12,8

 

Ramingsbijstelling werkgeversbijdrage kot

0,4

16,1

22,8

38,5

52,6

 

Tozo 1 terugbetaling kapitaal (corona)

0

0

0

80

125

 

Tozo 2 terugbetaling kapitaal (corona)

0

0

0

20,5

33,5

 

Diversen

0,1

0

0

  • 5,4
  • 8,4
 
 

1,6

4,3

15

132,2

207,7

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 93,1
  • 109,9
  • 120,2
  • 14,3

81,2

2.075,80

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.830,30

1.837,10

1.865,30

1.985,60

2.059,40

2.075,80

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

Totaal Internationale samenwerking

1.830,30

1.837,10

1.865,30

1.985,60

2.059,40

2.075,80

Stand Miljoenennota 2021

1.830,3

1.837,1

1.865,3

1.985,6

2.059,4

2.075,8

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Diversen

Dit betreft een beperkte meevaller op maatschappelijke begeleiding en een kleine tegenvaller op de uitvoeringskosten van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) binnen SZW.

Sociale zekerheid

Algemene kinderbijslagwet (AKW)

De uitkeringslasten AKW zijn opwaarts bijgesteld. Dit is voornamelijk het gevolg van de opwaarts aangepaste prognose van de SVB voor het aantal kinderen. Dit komt met name door een groter aantal immigranten. Daarnaast is ook het aantal kinderen met recht op dubbele AKW en AKW-plus toegenomen.

Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz)

De financiering van Bbz-kapitaalverstrekkingen is met ingang van 2020 aangepast. Vorig jaar zijn deze wijzigingen in de begroting verwerkt, dit jaar heeft hierop een correctie plaatsgevonden. De uitbetalingen vinden één jaar later plaats dan waar eerder rekening mee is gehouden, waardoor het bedrag in 2021 is aangepast. De verwerking van realisatiecijfers uit 2019 heeft geleid tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven over de hele begrotingshorizon.

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)

De IOAW is in 2020 met 19 miljoen neerwaarts bijgesteld. Dat is het saldo van een neerwaartse bijstelling vanwege de verwerking van realisaties 2019 en de opwaartse bijstelling als gevolg van de verwachte doorstroom vanuit de Werkloosheidswet (WW) naar de IOAW.

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

Er is een tegenvaller op de IOW-uitgaven vanaf 2022 als gevolg van de coronacrisis. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal ouderen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep stroomt na twee jaar WW de IOW in.

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Er is een tegenvaller op de uitgaven van de KOT in 2020. Dit is het gevolg van meerdere effecten. Het gebruik van kinderopvang is in 2019 en de eerste maanden van 2020 sterker gestegen dan in de begroting 2020 werd verwacht. Hoewel het gebruik recent licht is afgenomen vanwege de coronacrisis, komt het gebruik van kinderopvang in 2020 per saldo hoger uit dan geraamd. Tegenover hogere uitgaven als gevolg van gebruik staan in 2020 lagere kasuitgaven doordat de voorschotbetalingen naar verwachting beter aansluiten bij de definitief vastgestelde hoogte van de KOT. Ook zijn er hierdoor minder nabetalingen. Bovenstaande effecten leiden per saldo tot een tegenvaller. Voor 2021-2024 zijn de uitgaven van de KOT in lijn met de raming. Enerzijds komt het gebruik van kinderopvang hoger uit dan geraamd aangezien het hogere gebruik uit 2019 en begin 2020 structureel doorwerkt; vanwege de coronacrisis is de bijstelling wel kleiner dan in 2020. Anderzijds zorgt de verslechterende economische situatie voor lagere uitgaven. Per saldo resulteert in 2021 en 2022 een meevaller, die in 2023 en 2024 omslaat naar een tegenvaller. De eerdergenoemde kaseffecten waaronder minder nabetalingen hebben een neerwaartse invloed op de uitgaven. Beide effecten vallen ongeveer tegen elkaar weg. Zie ook: ontvangsten - KOT

Toeslagenwet (TW)

Er is een tegenvaller op de uitgaven voor de Toeslagenwet (TW) als gevolg van de coronacrisis. Dit komt voor het grootste deel door een stijging van het aantal aanvullingen op WW-uitkeringen. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal mensen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep heeft recht op een aanvulling vanuit de Toeslagenwet.

Wet Kindgebonden Budget (WKB)

De uitkeringslasten voor de WKB zijn neerwaarts bijgesteld. De uitgaven in 2019 laten een relatief grote meevaller zien die doorwerkt naar latere jaren. Daar staat tegenover dat de coronacrisis in 2020 leidt tot een slechtere inkomenspositie van huishoudens en daarmee tot meer uitgaven aan de WKB. Deze impact is naar verwachting pas zichtbaar in de WKB-uitgaven in 2021; de meevaller is in dat jaar minder groot. In de jaren daarna herstelt de economie gestaag en wordt de WKB-meevaller weer groter.

Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl)

De realisatiecijfers van de Wtl over 2019 (uitbetaling in 2020) laten een meevaller zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een tegenvaller op het lage-inkomensvoordeel (LIV) en een meevaller op het jeugd-LIV. Op basis van deze realisaties zijn de verwachte uitgaven aan de LKV meerjarig neerwaarts bijgesteld.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere mee- en tegenvallers onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder tegenvallers op de aanvullende inkomensondersteuning ouderen (AIO) vanaf 2022 door verwerken van de uitvoeringsinformatie van de SVB en meevallers door verwerken van de uitvoeringsinformatie van het UWV op de Wajong. Daarnaast bevat het ook de nabetaling aan het UWV over begrotingsgefinancierde regelingen UWV over 2019 (circa 14 miljoen).

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Kasschuif slimbudget

Om beter bij het verwachte kasritme van de subsidieregeling Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen In MKB-ondernemingen aan te sluiten, is een kasschuif gedaan van 2020 naar de jaren 2021 tot en met 2025.

Veranderopgave Inburgering (VOI)

Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking van de middelen binnen artikel 13 voor het nieuwe inburgeringsstelsel dat op 1 juli 2021 in werking treedt. Daarnaast zijn binnen de SZW-begroting aanvullende middelen vrijgemaakt om tegemoet te komen aan hogere uitvoeringskosten bij gemeenten.

Diversen

Betreft diverse beleidsmatige mutaties, waaronder meerdere eindejaars-margeclaims (in totaal 20 miljoen), eenmalige kosten die gepaard gaan met de verhuizing van het forensisch deel van de ICT-omgeving van de Inspectie SZW naar de Belastingdienst en de verwerking van meerdere amendementen in de begroting van SZW. Daarnaast bevat het diverse kleine kasschuiven op onder andere subsidies en campagnes.

Sociale zekerheid

Amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)

De uitzonderingspositie bij de AKW voor ouders met kinderen die in het hoger onderwijs studeren en recht op studiefinanciering hebben, is opgeheven. De uitzondering betrof verlies van het recht wanneer het kind ging studeren aan het hoger onderwijs. Ook voor ouders met kinderen van 16 en 17 jaar die een salaris of stagevergoeding boven de bijverdiengrens ontvangen vervalt de uitzonderingspositie in de AKW. Vanaf 1 januari 2020 hebben de inkomsten van 16- en 17-jarigen geen invloed meer op de kinderbijslag. Hierdoor hebben meer ouders recht op AKW, wat leidt tot een meerjarige opwaartse bijstelling.

Doorwerking kindgebonden budget (WKB) amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)

Het recht op AKW is een voorwaarde voor het recht op kindgebonden budget (WKB). Door het afschaffen van de uitzonderingen voor 16- en 17-jarigen in de AKW hebben hierdoor ook meer ouders recht op WKB. Dit leidt tot een meerjarige opwaartse bijstelling van de WKB met € 25,0 miljoen.

Herijking budgetneutrale schuif

Elk jaar wordt het bekostigingsmodel van het UWV (het Lightmodel) herijkt. Deze herijking leidt tot een budgetneutrale schuif tussen premie- en begro-tingsgefinancieerde uitvoeringskosten.

Intensivering uitvoering

Mede naar aanleiding van het traject Werk aan uitvoering stelt het kabinet structureel 100 miljoen beschikbaar voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Deze knelpunten hebben te maken met het onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit. Deze mutatie betreft de afboeking van de initiële reservering voor UWV, SVB en BKWI (zie: technische mutaties Sociale Zekerheid), waarna de reservering verdeeld is over de verschillende artikelen.

Intensivering uitvoering Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Deze middelen betreffen het deel van de eerdergenoemde 100 miljoen (zie Intensivering Uitvoering). Dit deel wordt ingezet voor onderhoud en modernisering van ICT van de SVB en daarnaast voor het op peil houden van dienstverlening en extra inspanningen waar sprake is van multi-proble-matiek en schuldenaanpak bij de SVB.

Kasschuif breed offensief

Het wetsvoorstel Breed Offensief is met een half jaar vertraagd en zal daarmee per 1-7-2021 in werking treden. Hierdoor schuift ook de implementatie van de maatregelen door. Middels deze kasschuif wordt het resterende budget dat hiervoor in 2020 gereserveerd stond, doorgeschoven naar 2021. Aanvullend zijn de maatregelen «uniformering loonwaardebepaling» en «instrumentengidsen» verder uitgewerkt. Een deel van deze middelen is benodigd in 2022. Met deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme geplaatst.

Kinderopvangtoeslag (KOT) verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de KOT op het prijspeil van 2020 gebracht.

Participatiewet: opboeken no-riskpolis

In het kader van Breed Offensief worden administratieve knelpunten rondom de no-risk polis weggenomen. Gemeenten hoeven de loonkostensubsidie aan de werkgever niet meer stop te zetten bij ziekte en daarom hoeft het UWV de bedragen aan loonkostensubsidie bij ziekte niet langer te vergoeden. Het inkomensdeel Participatiewet wordt daarom budgettair neutraal verschoven van de Ziektewet (hoofdstuk 40) naar het macrobudget bijstand (hoofdstuk 15) in de SZW-begroting.

Participatiewet verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Participatiewet op het prijspeil van 2020 gebracht.

Taakstellende onderuitputting

Als gevolg van de coronacrisis en de daardoor oplopende werkloosheid laat de SZW-begroting cumulatief een tegenvaller zien na het verwerken van zowel uitvoeringsinformatie van UWV en Belastingdienst als de ramingen van het CPB. Om de tegenvaller te verkleinen is onder andere een taakstelling geboekt op de SZW-begroting.

Uitvoeringskosten UWV (als gevolg van corona)

De explosieve stijging van de WW heeft geleid tot veel extra werkzaamheden bij het UWV waar UWV volgens de reguliere systematiek geen compensatie ontvangt. Om UWV tegemoet te komen in de gemaakte kosten in 2020 voor extra werkzaamheden en frictiekosten als gevolg van corona wordt budget beschikbaar gesteld. Dit wordt aan de premiezijde beschikbaar gesteld.

Verruiming koppeling gewerkte uren in kinderopvangtoeslag (KOT)

Per 2022 wordt de koppeling gewerkte uren voor de buitenschoolse opvang in de Kinderopvangtoeslag verruimd. Dit wordt gedekt met een maatregel binnen de Kinderopvangtoeslag

Verruiming koppeling gewerkte uren in kinderopvangtoeslag (KOT) dekkingsmaatregel

Per 2022 wordt de koppeling gewerkte uren voor de buitenschoolse opvang in de Kinderopvangtoeslag verruimd.

Veranderopgave Inburgering (VOI)

Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking van de middelen binnen artikel 13 voor het nieuwe inburgeringsstelsel dat op 1 juli 2021 in werking treedt, waarbij een deel van het budget schuift van plafond Sociale zekerheid naar plafond Rijksbegroting.

Vrijval ww-eu-verordening

In afwachting van de WW-EU-verordening is er geld gereserveerd om extra WW-uitkeringslasten die hier mogelijk uit voortvloeien op te kunnen vangen. Gezien de voortgang van de maatregelen is dit geld in 2021 niet nodig.

Wajong verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Wajong op het prijspeil van 2020 gebracht.

Wet Kindgebondenbudget (WKB) verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie.

Hiermee wordt de WKB op het prijspeil van 2020 gebracht.

Wkb-herstelactie

In 2019 en 2020 vindt de WKB-herstelactie plaats. De verdeling van de uitgaven over de jaren verloopt iets anders dan oorspronkelijk geraamd. Dit leidt tot een verschuiving van € 55,2 miljoen van 2019 naar 2020. Daarnaast is tijdens de uitvoering een extra groep naar boven gekomen die in aanmerking komt voor herstel. De meerkosten hiervan zijn € 78,0 miljoen.

Diversen

Betreft diverse beleidsmatige mutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder een aantal kasschuiven en de verwerking van twee Wajong-amendementen (Stoffer/Baudet en Renkema), de budgettaire gevolgen van de vertraging van het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong en de gevolgen van kortetermijnmaatregelen in de KOT en de WKB n.a.v. de kabinetsreactie op het rapport Donner en IBO-toeslagen. Daarnaast zijn bij de behandeling van het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wajong in de Eerste Kamer een aantal toezeggingen gedaan. Omwille van motie Ester gaat de maatregel dat studeren geen uitsluitingsgrond meer is in de Wajong2015 al per september 2020 in. Dekking van motie Ester komt uit het reintegratiebudget Wajong.

Technische mutaties

Rijksbegroting

Dienstverlening bijstandsgerechtigden (3e noodpakket)

Het re-integratiebudget van gemeenten wordt tijdelijk verhoogd in lijn met de verhoogde instroom in de bijstand. Gemeenten gebruiken dit budget om bijstandsgerechtigden te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. Middelen voor 2022 worden op de aanvullende post gereserveerd.

Diverse maatregelen scholing en ontwikkeling (3e noodpakket)

Dit betreffen middelen ter ondersteuning van scholing en ontwikkeling.

Het gaat onder andere om ontwikkeladviezen, online scholing en het bevorderen van de leercultuur.

Gemeentelijk schuldenbeleid (3e noodpakket)

De verwachting is dat gemeenten de komende tijd meer kosten maken voor schuldenbeleid, omdat de crisis ervoor zorgt dat meer mensen schulden hebben. Hiervoor wordt extra budget gereserveerd. Middelen voor 2022 worden op de aanvullende post gereserveerd.

Impuls nieuwe instroom bijstand (3e noodpakket)

Er worden incidenteel extra middelen vrijgemaakt om gemeenten in staat te stellen de dienstverlening te intensiveren aan mensen die als gevolg van de coronacrisis in de bijstand instromen.

Jeugdwerkloosheid (3e noodpakket)

Om jeugdwerkloosheid onder jongeren tegen te gaan worden middelen vrijgemaakt voor de begeleiding van jongeren naar werk of een vervolgopleiding. De maatregelen richten zich op schoolverlaters uit het praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voortijdig schoolverlaters en kwetsbare schoolverlaters uit het mbo.

Naar gemeentefonds: decentralisatie-uitkering (DU) perspectief op werk 2020 2e tranche

In 2019 en 2020 is er in het kader van Perspectief op Werk (PoW) voor elk van de 35 arbeidsmarktregio's een impulsfinanciering van 1 miljoen beschikbaar. In 2020 hebben alle 35 centrumgemeenten via de meicirculaire het tweede (en laatste) miljoen van deze impulsfinanciering ontvangen.

NL leert door

Om beter bij het verwachte kasritme van de subsidieregeling NL leert door aan te sluiten, is een budgettair neutrale kasschuif gedaan van 2020 naar 2021.

Praktijkleren mbo (3e noodpakket)

In het kader van om- en bijscholing, wordt er budget beschikbaar gesteld via nieuwe vormen van praktijkleren mbo, waarbij werken wordt gecombineerd met het doen van een deel van een mbo-opleiding (duur 3 tot

6    maanden). Deze nieuwe en kortdurende opleidingssoorten zijn vooral relevant voor kwetsbare werkenden/werkzoekenden.

Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. De middelen voor deze regeling zijn overgeheveld van de aanvullende post van het Ministerie van Financiën naar de Begroting van SZW.

Van OCW: structurele kosten Stimulering Arbeidsmarkt Positie (STAP) regeling

Vanaf 2022 zijn er middelen beschikbaar voor de subsidieregeling Stimulering Arbeidsmarkt Positie (STAP). Deze regeling vervangt de fiscale regeling voor de aftrek van scholing. De begroting wordt structureel met 218 miljoen opgehoogd.

Diversen

Deze post bevat voornamelijk overboekingen met andere departementen en naar het Gemeentefonds, zoals een bijdrage voor maatschappelijke begeleiding (ca. 17 miljoen). Daarnaast bevat deze categorie enkele overboekingen over de ijklijn tussen uitgavenplafond Sociale Zekerheid en uitgavenplafond Rijksbegroting, bijvoorbeeld het overboeken van de loonkostensubsidie Caribisch Nederland van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid naar het uitgavenplafond Rijksbegroting (25 miljoen). Ook de prijsbijstelling van het uitgavenplafond Rijksbegroting (in enge zin) valt onder deze post. Tot slot bevat het ook een deel van de meerjarige verdeling van de uitvoeringskosten NOW op het juiste begrotingsartikel.

Sociale zekerheid

Compensatie eigen bijdrage kinderopvang (corona)

De tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang (coronamaatregel) biedt ouders een vergoeding voor de doorbetaalde eigen bijdrage kinderopvang tijdens de sluiting van de kinderopvang in de periode 16 maart tot en met

7    juni 2020.

Intensivering uitvoering

Er wordt budget beschikbaar gesteld voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Deze knelpunten hebben te maken met het onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit (zie intensivering uitvoering bij beleidsmatige mutaties).

Naar gemeentefonds: uitvoeringskosten Veranderopgave Inburgering (VOI) Dit betreft de uitkering aan het Gemeentefonds ten behoeve van de uitvoeringskosten van het nieuwe inburgeringsstelsel (VOI) bij gemeenten. In 2020 gaat het om de bijdrage voor de incidentele implementatiekosten. Vanaf 2021 gaat het om de structurele uitvoeringskosten. Voor deze uitkering is ook een bijdrage gedaan aan het BTW-compensatiefonds.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid 1 (NOW) (corona)

Voor de eerste tranche van de NOW (maart tot en met mei) worden de totale subsidie-uitgaven ingeschat op 8,8 miljard. Dit is exclusief de uitvoeringskosten (die middels een separate mutatie naar beneden worden bijgesteld) en de middelen voor de tijdelijke subsidie compensatie loonkosten en inkomensvoorziening ten behoeve van Caribisch Nederland. Dit zijn de verwachte uitgaven op basis van de verstrekte voorschotten en verwachte nabetalingen. De bedragen in 2021 en 2022 betreffen nabetalingen. Ten opzichte van de raming in de incidentele suppletoire begroting zijn de uitgaven met 0,7 miljard verlaagd. Hierbij is rekening gehouden dat er meer subsidie is aangevraagd dan waar bedrijven achteraf voor in aanmerking komen.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid 2 (NOW) (corona)

De totale subsidie-uitgaven voor de tweede tranche van de NOW (juni tot en met september) worden geschat op 5,5 miljard op basis van de voorlopige realisatiecijfers. De uitgaven in 2021 en 2022 betreffen opnieuw nabetalingen. Ten opzichte van de incidentele suppletoire begroting zijn de verwachte uitgaven met 7,2 miljard neerwaarts bijgesteld. Dat komt omdat het gebruik een stuk lager ligt dan waarmee rekening werd gehouden.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid 3 (NOW) (corona)

De NOW wordt met 9 maanden verlengd in 3 tijdvakken van 3 maanden. NOW 3 verschilt op meerdere onderdelen van NOW 1 & 2. Zo wordt onder andere het vergoedingspercentage per tijdvak verlaagd en wordt tegelijkertijd het vrijstellingspercentage waarmee de loonsom mag worden aangepast stapsgewijs verhoogd.

Ouderschapsverlof en kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders krijgen vanaf 2022 recht op 9 weken betaald ouderschapsverlof. Dit leidt tot lager gebruik van formele kinderopvang. De uitgaven kinderopvangtoeslag komen hierdoor naar verwachting lager uit.

Participatiewet

De raming van de bijstand is opwaarts bijgesteld aan de hand van de verwerking van de werkloosheidscijfers van het CPB in het macrobudget en de door Corona veroorzaakte bovengemiddelde instroom van werklozen in de bijstand (355 miljoen in 2020). Daarnaast heeft de verwerking van realisatiegegevens over 2019 tot een neerwaartse bijstelling geleid (-215 miljoen in 2020).

Regionale mobiliteitsteams en extra crisisdienstverlening regionaal niveau (3e noodpakket)

Het kabinet stelt middelen beschikbaar zodat werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten in de arbeidsregio's gezamenlijk mensen kunnen helpen bij het vinden van nieuw werk en (om)scholing. Hiervoor komen er regionale mobiliteitsteams om deze crisisdienstverlening in de regio's en met sectoren aan te bieden.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 1 (Tozo) (corona) Als onderdeel van het Noodpakket banen en economie is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) ingericht. Dit betreft de verwachte uitgaven voor de eerste drie maanden van de regeling. Op basis van een inschatting van het aantal aanvragen is de initiële raming ter hoogte van 3,8 miljard bijgesteld naar 2,5 miljard. Hiervan is 350 miljoen niet relevant voor het uitgavenplafond. Deze middelen staan daarom niet geboekt op het uitgavenplafond Sociale Zekerheid.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 2 (Tozo) (corona) Dit betreft de verwachte uitgaven door de verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De regeling is verlengd tot en met 30 september 2020. Anders dan bij de Tozo-1, bevat de Tozo-2 een partnertoets. Op basis van een inschatting van het aantal aanvragen is de initiële raming ter hoogte van 1,5 miljard bijgesteld naar 700 miljoen. Hiervan is 71 miljoen niet relevant voor het uitgavenplafond. Deze middelen staan daarom niet geboekt op het uitgavenplafond Sociale Zekerheid.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 3 (corona)

Dit betreft de verwachte uitgaven door de verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De regeling is verlengd tot en met 30 juni 2021. De regeling wordt gedurende deze periode geleidelijk gerichter gemaakt. Per 1 oktober wordt een beperkte vermogenstoets geïntroduceerd. Vanaf 1 januari 2021 ondersteunt het kabinet zelfstandig ondernemers waar nodig om zich voor te bereiden op een nieuwe toekomst, hetzij als zelfstandig ondernemer, hetzij als werknemer in loondienst. De totale verwachte uitgaven voor Tozo-3 bedragen 250 miljoen in 2020 en 360 miljoen in 2021. Van deze middelen is 42 miljoen niet relevant voor het uitgavenplafond. Deze middelen staan daarom niet geboekt op het uitgavenplafond Sociale Zekerheid.

Uitvoeringskosten Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 1 en 2: afboeken restant

Een deel van de reservering voor de uitvoering van NOW 1 en NOW 2 voor UWV en SZW zal niet tot besteding komen en wordt daarom afgeboekt.

Uitvoeringskosten Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 3 (3 noodpakket)

Voor de uitvoering van de NOW 3 door het UWV worden middelen gereserveerd. Deze middelen worden op een later moment in het juiste kasritme geplaatst.

Uitvoeringskosten UWV Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) meerjarig verdelen

De reservering van de uitvoeringskosten voor het UWV ten behoeve van NOW 1 en NOW 2 wordt via een kasschuif in het juiste kasritme gezet.

Verhoging 3e kindbedrag kindgebonden budget (WKB)

Het kabinet verhoogt per 2021 het kindbedrag vanaf het derde kind in de WKB. Dit komt terecht bij grote gezinnen met lage- en middeninkomens.

Diversen

Deze post bevat diverse technische mutaties, waaronder overboekingen over de ijklijn tussen uitgavenplafond Sociale Zekerheid en uitgavenplafond Rijksbegroting, het deel van de loonbijstelling dat onder plafond Sociale Zekerheid valt (meerjarig 13 miljoen) en een overboeking van de Aanvullende Post op de begroting van het ministerie van Financiën van middelen die in de begroting 2019 gereserveerd waren voor de uitvoering (cumulatief 52 miljoen). Ook het overboeken van de loonkostensubsidie Caribisch Nederland van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid naar het uitgavenplafond Rijksbegroting en de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) met uitvoeringskosten vallen hieronder (zie ook diversen technische mutaties plafond Rijksbegroting). Daarnaast valt het inboeken van de rente voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) (kader S) hier ook onder (20 miljoen voor zowel Tozo 1 als Tozo 2).

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Rijksbijdrage in de kosten van kortingen Algemene Ouderdomswet (AOW) De rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) stijgt vanaf 2021 licht. Dat komt voornamelijk door de verhoging van de heffingskortingen (de algemene heffingskorting en de arbeidskorting). Hogere heffingskortingen zorgen voor minder opbrengsten vanuit de inkomensbelasting en de premies volksverzekeringen, waaronder de AOW-premie. Via een hogere BIKK worden de sociale fondsen (voor de AOW en de langdurige zorg) hiervoor gecompenseerd. Daarnaast wordt het tarief van de 1e schijf van de inkomstenbelasting in 2021 iets verlaagd. Hierdoor wordt een groter deel van de heffingskortingen toegerekend aan de premies volksverzekeringen. Ook daardoor stijgt de BIKK voor de AOW.

Rijksbijdrage vermogenstekort ouderdomsfonds

De Rijksbijdrage aan het ouderdomsfonds stijgt zowel in 2020 als in de latere jaren omdat de premie-inkomsten nu lager worden geraamd dan eerder het geval was. De rijksbijdrage is bedoeld om het geraamde vermogenstekort van het Ouderdomsfonds aan te vullen. Het in 2019 gerealiseerde tekort van het ouderdomsfonds wordt in 2020 en 2021 aangevuld via de rijksbijdrage, zodat het ouderdomsfonds meerjarig geen vermogenstekort heeft.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 1 (Tozo) (corona) Leningen voor bedrijfskapitaal die zijn verstrekt in het kader van de Tozo worden gedeeltelijk terugverwacht. Het deel van de lening dat wordt terugverwacht, is niet-relevant voor het EMU-saldo. Derhalve zijn de bedragen die gemoeid gaan met deze leningen gedeeltelijk afgeboekt van het uitgavenplafond SZA en gelabeld als niet-relevant voor het uitgavenplafond (kader N).

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 2 (Tozo) (corona) Leningen voor bedrijfskapitaal die zijn verstrekt in het kader van de Tozo worden gedeeltelijk terugverwacht. Het deel van de lening dat wordt terugverwacht, is niet-relevant voor het EMU-saldo. Derhalve zijn de bedragen die gemoeid gaan met deze leningen gedeeltelijk afgeboekt van het uitgavenplafond SZA en gelabeld als niet-relevant voor het uitgavenplafond (kader N).

Diversen

Bevat kleine bijstellingen op de rijksbijdragen voor de AO-tegemoetkoming en voor de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Daarnaast valt het uitboeken van de rente voor de Tozo (kader N) hier ook onder (20 miljoen voor zowel Tozo 1 als Tozo 2). Ook de leningen voor bedrijfskapitaal die zijn verstrekt in het kader van Tozo 3 vallen hieronder (21,3 miljoen in 2020 en 2021).

Ontvangsten

Mee- en tegenvaller

Sociale Zekerheid Afrekening UWV 2019

Op basis van het jaarverslag 2019 van het UWV wordt een terugbetaling verwacht van te veel ontvangen middelen in 2019. Het voorschot dat in 2019 aan het UWV is overgemaakt met betrekking tot de Wajong is naar verwachting circa 22 miljoen hoger dan de uitgaven van het UWV in dat jaar. Dit bedrag wordt in 2020 terugbetaald.

Kinderopvangtoeslag (KOT) pauzering dwanginvorderingen Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen (corona-maatregel) is er een tegenvaller op de ontvangsten in 2020 op de kinderopvang toeslag. Inmiddels zijn deze weer opgestart. In 2021 en 2022 wordt een inhaaleffect verwacht, waardoor een meevaller ontstaat.

Diversen

Hieronder valt onder andere de afrekening 2019 van de Toeslagenwet (TW) en het tijdelijk opschorten van de dwanginvordering WKB. Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen (coronamaatregel) is er een tegenvaller op de WKB-ontvangsten in 2020.

Beleidsmatige mutaties

Sociale zekerheid Afrekening UWV 2019

Op basis van het jaarverslag 2019 van het UWV wordt een terugbetaling verwacht van te veel ontvangen middelen in 2019. Het voorschot dat in 2019 aan het UWV is overgemaakt met betrekking tot de Wajong is naar verwachting circa 22 miljoen hoger dan de uitgaven van het UWV in dat jaar. Dit bedrag wordt in 2020 terugbetaald.

Kinderopvangtoeslag (KOT) pauzering dwanginvorderingen Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen (corona-maatregel) is er een tegenvaller op de ontvangsten in 2020 op de kinderopvang toeslag. Inmiddels zijn deze weer opgestart. In 2021 en 2022 wordt een inhaaleffect verwacht, waardoor een meevaller ontstaat.

Diversen

Hieronder valt onder andere de afrekening 2019 van de Toeslagenwet (TW) en het tijdelijk opschorten van de dwanginvordering WKB. Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen (coronamaatregel) is er een tegenvaller op de WKB-ontvangsten in 2020.

Technische mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Dit betreft de nieuwe begroting van de Rijksschoonmaakorganisatie die is aangepast aan de dienstverlening, de prijsindexatie en het aansluitschema van de departementen.

Sociale zekerheid

Diversen

De verlaging van de invorderingsrente door de belastingdienst (onderdeel van het coronapakket) leidt dit tot minder ontvangsten op de wet kindge-bonden budget (WKB) en Kinderopvang toeslag (KOT). Daarnaast valt het inboeken van de rente voor de Tozo (kader S) hier ook onder (20 miljoen voor zowel Tozo 1 als Tozo 2)

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Ramingsbijstelling werkgeversbijdrage kot

De kinderopvangtoeslag kent ook een werkgeversbijdrage, dit betreft een vast percentage van de totale loonsom. De loonsom is op basis van macro-economische cijfers van het CPB met name vanaf 2021 naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage in deze jaren.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 1 (Tozo): terugbetaling kapitaal

Onderdeel van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is dat zelfstandigen een lening voor bedrijfskapitaal kunnen ontvangen. Vanaf 2023 worden de terugbetalingen ontvangen. Deze mutatie ziet op de leningen die tussen 1 maart en 31 mei 2020 zijn aangevraagd.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 2 (Tozo): terugbetaling kapitaal

Onderdeel van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is dat zelfstandigen een lening voor bedrijfskapitaal kunnen ontvangen. Vanaf 2023 worden de terugbetalingen ontvangen. Deze mutatie ziet op de leningen die tussen 1 juni en 30 september 2020 zijn aangevraagd.

Diversen

Dit betreft een bijstelling van de Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten. Daarnaast valt het uitboeken van de rente voor de Tozo (kader N) hier ook onder (20 miljoen voor zowel Tozo 1 als Tozo 2).

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

18.893,8

20.047,4

23.211,4

24.266,9

24.827,7

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Abonnementstarief wmo corona

18,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bouw en onderhoud sportaccommodaties

25,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp

0,0

15,0

15,0

15,0

15,0

 

Hpv-vaccinaties

0,0

64,6

39,2

14,8

14,8

 

Inzet eindejaarsmarge

24,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Jeugdautoriteit vangnet cruciale jeugdhulp

20,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Jeugdzorg

0,0

0,0

300,0

0,0

0,0

 

Kasschuif inzicht

0,0

  • 20,0

19,5

0,5

0,0

 

Kasschuif programma thuis in het verpleeghuis

  • 18,1

19,4

15,0

  • 8,1
  • 8,1
 

Kasschuif programma's zonmw

  • 76,0

19,0

19,0

19,0

19,0

 

Kasschuif set

19,0

  • 7,0
  • 6,0
  • 6,0

0,0

 

Kasschuif vipp msz

  • 18,3

2,2

2,1

14,0

0,0

 

Korting op beleidsartikelen

  • 133,4
  • 96,8
  • 96,8
  • 96,8
  • 96,8
 

Medicatieoverdracht

8,3

22,6

37,2

27,1

15,9

 

Meer kortdurende opleidingstrajecten op maat

0,0

10,0

63,0

113,0

113,0

 

Middelen transitieautoriteit jeugd

33,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Onderzoeksprogramma's

zorginstituut

  • 15,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Personeel en materieel vws

30,6

25,0

23,9

23,9

23,7

 

Stimuleringsmaatregel e-health thuis (set)

25,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Tegenvaller subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzeker

31,0

30,3

29,6

29,6

29,6

 

Uitvoering lokale/regionale preventieakkoorden

0,0

12,0

16,0

16,0

6,0

 

Uitvoeringskosten ciz

4,9

18,1

18,2

20,2

21,6

 

13-wekenecho

2,9

14,2

23,5

22,8

22,8

 

Diversen

40,8

212,4

90,6

63,4

66,7

 

Zorg

Kasschuif sectorplanplus

  • 62,2

20,0

42,2

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

  • 2,1
  • 2,1
  • 1,8
  • 1,8
 
 
  • 39,6

358,9

649,1

266,6

241,4

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (covid-19)

1.588,6

25,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage vaccinonderzoek (cepi) corona

50,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bonus zorgpersoneel (covid-19)

1.440,0

720,0

0,0

0,0

0,0

 

Buurtsportcoaches

  • 62,3
  • 62,3
  • 62,3

0,0

0,0

 

Dak- en thuislozen

2,0

47,5

0,0

0,0

0,0

 

Ggd ghor

126,0

100,0

0,0

0,0

0,0

 

Ggd's

350,0

350,0

0,0

0,0

0,0

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Ic-bedden en klinische bedden

80,1

93,9

0,0

0,0

0,0

 

Jeugdzorg

0,0

0,0

  • 300,0

0,0

0,0

 

Kasschuif t.b.v. uitvoering dus-i zorgbonus

  • 112,6

112,6

0,0

0,0

0,0

 

Loonbijstelling

90,5

85,7

80,2

78,8

77,7

 

Ondersteuning sport-sector (covid-19)

135,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Opleidingen ic-capaciteit

37,7

73,0

20,0

0,0

0,0

 

Overheveling g39 maatschappelijke diensttijd

0,0

100,0

100,0

100,0

100,0

 

Programmamiddelen covid-directie: innovatieve behandeling

0,0

73,5

0,0

0,0

0,0

 

Stimuleringsmaatregel e-health thuis (set)

60,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Subsidie wijkverpleging

0,0

60,0

60,0

0,0

0,0

 

Uitbreiding testcapaciteit (covid-19)

300,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Vaccin ontwikkeling (covid-19)

400,0

300,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

232,3

144,8

63,6

35,8

53,0

 

Zorg

           

Zorgkosten corona caribisch nederland

31,7

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

18,8

29,4

15,9

24,4

10,5

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Bikk wlz

  • 25,3

215,6

258,0

291,2

355,5

 

Rijksbijdrage wlz

2.850,0

3.150,0

2.500,0

3.100,0

4.250,0

 

Rijksbijdrage 18-

0,0

  • 64,4
  • 92,4
  • 162,5
  • 177,9
 

Zorgtoeslag

153,5

  • 94,1
  • 162,4
  • 398,5
  • 598,8
 

Diversen

17,0

13,0

13,0

13,0

13,0

 
 

7.763,3

5.473,2

2.493,6

3.082,2

4.083,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

7.723,8

5.832,1

3.142,6

3.348,7

4.324,2

30.411,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

26.617,5

25.879,5

26.354,0

27.615,6

29.151,9

30.411,5

Totaal Internationale samenwerking

14,9

7,3

5,4

5,1

5,1

5,1

Stand Miljoenennota 2021

26.632,4

25.886,8

26.359,5

27.620,7

29.157,1

30.416,6

 

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

133,6

114,7

105,6

105,6

105,6

 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

Diversen

13,2

5,0

7,5

7,5

7,5

 
 

13,2

5,0

7,5

7,5

7,5

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Verkoop medische hulpmiddelen (covid-19)

0,0

85,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

26,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

26,6

85,0

0,0

0,0

0,0

 

Extrapolatie    113,1

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

39,8

90,0

7,5

7,5

7,5

 

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

Totaal Internationale samenwerking

173,4

204,7

113,1

113,1

113,1

113,1

Stand Miljoenennota 2021

173,4

204,7

113,1

113,1

113,1

113,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Abonnementstarief Wmo corona

Gezien de corona-crisis kan het voorkomen dat zorg en ondersteuning niet (volledig) kan worden geleverd. Indien de beoogde Wmo-ondersteuning feitelijk in enige maand niet wordt geboden, geldt de lijn dat de eigen bijdrage die maand niet wordt gefactureerd. De toepassing van deze beleidslijn tijdens de huidige crisis zou echter betekenen dat gemeenten zouden moeten bezien in welke individuele situaties de eigen bijdrage gestopt zou moeten worden. Dit zou betrokken partijen in deze fase een onevenredig grote uitvoeringslast bezorgen. Gelet op het voorgaande is besloten om alle Wmo-cliënten, exclusief cliënten met de voorzieningen beschermd wonen en opvang voor twee maanden (april en mei) vrij te stellen van een eigen bijdrage.

Bouw en onderhoud sportaccommodaties

Van een groot deel van de aanvragen in 2019 voor de subsidieregeling Bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) vindt betaling later plaats. Om voor deze overlopende kaseffecten te corrigeren wordt eenmalig 25 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp

Met het amendement van de Tweede Kamerleden Westerveld en Klaver worden vanaf 2020 structureel middelen vrijgemaakt voor expertisecentra voor gespecialiseerde jeugdhulp. Het gaat om 11,5 miljoen euro in 2020, oplopend naar 26 miljoen euro structureel. De hier opgenomen reeks betreft de nog benodigde dekking voor het amendement.

HPV-vaccinaties

In juni 2019 heeft de Gezondheidsraad geconstateerd dat niet alleen meisjes, maar ook jongens moeten worden gevaccineerd tegen HPV. Vanaf 2021 wordt de uitbreiding opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma.

Inzet eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge wordt ingezet voor overlopende verplichtingen op de VWS-begroting, onder meer om Regeerakkoordmiddelen beschikbaar te houden voor Onbedoelde zwangerschappen (8 miljoen euro) en acties voor het Nationaal preventieakkoord (2 miljoen euro).

Jeugdautoriteit vangnet cruciale jeugdhulp

In de Voorjaarsnota 2019 is voor de periode 2019-2021 20 miljoen euro gepositioneerd bij de Jeugdautoriteit om tijdelijke liquiditeitssteun toe te kunnen kennen als de zorgcontinuïteit in gevaar komt. In 2019 heeft de Jeugdautoriteit dit budget nog niet hoeven inzetten en daarom wordt deze 20 miljoen euro geheel doorgeschoven naar 2020.

Jeugdzorg

Het kabinet is gemeenten voor de periode tot en met 2021 tegemoetgekomen met extra budget om te compenseren voor de extra groei in de jeugdzorg in combinatie met afspraken om de transitie- en transformatie-doelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend 300 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het jaar 2022. Deze middelen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Kasschuif InZicht

Er vindt een herschikking plaats bij de subsidieregeling voor de versnelling van gegevensuitwisseling in de langdurige zorg (InZicht).

Kasschuif programma thuis in het verpleeghuis

Voor het programma Thuis in het Verpleeghuis worden middelen naar latere jaren geschoven om deze aan te laten sluiten bij de liquiditeitsbehoeften. Verpleeghuizen worden binnen dit programma gesteund in het verbeteren van de kwaliteit van zorg.

Kasschuif programma's ZonMw

Door de corona-crisis treedt vertraging op in programma's die door ZonMw worden uitgevoerd. Dit wordt veroorzaakt doordat calls langer open staan dan wel later opengaan. Verder komen eindafrekeningen later binnen en lopen projecten uit of worden ze later opgestart. De kaseffecten schuiven hierdoor door naar latere jaren.

Kasschuif SET

Naast de Stimuleringsregeling E-Health (SET) is er vanwege Covid-19 een tijdelijke SET opengesteld, waardoor technologieën die het gedurende de Covid-19 crisis mogelijk maken om zorg op afstand te verlenen kunnen worden gesubsidieerd. Om hiervoor middelen beschikbaar te stellen is het budget in 2020 verhoogd met 19 miljoen euro.

Kasschuif VIPP MSZ

De deadline en de inschrijfperiode van de subsidieregeling Versnellings-programma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional MSZ is gewijzigd, omdat ziekenhuizen vanwege Covid-19 geen prioriteit konden geven aan de subsidieaanvragen. Hierdoor wordt er in het jaar 2020 minder aanspraak gemaakt op de regeling en verschuift het budget naar latere jaren.

Korting op beleidsartikelen

Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting wordt, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee wordt beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.

Medicatieoverdracht

Jaarlijks worden ruim 27000 mensen in het ziekenhuis opgenomen vanwege vermijdbare medicatiefouten waarbij ongeveer 1.000 mensen overlijden. De medicatieveiligheid wordt sterk verbeterd door een goede elektronische overdracht van medicatiegegevens door zorgverleners in de keten. In het landelijke programma Medicatieoverdracht ondersteunt het ministerie van VWS partijen bij het implementeren van de richtlijn Medicatieoverdracht en de bijbehorende informatiestandaarden.

Meer kortdurende opleidingstrajecten op maat

Het kabinet stelt middelen beschikbaar om werken in de zorg aantrekkelijker te maken. Dit gebeurt door het verminderen van werkdruk door meer zij-instromers en het verminderen van administratieve lasten, door meer loopbaanperspectief te bieden, door contracten te verbeteren en door de zeggenschap van professionals te vergroten. Voor meer kortdurende opleidingstrajecten op maat wordt structureel 113 miljoen beschikbaar gesteld.

Middelen transitieautoriteit jeugd

De regeling van de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) voorzag van 2014 tot en met 2018 in een tegemoetkoming in frictiekosten door transformatie van het zorglandschap en in eventuele tijdelijke liquiditeitssteun bij het in gevaar komen van de zorgcontinuïteit. In de Voorjaarsnota zijn extra middelen (43,6 miljoen euro) beschikbaar gesteld om de instellingen die op grond van voorwaarden van de TAJ-regeling in aanmerking kwamen voor een subsidie te kunnen financieren (aangezien het meerjarig subsidieplafond nog niet was bereikt). Van de regeling wordt 33,5 miljoen euro in 2019 niet beschikt. Middels een kasschuif worden deze middelen meegenomen naar 2020.

Onderzoeksprogramma's Zorginstituut

Naar verwachting wordt een deel van de nog niet-bestemde onderzoeksprogramma's van het Zorginstituut niet in 2020 uitgegeven.

Personeel en materieel VWS

Binnen verschillende directies van het kerndepartement is personele en materiële uitbreiding nodig om doelstellingen van het ministerie van VWS te realiseren. Het betreft hier onder meer VWS-brede kosten, maar ook kosten voor IV governance, juridische en communicatie taken. Daarnaast is voor de uitvoering van de banenafspraak en voor het programma privacy budget toegevoegd.

Stimuleringsmaatregel E-Health Thuis (SET)

Door de ingestelde sociale beperkingen vanwege de uitbraak van Covid-19 is er in de zorg een grote behoefte aan e-health toepassingen. Door ophoging van het subsidieplafond kan een stevige impuls worden gegeven aan zorg op afstand die in deze tijd extra nodig is.

Tegenvaller subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden

Het doel van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverze-kerden is het bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het vergoeden van de door zorgaanbieders geleverde zorg aan onverzekerde personen. Uit gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) blijkt dat meer zorgaanbieders een beroep doen op de subsidieregeling.

Uitvoering lokale/regionale preventieakkoorden

Vanuit het Nationaal Preventie akkoord is in 2019 en 2020 extra geïnvesteerd in vele maatregelen op het gebied van tabak, problematisch alcoholgebruik en overgewicht. Om op de ingeslagen weg voort te kunnen bouwen wordt in 2020 hard gewerkt om de doelen uit het preventieakkoord te realiseren. Met verschillende partijen zijn afspraken gemaakt om uitvoering te geven aan beleidsdoelen op het gebied van roken, alcohol en drugs.

Uitvoeringskosten CIZ

Voor het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ) worden extra middelen beschikbaar gesteld vanwege een toename in aanvragen voor een Wlz-indicatie, de uitvoeringstoets Wet zorg en dwang (Wzd) en de uitvoeringstoets geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de Wet langdurige zorg (Wlz).

13-wekenecho

De Gezondheidsraad heeft geconstateerd dat veel zeer ernstige afwijkingen al bij een 13-wekenecho op te sporen zijn. Eind 2020 wordt gestart met de voorbereidingen voor het onderzoek naar de 13-wekenecho, dat in de tweede helft van 2021 van start kan gaan.

Diversen - Rijksbegroting

Deze post betreft onder meer middelen voor het bestrijden van racisme en discriminatie in het voetbal (12 miljoen euro in 2020-2022), de doorontwik-keling van het PGB 2.0-systeem (13 miljoen euro in 2020), de gevolgen van de meldplicht voor bestaande zorgaanbieders en jeugdhulpaanbieders als gevolg van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) voor beheer en toezicht (5 miljoen euro structureel) en voor informatiebeleid in de zorg (15 miljoen euro in 2020). Tenslotte wordt 10 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de stichting Zorg na Werken in Coronazorg (ZWiC). Het gaat hier om een speciaal fonds voor zorgprofessionals die te maken hebben gekregen met Covid-19 - en aan de gevolgen zijn overleden of na een ic-behandeling dusdanige schade hebben overgehouden dat arbeidsongeschiktheid is ontstaan. Deze zorgprofessionals ontvangen een tegemoetkoming. Ook wordt een bijdrage gedaan van 10,5 miljoen euro aan de Stichting waarborgfonds voor sportverenigingen, om leningen van sportverenigingen vanwege Covid-19 mogelijk te maken.

Kasschuif SectorplanPlus

SectorplanPlus is een meerjarige subsidie voor werkgevers in zorg en welzijn om een extra impuls te geven aan opleidingsprojecten die zijn gericht op nieuwe instroom, met ontslag bedreigde werknemers of opscholing binnen de organisatie via kwalificerende scholing. Op basis van de aanvragen voor het volgende tijdvak van SectorplanPlus worden de middelen in het juiste kasritme gezet.

Diversen - Zorg

De resterende prijsbijstelling wordt ingezet om knelpunten te dekken. Technische mutaties

Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (Covid-19)

In de eerste suppletoire begroting zijn voor de aanschaf van medische hulpmiddelen zoals mondkapjes en beschermingsbrillen (700 miljoen euro) en beademingsapparatuur (250 miljoen euro) middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor de opslag en distributie van de hulpmiddelen en het opstarten van testcapaciteit in Nederland (20 miljoen euro). Deze raming is in de incidentele suppletoire begroting bijgesteld. Het landelijk consortium hulpmiddelen heeft aanvullend budget gevraagd om de inkoop voort te zetten voor medische hulpmiddelen (550 miljoen euro). De raming van de inkoop van beademingsapparatuur wordt met 100 miljoen euro naar beneden bijgesteld. Tenslotte is 2 miljoen euro benodigd voor de hulpmiddelen voor zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis en die niet werkzaam zijn voor een zorgorganisatie (o.a. mantelzorgers). Bij de tweede incidentele begroting is opnieuw aanvullend budget beschikbaar gesteld voor medische hulpmiddelen (167 miljoen euro).

 

Verwerking

Betreft

2020 (x miljoen euro)

2021 (x miljoen euro)

Eerste suppletoire begroting

Aanschaf medische hulpmiddelen VWS / Landelijk Consortium Patiënten Spreiding

700

 
 

Aanschaf beademingsapparatuur

250

 
 

Opslag en distributie hulpmiddelen

10

 
 

Behouden opleidingsfaciliteit productie geneesmiddelen

7,5

 
 

Opstarten productie hulpmiddelen en testcapaciteit in Nederland

2,6

 

Eerste incidentele begroting

Aanvullend budget hulpmiddelen Bijstelling beademingsapparatuur

550

  • 100
 
 

Hulpmiddelen mantelzorgers

2

 

Tweede incidentele begroting

Aanvullend budget medische hulpmiddelen

166,5

25

Totaal

 

1.588,6

25

Bijdrage vaccinonderzoek (CEPI) Covid-19

Voor een bijdrage aan internationaal onderzoek naar een vaccin voor Covid-19 wordt 50 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).

Bonus zorgpersoneel (Covid-19)

Naar aanleiding van de motie Van Kooten-Arissen heeft het kabinet een bonusregeling voor zorgprofessionals uitgewerkt, van € 1.000,- (netto) per betrokken zorgprofessional. De verwachte uitgaven voor de bonus bedragen 1.440 miljoen euro, waardoor ca. 800.000 zorgprofessionals een bonus kunnen ontvangen en het bedrag wordt aangevuld met de eindheffing loonbelasting. Ook is besloten dat in 2021 een zorgbonus van € 500 euro (netto) wordt uitgekeerd. De verwachte uitgaven bedragen 720 miljoen euro in 2021.

Buurtsportcoaches

Dit betreft een overboeking naar het gemeentefonds voor de buurtsportco-aches. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties. Door gebruik te maken van de Brede Regeling Combinatiefuncties geven gemeenten uitvoering aan lokaal sporten beweegbeleid.

Dak- en thuislozen

Om gemeenten in staat te stellen voldoende woonplekken met begeleiding aan dak- en thuislozen te bieden, worden incidentele middelen beschikbaar gesteld (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021). Het aantal daklozen is sinds 2016 met 10.000 gestegen. Een deel van deze uitgaven is overgeheveld naar het Gemeentefonds (73 miljoen euro in 2020 en

77.5    miljoen euro in 2021); hierdoor resteert 2 miljoen euro in 2020 en

47.5    miljoen euro in 2021 op VWS-begroting.

Ggd ghor

Dit betreft meerkosten voor de GGD Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). Deze maakt kosten voor onder andere het opzetten van een app, een nieuw digitaal registratiesysteem voor de testen, het klantencontactcentrum en bron- en contactonderzoek.

Ggd's

Dit betreft meerkosten voor de GGD's. Deze maken kosten voor bron- en contactonderzoek en bemonstering en uitgestelde dienstverlening.

Ic-bedden en klinische bedden

Op basis van het Opschalingplan Covid-19 van het Landelijk Netwerk Acute Zorg worden voor de opschaling naar 1.350 IC-bedden en de flexibele verdere opschaling naar 1.700 IC-bedden en de daarmee corresponderende uitbreiding van het aantal klinische bedden middelen gereserveerd voor het beschikbaar maken en houden van deze extra capaciteit in 2020 en 2021.

Jeugdzorg

Het kabinet is gemeenten voor de periode tot en met 2021 tegemoetgekomen met extra budget om te compenseren voor de extra groei in de jeugdzorg in combinatie met afspraken om de transitie- en transformatie-doelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend 300 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het jaar 2022. Deze middelen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Kasschuif t.b.v. uitvoering dus-izorgbonus

Om de noodzakelijke inzet van mensen voor de uitvoering van de zorgbonus, die normaal voor de uitvoering van het stagefonds worden ingezet, mogelijk te maken moet het laatste deel uit het proces van de jaarlijkse uitvoering van het stagefonds naar begin 2021 worden verplaatst. De uitgaven voor het stagefonds vinden daarom pas plaats in 2021.

Loonbijstelling

Dit betreft tranche 2020 van de loonbijstelling.

Ondersteuning sport-sector (Covid-19)

Voor de sportsector (sportbonden, sportverenigingen en sportaanbieders) wordt 135 miljoen euro beschikbaar gesteld als aanvullende compensatie voor het waarborgen van de continuïteit van de sportinfrastructuur. Hiermee kunnen de voornaamste problemen als gevolg van COVID-19 maatregelen voor ruim 800 zwembaden, ruim 50 sportbedrijven en ruim 24.000 sportverenigingen worden weggenomen.

Opleidingen ic-capaciteit

Op basis van het Opschalingsplan Covid-19 van het Landelijk Netwerk Acute Zorg worden middelen gereserveerd voor opleidingen in het kader van de opschaling van de IC-capaciteit.

Overheveling g39 maatschappelijke diensttijd

De resterende Regeerakkoordmiddelen voor de Maatschappelijke diensttijd worden overgeheveld naar de VWS-begroting. De Maatschappelijke diensttijd is bedoeld om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving.

Programmamiddelen covid-directie: innovatieve behandeling Deze middelen zijn bedoeld voor het op de middellangetermijn beheersen van het coronavirus. Dit kan onderverdeeld worden in de volgende thema's: ondersteuning lokale aanpak bestrijding brandhaarden, implementatie/verspreiding vaccin en ontwikkeling innovatieve behandeling.

Stimuleringsmaatregel E-Health Thuis (SET)

Dit betreft de overheveling van 60 miljoen euro in 2020 uit de hoofdlijne-nakkoordsector wijkverpleging naar de VWS-begroting voor de Stimuleringsregeling E-Health Thuis. De overheveling maakt onderdeel uit van de afspraken die het afgelopen voorjaar met veldpartijen zijn gemaakt.

Subsidie wijkverpleging

Dit betreft de overheveling van 60 miljoen euro in 2021 en 2022 uit de hoofdlijnenakkoordsector wijkverpleging naar de VWS-begroting voor doeleinden binnen de wijkverpleging gedurende de looptijd van de HLA's. De overheveling maakt onderdeel uit van de afspraken die het afgelopen voorjaar met veldpartijen zijn gemaakt.

Uitbreiding testcapaciteit (Covid-19)

Vanaf 1 juni kan iedereen met milde klachten getest worden op Covid-19, hiervoor is een uitbreiding van de testcapaciteit nodig (264 miljoen euro). De test wordt uitgevoerd door de GGD'en. Op 1 juni is het landelijk telefoonnummer 0800-1202 operationeel geworden (36,3 miljoen euro) waar mensen naar toe kunnen bellen om te kijken of ze in aanmerking komen voor een test.

Vaccin ontwikkeling (Covid-19)

In de incidentele suppletoire begroting is 700 miljoen euro begroot voor de samenwerking van Nederland met Duitsland, Frankrijk en Italië in de Inclusieve Vaccin Alliantie. Toen was nog niet bekend dat Nederland, Frankrijk, Duitsland en Italië mee gingen doen aan het vaccinprogramma van de Europese Commissie.

Door de EU worden overeenkomsten gesloten om de beschikbaarheid van vaccins veilig te stellen. Hieruit volgen ook financiële verplichtingen voor de lidstaten om vaccins af te nemen. Het kan daarbij gaan om zowel aanschaf- als productie- en ontwikkelkosten. Door het ontbreken van definitieve info over prijzen en volumina (dat komt pas na afronding overeenkomsten EU) wordt vooralsnog vastgehouden aan de raming van 700 miljoen euro. Maar omdat naar verwachting niet alle overeenkomsten dit jaar worden gesloten wordt 300 miljoen euro van de beschikbare 700 miljoen euro in 2020 doorgeschoven naar 2021.

Diversen - Rijksbegroting

Deze post betreft onder meer een overboeking voor Regeerakkoordmid-delen van de aanvullende post voor het bevorderen van digitaal ondersteunende zorg (H57). Deze resterende middelen (5 miljoen euro structureel) worden vrijgegeven voor onder andere kennisdeling en ondersteuning van mkb-innovatoren rond digitaal ondersteunende zorg. Ook wordt de prijsbijstelling tranche 2020 toegevoegd aan de begroting (14 miljoen euro). Daarnaast bestaat deze post uit twee desalderingen voor de bijdragen aan het RIVM en het CIBG (14 miljoen euro) en EMA (6 miljoen euro) in verband met hogere uitgaven en ontvangsten. Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag, waardoor de netto uitgaven niet stijgen. Er vinden daarnaast diverse, in omvang geringe, overboekingen van en naar andere begrotingshoofdstukken plaats. Tenslotte worden middelen beschikbaar gesteld voor GGD en veiligheids-regio's (20 miljoen euro), onderzoek van ZonMw (20 miljoen euro), en het opleiden van extra zorgpersoneel (23 miljoen euro). Ook worden extra middelen beschikbaar gesteld voor een elektronisch platform voor huisartsen (5,7 miljoen euro), het Landelijk Coördinatiecentrum Patiëntenspreiding en mobiel medisch vervoer (5,5 miljoen euro), het uitvoeren van tests en (contact)onderzoek door het RIVM (6,8 miljoen euro) en de GGD (5,9 miljoen euro), en de herregistratie van zorgpersoneel (1,7 miljoen euro).Ook wordt 9,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de Corona-app en digitale ondersteuning bij bron- en contactonderzoek.

Zorgkosten corona Caribisch Nederland

Om de zorgcapaciteit vanwege Covid-19 op Aruba, Sint-Maarten en Curagao op te bouwen wordt 32 miljoen euro beschikbaar gesteld. Het betreft onder meer tijdelijke uitbreiding van de ic-capaciteit en bemensing van ic-units.

Diversen - Zorg

Deze post betreft onder meer de loonbijstelling van het plafond Zorg (14 miljoen euro) en het structureel toevoegen van middelen aan het BESfonds voor de uitvoering van het Caribisch Sport- en Preventieakkoord en naschoolse activiteiten aan de vrije uitkering van Openbare Lichaam van Saba (0,3 miljoen euro). Daarnaast vindt een technische overboeking plaats van de budgetten voor Caribisch Nederland vanwege de nieuwe program-madirectie Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (1 miljoen euro).

BIKK Wlz

Dit is de bijstelling van de Bijdrage in Kosten van Kortingen (BIKK) naar aanleiding van raming van het Centraal Planbureau.

Rijksbijdrage Wlz

Dit is de bijstelling van de Rijksbijdrage Wlz naar aanleiding van raming van het Centraal Planbureau.

Rijksbijdrage 18-

Dit is de bijstelling van de Rijksbijdrage 18- naar aanleiding van de raming van het Centraal Planbureau.

Zorgtoeslag

Dit is de bijstelling van de uitgavenraming zorgtoeslag naar aanleiding van de raming van het Centraal Planbureau.

Diversen - Niet relevant voor het uitgavenplafond Dit betreft een verhoging van het budget voor de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ). Uit actuele realisatiecijfers van de Belastingdienst blijkt dat het aantal ontvangers is gestegen.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Diversen - Rijksbegroting

Deze post betreft onder een actualisatie van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) van de opbrengstenraming van de ontvangsten als gevolg van de aanpak van wanbetalers en onverzekerden (8 miljoen euro structureel). Daarnaast worden hogere ontvangsten verwerkt (10 miljoen euro) vanwege het niet inzetten van bestemmingsreserves van screenings-organisaties om grote projecten te kunnen financieren.

Technische mutaties

Verkoop medische hulpmiddelen (Covid-19)

Voor de uitlevering van medische hulpmiddelen aan zorginstellingen in 2020 is bij de eerste suppletoire begroting 2020 (290 miljoen euro) en eerste incidentele suppletoire begroting (180 miljoen euro) een ontvangstenbudget van in totaal 470 miljoen euro begroot. Dit ontvangstenbudget voor 2020 wordt met eenzelfde bedrag weer teruggeboekt, omdat de ontvangsten naar verwachting na 2020 met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) worden afgerekend. Het is momenteel nog onzeker welk deel van de ingekochte medische hulpmiddelen daadwerkelijk wordt verkocht. Over de uitlevering van medische hulpmiddelen in 2020 is in 2021 een ontvangstenbudget van 85 miljoen euro geraamd. Dit ontvangstenbudget wordt in 2021 herijkt. Samen met de uitgaven (zie de toelichting onder de uitgavenmutaties) komt dit neer op:

 
 

2020 (x miljoen euro)

2021 (x miljoen euro)

Uitgaven

1.588,6

25

Ontvangsten

0

85

Per saldo

1.588,6

  • 60

Diversen - Rijksbegroting

Deze post betreft onder meer twee desalderingen voor de bijdragen aan het RIVM en het CIBG (14 miljoen euro) en EMA (6 miljoen euro) in verband met hogere uitgaven en ontvangsten. Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag, waardoor de netto uitgaven niet stijgen.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

 

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING:

UITGAVEN

   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Extrapolatie

Totaal Internationale samenwerking

3.141,3

3.064,1

3.045,8

3.026,1

3.021,7

3.106,6

Stand Miljoenennota 2021

3.141,3

3.064,1

3.045,8

3.026,1

3.021,7

3.106,6

 

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

13,1

9,8

9,6

9,4

9,2

 

Technische mutaties

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

  • 13,1
  • 9,8
  • 9,6
  • 9,4
  • 9,2
 
 
  • 13,1
  • 9,8
  • 9,6
  • 9,4
  • 9,2
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 13,1
  • 9,8
  • 9,6
  • 9,4
  • 9,2

0,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal Internationale samenwerking

68,8

56,7

52,2

47,3

42,5

42,1

Stand Miljoenennota 2021

68,8

56,7

52,2

47,3

42,5

42,1

De begroting voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking bestond bij de Miljoenennota 2020 uit HGIS-uitgaven en ontvangsten, en niet-HGIS-ontvangsten. Deze niet-HGIS-ontvangsten bestaan uit ontvangsten uit terugbetalingen van oude leningen van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden. Deze worden nu onder de HGIS gebracht.

Sociale Verzekeringen

 

SOCIALE VERZEKERINGEN:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

61.600,40

63.864,30

65.822,00

68.134,10

70.662,10

 

Mee- en tegenvallers

           

Sociale zekerheid

           

Aow

  • 73,1
  • 19

6,3

4,5

1,3

 

Aow lpo 2020

  • 29,6
  • 30
  • 29,7
  • 29,4
  • 29,2
 

Intensivering uitvoering uwv

0

0

68,4

68,4

68,4

 

Iva

19,4

  • 6,2
  • 57,2
  • 102,7
  • 110
 

Transitievergoeding

  • 30

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten uwv

0

29,9

25

36,4

51,1

 

Wao

  • 0,2

17

29,7

29

23,3

 

Wga

  • 19,6

53,7

114,4

166

239,2

 

Ziektewet

132,2

172

177,5

169,2

153,5

 

Diversen

  • 11,8
  • 14,3

10,6

10,9

13,2

 
 
  • 12,7

203,1

345

352,3

410,8

 

Beleidsmatige mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Impact wab transitievergoeding

  • 34
  • 12

0

0

0

 

Participatiewet: uitboeken no-riskpolis

0

0

  • 25,5
  • 27,5
  • 29,6
 

Uitvoeringskosten uwv (corona)

105

0

0

0

0

 

Diversen

11,1

18,6

  • 14,6
  • 19,6
  • 23,1
 
 

82,1

6,6

  • 40,1
  • 47,1
  • 52,7
 

Technische mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Nominale ontwikkeling

121,1

  • 106,7
  • 611,2
  • 1.143,40
  • 1.561,60
 

Ouderschapsverlof

0

0

136

360

360

 

Uitvoeringskosten ww

0

200,1

142,9

96,6

56,9

 

Ww

693

2.431,80

2.585,20

1.827,90

1.088,20

 

Diversen

  • 11,8
  • 8,9

8,9

5,2

5,2

 
 

802,3

2.516,30

2.261,80

1.146,30

  • 51,3
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

871,6

2.726,10

2.566,80

1.451,50

306,7

73.175,50

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

62.472,00

66.590,40

68.388,80

69.585,60

70.968,70

73.175,50

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

62.472,00

66.590,40

68.388,80

69.585,60

70.968,70

73.175,50

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De raming van de AOW-uitkeringslasten voor 2021 is neerwaarts bijgesteld met circa 19 miljoen. De hoger dan verwachte sterfte in de eerste helft van 2020 leidt naar verwachting tot een lager aantal AOW-gerechtigden in 2020 en 2021. Na 2021 is de omvang van de bijstelling relatief beperkt.

Algemene Ouderdomswet (AOW) loon- en prijsontwikkeling (LPO) 2020 Als gevolg van de overzetting naar prijzen 2020 ontstaat er een meevaller op de AOW. De raming van de nominale ontwikkeling in 2020 bleek te hoog te zijn ingeschat.

Intensivering uitvoering UWV

Er wordt budget beschikbaar gesteld voor het wegnemen van knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Het budget is voor onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit. De dekking volgt uit het niet-indexeren van de AKW in 2022, 2023 en minimaal in 2024 (-0,10%).

Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA)

De IVA kent in 2020 een tegenvaller. Deze wordt voor de helft veroorzaakt door een hoger aantal uitkeringen dan eerder verwacht was en voor de andere helft door een hogere gemiddelde uitkering. In latere jaren kent de IVA een meevaller. Dit komt door een lager aantal uitkeringen. Dit is het saldo van een hogere in- en uitstroom en een lagere doorstroom vanuit de WGA. De hogere instroom komt deels doordat een nieuwe raming van de beroepsbevolking van het CPB gebruikt wordt. Deze kent een hoger aantal werkenden, wat ook leidt tot een hogere instroom in de WIA.

Transitievergoeding

Naar verwachting vinden er in 2020 op kasbasis minder uitgaven plaats aan de compensatie transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid dan eerder voorzien. Dit leidt tot een besparing van 30 miljoen.

Uitvoeringskosten UWV

Dit betreft de budgettaire doorwerking van de ramingen en realisatiecijfers van het CPB en UWV in de uitvoeringskosten van UWV.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO komt in 2020 ongeveer uit op de begrote stand. Het aantal uitkeringen ligt wat lager dan verwacht, de gemiddelde uitkering iets hoger. Voor de jaren na 2020 is er een kleine tegenvaller. Zowel het aantal uitkeringen als de gemiddelde uitkering liggen iets hoger dan verwacht.

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

De WGA kent in 2020 een meevaller. Deze is het saldo van een lagere gemiddelde uitkering en een hoger aantal uitkeringen (als gevolg van een hogere instroom) dan eerder verwacht was. Het hogere aantal uitkeringen is het gevolg van een hogere instroom in de WGA en een lagere doorstroom van WGA naar de IVA. In latere jaren kent de WGA een tegenvaller doordat het hogere aantal uitkeringen de lagere gemiddelde uitkering in toenemende mate overtreft. De hogere instroom komt deels doordat een nieuwe raming van de beroepsbevolking van het CPB gebruikt wordt. Deze kent een hoger aantal werkenden, wat ook leidt tot een hogere instroom in de WIA.

Ziektewet (ZW)

De ZW kent meerjarig een tegenvaller. De gemiddelde jaaruitkering is weliswaar lager, maar het aantal uitkeringen is een stuk hoger. Dat komt vooral door de sterke toename van het aantal WW-gerechtigden (vanwege de effecten van de uitbraak van het coronavirus op de conjunctuur) waardoor de instroom van zieke werklozen ook flink stijgt. De stijging van het aantal flexkrachten met een ZW-uitkering valt in 2020 hoger uit dan werd verwacht. Door de verslechterde economische omstandigheden neemt de instroom van flexwerkers in latere jaren juist af, doordat naar verwachting minder mensen met een uitzendcontract of tijdelijk dienstverband aan het werk zijn.

Diversen

Hieronder vallen verschillende mee- en tegenvallers waarvan de grootste posten worden toegelicht. Aan de hand van uitvoeringsinformatie van de SVB zijn de Anw-uitkeringslasten per saldo neerwaarts bijgesteld. Anderzijds is de WAO juist naar boven bijgesteld, door de verwerking van prijs- en volumemutaties. Deze worden hoofdzakelijk veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de uitstroom voor 2020 en 2021. Deze bijstelling cumuleert over deze jaren in het bestand, waardoor de tegenvaller oploopt. Daarnaast hebben zich kleinere bijstellingen voorgedaan op onder andere de WAO, WAZ en geboorteverlof. Verder wordt elk jaar het bekostigingsmodel van het UWV (het Lightmodel) herijkt. Deze herijking leidt tot een budgetneutrale schuif tussen premie- en begro-tingsgefinancierde uitvoeringskosten.

Beleidsmatige mutaties

Sociale Zekerheid

Impact Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) transitievergoeding Per 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) ingegaan. Als gevolg hiervan daalt de gemiddelde hoogte van de transitievergoeding en daarmee het te compenseren bedrag aan transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De impact van de WAB is groter dan eerder voorzien. Dit leidt tot een besparing van 34 miljoen in 2020 en 12 miljoen in 2021.

Participatiewet: uitboeken no-riskpolis

In het kader van Breed Offensief worden administratieve knelpunten rondom de no-risk polis weggenomen. Gemeenten hoeven de loonkostensubsidie aan de werkgever niet meer stop te zetten bij ziekte en het UWV hoeft de loonkostensubsidie bij ziekte niet langer uit te keren. Het inkomensdeel Participatiewet wordt daarom budgettair neutraal verschoven van de Ziektewet (hoofdstuk 40) naar het macrobudget bijstand (hoofdstuk 15) in de SZW-begroting.

Uitvoeringskosten UWV als gevolg van corona

De grote stijging van de WW als gevolg van de coronacrisis heeft geleid tot veel extra werkzaamheden bij het UWV waar UWV volgens de reguliere systematiek niet voor gecompenseerd wordt. Om UWV tegemoet te komen in de gemaakte kosten in 2020 voor extra werkzaamheden en frictiekosten als gevolg van corona wordt budget beschikbaar gesteld.

Diversen

Dit betreffen kasschuiven voor plafond Sociale Zekerheid voor de uitvoeringskosten UWV, onder andere voor de implementatie van de wet Vereenvoudiging beslagvrije voet (ca. 10 miljoen). Voor de uitbreiding van de handhavingscapaciteit bij UWV wordt vanaf 2020 budget beschikbaar gesteld (ca. 32 miljoen cumulatief). Daarnaast zijn bij de wetsbehandeling vereenvoudiging Wajong in de Eerste Kamer een aantal toezeggingen gedaan waarvoor de budgettaire gevolgen nu worden verwerkt. Op verzoek van motie Oomen-Ruijten wordt een regeling getroffen voor de groep die werkt en vanwege inwerkingtreding van het wetsvoorstel niet de mogelijkheid heeft om in de voortgezette werkregeling te stromen. De regeling Oomen wordt gedekt door middel vaneen verlaging van de AO-tegemoetkoming (2,5 miljoen structureel).

Technische mutaties

Sociale Zekerheid

Nominale ontwikkeling

Deze mutatie betreft een aanpassing in de geraamde nominale ontwikkeling (de geraamde aanpassing toekomstige uitkeringshoogten aan verwachte loon- en prijsontwikkeling) onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid als gevolg van de ramingen van het CPB van loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van mutaties in uitgavenramingen binnen de Sociale Zekerheid.

Ouderschapsverlof

Naar aanleiding van de Richtlijn (EU) 2019/1158 i en het IBO Deeltijdwerk zal vanaf 2 augustus 2022 een uitkering worden verstrekt aan werknemers bij opname van ouderschapsverlof ter hoogte van 50 procent van het laatstverdiende dagloon (tot 50 procent van het maximum dagloon). Na invoering van de EU-richtlijn heeft de werknemer recht op minimaal vier maanden ouderschapsverlof, waarvan in ieder geval twee maanden betaald moeten zijn.

Uitvoeringskosten UWV

Dit betreft de budgettaire doorwerking van de WW van de kMEV en cMEV in de uitvoeringskosten van UWV via het Lightmodel.

Werkloosheidswet (WW)

Er is een tegenvaller op de WW-uitgaven van miljarden euro's als gevolg van de coronacrisis. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De geraamde werkloosheid neemt dus fors toe. Het is aannemelijk dat het aantal mensen dat een WW-uitkering aanvraagt zal oplopen. Ook blijven deze mensen naar verwachting langer in de WW, omdat de kans op het vinden van een baan vermoedelijk daalt.

Diversen

Hieronder valt een overboeking naar Financiën voor de vergoeding van de uitvoeringskosten van de Belastingdienst voor premiedifferentiatie. Overboekingen naar andere departementen zijn een technische mutatie waarvoor het uitgavenplafond Sociale zekerheid wordt gecorrigeerd. Daarnaast is er een plafondmutatie voor de ziektewet (ZW) doordat minder werkgevers eigenrisicodrager zijn voor de ziektewet en dus premies gaan betalen. Hierdoor komen meer uitzendkrachten in aanmerking voor een ZW-uitkering. Omwille hiervan wordt het uitgavenplafond meerjarig verhoogd, gelijktijdig met een verhoging van het inkomstenkader.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen - Sociale Zekerheid

Op basis van realisatiegegevens van het UWV valt het verhaal op overheidswerkgevers (ontvangsten UFO) iets hoger uit dan eerder verwacht. Tevens betreft dit een technische correctie op de UFO-ontvangsten die betrekking heeft op de Regeling Vervroeg Uittreden (RVU), namelijk een desaldering van extra WW-uitgaven en extra inkomsten uit UFO-ontvangsten. Verder vallen ook de nominale ontwikkelingen op de ontvangsten onder deze post.

Zorg

ZORG: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020

Mee- en tegenvallers

Zorg

78.564,5

82.391,8

86.115,2

90.750,0

95.553,8

 

Actualisatie overige zvw-sectoren o.b.v. realisatie 2019

56,1

  • 143,9
  • 143,9
  • 143,9
  • 143,9
 

Actualisatie wijkverpleging o.b.v. realisatie 2019

  • 341,1
  • 341,1
  • 341,1
  • 341,1
  • 341,1
 

Actualisatie zvw o.b.v. q2 2020

  • 79,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Tegenvaller wlz-kader

480,0

480,0

480,0

480,0

480,0

 

Diversen

14,4

  • 0,6
  • 0,6
  • 0,6
  • 0,1
 
 

130,2

  • 5,6
  • 5,6
  • 5,6
  • 5,1
 

Beleidsmatige mutaties

Zorg

Aanzuigende werking kwaliteitskader verpleeghuiszorg

0,0

  • 110,0
  • 110,0
  • 110,0
  • 110,0
 

Besparingsverlies uitstel gvs modernisering

0,0

40,0

0,0

0,0

0,0

 

Besparingsverlies vertraging wgp

87,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Dak- en thuislozen

75,0

125,0

0,0

0,0

0,0

 

Herijking door wisselkoers noorse kroon

  • 10,0
  • 40,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0
 

Kasschuif sectorplanplus

  • 62,2

20,0

42,2

0,0

0,0

 

Nominaal en onverdeeld wlz

  • 60,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Overheveling extra eigen bijdragen vanwege uitbreiding wlz voor ggz

0,0

36,0

36,0

36,0

36,0

 

Ramingsbijstelling apotheekzorg en hulpmiddelen

  • 167,5
  • 100,0
  • 100,0
  • 100,0
  • 100,0
 

Standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen in aantal zvw-sectoren

0,0

7,0

7,0

  • 100,0
  • 100,0
 

Vrouwenopvang

59,1

59,1

54,1

54,1

54,1

 

Diversen

22,9

82,2

1,9

  • 4,0
  • 3,7
 
 
  • 55,2

119,3

  • 78,8
  • 233,9
  • 233,6
 

Technische mutaties

           

Zorg

           

Dak- en thuislozen

  • 75,0
  • 125,0

0,0

0,0

0,0

 

Loon- en prijsbijstelling

0,0

  • 118,2
  • 118,2
  • 118,2
  • 118,2
 

Loon- en prijsontwikkeling

  • 17,1
  • 326,3
  • 165,5
  • 130,9
  • 311,6
 

Meerkosten corona wlz - zorg in natura

150,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Schadelastdip ggz

0,0

  • 1.247,5

0,0

0,0

0,0

 

Subsidie wijkverpleging en stimuleringsmaatregel e-health thuis (set)

  • 60,0
  • 60,0
  • 60,0

0,0

0,0

 

Verwerking mlt 2022-2025

0,0

0,0

  • 1.086,4
  • 2.755,2
  • 4.106,1
 

Diversen

16,1

  • 22,0
  • 80,0
  • 61,3
  • 75,7
 
 

14,0

  • 1.899,0
  • 1.510,1
  • 3.065,6
  • 4.611,6
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

89,0

  • 1.785,3
  • 1.594,4
  • 3.305,2
  • 4.850,3

94.299,6

Stand Miljoenennota 2021

78.653,5

80.606,5

84.520,8

87.444,8

90.703,6

94.299,6

ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020

Mee- en tegenvallers

Zorg

5.121,1

5.237,5

5.423,5

5.702,8

5.987,7

 

Diversen

0,0

11,8

0,5

0,0

  • 1,2
 
 

0,0

11,8

0,5

0,0

  • 1,2
 

Beleidsmatige mutaties

Zorg

           

Extra eigen bijdragen agv uitbreiding wlz voor ggz

0,0

39,0

39,0

39,0

39,0

 

Diversen

0,0

  • 3,0
  • 3,0
  • 3,0
  • 3,0
 
 

0,0

36,0

36,0

36,0

36,0

 

Technische mutaties

Zorg

Verwerking mlt 2022-2025

0,0

0,0

  • 99,9
  • 230,1
  • 366,1
 

Diversen

0,0

  • 3,0
  • 3,0
  • 11,0
  • 11,0
 
 

0,0

  • 3,0
  • 102,9
  • 241,1
  • 377,1
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

0,0

44,8

  • 66,4
  • 205,1
  • 342,3

5.836,7

Stand Miljoenennota 2021

5.121,1

5.282,3

5.357,1

5.497,7

5.645,4

5.836,7

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Actualisatie overige Zvw-sectoren o.b.v. realisatie 2019 Op basis van de realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland zijn de uitgaven van de overige Zvw-sectoren (niet zijnde hoofdlijnenak-koordsectoren) geactualiseerd bij de Voorjaarsnota 2020. Vanaf 2020 wordt een deel van deze lagere uitgaven structureel verwerkt in de begroting.

Het gaat onder meer om aanpassingen van 58 miljoen euro bij apotheekzorg en hulpmiddelen, 53 miljoen euro bij tweedelijnszorg en 30 miljoen euro bij ziekenvervoer. Bij de Miljoenennota 2020 is voor 2020 eerder - 200 miljoen euro actualisatie verwerkt op nominaal en onverdeeld Zvw, per saldo resteert nu een overschrijding van 56 miljoen euro in 2020 (-144 miljoen euro + 200 miljoen euro).

Actualisatie wijkverpleging o.b.v. realisatie 2019

Op basis van de realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland zijn de uitgaven van de wijkverpleging geactualiseerd bij de Voorjaarsnota 2020. De uitgaven aan wijkverpleging zijn in 2019 441 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een neerwaartse bijstelling van 341 miljoen euro structureel verwerkt in de begroting. De budgettaire afspraken uit het hoofdlijnenakkoord worden in stand gehouden.

Actualisatie Zvw o.b.v. Q2 2020

Op basis van de meest recente inschatting van zorgverzekeraars van de verwachte uitgaven inclusief de effecten van COVID-19 zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De ramingen van zorgverzekeraars zijn voor een deel gebaseerd op daadwerkelijke declaraties van de eerste twee kwartalen, maar voor een groter deel op bijschattingen op basis van trends en contracten tussen verzekeraars en aanbieders.

Tegenvaller Wlz-kader

De NZa heeft in de Maartbrief een tekort van 550 miljoen euro geraamd voor de Wlz als gevolg van extra volumegroei en de groei van wachtlijsten. Na inzet van de resterende herverdeelmiddelen in het Wlz-kader resteert een knelpunt van 480 miljoen euro.

Diversen

Deze post betreft voornamelijk de structurele doorwerking op de Zvw-uitgaven van de Jaarstaat 2019 (14 miljoen).

Beleidsmatige mutaties

Aanzuigende werking kwaliteitskader verpleeghuiszorg Het CPB heeft voor het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg in totaal 300 miljoen euro geraamd voor de aanzuigende werking. Per 2021 komt de laatste plak van 110 miljoen euro van de aanzuigende werking beschikbaar en wordt deze overgeheveld naar het Wlz-kader.

Besparingsverlies uitstel GVS modernisering

Dit betreft een besparingsverlies van 40 miljoen euro in 2021 door het uitstellen van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem met een half jaar.

Besparingsverlies vertraging Wgp

Door uitstel van de aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) ontstaat een besparingsverlies. De kosten van het uitstel bedragen 88 miljoen euro in 2020. Een deel van de kosten (48 miljoen euro) kan naar verwachting binnen het bestaande financiële kader voor extramurale hulpmiddelen worden opgevangen. Het overige deel wordt gedekt uit de apotheekzorg (zie ramingsbijstelling apotheekzorg en hulpmiddelen).

Dak- en thuislozen

Er worden middelen voor dak- en thuislozen beschikbaar gesteld voor preventie, vernieuwing van de opvang en het wonen met begeleiding (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021). Volgens schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt ons land namelijk bijna 40.000 dak- en thuislozen.

Herijking door wisselkoers Noorse kroon

Noorwegen is een van de referentielanden waarop de maximumprijzen van geneesmiddelen worden gebaseerd. Door de devaluatie van de Noorse Kroon ontstaat er een financiële meevaller omdat de maximumprijzen lager uitkomen dan voorzien.

Kasschuif SectorplanPlus

SectorplanPlus is een meerjarige subsidie voor werkgevers in zorg en welzijn om een extra impuls te geven aan opleidingsprojecten die zijn gericht op nieuwe instroom, met ontslag bedreigde werknemers of opscholing binnen de organisatie via kwalificerende scholing. Op basis van de aanvragen voor het volgende tijdvak van SectorplanPlus worden de middelen in het juiste kasritme gezet.

Nominaal en onverdeeld Wlz

Dit betreft een eenmalige technische boeking op nominaal en onverdeeld. Deze post wordt bij de Najaarsnota definitief ingevuld.

Overheveling extra eigen bijdragen vanwege uitbreiding Wlz voor ggz Dit betreft de toevoeging van 36 miljoen euro extra budget voor de Wlz als gevolg van het openstellen van de Wlz voor cliënten met een psychische stoornis per 2021. Hier staan extra eigen bijdrage ontvangsten tegenover (zie ook de toelichting bij extra eigen bijdragen als gevolg van uitbreiding Wlz voor ggz).

Ramingsbijstelling apotheekzorg en hulpmiddelen

Op basis van een raming van Zorginstituut Nederland zijn de uitgaven aan apotheekzorg in 2020 en verder naar verwachting lager dan eerder geraamd. Dit leidt tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven aan apotheekzorg van 88 miljoen euro in 2020 oplopend tot 100 miljoen euro in 2021 en verder. Daarnaast ontstaat in 2020 door uitstel van de aanpassing van Wet genees-middelenprijzen (Wgp) een besparingsverlies. De kosten worden opgevangen binnen de raming voor apotheekzorg en hulpmiddelen (zie ook besparingsverlies vertraging Wgp).

Vrouwenopvang

Dit betreft extra middelen voor vrouwenopvang. Het gaat om structureel

38,6 miljoen euro voor Veilig Thuis, structureel 14 miljoen euro voor het creëren van benodigde extra opvangplekken voor acute crisissituaties in de vrouwenopvang en voor het oplossen van door- en uitstroomproble-matiek, structureel 1,5 miljoen euro voor de kosten die voortkomen uit de stijging van het aantal slachtoffers dat contact legt met de Centra Seksueel Geweld (CSG's) en tot slot in de jaren 2020 en 2021 jaarlijks 5 miljoen euro voor de uitvoering van de actieagenda Schadelijke praktijken.

Diversen

Deze post betreft onder meer middelen voor voorraadverhoging van geneesmiddelen om tekorten tegen te gaan (25 miljoen euro structureel). Daarnaast worden middelen toegevoegd voor de bekostiging van ggz-opleidingen en voor de herijking van de tarieven voor de kraamzorg. Verder wordt het budget voor zorginfrastructuur gekort ter dekking van andere knelpunten.

Technische mutaties

Dak- en thuislozen

Er worden middelen voor dak- en thuislozen beschikbaar gesteld voor preventie, vernieuwing van de opvang en het wonen met begeleiding (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021). Volgens schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt ons land namelijk bijna 40.000 dak- en thuislozen. Deze mutatie betreft de overboeking van deze middelen naar de VWS-begroting (plafond Rijksbegroting).

Loon- en prijsontwikkeling

Ten opzichte van de CPB-raming bij afgelopen Miljoenennota is de raming van de loon- en prijsontwikkeling in de zorg op basis van nieuwe CPB-ramingen naar beneden bijgesteld.

Meerkosten corona Wlz - zorg in natura

Zorgaanbieders maken extra personele en materiële kosten in verband met het COVID-19 virus. In de beleidsregel SARS-CoV-2 virus van de NZa is geregeld dat deze kosten buiten de contracteerruimte vergoed worden.

Het financiële effect hiervan wordt ingeschat op 150 miljoen euro.

Schadelastdip ggz

In de ggz wordt per 2022 een nieuw bekostigingsmodel ingevoerd. Dit leidt eenmalig tot een boekhoudkundige verlaging van de uitgaven in 2021 en een even grote afname van het (norm)vermogen van het Zorgverzekering-fonds. Bij de invoering van het huidige bekostigingsmodel was er sprake van een spiegelbeeldige boekhoudkundige verwerking. In de praktijk verandert er niks voor zorgaanbieders, zij krijgen op kasbasis dezelfde vergoeding van de zorgverzekeraar. Net als bij eerdere vergelijkbare wijzigingen in de bekostiging van de Zvw hebben die geen effect hebben op het EMU-saldo, en wordt voor deze uitgavenmutatie het uitgavenplafond gecorrigeerd.

Subsidie wijkverpleging en Stimuleringsmaatregel E-Health Thuis (SET) Dit betreft de overheveling van 60 miljoen euro uit de hoofdlijnenakkoord-sector wijkverpleging naar de VWS-begroting voor doeleinden binnen de wijkverpleging (onder meer voor de Stimuleringsregeling E-Health Thuis, ICT en deskundigheidsbevordering) gedurende de looptijd van de HLA's (tot en met 2022).

Verwerking MLT 2022-2025

Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellangeter-mijnverkenning (mlt) 2022-2025 van het CPB. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere volumegroei voor de jaren vanaf 2022 dan waar eerder, op basis van de mlt voor de periode 2018-2021, van uit werd gegaan.

Diversen

Deze post betreft onder meer cumulatief 70 miljoen euro in 2020 en 2021 om de zorgcapaciteit vanwege corona op Aruba, Sint-Maarten en Curagao te versterken. Daarnaast bevat deze post 40 miljoen euro voor pgb-budget-houders als gevolg van extra kosten voor aanvullende zorg of vervangende zorg door COVID-19. Als laatste worden middelen voor vrouwenopvang,

53 miljoen euro structureel, overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Diversen

Dit betreft een actualisering van de raming van de opbrengsten van het eigen risico in de Zvw.

Beleidsmatige mutaties

Extra eigen bijdragen agv uitbreiding Wlz voor ggz

Door het openstellen van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis stijgen de ontvangsten uit eigen bijdragen.

Diversen

Dit betreft een actualisering van de raming van de opbrengsten van de eigen betalingen in de Wlz.

Technische mutaties

Verwerking MLT 2022-2025

Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellangeter-mijnverkenning (mlt) 2022-2025 van het CPB. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere volumegroei voor de jaren vanaf 2022 dan waar eerder, op basis van de mlt voor de periode 2018-2021, van uit werd gegaan.

Diversen

Aanpassingen in box 3 hebben effect op de eigen bijdrage Wlz. Omdat voor de eigen bijdrage volgens de Wlz het toetsinkomen een vertraging kent van twee jaar, treedt dit deel van het effect op in 2023.

Gemeentefonds

 

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

31.826,40

31.669,80

31.183,00

31.001,10

30.811,00

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

Wijziging betalingsverloop algemene uitkering 2019

34,5

0

0

0

0

 

Wijziging betalingsverloop decen.-uitkeringen 2019

51,9

0

0

0

0

 

Diversen

0,7

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

           

Diversen

0

0

0

0

0

 

Zorg

           

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

87,1

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Accres tranche 2021

0

1.030,00

1.030,00

1.030,00

1.030,00

 

Bcf afrekening 2019

31,6

0

0

0

0

 

Brede aanpak dak-en thuisloosheid

73

77,5

0

0

0

 

Buurtsportcoaches 2020-2022 vws

62,3

62,3

62,3

0

0

 

Continuïteit van zorg au (covid-19)

46

0

0

0

0

 

Continuïteit van zorg du (covid-19)

98

0

0

0

0

 

Incidenteel schrappen opschalingskorting covid-19

70

160

0

0

0

 

Jeugdhulp

0

0

300

0

0

 

Lokale culturele voorzieningen (covid-19)

60

0

0

0

0

 

Lokale cultuur (covid-19)

60

0

0

0

0

 

Perspectief op werk

35

0

0

0

0

 

Regionale opgaven: brainport eindhoven

30,2

0

0

0

0

 

Sociale werkbedrijven (covid-19)

140

0

0

0

0

 

Toeristen-en parkeerbelasting (covid-19)

225

0

0

0

0

 

Toezicht en handhaving (covid-19)

50

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten inburgering (voi)

34,4

26,9

59,9

65,9

65,9

 

Veilig thuis (duvo)

38,6

38,6

38,6

38,6

38,6

 

Voorlopige afrekening bcf 2020

96,5

0

0

0

0

 

Diversen

257,4

75,5

68

53,1

53,1

 

Sociale zekerheid

           

Loonbijstelling 2020 participatie

63,3

61,6

59,9

58,3

56,7

 

Diversen

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

 

Zorg

           

Overheveling loon- en prijsontwikkeling wmo bw

59

56,9

57,2

57,2

57,2

 

Uitbreiding ggz in de wlz

0

  • 495
  • 495
  • 495
  • 495
 

Volumeindexatie z - wmo beschermd wonen

0

54,7

54,7

54,7

54,7

 
 

1.530,40

1.149,10

1.235,70

862,9

861,3

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2020

1.617,60

1.149,20

1.235,80

863

861,4

31.465,80

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

33.444,00

32.819,00

32.418,90

31.864,10

31.672,40

31.465,80

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

33.444,00

32.819,00

32.418,90

31.864,10

31.672,40

31.465,80

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Wijziging betalingsverloop AU en DU 2019

Dit betreft de wijziging van het betalingsverloop voor de algemene uitkering en decentralisatie uitkeringen 2019. Een beperkt deel van de uitkeringen kon in 2019 niet meer tot betaling komen. Omdat gemeenten recht hebben op deze bedragen wordt het kasbudget 2020 met dit bedrag opgehoogd. Dat maakt het mogelijk om de uitkeringen in 2020 alsnog tot betaling te laten komen.

Diversen

Van het onderzoeksbudget 2019 wordt 0,7 miljoen euro aan onderuitputting meegenomen naar 2020.

Technische mutaties

Accrestranche 2021

Naar aanleiding van discussie over de stabiliteit van de huidige norme-ringssystematiek en het uitbreken van de coronacrisis is door het kabinet in overleg met de VNG en IPO besloten om het accres gedurende deze kabinetsperiode vast te zetten op de standen uit de meicirculaire 2020. Het accres van de tranche 2021 bedraagt hiermee € 1.030 mln.

Bcf afrekening 2019

Gemeenten kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensa-tiefonds (BCF). Wanneer er geld overblijft in het BCF, dan wordt dit aan het gemeentefonds toegevoegd. Bij Miljoenennota 2020 heeft hiervoor een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Uiteindelijk bleek het overgebleven bedrag bij de realisatie hoger te zijn dan verwacht, waardoor er nu een verrekening over 2019 plaatsvindt van 31,6 miljoen euro.

Brede aanpak dak- en thuisloosheid

Voor de aanpak van dak- en thuisloosheid stelt VWS een financiële impuls beschikbaar voor de jaren 2020 en 2021.

Buurtsportcoaches 2020-2022 VWS

Voor de Brede Regeling Combinatiefuncties maakt VWS voor 2020 tot 2022

62.3    miljoen euro per jaar beschikbaar. Daarnaast zijn middelen beschikbaar gesteld door OCW. Die bijdrage maakt onderdeel uit van de post Diversen.

Continuïteit van Zorg - AU en DU (Covid-19)

Door toedoen van de coronacrisis hebben gemeenten te maken met inhaalzorg en meerkosten in de zorg. Voor inhaalzorg voegt VWS

34.3    miljoen euro toe aan het cluster Jeugd (Jeugdhulp) en 11,7 miljoen voor het cluster Maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015 begeleiding). De overige 98 miljoen betreft een voorschot voor meerkosten, waarvan 91 miljoen voor maatschappelijke opvang en 7 miljoen voor vrouwen-opvang (DUVO).

Incidenteel schrappen opschalingskorting covid-19 In het licht van corona wordt de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel geschrapt. Dit levert gemeenten cumulatief 230 miljoen euro op.

Jeugdhulp

Het kabinet is gemeenten voor de periode tot en met 2021 tegemoetgekomen met extra budget om de transitie- en transformatiedoelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend 300 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het jaar 2022.

Lokale cultuur (covid-19) en Lokale culturele voorzieningen (covid-19) Eerder heeft het kabinet de gemeenten, voor de periode van medio maart tot en met 1 juni 2020, € 60 mln. verstrekt voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Deze organisaties missen nu onder andere inkomsten uit kaartverkoop en horeca, terwijl de vaste lasten zoals huisvesting en beveiliging doorlopen. Het Kabinet stelt aan gemeenten nogmaals € 60 mln. beschikbaar voor de periode van 1 juni tot en met 31 december 2020. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

Perspectief op Werk

In 2019 hebben 35 centrumgemeenten in de arbeidsmarktregio's een impulsfinanciering van 1 miljoen euro ontvangen voor hun actieplan voor Perspectief op Werk. In 2020 ontvangen alle 35 centrumgemeenten het tweede (en laatste) miljoen van de impulsfinancieringvoor de uitvoering van de actieplannen.

Regionale opgaven: Brainport Eindhoven

De gemeente Eindhoven ontvangt de derde tranche voor de regiodeal Brainport Eindhoven.

Sociale werkbedrijven (covid-19)

Als gevolg van het coronavirus zijn de sociale werkbedrijven geheel of gedeeltelijke gesloten. Eerder heeft het kabinet de gemeenten, voor de periode van 1 maart tot 1 juni 2020, € 90 mln. verstrekt voor het opvangen van de exploitatietekorten van de Sociale Werkbedrijven. Het Kabinet stelt voor ditzelfde doel aanvullend € 50 mln. beschikbaar voor de periode van 1 juni tot en met 31 december 2020. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie via een verhoging van de Rijksbijdrage Wsw

Toeristen- en parkeerbelasting (covid-19)

Gemeenten worden geconfronteerd met een terugval van toeristen- en parkeerbelasting als gevolg van de coronamaatregelen. Het kabinet heeft besloten de gemeenten voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 te compenseren voor een bedrag van € 225 mln. Dit wordt uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering.

Toezicht en handhaving (covid-19)

Het Kabinet stelt € 50 mln. voor 2020 beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra toezicht- en handhavingskosten als gevolg van onder andere de extra inzet van boa's en de extra verkeersmaatregelen. Ook dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.

Uitvoeringskosten inburgering (VOI)

Gemeenten ontvangen middelen voor de uitvoeringskosten voor de veran-deropgave inburgering (VOI). Op termijn wordt dit toegevoegd aan de algemene uitkering.

Veilig Thuis (DUVO)

VWS stelt structureel 38,6 miljoen euro beschikbaar voor het project Veilig Thuis, als onderdeel van de decentralisatie uitkering Vrouwenopvang (DUVO).

Voorlopige afrekening bcf 2020

Gemeenten kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensa-tiefonds (BCF). Wanneer er ruimte overblijft onder het plafond van het BCF wordt dit aan het gemeentefonds toegevoegd. Een tekort wordt aan het gemeentefonds onttrokken. Bij de Miljoenennota vindt een voorlopige afrekening plaats tussen BCF en het gemeentefonds voor het lopende uitvoeringsjaar.

Diversen (Rijksbegroting)

Er zijn diverse bedragen overgeboekt naar het gemeentefonds voor uiteenlopende onderwerpen, met name decentralisatie uitkeringen. Deze bedragen vallen onder de ondergrens.

Loonbijstelling 2020 participatie

De loonbijstelling van de integratie uitkering sociaal domein - participatie-budget wordt toegevoegd.

Diversen (Sociale Zekerheid)

Dit betreft de prijsbijstelling van de integratie uitkering sociaal domein-participatiebudget. Deze valt onder de ondergrens.

Overheveling loon- en prijsontwikkeling WMO BW

De loon- en prijsontwikkeling van de integratie uitkering beschermd wonen wordt toegevoegd.

Uitbreiding GGZ in de WLZ

Dit betreft een overheveling van budget van de integratie uitkering beschermd wonen naar het Budgettair Kader Zorg (BKZ) van VWS. Deze overheveling hangt samen met een wetswijziging die de behandeling van mensen met een psychische stoornis onder de Wlz brengt.

Volumeindexatie Z - WMO BW

De compensatie voor volumegroei van de integratie uitkering Beschermd Wonen, tranche 2021, wordt toegevoegd aan het gemeentefonds.

Provinciefonds

PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

2.480,4

2.366,6

2.333,2

2.323,2

2.313,2

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

Wijziging betalingsverloop algemene uitkering 2019

26,3

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Wijziging betalingsverloop decen.-uitkeringen 2019

5,7

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

32,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Accres tranche 2021

0,0

95,0

95,0

95,0

95,0

 

Regiodeal drenthe

10,7

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Regiodeal friesland

11,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Regiodeal twente

15,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Regionale opgaven - parkstad limburg

13,1

13,0

0,0

0,0

0,0

 

Voorlopige afrekening bcf 2020

12,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

33,3

8,8

4,3

4,3

4,2

 
 

95,9

116,8

99,3

99,3

99,2

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

127,9

116,8

99,3

99,3

99,2

2.401,7

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

2.608,3

2.483,4

2.432,5

2.422,5

2.412,3

2.401,7

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

2.608,3

2.483,4

2.432,5

2.422,5

2.412,3

2.401,7

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Wijziging betalingsverloop AU en DU 2019

Dit betreft de wijziging van het betalingsverloop voor de algemene uitkering en decentralisatie uitkeringen 2019. Een beperkt deel van de uitkeringen kon in 2019 niet meer tot betaling komen. Omdat provincies recht hebben op deze bedragen wordt het kasbudget 2020 met dit bedrag opgehoogd. Dat maakt het mogelijk om de uitkeringen in 2020 alsnog tot betaling te laten komen.

Technische mutaties

Accrestranche 2021

Naar aanleiding van discussie over de stabiliteit van de huidige norme-ringssystematiek en het uitbreken van de coronacrisis is door het kabinet in overleg met de VNG en IPO besloten om het accres gedurende deze kabinetsperiode vast te zetten. Het accres van de tranche 2021 bedraagt € 95 mln.

Regiodeals en regionale opgaven

De provincies Drenthe, Friesland en Overijsel ontvangen de tweede tranche van de regiodeals. De provincie Limburg ontvangt daarnaast ook de tweede en derde tranche voor de regiodeal parkstad Limburg. De overige overboekingen voor regiodeals vallen onder de ondergrens, en vallen daarmee onder de post 'Diversen'.

Voorlopige afrekening bcf 2020

Provincies kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensa-tiefonds (BCF). Wanneer er ruimte overblijft onder het plafond van het BCF wordt dit aan het provinciefonds toegevoegd. Een tekort wordt aan het provinciefonds onttrokken. Bij de Miljoenennota vindt een voorlopige afrekening plaats tussen BCF en het provinciefonds voor het lopende uitvoeringsjaar.

Diversen

Er zijn diverse bedragen overgeboekt naar het provinciefonds voor uiteenlopende onderwerpen, met name voor de regionale opgaven in de provincies Zuid-Holland, Zeeland, Groningen en Flevoland. Deze bedragen vallen onder de ondergrens.

Infrastructuurfonds

 

INFRASTRUCTUURFONDS:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

6.546,0

6.973,1

6.742,9

7.264,3

7.234,9

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

           

Actualisatie programma infrastructuurfonds

  • 288,1
  • 49,1
  • 36,3
  • 65,1

105,5

 

Saldo 2019

253,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Strategisch plan verkeersveiligheid

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

14,9

0,9

13,7

  • 15,1

155,5

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Afrekening t3 2019 prorail

43,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Beschikbaarheidsvergoeding ov

  • 166,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid

5,1

12,9

15,3

22,7

30,4

 

Generale kasschuif infrastructuurfonds

  • 166,4
  • 433,4
  • 425,0
  • 146,2
  • 189,1
 

Inpassing dbfm contract a9 badhoevedorp holendrecht

  • 143,1
  • 146,6
  • 129,8
  • 130,1
  • 98,5
 

Interne schuif hxii if bestel en vracht

6,0

15,0

0,0

41,0

6,5

 

Loon- en prijsbijstelling 2020

129,1

82,0

90,2

118,6

123,7

 

Maaslijn

32,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Omvorming prorail naar zbo

0,0

  • 16,7
  • 40,0
  • 40,0
  • 40,0
 

Overboeking afgeroomd eigen vermogen rws

  • 39,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Versnelling beno rws wegen

0,0

0,0

84,8

84,8

84,8

 

Versnelling bov prorail

0,0

0,0

249,3

249,3

0,0

 

Versnelling bov prorail specifiek

0,0

39,3

21,2

146,8

0,0

 

Versnelling smart mobility

0,0

35,0

45,0

75,0

0,0

 

Versnelling strategisch plan verkeersveiligheid

0,0

100,0

0,0

0,0

  • 50,0
 

Diversen

  • 23,9
  • 4,2

46,7

23,2

0,3

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Omvorming prorail naar zbo

0,0

7.147,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 324,0

6.830,3

  • 42,3

445,1

  • 131,9
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 309,1

6.831,3

  • 28,5

430,0

23,6

7.110,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6.236,9

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

6.236,9

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

 

INFRASTRUCTUURFONDS:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

6.546,0

6.973,1

6.742,9

7.264,3

7.234,9

 

IS)

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Actualisatie programma infrastructuurfonds

  • 238,1

0,9

13,7

  • 15,1

155,5

 

Saldo 2019

204,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 33,7

0,9

13,7

  • 15,1

155,5

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Afrekening t3 2019 prorail

43,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Beschikbaarheidsvergoeding ov

  • 166,9

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid

5,1

12,9

15,3

22,7

30,4

 

Generale kasschuif infrastructuurfonds

  • 166,4
  • 433,4
  • 425,0
  • 146,2
  • 189,1
 

Inpassing dbfm contract a9 badhoevedorp holendrecht

  • 143,1
  • 146,6
  • 129,8
  • 130,1
  • 98,5
 

Interne schuif hxii if bestel en vracht

6,0

15,0

0,0

41,0

6,5

 

Loon- en prijsbijstelling 2020

129,1

82,0

90,2

118,6

123,7

 

Maaslijn

32,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Omvorming prorail naar zbo

0,0

  • 16,7
  • 40,0
  • 40,0
  • 40,0
 

Overboeking afgeroomd eigen vermogen rws

  • 39,4

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Versnelling beno rws wegen

0,0

0,0

84,8

84,8

84,8

 

Versnelling bov prorail

0,0

0,0

249,3

249,3

0,0

 

Versnelling bov prorail specifiek

0,0

39,3

21,2

146,8

0,0

 

Versnelling smart mobility

0,0

35,0

45,0

75,0

0,0

 

Versnelling strategisch plan verkeersveiligheid

0,0

100,0

0,0

0,0

  • 50,0
 

Diversen

  • 23,9
  • 4,2

46,7

23,2

0,3

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Omvorming prorail naar zbo

0,0

7.147,0

0,0

0,0

0,0

 

Voordelig saldo 2019 ontvangsten

48,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 275,4

6.830,3

  • 42,3

445,1

  • 131,9
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 309,1

6.831,3

  • 28,5

430,0

23,6

7.110,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

6.236,9

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

6.236,9

13.804,4

6.714,3

7.694,3

7.258,5

7.110,0

Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Actualisatie programma Infrastructuurfonds

Op basis van de meest recente uitvoeringsinformatie zijn actualisaties van alle projectbudgetten op het Infrastructuurfonds doorgevoerd.

Saldo 2019

Het voordelig saldo over 2019 is in 2020 toegevoegd aan de begroting van het Infrastructuurfonds. Het saldo 2019 bedraagt 253 miljoen euro op de uitgaven en 204,4 miljoen euro op de ontvangsten, waardoor het netto saldo (uitgaven minus ontvangsten) uitkomt op 48,6 miljoen euro.

Strategisch plan verkeersveiligheid

IenW heeft 0,5 miljard euro gereserveerd voor verkeersveilige infrastructuur in het Infrastructuurfonds in de periode t/m 2029. Hiermee zullen gevaarlijke verkeerssituaties in gemeenten en provincies worden aangepakt. Voorwaarden voor besteding van de middelen zijn afspraken over maatregelen en eenzelfde bedrag aan cofinanciering van provincies en gemeenten. Dekking van de reeks loopt mee in de programma-actualisaties.

Diversen

Deze post bestaat uit het saldo van diverse mutaties en betreft met name de uitgaven van RWS voor het opruimen van olie en het schoonmaken van vogels door de olielekkage van de BOW Jubail in de haven van Rotterdam (- 5 miljoen euro in 2020) en de bekostiging van het instrument Functionele Inspecties en Testen (- 4,5 miljoen euro).

Technische mutaties

Afrekening t3 2019 prorail

Per tertaal verstrekt IenW een voorschot aan subsidie aan ProRail op basis van de door ProRail ingeschatte uit te voeren werkzaamheden in dat tertaal. Vervolgens wordt op basis van de werkelijke uitgaven het voorschot van het tertaal ervoor afgerekend. In het derde tertaal was het voorschot hoger dan de afrekening. Dit verschil wordt als ontvangst geboekt.

Beschikbaarheidsvergoeding ov

In 2020 heeft het kabinet besloten tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer onder concessie. De vergoeding past bij het verzoek van het kabinet aan vervoerders om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en de inkomsten nog beperkt zijn door toedoen van Corona. Deze mutatie betreft de bijdrage van IenW aan de beschikbaarheidsvergoeding in 2020.

Bijdrage maatregelen scheepvaartveiligheid

Bij de aanleg van windparken a.g.v. uitrol Windenergie op Zee zijn ten behoeve van de scheepvaartveiligheid extra investeringen benodigd in personeel en materieel. Als onderdeel van de afspraken tussen IenW en EZK over scheepvaartveiligheid op de Noordzee heeft EZK hiervoor in de periode 2020 t/m 2029 in totaal 241 miljoen euro. Overgemaakt naar de begroting van IenW. Een deel van de aanvullende maatregelen komt op de begroting van Defensie tot besteding, dit deel is reeds overgeboekt van IenW naar Defensie. Wat per saldo overblijft op de begroting van IenW wordt middels deze desaldering toegevoegd aan de begroting van het Infrastructuurfonds.

Generale kasschuif infrastructuurfonds

Nieuwe uitvoeringsinformatie op het Infrastructuurfonds evenals behoefte tot extra overprogrammering leiden tot een kasschuif van middelen naar latere jaren. Daartegenover staat een versnelling op het programma instandhouding en de opbouw van capaciteit bij RWS. Per saldo verschuift circa 1,1 miljard euro op het IF uit de meerjarenperiode naar latere jaren.

Inpassing DBFM contract A9 Badhoevedorp Holendrecht De aanleg- en beheer en onderhoudsbudgetten voor het DBFM-project A9 Badhoevedorp Holendrecht zijn omgezet in begrotingsreeksen voor betaling van de jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding.

Interne schuif hxii if bestel en vracht

Om de middelen Bestel en Vracht uit het klimaatakkoord die lenW bij Voorjaarsnota heeft ontvangen in het juiste ritme te zetten is een interne schuif benodigd. Deze schuif wordt gefaciliteerd via het Infrastructuurfonds en is budgettair neutraal over de gehele looptijd van het Infrastructuurfonds.

Loon- en prijsbijstelling 2020

Onder deze post valt de verwerking van de loon- en prijsbijstelling voor 2020 om het IF op het actuele prijspeil te brengen.

Maaslijn

Dit betreft een terugbetaling van de subsidie Electrificatie Maaslijn uit het Provinciefonds omdat IenW zelf opdrachtgever wordt van dit onderdeel van het project Maaslijn (26,4 miljoen euro).

Omvorming ProRail naar ZBO

In 2020 is het wetsvoorstel dat ProRail omvormt tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) aangeboden aan de Tweede Kamer. Het streven is dat de wet in juli 2021 in werking treedt. In 2021 leidt dit incidenteel tot uitgaven voor de afrekening van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Voor alle kostenverhogingen of verlagingen als gevolg van deze genoemde fiscale effecten optreden, geldt dat even grote verhogingen of verlagingen voor de belastingopbrengsten ontstaan, waarmee deze kosten niet relevant zijn voor het uitgavenplafond. De Omvorming zorgt vanaf 2021 voor lagere uitgaven die wel relevant zijn voor het uitgavenplafond.

Overboeking afgeroomd eigen vermogen RWS

Het eigen vermogen van RWS overschrijdt het maximum van 5% en wordt daarom afgeroomd.

Versnelling beno rws wegen

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud van het hoofdwegennet, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling bov prorail

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud en vervanging op de hoofdspoorweginfrastructuur, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling bov prorail specifiek

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling op beheer en onderhoud en vervanging van reeds geplande werkzaamheden van ProRail, zoals de engineering van perronkappen van Dordrecht, Zandvoort en Haarlem en groot onderhoud van fietsenstallingen, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling smart mobility

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling van Smart Mobility maatregelen, waarvoor het budget aanvankelijk in de periode na 2025 stond gereserveerd.

Versnelling strategisch plan verkeersveiligheid

Om een stimulans te geven aan de economische groei en de bouw worden investeringen naar voren gehaald. Dit betreft een versnelling van maatregelen in het kader van het Strategisch plan verkeersveiligheid. Budget hiervoor stond aanvankelijk in de jaren 2024 en 2025.

Diversen

Deze post bestaat uit het saldo van verschillende technische mutaties. Dit zijn hoofdzakelijk desalderingen en wordt onder andere verklaard door een bedrag van in totaal 75 miljoen euro (3 keer 25 miljoen euro in 2021-2023) i.h.k.v. het Klimaatakkoord, bestemd voor de uitbreiding van fietsparkeermogelijkheden bij stations en de overboeking van de subsidieregeling snelfietsroutes naar de IenW begroting (XII) (- 15,5 miljoen euro in 2020 en - 6,8 miljoen euro in 2021). Daarnaast valt de versnelling voor beheer en onderhoud bij RWS op hoofdvaarwegen onder deze post. Voor de periode van 2022 t/m 2025 is er 4x 23 miljoen euro uit latere jaren naar voren gehaald.

Diergezondheidsfonds

 

DIERGEZONDHEIDSFONDS:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

36,4

33,6

33,6

33,6

33,6

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Niet relevant voor het uitgavenplafond

  • 1,8

1,0

1,0

1,0

1,0

 

Desaldering hogere uitgaven en ontvangsten ivm ruiming van nertsen

35,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

2,0

  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
 
 

35,8

0,7

0,7

0,7

0,7

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

35,8

0,7

0,7

0,7

0,7

34,3

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

72,2

34,3

34,3

34,3

34,3

34,3

Totaal Internationale samenwerking

Stand Miljoenennota 2021

72,2

34,3

34,3

34,3

34,3

34,3

 

DIERGEZONDHEIDSFONDS:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

36,4

33,6

33,6

33,6

33,6

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Diversen

  • 1,8

1,0

1,0

1,0

1,0

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Desaldering hogere uitgaven e ontvangsten ivm ruimingen van nertsen

35,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Toevoeging eindsaldo dgf 2019 aan 2020

32,8

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

1,8

  • 0,6
  • 0,3
  • 0,3
  • 0,3
 
 

68,4

0,4

0,7

0,7

0,7

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

68,4

0,4

0,7

0,7

0,7

34,3

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

104,7

34,0

34,3

34,3

34,3

34,3

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

104,7

34,0

34,3

34,3

34,3

34,3

Uitgaven

Technische mutaties

Desaldering hogere uitgaven en ontvangsten ivm ruiming van nertsen Dit betreft een verhoging van de uitgaven in verband met de ruimingskosten van met COVID-19 besmette nertsenbedrijven.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Desaldering hogere uitgaven en ontvangsten ivm ruiming van nertsen Tegenover de hogere uitgaven in verband met de ruimingskosten van met COVID-19 besmette nertsenbedrijven staan hogere ontvangsten vanuit de begroting van LNV.

Toevoeging eindsaldo DGF 2019 aan 2020

De mutatie van 32,8 miljoen betreft de toevoeging van het eindsaldo van 2019 aan het beginsaldo van 2020. Dit is volgens de reguliere systematiek van het diergezondheidsfonds.

Accres Gemeentefonds

 

ACCRES GEMEENTEFONDS:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

216,4

1.225,6

2.180,8

3.295,2

4.424,3

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Accres tranche 2019

32,1

16,1

16,1

16,1

16,1

 

Accres tranche 2020

  • 44,0
  • 44,0
  • 44,0
  • 44,0
  • 44,0
 

Accres tranche 2022

0,0

0,0

146,3

146,3

146,3

 

Accres tranche 2023

0,0

0,0

0,0

  • 141,6
  • 141,6
 

Accres tranche 2024

0,0

0,0

0,0

0,0

  • 121,9
 

Bijstelling bcf

  • 41,3
  • 131,7
  • 112,5
  • 130,2
  • 145,1
 

Diversen

0,0

9,5

9,5

9,5

9,5

 
 
  • 53,2
  • 150,1

15,4

  • 143,9
  • 280,7
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Accres gemeentefonds

  • 27,8
  • 1.041,7
  • 1.041,7
  • 1.041,7
  • 1.041,7
 

Accres tranche 2021

0,0

117,8

117,8

117,8

117,8

 

Accres tranche 2023

0,0

0,0

0,0

  • 51,8
  • 51,8
 

Accres tranche 2024

0,0

0,0

0,0

0,0

  • 76,8
 

Afrekening bcf

  • 128,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

  • 7,4

57,9

97,9

92,0

82,8

 
 
  • 163,4
  • 866,0
  • 826,0
  • 883,7
  • 969,7
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 216,4
  • 1.016,1
  • 810,6
  • 1.027,7
  • 1.250,5

4.239,6

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

209,5

1.370,2

2.267,6

3.173,8

4.239,6

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

209,5

1.370,2

2.267,6

3.173,8

4.239,6

Uitgaven

Tranche 2019-2025

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening over 2019 dit voorjaar plaatsgevonden. De accressen voor de jaren 2020 e.v. zijn bij en Voorjaarsnota aangepast aan de uitkomsten van de normerings-systematiek en conform bestuurlijke afspraken vastgezet gedurende de resterende kabinetsperiode. De accressen voor 2020 en 2021 zijn overgeboekt naar het gemeentefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

 

ACCRES PROVINCIEFONDS:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

28,2

124,5

212,6

315,6

420,1

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Bijstelling bcf

  • 60,7
  • 13,8
  • 11,2
  • 13,6
  • 15,7
 

Diversen

0,3

0,4

13,8

1,2

  • 9,5
 
 
  • 60,4
  • 13,4

2,6

  • 12,4
  • 25,2
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Accres provinciefonds

0,0

  • 95,0
  • 95,0
  • 95,0
  • 95,0
 

Bijstelling bcf

52,0

2,5

3,1

2,3

1,1

 

Diversen

  • 19,8

12,8

15,0

10,5

3,9

 
 

32,2

  • 79,7
  • 76,9
  • 82,2
  • 90,0
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 28,2
  • 93,0
  • 74,2
  • 94,5
  • 115,2

403,5

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

31,5

138,3

221,0

304,9

403,5

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

31,5

138,3

221,0

304,9

403,5

Uitgaven

Tranche 2019-2025

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening over 2019 dit voorjaar plaatsgevonden. De accressen voor de jaren 2020 e.v. zijn bij en Voorjaarsnota aangepast aan de uitkomsten van de normerings-systematiek en conform bestuurlijke afspraken vastgezet gedurende de resterende kabinetsperiode. De accressen voor 2020 en 2021 zijn overgeboekt naar het provinciefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

BES-FONDS: UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

41,9

34,2

34,3

34,3

34,3

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Wisselkoersmutatie 2021

0,0

12,1

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

13,1

1,0

1,0

1,0

1,0

 
 

13,1

13,1

1,0

1,0

1,0

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

13,1

13,2

1,0

1,0

1,0

35,4

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

55,0

47,4

35,4

35,4

35,4

35,4

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

55,0

47,4

35,4

35,4

35,4

35,4

Uitgaven

Technische mutaties

Wisselkoersmutatie 2021

Dit betreft de compensatie voor de verwachte wisselkoerseffecten in 2021 vanuit de wisselkoersreserve op H4 Koninkrijksrelaties.

Diversen

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt naar het BES-fonds. Verder worden middelen vanuit de wisselkoersreserve geboekt om de wisselkoerseffecten op het BES-fonds in 2020 te compenseren. Daarnaast zijn in het kader van de Coronacrisis door het Kabinet extra middelen beschikbaar gesteld aan de Openbare Lichamen voor eilandelijk beleid. Het gaat om vrij besteedbare middelen, daarom worden deze middelen toegevoegd aan het BES-fonds. In lijn met besluitvorming voor Europees Nederlandse gemeenten ontvangen de openbare lichamen compensatie t.b.v. inkomstenderving over 2020 en voor de extra kosten bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 en de eilandraadsverkiezingen op Sint Eustatius in 2020.

Deltafonds

 

DELTAFONDS: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.105,0

1.114,0

1.291,9

1.298,2

1.277,7

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Saldo 2019

38,6

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,7

0,4

0,0

0,0

  • 1,0
 
 

39,3

0,4

0,0

0,0

  • 1,0
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Generale kasschuif deltafonds

  • 94,9

86,5

  • 23,2

199,6

141,7

 

Diversen

18,8

17,8

3,1

13,7

11,4

 
 
  • 76,1

104,3

  • 20,1

213,3

153,1

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 36,8

104,7

  • 20,2

213,3

152,1

1.570,6

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.068,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

1.068,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

 

DELTAFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.105,0

1.114,0

1.291,9

1.298,2

1.277,7

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

  • 4,7

0,4

0,0

0,0

  • 1,0
 
 
  • 4,7

0,4

0,0

0,0

  • 1,0
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting

           

Generale kasschuif deltafonds

  • 94,9

86,5

  • 23,2

199,6

141,7

 

Diversen

18,8

17,8

3,1

13,7

11,4

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Voordelig saldo 2019

44,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 32,1

104,3

  • 20,1

213,3

153,1

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 36,8

104,7

  • 20,2

213,3

152,1

1.570,6

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

1.068,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

1.068,2

1.218,7

1.271,8

1.511,5

1.429,8

1.570,6

Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Saldo 2019

Het voordelig saldo over 2019 is bij Voorjaarsnota 2020 toegevoegd aan de begroting van het Deltafonds. Het saldo 2019 bedraagt 38,6 miljoen euro op de uitgaven en - 5,4 miljoen euro op de ontvangsten, waardoor het netto saldo (uitgaven minus ontvangsten) uitkomt op 44 miljoen euro.

Diversen

Op basis van de meest recente uitvoeringsinformatie zijn hier de actuali-saties van alle projectbudgetten op het Deltafonds doorgevoerd

Technische mutaties

Generale kasschuif deltafonds

Dit betreft een actualisatie van de middelen om aan te sluiten op het programma van het Deltafonds over de jaren heen. Per saldo wordt er binnen de meerjarenperiode 0,6 miljard euro uit latere jaren naar voren geschoven.

Diversen

Deze post betreft het saldo van verschillende technische mutaties, waaronder met name desalderingen vallen. De grootste drie zijn de loon-en prijsbijstelling 2020 (94,4 miljoen euro in de periode 2020-2025), de terugbetaling voor compenserende maatregelen bij het project Haringvliet de Kier waarvoor Rijkswaterstaat risicodragend was (6,9 miljoen euro in 2020) en een overheveling van middelen voor de financiering drinkwater van op Caribisch Nederland (- 14 miljoen euro in de periode 2020-2025).

Defensiematerieelbegrotingsfonds

 

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS:

UITGAVEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Technische mutaties

Rijksbegroting

Bijstellen valuta

0,0

35,3

51,1

50,5

31,4

 

Naar defensiematerieelfonds

0,0

4.623,7

4.901,4

4.729,6

4.799,8

 

Diversen

0,0

  • 48,7
  • 5,9
  • 6,4
  • 3,7
 
 

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,5

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

 

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

   
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Technische mutaties

Rijksbegroting

Bijstellen valuta

0,0

35,3

51,1

50,5

31,4

 

Naar defensiematerieelfonds

0,0

4.623,7

4.901,4

4.729,6

4.799,8

 

Diversen

0,0

  • 48,7
  • 5,9
  • 6,4
  • 3,7
 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

 

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,5

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

4.610,3

4.946,6

4.773,7

4.827,6

4.416,8

  • Om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbe-groting te verbeteren heeft Defensie per 2021 een nieuw begrotingshoofdstuk (hoofdstuk K), het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). De middelen van het investeringsartikel (Artikel 6 op hoofdstuk X) en de instandhoudingsuitgaven van de overige artikelen zijn naar het Defensie-materieelbegrotingsfonds verplaatst.

Uitgaven

Technische mutaties

Bijstellen valuta

De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het CEP van het Centraal Planbureau leidt tot een budgettaire tegenvaller op de uitgaven in dollars op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen budgettaire mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschomme-lingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond. Deze verwerking vindt plaats op op de Defensiebegroting en wordt via het voedingsartikel van de Defensiebegroting overgemaakt naar het ontvangstenartikel van het DMF Vervolgens worden deze ontvangsten als desalderingen naar de desbetreffende artikelen overgemaakt.

Defensiematerieelbegrotingfonds

De uitgaven op van het investeringsartikel en de instandhoudingsuitgaven op enkele andere artikelen zijn vanuit het begrotingshoofdstuk naar het fonds overgeheveld. Het investeringsartikel (artikel 6 van de Defensiebegroting) is volledig naar het fonds overgebracht. Daarnaast zijn de instand-houdingsposten materieel, IT en infrastructuur vanuit de overige artikelen naar het fonds overgezet. Dit geldt ook voor de verkoopopbrengsten van materieel en vastgoed en de overige ontvangsten voor gebruikersver-goeding voor gebruik van defensielocaties en voor het leveren van diensten voor instandhouding. De ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de begrotingsomvang van het kerndepartement.

Diversen

Dit betreft o.a. een mutatie van 5 miljoen van het investeringsbudget naar het Defensie Ondersteuningscommando voor herstel van kazernes, die eerder op de lijst stonden om gesloten te worden. Daarnaast betreft het herschikkingen vanuit de Defensiebegroting naar het DMF voor geleverde diensten en materialen en het uitdelen van exploitatiereeksen vanuit het DLP naar de betreffende exploitatieartikelen.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Bijstellen valuta

De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het CEP van het Centraal Planbureau leidt tot een budgettaire tegenvaller op de uitgaven in dollars op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen budgettaire mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschomme-lingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond. Deze verwerking vindt plaats op de Defensiebegroting en wordt via het voedingsartikel van de Defensiebegroting overgemaakt naar het ontvangstenartikel van het DMF Vervolgens worden deze ontvangsten als desalderingen naar de desbetreffende artikelen overgemaakt

Defensiematerieelbegrotingfonds

De uitgaven op van het investeringsartikel en de instandhoudingsuitgaven op enkele andere artikelen zijn vanuit het begrotingshoofdstuk naar het fonds overgeheveld. Het investeringsartikel (artikel 6 van de Defensiebegroting) is volledig naar het fonds overgebracht. Daarnaast zijn de instand-houdingsposten materieel, IT en infrastructuur vanuit de overige artikelen naar het fonds overgezet. Dit geldt ook voor de verkoopopbrengsten van materieel en vastgoed en de overige ontvangsten voor gebruikersver-goeding voor gebruik van defensielocaties en voor het leveren van diensten voor instandhouding. De ontvangsten zijn via de bijdrage aan het fonds in mindering gebracht, hierdoor daalt de begrotingsomvang van het kerndepartement.

Diversen

Dit betreft o.a. een mutatie van 5 miljoen van het investeringsbudget naar het Defensie Ondersteuningscommando voor herstel van kazernes, die eerder op de lijst stonden om gesloten te worden. Daarnaast betreft het herschikkingen vanuit de Defensiebegroting naar het DMF voor geleverde diensten en materialen en het uitdelen van exploitatiereeksen vanuit het DLP naar de betreffende exploitatieartikelen.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING. : UITGAVEN

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

587,2

1.130,0

1.646,1

2.225,9

2.774,4

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Sociale zekerheid

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Zorg

           

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Grondslagmutatie

3,2

4,2

52,7

89,4

142,3

 

Prijsontwikkeling

64,8

62,5

86,8

35,6

  • 15,9
 

Uitkeren prijsbijstelling

  • 544,9
  • 534,6
  • 544,1
  • 549,8
  • 547,4
 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Sociale zekerheid

           

Diversen

  • 5,5
  • 7,5
  • 9,2
  • 11,1
  • 13,0
 

Zorg

           

Diversen

  • 2,0
  • 2,2
  • 1,8
  • 2,3
  • 2,6
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Prijsontwikkeling

  • 30,8
  • 30,4
  • 35,8
  • 37,3
  • 37,2
 

Uitkeren prijsbijstelling

  • 71,6
  • 72,8
  • 73,5
  • 74,0
  • 74,5
 

Diversen

  • 0,4

0,1

0,9

2,5

5,0

 
 
  • 587,2
  • 580,7
  • 524,0
  • 547,0
  • 543,3
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 587,2
  • 580,7
  • 524,1
  • 546,9
  • 543,3

2.731,7

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

549,3

1.122,0

1.679,0

2.231,1

2.731,7

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

549,3

1.122,0

1.679,0

2.231,1

2.731,7

Uitgaven

Grondslagmutatie

Elk jaar worden bij Voorjaarsnota de grondslagen geactualiseerd naar de standen van de laatste Miljoenennota. De prijsbijstelling is dit jaar omhoog bijgesteld als gevolg van de verwerking van de grondslagen uit de Miljoenennota 2020. Vanwege de kleine omvang van de grondslagmutaties valt deze bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen. Dit geldt ook voor het gedeelte dat niet relevant is voor het uitgavenplafond.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling wordt berekend door de grondslag (de prijsgevoelige gedeelten van de departementale begrotingen) te vermenigvuldigen met de betreffende prijsontwikkeling. De prijsontwikkeling wordt geactualiseerd op basis van de ramingen van het CPB. Vanwege de kleine omvang van de mutaties valt deze bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen.

Uitkeren prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2020 is uitgekeerd aan de departementen. Ook hier valt deze vanwege de kleine omvang van de mutaties bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen.

Arbeidsvoorwaarden

 

ARBEIDSVOORWAARDEN:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

1.728,5

3.503,3

4.959,6

6.629,6

8.179,0

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Sociale zekerheid

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Zorg

           

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Grondslagmutatie

35,4

80,9

110,1

125,2

89,8

 

Loon- en prijsontwikkeling

214,6

  • 424,8
  • 1.050,8
  • 1.504,1
  • 1.813,6
 

Loonbijstelling tranche 2020

  • 1.901,4
  • 1.887,1
  • 1.862,9
  • 1.860,1
  • 1.844,0
 

Sociale zekerheid

           

Loon- en prijsontwikkeling

9,6

  • 18,5
  • 43,1
  • 62,6
  • 73,8
 

Loonbijstelling tranche 2020

  • 77,0
  • 79,6
  • 77,8
  • 76,2
  • 74,8
 

Diversen

2,6

12,8

18,1

23,7

28,9

 

Zorg

           

Diversen

  • 12,3
  • 17,2
  • 17,4
  • 21,4
  • 23,6
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 1.728,5
  • 2.333,5
  • 2.923,8
  • 3.375,5
  • 3.711,1
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 1.728,5
  • 2.333,5
  • 2.923,8
  • 3.375,5
  • 3.711,1

5.825,4

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

1.169,8

2.035,8

3.254,1

4.468,0

5.825,4

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

1.169,8

2.035,8

3.254,1

4.468,0

5.825,4

Uitgaven

Grondslagmutatie

Als gevolg van de nieuwe begrotingsgrondslagen zoals vastgesteld in Miljoenennota 2020, zijn de loongrondslagen per uitgavenplafond aangepast.

Loon- en prijsontwikkeling

De loonontwikkeling voor de komende jaren is naar beneden bijgesteld ten opzichte van de vorige Miljoenennota. Deze bijstelling volgt uit de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Loonbijstelling tranche 2020

De loonbijstelling tranche 2020 is overgemaakt naar de departementale begrotingen per uitgavenplafond.

Koppeling Uitkeringen

 

KOPPELING UITKERINGEN:

UITGAVEN

         
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

366,0

750,8

1.139,7

1.540,4

1.930,2

 

Beleidsmatige mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Kot nom uitdelen nom

  • 66,0
  • 66,7
  • 66,7
  • 66,6
  • 66,8
 

Niet-indexeren akw 2020

  • 52,8
  • 68,4
  • 69,4
  • 70,5
  • 71,7
 

Pwet uitdelen nom

  • 118,6
  • 120,9
  • 124,2
  • 127,5
  • 131,4
 

Wajong nom uitdelen nom

  • 82,8
  • 84,0
  • 84,2
  • 84,6
  • 85,2
 

Wkb uitdelen nom

  • 60,0
  • 53,2
  • 53,0
  • 52,6
  • 52,8
 

Diversen

  • 23,8
  • 24,2
  • 24,6
  • 25,4
  • 26,3
 
 
  • 404,0
  • 417,4
  • 422,1
  • 427,2
  • 434,2
 

Technische mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Niet-indexeren akw 2022, 2023, minmaal 2024

0,0

0,0

  • 46,2
  • 105,8
  • 127,3
 

Nominale ontwikkeling

37,9

51,2

  • 131,3
  • 267,6
  • 330,1
 
 

37,9

51,2

  • 177,5
  • 373,4
  • 457,4
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 366,0
  • 366,3
  • 599,6
  • 800,5
  • 891,6

1.388,1

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

384,5

540,1

739,9

1.038,7

1.388,1

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

384,5

540,1

739,9

1.038,7

1.388,1

 

KOPPELING UITKERINGEN:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

       
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

39,0

73,2

110,0

113,8

123,2

 

Beleidsmatige mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Technische mutaties

           

Sociale zekerheid

           

Wkb ontvangsten nominale ontwikkeling

  • 10,4
  • 13,6
  • 18,4
  • 22,1
  • 31,5
 

Diversen

0,0

0,0

0,6

  • 0,8
  • 0,3
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

  • 28,5

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 
  • 38,9
  • 13,6
  • 17,8
  • 22,9
  • 31,8
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

  • 39,0
  • 13,6
  • 17,8
  • 23,0
  • 31,8

91,4

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

0,0

59,6

92,2

90,8

91,4

91,4

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

0,0

59,6

92,2

90,8

91,4

91,4

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Sociale zekerheid

Niet-indexeren kinderbijslag (AKW) 2020

De eisen die in de kinderbijslag (AKW) werden gesteld aan 16- en 17-jarigen zijn per 1 januari 2020 vervallen. Het gaat om verlies van het recht boven de bijverdiengrens en wanneer het kind gaat studeren aan het hoger onderwijs. De verruiming van de AKW werkt ook door in het kindgebonden budget (WKB) aangezien het recht op AKW een voorwaarde is voor het recht op WKB. Dekking voor de extra kosten in beide regelingen is het niet-indexeren van de AKW in 2020.

Uitdelen nominale ontwikkeling (o.a. Kinderopvangtoeslag (KOT), Participatiewet, Wajong, kindgebonden budget (WKB))

Dit betreft de mutaties aan de toegekende loon- en prijsindexatie verdeeld over de artikelen. Hiermee worden de begrotingsgefinancierde uitkeringen op het prijspeil van 2020 gebracht.

Diversen

Betreft onder andere dekking van het bij de Tweede Kamerbehandeling (van het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wajong) aangenomen amendement Renkema. Dit amendement zorgt ervoor dat Wajongers die meer dan vier dagen werken met loondispensatie een totaalinkomen ontvangen gelijk aan het functieloon. De kosten hiervan worden gedekt door het deels niet-indexeren van het reintegratiebudget in 2020.

Technische mutaties

Sociale zekerheid

Niet-indexeren kinderbijslag (AKW) 2022, 2023 en minimaal 2024 Er wordt budget beschikbaar gesteld voor het wegnemen van knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Het budget is voor onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit. De dekking volgt uit het niet-indexeren van de AKW in 2022, 2023 en minimaal in 2024 (-0,10%).

Nominale ontwikkeling

Hieronder vallen de aanpassingen in de geraamde nominale ontwikkeling onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid als gevolg van de ramingen van het CPB van loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van mutaties in uitgavenramingen binnen de Sociale Zekerheid.

Ontvangsten

Technische mutaties

Sociale zekerheid

Wet op kindgebonden budget (WKB) ontvangsten nominale ontwikkeling Dit betreft een correctieboeking met betrekking tot de geraamde nominale ontwikkeling van kindgebondenbudget (WKB). De terugontvangsten WKB hebben voor het overgrote deel betrekking op terugvordering van voorschotten over toeslagjaren uit het verleden. Het prijspeil van deze voorschotten staat daarmee reeds vast en hoeft niet te worden geïndexeerd.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

Dit betreft een correctieboeking van de nominale ontwikkeling op de KOT-werkgeversbijdrage.

Algemeen

 
 
  • 815

68,6

1.026,70

644,4

404

Technische mutaties

Rijksbegroting

Loonbijstelling tranche 2020 r

26,4

31,1

34

28,6

21,8

Overboeking aanvullende middelen klimaatakkoord tbv mobiliteit

  • 33
  • 94
  • 96
  • 162
  • 121

Overboeking b6 digitalisering werkprocessen strafrechtketen

  • 45,1
  • 45,1
  • 46

0

0

Overboeking e25 natuur en waterkwaliteit

  • 40

0

0

0

0

Overboeking reservering investeringspakket Julibrief

Defensie

  • 60

0

0

0

0

Overboeking reservering investeringspakket Julibrief JenV

  • 60

0

0

0

0

Overheveling aanvullende middelen ka voor paw

0

  • 49
  • 60
  • 20
  • 10

Overheveling aanvullende middelen ka voor renovatieversneller

0

0

  • 15
  • 25
  • 35

Overheveling aanvullende middelen ka voor sah

0

  • 20
  • 60
  • 70

0

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord -gerichte opkoop

  • 20
  • 40
  • 40

0

0

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord -veenweide

  • 50
  • 50

0

0

0

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020

-2021,35

570, nr. 2

 
 

ALGEMEEN: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl. IS)

1.415,00

1.853,10

1.983,20

1.781,40

1.438,20

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Reservering investeringspakket julibrief

150

0

0

0

0

 

Afboeking a4 reservering transitie werkgevers zorg en overheid

0

0

  • 50,5
  • 50
  • 50
 

Invullen in=uittaakstelling rijksbegroting

100

0

0

0

0

 

Invullen onderuitputting rijksbegroting

500

0

0

0

0

 

Kasschuif aanvullende middelen klimaatakkoord -noodfonds bedrijven

0

  • 25

25

0

0

 

Kasschuif g39 maatschappelijke diensttijd

  • 35,4

27,4

6,9

1,1

0

 

Kasschuif lpo tranche 2019

25,2

1,6

  • 13,6
  • 8,2
  • 5
 

Kasschuif 1105 reservering regionale knelpunten

  • 61,3

54

7,3

0

0

 

Kasschuif 1107 stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

  • 14,7
  • 20

34,7

0

0

 

Kasschuif maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek

  • 3,5
  • 24
  • 173,5
  • 49

25

 

Kasschuif reservering noordzeeakkoord (generale bijdrage)

  • 0,9

0

17,5

  • 2,8
  • 9,8
 

Loon- en prijsbijstelling tranche 2018 (plafond r)

  • 21,5
  • 19,3
  • 14,7
  • 18,2
  • 19,5
 

Loon- en prijsbijstelling tranche 2019 (plafond r)

  • 32,2
  • 17,3
  • 9,7
  • 13,6
  • 12,4
 

Maatregelen Urgenda voorjaarsnota

63

235,7

0

0

0

 

Opboeken in=uittaakstelling rijksbegroting

  • 1.336,00
  • 17
  • 5

0

0

 

Opboeking taakstellende onderuitputting rijksbegroting

  • 500
  • 950

0

0

0

 

Reservering compensatie Zeeland

75,9

54,5

6,8

6,8

4,3

 

Reservering maatregelenpakket stikstofproblematiek

124,7

681,7

1.110,50

685,3

378,8

 

Reservering Noordzeeakkoord (generale bijdrage)

1

4

4,4

13,4

15

 

Reservering onderwijs (aanpak lerarentekort)

28,5

31,5

32

32

32

 

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord

0

50

50

50

50

 

Reservering wederopbouw Sint Maarten

177,7

0

0

0

0

 

Diversen

  • 8,2
  • 2,7
  • 1,4
  • 0,6
  • 2,6
 

Sociale zekerheid

Opboeken in=uittaakstelling sociale zekerheid

Zorg

  • 47,3

0

0

0

0

 

Diversen

0

3,5

0

  • 1,8
  • 1,8
 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord -warmtefonds

  • 60
  • 70
  • 117
  • 87
  • 77
 

Overheveling Belastingdienst

  • 30,4
  • 90,7
  • 173,5
  • 79,7
  • 16,7
 

Overheveling gdi

0

0

  • 55,8

0

0

 

Overheveling g33 aanpak werkdruk primair onderwijs

0

0

0

  • 40,5
  • 56
 

Overheveling g39 maatschappelijke diensttijd

0

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
 

Overheveling l105 reservering regionale knelpunten

  • 92,8
  • 99,6
  • 7,3

0

0

 

Overheveling maatregelen Urgenda voorjaarsnota

  • 33
  • 185,7

0

0

0

 

Overheveling maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek

  • 109,2
  • 488,7
  • 343
  • 384,3
  • 327,8
 

Overheveling reservering Groningen

  • 82,1
  • 24
  • 24
  • 7

0

 

Overheveling reservering onderwijs (aanpak lerarentekort)

  • 28,5
  • 31,5
  • 32
  • 32
  • 32
 

Overheveling reservering rijksbijdrage woningbouw

  • 250
  • 250
  • 100
  • 100

0

 

Overheveling reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord

0

  • 250
  • 250
  • 250
  • 250
 

Reservering armoede & schulden

0

0

45

0

0

 

Reservering cultuurpakket

0

414

0

0

0

 

Reservering dienstverlening gemeenten

0

0

140

0

0

 

Reservering flankerend beleid jeugdwerkloosheid (ocw)

0

33,4

100,2

87,8

42

 

Reservering garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden)

0

30

0

0

0

 

Reservering inkomstenderving agv corona na 1 juni

100

0

0

0

0

 

Reservering intensiveren scale-ups

0

150

0

0

0

 

Reservering noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen

70

0

0

0

0

 

Reservering ov-beschikbaarheidsvergoeding

0

740

0

0

0

 

Reservering regeling tegemoetkoming dierentuinen

39

0

0

0

0

 

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord

0

200

200

200

200

 

Reservering solvabiliteitsfonds

50

250

0

0

0

 

Reservering stimuleren bedrijfsleven door gemeenten via herstructurering

0

100

0

0

0

 

Reservering stimuleren bedrijfsleven door gemeenten via leningen start- en scale-ups

0

100

0

0

0

 

Reservering stoppersregeling nertsen

0

130

5

5

0

 

Toevoeging bronmaatregelen stikstof voor de bouw

0

100

100

100

100

 

Woningbouwimpuls

0

0

  • 50
  • 50

0

 

Diversen

  • 80,7
  • 71,6
  • 70,5
  • 57,9
  • 44,8
 

Sociale zekerheid

           

Reservering commissie Heerts

0

0

37,8

68,5

68,5

 

Reservering crisisdienstverlening

0

0

75

0

0

 

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord

0

  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
 

Diversen

  • 3
  • 5
  • 9,9
  • 14,9
  • 18,9
 

Zorg

           

Diversen

0

  • 3,5
  • 9,7
  • 8
  • 8
 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Kasschuif j101 eigen vermogen invest-nl

  • 170

77

  • 23
  • 23
  • 7
 

Overheveling j101 eigen vermogen invest-nl

0

  • 247
  • 147
  • 147
  • 146
 
 
  • 962,4
  • 59,9
  • 1.292,70
  • 1.368,40
  • 1.017,90
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2020

  • 1.777,50

8,7

  • 265,9
  • 723,8
  • 613,9

990,7

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

  • 362,5

1.861,80

1.717,30

1.057,60

824,3

990,7

Totaal Internationale samenwerking

0

0

53

0

0

0

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Reservering investeringspakket Julibrief

Het kabinet heeft ingestemd met een additioneel uitgavenpakket voor corona gerelateerde kosten op het terrein van JenV en Defensie, compensatie voor sportclubs met een gebouw in eigen beheer en extra middelen voor de uitvoering van de TOGS-regeling. Deze uitgavenvoorstellen zijn toegevoegd aan de Aanvullende Post en verwerkt in het budgettaire beeld.

Afboeking A4 reservering transitie werkgevers zorg en overheid Als onderdeel van de uitwerking van het Pensioenakkoord zijn de middelen voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden met 200 miljoen euro verhoogd. De afspraak is gemaakt dat 150,5 miljoen euro wordt gedekt uit de gereserveerde middelen voor overheidswerkgevers, de resterende

49,5 miljoen euro wordt gedekt uit de indexatie van deze middelen.

Invullen in=uit taakstelling Rijksbegroting

Als tegenhanger van de eindejaarsmarge wordt een in=uittaakstelling geboekt op de Aanvullende Post. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er aan het einde van dit jaar weer in dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Door hiervoor alvast een taakstelling in te boeken zorgt het uitkeren van de eindejaarsmarge 2019 niet voor een belasting van het uitgavenplafond.

Invullen onderuitputting Rijksbegroting

Bovenop de jaarlijkse in=uittaakstelling is in 2020 een taakstellende onderuitputting verwerkt van 500 miljoen euro en in 2021 van 950 miljoen euro. Hiervan is het bedrag in 2020 volledig ingevuld, voor 2021 resteert de taakstelling nog. In de afgelopen 3 jaar was sprake van forse onderuitputting op de departementale begrotingen. Om te voorkomen dat ruimte onder het uitgavenplafond die gedurende de resterende kabinetsperiode ontstaat niet meer (doelmatig) kan worden ingezet, heeft het kabinet besloten hierop te anticiperen door een taakstellende onderuitputting te verwerken. Het kabinet creëert zo eenmalig maximale ruimte voor extra uitgaven in 2020 en 2021.

Kasschuif aanvullende middelen klimaatakkoord - noodfonds bedrijven In het Klimaatakkoord is afgesproken dat het kabinet beleid ontwikkelt om te voorkomen dat werkgelegenheid bij bedrijven weglekt naar het buitenland als gevolg van een opeenstapeling van klimaatmaatregelen. Daarvoor is 125 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. Op dit moment worden de effecten gemonitord. Wanneer bekend is hoe de reservering het beste benut kan worden, wordt er een besluit genomen over de inrichting van instrumenten en het kasritme waarin de middelen zullen worden besteed. De verwachting is dat de middelen in 2021 nog niet nodig zijn.

Kasschuif G39 maatschappelijke diensttijd

Aanpassing van het subsidieproces voor de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) leidt vanaf 2021 naar verwachting tot versnelde uitbetaling aan MDT-aanbieders. De middelen die in 2020 stonden gereserveerd op de Aanvullende Post 'Algemeen' worden verplaatst naar 2021, 2022 en 2023 om aan te sluiten bij het nieuwe kasritme.

Kasschuif LPO tranche 2019 en Loon- en prijsbijstelling tranche 2018 en 2019 (plafond R)

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen zijn drie moties ten behoeve van middelen voor zedenpolitie, mensenhandel en democratie aangenomen die leiden tot extra uitgaven. De moties worden gedekt uit de loon- en prijsbijstelling op de Aanvullende Postmiddelen tranches 2018 en 2019. Om deze middelen in het juiste ritme te zetten is een kasschuif ingezet.

Kasschuif L105 reservering regionale knelpunten

Dit betreft een kasschuif voor de 3e tranche Regio Deals en de Regio Deal Caribisch Nederland om de middelen in het juiste ritme te zetten.

Kasschuif L107 stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch In het Regeerakkoord is 75 miljoen euro gereserveerd voor de ombouw van industriële grootverbruikers van laag- naar hoogcalorisch gas. Medio juni 2020 zal de gaswet gewijzigd worden en zal het de negen grootste grootverbruikers verboden worden per oktober 2022 nog laagcalorisch gas af te nemen. Gezien het feit dat nadeelcompensatie pas kan worden uitbetaald nadat het grootste deel van de kosten gemaakt zijn en de schade is getoetst, is het merendeel van de kosten te verwachten in 2022. Deze kasschuif sorteert alvast voor op verwachtte nieuwe kasritme.

Maatregelen Urgenda voorjaarsnota

Dit betreft het deel van de Urgenda-maatregelen waarvan financiering in de voorjaarsnota is verwerkt. Hiervoor gelden specifieke afspraken met betrekking tot eindejaarsmarge en kasschuiven.

Opboeken in=uittaakstelling rijksbegroting

De in=uittaakstelling voor 2020 op de Aanvullende Post wordt opgehoogd met hetzelfde bedrag dat aan de departementale begrotingen is uitgekeerd aan eindejaarsmarges. De in=uittaakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge.

Opboeking taakstellende onderuitputting rijksbegroting Bovenop de jaarlijkse in=uittaakstelling is in 2020 een taakstellende onderuitputting verwerkt van 500 miljoen euro en in 2021 van 950 miljoen euro. Hiervan is het bedrag in 2020 volledig ingevuld, voor 2021 resteert de taakstelling nog. In de afgelopen 3 jaar was sprake van forse onderuitputting op de departementale begrotingen. Om te voorkomen dat ruimte onder het uitgavenplafond die gedurende de resterende kabinetsperiode ontstaat niet meer (doelmatig) kan worden ingezet, heeft het kabinet besloten hierop te anticiperen door een taakstellende onderuitputting te verwerken. Het kabinet creëert zo eenmalig maximale ruimte voor extra uitgaven in 2020 en 2021.

Reservering compensatie zeeland

De MR heeft ingestemd met een mandaat waarmee de staatssecretaris van BZK Zeeland een compensatiepakket heeft aangeboden omdat de verhuizing van de Marinierskazerne niet doorgaat. De dekking voor dit mandaat bestaat voor een deel uit generale dekking. Deze dekking is gereserveerd op de Aanvullende Post 'algemeen'.

Reservering en kasschuif maatregelenpakket stikstofproblematiek Het kabinet komt met een aanvullend maatregelenpakket dat de stikstof-neerslag verder beperkt en de natuur herstelt. Hiervoor zijn middelen gereserveerd op de Aanvullende Post. Verder zijn de middelen voor de landelijke beëindigingmaatregel met een kasschuif in het juiste ritme gezet.

De middelen komen zo in meer tranches vrij zodat met de maatregel zoveel mogelijk stikstofemissiereductie wordt behaald en/of de middelen op termijn effectiever kunnen worden ingezet voor andere maatregelen uit het stikstofpakket.

Reservering en kasschuif Noordzeeakkoord (generale bijdrage)

In afwachting van het al dan niet sluiten van het Noordzeeakkoord is

42,8 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. De bijdragen van de betrokken departementen - lenW, LNV, EZK en BZK - worden na afsluiten van het akkoord in een volgende budgettaire ronde verwerkt. Totale rijksbijdrage aan het Noordzeeakkoord is 200 miljoen euro in de periode tot en met 2030.

Reservering onderwijs (aanpak lerarentekort)

Voor de aanpak van het lerarentekort wordt structureel 32 miljoen euro beschikbaar gesteld op de Aanvullende Post in afwachting van een nadere uitwerking van de maatregel door OCW.

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord Het kabinet heeft vorig jaar 4x200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden. Dit budget wordt, als gevolg van het pensioenakkoord, opgehoogd met 200 miljoen euro naar 1 miljard euro. De aanvullende 200 miljoen euro wordt gedekt uit de gereserveerde middelen voor overheidswerkgevers voor de compensatie afschaffing doorsneesystematiek.

Reservering wederopbouw Sint Maarten

In 2017 is 550 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post voor de wederopbouw van Sint-Maarten. Van de gereserveerde middelen is 178 miljoen euro nog niet tot besteding gekomen. Deze middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de begroting van de Aanvullende Post voor 2020.

Diversen - Rijksbegroting

Onder de post diversen vallen overhevelingen van de Aanvullende Post naar verschillende begrotingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de overheveling van middelen voor de warme sanering varkenshouderij en visserij, middelen voor Groningen en middelen voor de Ballonvaart.

Opboeken in=uittaakstelling sociale zekerheid

De in=uittaakstelling voor 2020 op de Aanvullende Post wordt opgehoogd met hetzelfde bedrag dat aan de departementale begrotingen wordt uitgekeerd aan eindejaarsmarges. De in=uittaakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge.

Diversen - Zorg

Dit betreft een kasschuif van de Regeerakkoordmiddelen voor Onafhankelijke cliëntondersteuning (H62). Door middel van deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme overgeheveld naar de VWS-begroting.

Technische mutaties

Loonbijstelling tranche 2020 R

De tranche 2020 van de loonbijstelling is toegevoegd aan de gereserveerde middelen op de Aanvullende Post 'algemeen'.

Overboeking aanvullende middelen klimaatakkoord tbv mobiliteit In het kader van het klimaatakkoord zijn middelen overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begroting van lenW. Dit wordt als volgt ingezet:

  • • 
    Ten behoeve van een stimuleringsprogramma voor zero-emissie (ZE) bestel- en vrachtauto's;
  • • 
    Ter stimulering van het elektrificeren van het wagenpark via een subsidie voor nieuwe en tweedehands elektronische vervoersmiddelen (EV's) uit het middensegment;
  • • 
    Voor de realisatie van 1,8 miljoen laadpunten voor elektrisch vervoer;
  • • 
    Voor de uitbreiding van fietsparkeermogelijkheden fietsparkeermoge-lijkheden bij stations.

Overboeking B6 digitalisering werkprocessen strafrechtketen De Regeerakkoordmiddelen voor de digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen zijn overgeheveld naar de JenV-begroting. De middelen worden besteed aan verscheidende projecten met als doel om papier uit de keten te krijgen, de dienstverlening te verbeteren en te investeren in de kernsystemen.

Overboeking E25 natuur en waterkwaliteit

Dit betreft de overheveling van middelen uit de envelop Natuur & Waterkwaliteit naar de begroting van LNV ten behoeve van het Interbestuurlijk Programma Naar een vitaal platteland.

Overboeking reservering investeringspakket julibrief Defensie Dit betreft de overboeking van de Aanvullende Post naar de Defensie begroting van de middelen voor een additioneel uitgavenpakket voor corona gerelateerde kosten op het terrein van o.a. Defensie.

Overboeking reservering investeringspakket julibrief JenV Dit betreft de overboeking van de Aanvullende Post naar de JenV begroting van de middelen voor een additioneel uitgavenpakket voor corona gerelateerde kosten op het terrein van o.a. JenV.

Overheveling aanvullende middelen KA voor PAW

Voor het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) zijn de resterende meerjarige middelen naar de begroting van BZK overgeheveld.

Overheveling aanvullende middelen KA voor renovatieversneller De tweede tranche van middelen uit de renovatieversneller op de Aanvullende Post zijn naar de begroting van BZK overgeheveld.

Overheveling aanvullende middelen KA voor SAH

Voor de Stimuleringsregeling Aardgasvrije huurwoningen (SAH) zijn de resterende meerjarige middelen naar de begroting van BZK overgeheveld.

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord - warmtefonds De eerste en tweede tranche van middelen uit de Warmtefondsreeks op de Aanvullende Post zijn naar de begroting van BZK overgeheveld.

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord - gerichte opkoop en veenweide

Dit betreft de overheveling van de middelen op de Aanvullende Post naar de LNV begroting voor gerichte opkoop en de Veenweide. De middelen voor de gerichte opkoop worden via de provincies ingezet voor de aankoop van veehouderijlocaties nabij stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. De middelen voor de Veenweidengebieden worden op basis van maatwerk ingezet in kansrijke gebieden waarbij het kan gaan om het ondersteunen van agrariërs bij minder intensief landgebruik, het vrijwillig verplaatsen of stoppen van het bedrijf maar ook om technische aanpassingen zoals waterinfiltratie technieken.

Overheveling aanvullende middelen klimaatakkoord - warmtefonds De eerste en tweede tranche van middelen uit de Warmtefondsreeks op de Aanvullende Post zijn naar de begroting van BZK overgeheveld.

Overheveling Belastingdienst

Dit betreft een uitkering vanaf de Aanvullende Post voor Beheerst Vernieuwen bij de Belastingdienst.

Overheveling GDI

Voor 2022 zijn middelen vanaf de Aanvullende Post overgeheveld naar de begroting van BZK. Het betreft middelen voor gezamenlijke doorontwik-keling en innovatie van de digitale overheid. De bestemming van de Inves-teringspost wordt afgestemd in de governance van de digitale overheid (Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid: OBDO).

Overheveling G33 aanpak werkdruk primair onderwijs

Een deel van de nog gereserveerde werkdrukmiddelen is, conform het convenant van najaar 2019, overgeheveld naar de begroting van OCW.

Overheveling G39 maatschappelijke diensttijd

De resterende Regeerakkoordmiddelen voor de Maatschappelijke diensttijd worden overgeheveld naar de VWS-begroting. De Maatschappelijke diensttijd is bedoeld om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving.

Overheveling L105 reservering regionale knelpunten Dit betreft de overheveling van middelen vanuit de regio envelop voor de preferente opgaven Eindhoven en Zeeland. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de BES-eilanden. Deze middelen worden vanaf de LNV-begroting doorgezet naar het provinciefonds en het gemeentefonds.

Overheveling maatregelen Urgenda voorjaarsnota Dit betreft het deel van de Urgenda-maatregelen waarvan financiering in de voorjaarsnota is verwerkt. Hiervoor gelden specifieke specifiek e afspraken met betrekking tot eindejaarsmarge en kasschuiven.

Overheveling maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek Deze middelen zijn overgeheveld van de AP naar de begroting van LNV ten behoeve van de structurele aanpak stikstof. Onderdeel hiervan zijn de financiering van de warme sanering varkenshouderijen en programma DG stikstof. Enkele overboekingen van het maatregelenpakket zoals het Natuur-pakket en Waterbassins worden apart toegelicht.

Overheveling reservering Groningen

Op basis van door EZK en BZK ingediende bestedingsplannen, ontvangen EZK en BZK deze middelen van de Reservering Groningen op de Aanvullende Post. Deze middelen zijn onder andere bedoeld voor onvoorziene en ongedekte kosten die te maken hebben met de totale operatie voor schade, versterken, en perspectief in Groningen.

Overheveling reservering onderwijs (aanpak lerarentekort)

Er is structureel 32 miljoen euro generaal beschikbaar gesteld in het voorjaar 2020 voor de aanpak van het lerarentekort.

Overheveling reservering rijksbijdrage woningbouw Het kabinet heeft in 2019 besloten om 1 miljard euro vrij te maken voor het sneller bouwen van betaalbare woningen (inclusief infrastructurele ontsluiting, stikstofmaatregelen en een kwalitatief goede leefomgeving). Deze middelen zijn op de Aanvullende Post bij Financiën geplaatst. Bij de Voorjaarsnota is een eerste tranche van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting overgeheveld van cumulatief 600 miljoen euro.

Overheveling reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord Dit betreft de overheveling van middelen voor het sectoraal maatwerk pensioenakkoord. Het kabinet heeft vorig jaar 4x200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden. Dit budget wordt, als gevolg van het pensioenakkoord, opgehoogd met 200 miljoen euro naar 1 miljard euro. De aanvullende 200 miljoen euro wordt gedekt uit de gereserveerde middelen voor overheidswerkgevers voor de compensatie afschaffing doorsneesystematiek. De ze middelen zijn nu overgeheveld naar de SZW-begroting.

Reservering armoede en schulden

Ten behoeve van het terugdringen van armoede en problematische schulden worden aanvullende middelen gereserveerd voor het gemeentelijk schuldenbeleid en bijzondere bijstand.

Reservering cultuurpakket

Voor aanvullende steun aan de culturele en creatieve sector wordt in 2021 414 miljoen euro beschikbaar gesteld. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de Aanvullende Post. Van dit bedrag is 200 miljoen euro bedoeld voor verlenging van het eerdere steunpakket cultuur tot de eerste helft van 2021. Daarnaast wordt 64 miljoen euro beschikbaar gesteld voor diverse doeleinden, zoals het behoud van private collecties, het opstarten van pilots om wendbaarheid en weerbaarheid van de sector te vergroten en voor een regeling voor historisch erfgoed. Voor lokale culturele infrastructuur wordt 150 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld om de cruciale lokale culturele infrastructuur te ondersteunen.

Reservering dienstverlening gemeenten

Het kabinet reserveert middelen om het re-integratiebudget bij gemeenten tijdelijk te verhogen in lijn met de verhoogde instroom als gevolg van de coronacrisis. Gemeenten gebruiken dit budget om bijstandsgerechtigden te helpen bij het vinden van een nieuwe baan.

Reservering flankerend beleid jeugdwerkloosheid (ocw)

In verband met de maatregelen - als onderdeel van het flankerend beleid SZW - waarmee kwetsbare leerlingen en studenten te maken kunnen krijgen, is de verwachting dat een deel van de kwetsbare leerlingen en studenten die laag- of niet gekwalificeerd het onderwijs zouden verlaten en naar de arbeidsmarkt uit zouden stromen, door deze nazorg en begeleiding langer zullen doorleren. In verband hiermee ontstaan extra uitgaven voor bekostiging van het mbo/pro/vso (186 miljoen euro), de regeling praktijkleren (29 miljoen euro) en extra studiefinanciering (49 miljoen euro). Deze uitgaven zijn op de AP gereserveerd en worden voor zover nodig in het voorjaar van 2021 en 2022 op basis van de meest actuele ramingen van de leerlingen- en studentenaantallen overgeheveld.

Reservering garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden)

In 2021 worden middelen gereserveerd voor een Waarborgfonds om problematische schulden sneller af te kunnen wikkelen.

Reservering inkomstenderving agv corona na 1 juni

Voor gemeenten en provincies zijn afspraken gemaakt over bevoorschotting van de inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Er is een aanvullend voorschot van 20 miljoen euro voor de periode tot 1 juni toegekend. Het voorschot voor de periode na 1 juni ad 100 miljoen euro zal worden uitgekeerd, zodra er beter zicht is op waar de schade neerslaat.

Reservering intensiveren scale-ups

Dit betreft reservering voor de middelen voor het inrichten van een nationale scale-up faciliteit met Europese en nationale middelen en bijdragen van private investeerders.

Reservering noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen Als onderdeel van de bescherming tegen het coronavirus is besloten om 70 miljoen euro te reserveren op de Aanvullende Post voor het aanleggen van een noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen voor medewerkers in de publieke sector of werkzaam in vitale processen en cruciale beroepen (m.u.v. de zorg). De noodvoorraad wordt aangelegd om gedurende 45 dagen essentiële processen te kunnen voortzetten.

Reservering ov-beschikbaarheidsvergoeding

Verlenging geschiedt onder de voorwaarde dat door de sector - (de decentrale) overheden en vervoerders gezamenlijk - uiterlijk 1 april 2021 een transitieplan wordt opgesteld. Dit plan geeft richting geeft aan de benodigde (verdere) optimalisatie, kostenbesparingen, aanpassingen aan dienstregeling en/of concessie en de transitie daartoe van het openbaar vervoer startend in de tweede helft van 2021.

Reservering regeling tegemoetkoming dierentuinen Dierentuinen zijn zwaar geraakt door de coronacrisis en leiden als gevolg daarvan grote verliezen. Naar verwachting loopt het omzetverlies in 2020 op tot 132 miljoen euro, terwijl de vaste hoge kosten voor specialistische zorg, huisvesting en noodzakelijk onderhoud voor de dieren doorlopen. Faillissement dreigt daardoor voor veel dierentuinen. Het kabinet stelt in totaal maximaal 39 miljoen euro beschikbaar om faillissement voor dierentuinen af te wenden. In afwachting van een nadere uitwerking worden de middelen op de Aanvullende Post bij het ministerie van Financiën gereserveerd.

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord Het kabinet heeft vorig jaar 4x200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden. Dit budget wordt, als gevolg van het pensioenakkoord, opgehoogd met 200 miljoen euro naar 1 miljard euro. De aanvullende 200 miljoen euro wordt gedekt uit de gereserveerde middelen voor overheidswerkgevers voor de compensatie afschaffing doorsneesystematiek. Deze middelen stonden gereserveerd op de Aanvullende Post en zijn nu overgeboekt naar de begroting van SZW.

Reservering solvabiliteitsfonds

Vanwege de coronacrisis bestaat de kans dat (middel)grote Nederlandse bedrijven in toenemende mate met solvabiliteitsproblemen worden geconfronteerd. Bedrijven kunnen dan behoefte hebben aan een herkapitalisatie. De Staat zal zich hier opstellen als een stille investeerder op gelijke voet met de andere private investeerders, zodat geen sprake zal zijn van staatssteun. Het kabinet vindt het positief dat private partijen met dit initiatief zijn gekomen. Omwille van de budgettaire systematiek reserveert het Kabinet nu alvast 300 miljoen euro voor een overheidsbijdrage in het fondskapitaal.

Reservering stimuleren bedrijfsleven door gemeenten via herstructurering Dit is een reservering van de bijdrage waarmee gemeenten bedrijventerreinen kunnen ondersteunen in herstructureringstrajecten: dit gold voor bovenlokale projecten, met en structuurvisie op het gebied en een regionale visie.

Reservering stimuleren bedrijfsleven door gemeenten via leningenstart- en scale-ups

Deze bijdrage kan een plan worden uitgewerkt voor regionale steun voor start- en scale-ups zoals bijv. via Corona Overbruggingslening (COL).

Reservering stoppersregeling nertsen

Op de Aanvullende Post is 140 miljoen euro gereserveerd voor een nog nader uit te werken verplichte stoppersregeling voor nertsenfokkerijen. Inclusief de 10 miljoen euro die op de LNV-begroting is gereserveerd komt het totaal bedrag voor de verplichte stoppersregeling op 150 miljoen euro.

Toevoeging bronmaatregelen stikstof voor de bouw Er wordt een reeks van 100 miljoen euro jaarlijks t/m 2030 op de Aanvullende Post gereserveerd voor bronmaatregelen om een partiële vrijstelling voor de bouw in te kunnen voeren als onderdeel van de stikstofwet in aanvulling op de ruim 5,1 miljard euro die dit voorjaar beschikbaar is gesteld door het kabinet voor de structurele stikstofaanpak.

Woningbouwimpuls

De woningbouwimpuls wordt geïntensiveerd met 50 miljoen euro in 2021 voor diverse maatregelen gericht op het wegnemen van knelpunten in de woningbouw in combinatie met wederkerige afspraken over de programmering van de woningbouw.

Diversen - Rijksbegroting

Dit betreft een saldo van diverse overhevelingen vanaf de Aanvullende Post. Grotendeels bevat dit de overheveling van de loon- en prijsbijstelling naar de departementale begrotingen.

Reservering commissie Heerts

De commissie Heerts heeft op 14 mei jl. een advies uitgebracht over de schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het kabinet neemt onder andere het advies over om slachtoffers van het werken met gevaarlijke stoffen een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De middelen worden gedekt door een verhoging van de aof-premie en worden gereserveerd op de Aanvullende Post totdat de regeling nader is uitgewerkt.

Reservering crisisdienstverlening

Het kabinet stelt middelen beschikbaar zodat werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten in de arbeidsregio's gezamenlijk mensen kunnen helpen bij het vinden van nieuw werk en (om)scholing. Hiervoor komen er regionale mobiliteitsteams om deze crisisdienstverlening in de regio's en met sectoren aan te bieden.

Reservering sectoraal maatwerk pensioenakkoord Het kabinet heeft vorig jaar 4x200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden. Dit budget wordt, als gevolg van het pensioenakkoord, opgehoogd met 200 miljoen euro naar 1 miljard euro. De aanvullende 200 miljoen euro wordt gedekt uit de gereserveerde middelen voor overheidswerkgevers voor de compensatie afschaffing doorsneesystematiek. Deze middelen stonden gereserveerd op de Aanvullende Post en zijn nu overgeboekt naar de begroting van SZW.

Diversen - Sociale zekerheid

Dit betreft o.a. de overboeking van de reservering voor uitvoering en toezicht naar de SZW-begroting en de overheveling van de loon- en prijsbijstelling naar de Aanvullende Post.

Diversen - Zorg

Dit betreft de overheveling van de middelen voor Onafhankelijke cliënton-dersteuning (H62). Met deze middelen wordt met gemeenten, zorgkantoren en alle andere betrokkenpartijen een impuls gegeven aan onafhankelijke cliëntondersteuning. Daarnaast betreft dit de overboeking van de Aanvullende Post van tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling voor de middelen onder deelplafond Zorg.

Overheveling en kasschuif j101 eigen vermogen Invest-NL Dit betreft een saldo van twee mutaties. Een kasschuif is geaccommodeerd om de vermogensverschaffing aan Invest Internationaal in het gewenste ritme te krijgen. Daarnaast worden de middelen vanuit de Aanvullende Post overgeheveld naar de begroting van Financiën zodat de internationale tak van Invest-NL in 2021 kan worden opgestart.

Consolidatie

 

CONSOLIDATIE: UITGAVEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

  • 6.979,2
  • 7.429,5
  • 7.549,9
  • 8.057,7
  • 7.969,9
 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Consolidatie

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
  • 8.048,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0
 

CONSOLIDATIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020 (excl.

IS)

  • 6.979,2
  • 7.429,5
  • 7.549,9
  • 8.057,7
  • 7.969,9
 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Consolidatie

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
 

Diversen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

546,9

367,5

445,1

  • 133,7
  • 20,5
  • 8.048,0

Stand Miljoenennota 2021 (subtotaal)

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

Totaal Internationale samenwerking

           

Stand Miljoenennota 2021

  • 6.432,4
  • 7.062,0
  • 7.104,8
  • 8.191,4
  • 7.990,4
  • 8.048,0

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het brutoboeken van bijdragen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur & Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

 

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING:

UITGAVEN

     
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2020

5.090,80

5.278,60

5.480,90

5.657,30

5.846,80

 

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Apparaat

  • 11,2

20

25

25

25

 

Beveiliging hoog risico posten (uit 6.1)

20

5

5

0

0

 

Bsb beveiliging hoog-risico pst (naar def)

  • 15,3

0

0

0

0

 

Compensatie zeeland

  • 25

0

0

0

0

 

Covid-19

90

10

0

0

0

 

Covid-19: dekking

  • 90
  • 10

0

0

0

 

Doorverdelen eindejaarsmarge biv 2019

35

0,7

0,7

1,5

0

 

Eindejaarsmarge buitenlandse zaken

  • 27,4
  • 7,4
  • 1

0

0

 

Eindejaarsmarge defensie biv

  • 35

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge defensie srebrenica

  • 5
  • 15
  • 15

0

0

 

Eindejaarsmarge hgis

102,5

17

5

0

0

 

Eindejaarsmarge non-oda bhos

  • 6,8
  • 4
  • 16,4

0

0

 

Eindejaarsmarge oda uit 5.4

0,8

23

25

0

0

 

Eindejaarsmarge srebrenica

5

15

15

0

0

 

Eof naar eu-toerekening

0

  • 15,7
  • 63,5
  • 106,5
  • 106,8
 

Europese vredesfaciliteit

0

22,1

22,1

22,1

22,1

 

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

  • 373,9
  • 273,5
  • 273,5
  • 273,5
  • 273,5
 

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

3,8

19,4

19,4

19,4

19,4

 

Hoog-risico posten bijdragen ejm (naar artikel 7.1)

  • 20
  • 5
  • 5

0

0

 

Kasschuif wereldbank

115,5

  • 115,5

0

0

0

 

Loon- en prijsbijstelling non-oda bz (naar artikel 7.1)

  • 18,6
  • 18,3
  • 18,3
  • 18,3
  • 18,3
 

Middelenafspraak bz

25,8

0

0

0

0

 

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen bni en/of toerekeningen

  • 107,1
  • 141,5
  • 104
  • 66,5
  • 74,2
 

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen bni en/of toerekeningen

  • 1,5

7,8

13,6

18,1

14,2

 

Reservering kasschuif oda

40

272

152

  • 46
  • 164
 

Reservering oda intensivering o.b.v. aiv-advies

150

0

0

0

0

 

Reservering oda-intensivering mitigeren krimp

350

0

0

0

0

 

Wijziging stelposten ida 19 obv uiteindelijke inzet

0

  • 7,8
  • 13,6
  • 18,1
  • 14,2
 

Diversen

45

21,1

15,3

1,5

3,7

 
 

246,6

  • 180,6
  • 212,2
  • 441,3
  • 566,6
 

Technische mutaties

Rijksbegroting

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-prijs

18,6

5,3

  • 12
  • 45,8
  • 78,6
 

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume na 2021

0

0

46,5

82,4

108,3

 

Diversen

38,9

10,8

10,3

6,8

9,8

 
 

57,5

16,1

44,8

43,4

39,5

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

304,1

  • 164,5
  • 167,4
  • 397,9
  • 527

5.230,00

Stand Miljoenennota 2021

5.394,90

5.114,10

5.313,50

5.259,30

5.319,70

5.437,70

 

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING:

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

Stand Miljoenennota 2020

164,2

148,7

148,7

148,6

148,5

 

Beleidsmatige mutaties Rijksbegroting

           

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

  • 15

1,5

1,5

1,5

1,5

 

Diversen

  • 0,2
  • 0,5
  • 0,7
  • 0,6
  • 0,6
 
 
  • 15,2

1

0,8

0,9

0,9

 

Technische mutaties

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

Rijksbegroting

36,2

29,2

24,8

19,8

15

 

Diversen

1,1

  • 14,4
  • 14,4
  • 14,4
  • 11,9
 
 

37,3

14,8

10,4

5,4

3,1

 

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds

Miljoenennota 2020

22,1

15,8

11,2

6,4

4

150,7

Stand Miljoenennota 2021

186,3

164,6

160

155

152,6

152,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Apparaat

Het apparaatbudget van Buitenlandse Zaken wordt meerjarig opgehoogd. De meerjarige stijging van de apparaatskosten wordt veroorzaakt door extra investeringen in ICT-voorzieningen in het buitenland, huisvesting buitenland, beveiliging van hoog-risico posten en als gevolg van de loon-en prijsbijstelling.

Beveiliging hoog-risico posten (uit 6.1)

Om het postennet in zijn huidige vorm te kunnen behouden is het door verhoogde veiligheidsrisico's noodzakelijk om op korte termijn de beveiliging van de ambassades Bagdad, Kabul, Sanaa en Juba te versterken. Het betreft incidentele uitgaven voor maatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheid van het personeel op deze posten te waarborgen.

Bsb beveiliging hoog risico posten (naar defensie)

Defensie voert in opdracht van Buitenlandse Zaken de beveiliging van diplomaten en hoogrisico ambassades uit. Vanuit Budget Internationale Veiligheid (BIV) worden de middelen voor de financieringvan de beveiliging van hoogrisico posten in het buitenland door de Brigade Speciale Beveiliging (BSB) overgeheveld naar de begroting van Defensie

Covid-19

Op de BHOS-begroting is 100 miljoen euro vrijgemaakt ten behoeve van het bestrijden van de Covid-19 pandemie in ontwikkelingslanden en het mitigeren van de sociaaleconomische effecten. De bijdragen uit dit steunpakket zijn bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire noden en de versterking van sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Deze steun wordt zo veel mogelijk verleend via reeds bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren.

Covid-19: dekking

Dit betreft de dekking van het pakket van 100 miljoen euro ter bestrijding van de Covid-19 pandemie in ontwikkelingslanden en het mitigeren van de sociaaleconomische effecten. Deze dekking is gevonden binnen alle artikelen van de begroting van BHOS.

Dekkingsplaat compensatie marinierskazerne vlissingen De lagere uitgaven in 2020 worden veroorzaakt doordat de niet bestede BIV-middelen in 2020 worden ingezet buiten de HGIS voor o.a. de compensatie van de marinierskazerne Vlissingen (25 miljoen euro).

Doorverdelen eindejaarsmarge biv 2019

Vanuit de HGIS wordt de eindejaarsmarge aan Defensie doorverdeeld ten behoeve van het budget voor missies. Daarnaast wordt een deel van de eindejaarsmarge ingezet voor de financiering van de uitgaven van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) voor de beveiliging van hoogrisico posten.

Eindejaarsmarge Buitenlandse Zaken

De BZ eindejaarsmarge over 2019 is aan de HGIS toegevoegd en is doorverdeeld naar de betreffende HGIS departementen. De eindejaarsmarge BZ wordt onder meer ingezet ten behoeve van de VN-crisisbeheersingsope-raties, gastlandbeleid, loket buitenland en contraterrorisme. Daarnaast is, als onderdeel van de middelenafspraak huisvesting, de opbrengst van de verkopen uit 2019 opgevraagd.

Eindejaarsmarge Defensie biv

Vanuit de HGIS wordt de eindejaarsmarge aan Defensie doorverdeeld ten behoeve van het budget voor missies. Daarnaast wordt een deel van de eindejaarsmarge ingezet voor de financiering van de uitgaven van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) voor de beveiliging van hoogrisico posten.

Eindejaarsmarge defensie srebrenica

Dit wordt van de eindejaarsmarge van Defensie op het BIV gefinancierd. Dit is in lijn met het besluit van het kabinet om 35 miljoen euro te reserveren voor de uitvoering van het Srebrenica-arrest. Hiervan zal 5 miljoen euro in 2020, 15 miljoen euro in 2021 en 15 miljoen euro in 2022 worden toegekend.

Eindejaarsmarge hgis

De HGIS eindejaarsmarge wordt in de jaren 2020, 2021 en 2022 toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse zaken en conform HGIS besluitvorming doorverdeeld naar de betreffende departementen.

Eindejaarsmarge non-oda bhos

De HGIS eindejaarsmarge wordt ingezet voor geplande uitgaven die in 2019 vertraging op hebben gelopen en zijn doorgeschoven.

Eindejaarsmarge oda uit 5.4

Er heeft binnen de begroting van BHOS in 2019 een overschrijding van de ODA plaatsgevonden van ruim 48 miljoen euro. Deze mutatie is binnen de HGIS opgevangen en wordt de komende jaren verrekend met het beschikbare ODA-budget.

Eindejaarsmarge srebrenica

Dit wordt van de eindejaarsmarge van Defensie op het BIV, in lijn met het besluit van het kabinet om 35 miljoen euro te reserveren voor de uitvoering van het Srebrenica-arrest, gefinancierd. Hiervan zal 5 miljoen euro in 2020, 15 miljoen euro in 2021 en 15 miljoen euro in 2022 worden toegekend.

Eof naar eu-toerekening

Als onderdeel van het akkoord over het MFK 2021-2027 worden nieuwe programma's uit het Europees Ontwikkelingsfonds onder het MFK gebracht, waarmee op termijn de aparte bijdrage aan het EOF zal komen te vervallen. Een deel van de bijdraeg wordt de komende jaren nog wel overgedragen aan het EOF i.v.m. reeds aangegane verplichtingen. De overige middelen vallen terug aan het generale beeld.

Europese vredesfaciliteit

De Europese Vredesfaciliteit (EPF) is een fonds dat buiten het MFK is opgezet en dient ter financiering van EU (militaire) missies en operaties, capaciteitsopbouw en steun aan militaire vredesoperaties. Deze wordt op zowel de BZ- als de Defensie begroting verantwoord. Het gaat hier om de generale bijdrage van jaarlijks 22 miljoen euro die BZ hiervoor ontvangt. BZ zelf draagt jaarlijks 10 miljoen euro bij (dit valt onder het kopje 'diversen').

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

Naar aanleiding van de CEP/MLT raming van het Centraal Planbureau is het budget van de HGIS bijgesteld.

Hoog-risico posten bijdragen ejm (naar artikel 7.1)

Door verhoogde veiligheidsrisico's is het noodzakelijk om op korte termijn de beveiliging van een aantal ambassade's te versterken. Dit vergt 98 miljoen euro aan incidentele uitgaven, waarvan BZ het merendeel dekt binnen de eigen begroting.

Kasschuif Wereldbank

Een deel van de in 2021 geraamde bijdrage aan de Wereldbank ter hoogte van ca. € 115 mln. wordt in 2020 betaald om beter aan te sluiten op het kasritme van de Staat. Deze bijstelling is budgetneutraal.

Loon- en prijsbijstelling non-oda bz (naar artikel 7.1)

LPB non-ODA BZ is de loon- en prijsbijstelling uitkering voor het non-ODA gedeelte van BZ. Dit bedrag wordt toegevoegd aan artikel 7 (apparaat), vanuit artikel 6 (nog onverdeeld).

Middelenafspraak BZ

Voor BZ geldt tot en met 2025 een zogenaamde middelenafspraak. Deze afspraak houdt in dat BZ ontvangsten uit de verkoop van vastgoed mag behouden. Bovendien mag BZ deze middelen via de Rijksbegroting en buiten de reguliere eindejaarsmarge over meerdere jaren spreiden, mits dit inpasbaar is in het generale beeld. In het kader van deze afspraak wordt

25,8 miljoen euro van in 2019 gerealiseerde ontvangsten doorgeschoven naar 2020.

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen bni en/of toerekeningen Dit is het verdeelartikel van BHOS (175.4). Dit is een artikel waar aanpassingen van het ODA-plafond als eerste worden ingepast. Zo is de ontwikkeling van het ODA-budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI en wordt deze aan de hand hiervan bijgesteld. Daarnaast zijn er toerekeningen, zoals die van asiel-, die ook door het jaar heen kunnen leiden tot aanpassingen van het ODA-budget. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct door vertaald in ODA-activiteiten.

Reservering kasschuif oda

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) een advies opgesteld over «Nederland en de wereldwijde aanpak van Covid-19». De adviesraad adviseert om het huidige budget voor ontwikkelingssamenwerking op peil te houden. Hiertoe wordt een kasschuif op de Aanvullende Post gereserveerd.

Reservering oda intensivering o.b.v. aiv-advies

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) een advies opgesteld over «Nederland en de wereldwijde aanpak van Covid-19». De Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert om extra middelen ter beschikking te stellen voor het lenigen van de acute noden in de armste landen en voor de armste groepen en om het huidige budget voor ontwikkelingssamenwerking op peil te houden. Hiertoe wordt een bedrag van 150 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post, evenals een eenmalige compensatie van 350 miljoen euro uit de generale middelen.

Reservering oda-intensivering mitigeren krimp

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) een advies opgesteld over «Nederland en de wereldwijde aanpak van Covid-19». De Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert om extra middelen ter beschikking te stellen voor het lenigen van de acute noden in de armste landen en voor de armste groepen en om het huidige budget voor ontwikkelingssamenwerking op peil te houden. Hiertoe wordt een bedrag van 150 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post, evenals een eenmalige compensatie van 350 miljoen euro uit de generale middelen.

Wijziging stelposten ida 19 obv uiteindelijke inzet

In 2020 vindt een betaling plaats om de Net Present Value (NPV) van de 17e kapitaalstorting aan de IDA ("IDA 17") constant te houden. De oorzaak van de veranderende NVP van «IDA 17» is een kasschuif van 2017 naa latere jaren die op verzoek van Nederland in 2017 heeft plaatsgevonden. Deze betaling is toentertijd abusievelijk niet in de begroting voor 2020 opgenomen. Verder wordt de uitgavenraming in de Financiënbegroting voor de 19e kapitaalstoring aan IDA ("IDA 19") aangepast. Ten opzichte van de huidige raming op de Financiënbegroting valt de uiteindelijk overeengekomen kapitaalstorting lager uit. Zowel de betaling in 2020 als de prijsbijstelling van de raming in 2021 en verder, leidt tot een negatieve bijstelling van de verplichting in 2020. De bijdrage aan IDA is volledig geoormerkt als ODA.

Diversen

Dit betreft een som van mutaties en overboekingen die tussen HGIS-begrotingen plaatsvinden. De belangrijkste posten betreft de uitkering van de eindejaarsmarges aan diverse begrotingen, loon- en prijsbijstelling en uitvoeringsmutaties.

Technische mutaties

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume

Conform de reguliere systematiek is het ODA-budget van de HGIS neerwaarts bijgesteld op basis van de verlaagde groeiverwachting van het BNI in de MEV van het Centraal Planbureau. De HGIS non-ODA is eveneens naar beneden bijgesteld vanwege de verlaagde groeiverwachting van de prijs bbp.

Diversen

Onder deze post vallen verschillende mutaties, waarvan de belangrijkste de HGIS-bijstelling als gevolg van BNI-prijs; De meest recente CPB-cijfers laten een lager dan eerder verwachte raming zien van zowel BBP als het BNI. In deze cijfers zijn de economische effecten als gevolg van de COVID-19 pandemie zichtbaar. Omdat de omvang van ODA meebeweegt met de ontwikkelingen van het BNI, wordt deze ook bijgesteld.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

Inkomsten afkomstig uit het verlenen van goede consulaire diensten aan vreemdelingen. Er wordt bijgedragen aan gereguleerd personenverkeer door onder andere visumverlening voor een kort verblijf.

Diversen

Deze post bestaat uit enkele kleine mutaties, waarvan de voornaamste de bijstelling van de ontvangsten vanuit international financial institutions (IFI's) is. Volgens de laatste ramingen van de EIB en Wereldbank zullen de ontvangsten lager uitvallen dan eerder geraamd.

Technische mutaties

Diversen

Onder deze post vallen verschillende mutaties, waarvan de belangrijkste de structurele verhoging van de ramingen van consulaire ontvangsten in verband met de stijging van de visum tarieven in Europees verband is.

18 TAAKOPDRACHT IBO'S

Bijlage taakopdrachten Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO's)

In deze bijlage vindt u de taakopdrachten van vijf interdepartementale onderzoeken die in september 2020 van start zullen gaan. Het betreffen de volgende onderwerpen:

  • • 
    Onderwijshuisvesting
  • • 
    Agentschappen
  • • 
    Financiering energietransitie
  • • 
    Vastgoed defensie
  • • 
    Ruimtelijke ordening

Taakopdracht IBO Onderwijshuisvesting Funderend Onderwijs 2 april 2020

Inleiding

Onderwijshuisvesting is erg belangrijk. Kinderen moeten les krijgen in gebouwen die geschikt zijn voor het moderne onderwijs, die veilig zijn en waar het binnenklimaat goed is. Het huisvestingsbeleid voor het funderend onderwijs levert een aantal ongewenste resultaten op.26 Zo toont de Algemene Rekenkamer aan dat de bouwkundige eigenschappen van schoolgebouwen achterblijven bij de maatschappelijke verwachting van een 'goed' gebouw, dit betekent dat adequate huisvesting, een van de randvoorwaarden voor goed onderwijs, in gevaar is.27 28 29 Verder bleek op 8 van de 10 scholen in 2009 het binnenklimaat ondermaats waardoor de gezondheid en de onderwijsprestaties onder druk staan. Ook aanvullend onderzoek toont aan dat slechte luchtkwaliteit een negatieve invloed heeft op de gezondheid en prestaties van leerlingen.29 30 Het onderwijshuisves-tingsvraagstuk speelt zich af tegen de achtergrond van een veranderde demografie en de eisen uit het klimaatakkoord voor maatschappelijk vastgoed. De demografie laat zien dat vanaf 2025 de leerlingaantallen op lange termijn stijgen. 30 Daarnaast heeft het kabinet aangegeven dat er een verduurzaming moet plaatsvinden voor schoolgebouwen, de eisen voor schoolgebouwen zijn nog niet gericht op de duurzaamheidsdoelen van het Klimaatakkoord31.

Verder valt op dat schoolgebouwen gemiddeld 69 jaar staan voordat ze worden vervangen, daarmee is het vervangingstempo laag met als gevolg een risico op (verdere) achteruitgang van de kwaliteit van huisvesting26. Dit heeft verschillende oorzaken, onder andere de stijgende bouwkosten, de financiële crisis, de inrichting van het stelsel en de prioritering van partijen binnen dit stelsel. Onderzoek van de Algemene Rekenkamer duidt als belangrijkste oorzaken in het stelsel aan; (1) niet goed afgestemde (financiële) prikkels voor gemeenten en schoolbesturen in het onderwijs-huisvestingsstelsel om gezamenlijk zo doelmatig mogelijk te opereren en kwaliteit te waarborgen. Het stelsel biedt beide partijen gelegenheid de eigen uitgaven laag te houden ten koste van hogere uitgaven voor de ander. Gemeenten kunnen dat doen door minder te investeren in nieuwbouw ten koste van hoge exploitatielasten en hebben daarnaast ook andere concurrerende gemeentelijke taken. Omgekeerd hebben de schoolbesturen weinig prikkels om bij een aanvraag rekening te houden met goedkopere panden. Het (2) ontbreken van de juiste checks and balances, (3) het ontbreken van gezamenlijke normen (4) de beperkte informatievoorziening over de staat van de schoolgebouwen. Uit de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat het voor sommige gemeenteraden lastig is om hun kaderstellende-en controlerende rol goed te vervullen door onvoldoende informatie(voorziening) over de financiële en inhoudelijke kant van onderwijshuisvesting. Het wetsvoorstel32 onderwijshuisvesting beoogt deze problematiek te verminderen, het IBO neemt deze beoogde effecten mee en kijkt of er daarnaast nog verbeteringen mogelijk zijn. De winst van dit IBO zit hem, onder andere, in het inzichtelijk maken van hoe het huisvestingsbeleid (en daarmee in ieder geval het stelsel) dient te worden ingericht om de kwaliteit van huisvesting in het funderend onderwijs te verbeteren.

IBO

In dit IBO ligt de focus op huisvestingsbeleid voor het funderend onderwijs, met daarbij in ieder geval aandacht voor het huisvestingsstelsel, omdat het huidige stelsel en/of beleid tot ongewenste resultaten leidt en de kwaliteit van schoolgebouwen achterblijft. Het IBO houdt daarbij ook rekening met op huisvestingsbeleid van invloed zijnde (recente) trends in het primair-en voortgezet onderwijs, waaronder:

  • • 
    De functionele kwaliteit van de schoolgebouwen. Dit is een vraagstuk van toenemend belang met de introductie van passend onderwijs, behoefte aan meer onderwijsinnovatie, digitalisering van het onderwijs en de ontwikkeling van integrale kindcentra.
  • • 
    Per 2015 is het fictieve budget dat de rijksoverheid aan gemeenten ter beschikking stelt voor onderwijshuisvesting verlaagd en gedeeltelijk overgeheveld naar de lumpsum, met name door aanpassingen in het gemeentefonds.33
  • • 
    De aantallen leerlingen fluctueren in de tijd. Op korte termijn daalt het aantal leerlingen in zowel het primair als voortgezet onderwijs. Op langere termijn zal echter het aantal leerlingen weer stijgen. Deze fluctuerende leerlingenaantallen verschillen per regio en per wijk wat een extra uitdaging vormt.

Opdracht aan de werkgroep en centrale vraagstelling

De opdracht aan de werkgroep: onderzoek de werking van het stelsel, beleid en/of wetgeving van onderwijshuisvesting voor het funderend onderwijs en bezie of de werking van het stelsel toekomstbestendig is. Met als uitgangspunt bevordering van de kwaliteit van schoolgebouwen en doelmatige inzet van actoren op de lange termijn. Overige instrumenten (bijvoorbeeld het gemeentefonds en de lumpsumfinanciering voor scholen) staan qua inrichting niet ter discussie. Wel kunnen zij als middel voor beleid(opties) als geschikt of ongeschikt worden beoordeeld. De werkgroep wordt tot slot gevraagd om bij beantwoording van onderstaande vragen rekening te houden met de beschreven (en andere) van invloed zijnde recente ontwikkelingen op het huisvestingsbeleid en stelsel. De concrete vragen zijn:

Vraagstelling 1: Welke opgaves liggen er op het gebied van onderwijshuisvesting?

  • • 
    Bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, binnenklimaat en multifunctionele mogelijkheden34, eenduidige kwaliteitsnormen, inclusiever onderwijs en het bevorderen van kansengelijkheid door het type gebouw.

Vraagstelling 2: Is het mogelijk om aan de opgaven te voldoen binnen het huidige beleid en stelsel?

  • • 
    Er dient ook te worden belicht in hoeverre het huidige beleid, stelsel en de geldende kwaliteitseisen hieraan bijdragen, voor nu en voor in de toekomst

Vraagstelling 3: Indien dit niet mogelijk is, welke oplossingsrichtingen zijn dan denkbaar?

  • • 
    Bij de beantwoording van deze vraagstelling dient er breed gekeken te worden naar mogelijke oplossingen, maar in ieder geval dient het sturingsvraagstuk en hoe de verschillende risico's hierin belegd dienen te worden, te worden opgenomen. In deze vraagstelling dient (1) expliciet de verdeling van verantwoordelijkheid in het stelsel tussen actoren te worden uitgewerkt (2) in hoeverre deze actoren op deze verantwoordelijkheden zijn toegerust en (3) in hoeverre kwaliteitseisen zouden kunnen bijdragen. Bij de mogelijke oplossingen dient, voor zover mogelijk, ook rekening gehouden te worden met de verschillende demografische ontwikkelingen op lokaal en regionaal niveau.

Te ontwikkelen beleidsvarianten

Het onderzoek rapporteert middels beleidsvarianten voor het stelsel, beleid en/of wetgeving die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van schoolgebouwen. Het onderzoek geeft bij elke variant aan wat de implicaties zijn voor de prikkels voor doelmatige samenwerking tussen gemeenten en schoolbesturen, het budgettaire beslag en in hoeverre de kwaliteit van schoolgebouwen wordt bevorderd. De varianten bevatten ten minste 1 budget neutrale variant en ten minste 1 variant met een extensivering van 20%. Bij het opstellen van de beleidsvarianten dient ervanuit te worden gegaan dat het wetsvoorstel het beoogde resultaat bewerkstelligt en daar dus op aanvullen, tenzij het IBO aanleiding geeft om aan te nemen dat dit niet het geval is. Verder dient er bij de beleidsvarianten rekening gehouden te worden met de alternatieve maatregelen die OCW eerder al verkend heeft en die in de praktijk niet bleken te werken.

Grondslag:

  • • 
    2,1 mld. materiële instandhouding (exploitatie); 432 mln gebouwonderhoud; 1,3 mld. nieuwbouw (naar gemeente via GF; bestedingsvrij)

Organisatie van het onderzoek

Leden van de werkgroep: OCW, FIN, BZK, EZK, AZ, SZW, CPB en SCP. Verder hebben decentrale overheden en onderwijskoepels, een belangrijke rol bij dit onderwerp, zij zullen dus op een gepaste manier worden betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die wordt ondersteund door 1 secretariaat met 4 secretarissen. FIN en OCW leveren ieder twee secretarissen. Het onderzoek start in september 2020 en het eindrapport wordt 1 maart 2021 afgerond. De periode tot september kan gebruikt worden om voorbereidingen te treffen en o.a. benodigde data te verzamelen, bijvoorbeeld bij het CBS (uitgaven gemeenten aan onderwijshuisvesting), SCP en VNG. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Taakopdracht IBO Agentschappen

Inleiding

De politieke aandacht voor uitvoeringsorganisaties is groot. Zowel het kabinet als de Tweede Kamer buigen zich over de vraag hoe de uitvoering van het beleid kan worden verbeterd. Agentschappen zijn naast zelfstandige bestuursorganen en dienstonderdelen een belangrijke vorm van uitvoeringsorganisatie. Agentschappen zijn in de jaren '90 ontstaan om invulling te geven aan bedrijfsmatig werken door de overheid. Dit is sterk beïnvloed door het New Public Management (NPM). Agentschappen voeren het beleid uit wat op het departement gevormd wordt. Ze vallen onder de volledige verantwoordelijkheid van de minister, maar zijn wel een apart organisatieonderdeel die een eigen administratie hanteren veelal volgens een boekhoudkundig baten-lastensystematiek. Het agentschapsmodel is als volgt. Om bedrijfsmatig te kunnen werken moet er sprake zijn van duidelijk definieerbare output in de vorm van producten of diensten, en er een koppeling zijn tussen middelen en prestaties. Voor de uitvoering van die producten of diensten wordt door het departement vervolgens gestuurd op efficiency en effectiviteit. Het agentschap hanteert kostendekkende tarieven voor het opdrachtgevend departement. Voor agentschappen geldt de Regeling Agentschappen (RA). Dit bevat de kaders omtrent agentschappen waarbij de belangrijke bepalingen, de instellingsvoorwaarden, de governance die tot uiting komt in het sturingsmodel met drie rollen, de wijze van bekostiging en het financieel beheer zijn. Voor een goede werking van het agentschapsmodel dient er sprake te zijn van informatiesymmetrie tussen de relevante spelers.

Het Ministerie van Financiën is met dit IBO voornemens om onderzoek te doen naar de werking van het agentschapsmodel in de praktijk en de vertaling van dit model in de RA. Hierbij wordt gekeken in hoeverre het bedrijfsmatig werken, waarbij de focus is komen te liggen op het kwantificeren van prestaties, het afleggen van verantwoording en een overheid die gericht is op efficiency, voor bedoeld- en onbedoelde neveneffecten heeft gezorgd.

Probleemstelling

De (fundamentele) vraag die centraal staat is of de werking van agentschappen nog aansluit op de oorspronkelijke doelstellingen van scheiding tussen beleid en uitvoering en het bedrijfsmatig werken en hoe dit in de kaders geborgd dient te worden, met het doel deze aansluiting te verbeteren. De rol van de bestuurskundige stroming NPM is bij de totstandkoming van het agentschapsmodel groot geweest. In de huidige tijd wordt juist meer verbinding gezocht tussen beleid en uitvoering om in gezamenlijkheid te zorgen voor meer opgavegericht werken met als doelstelling om te voldoen aan de maatschappelijke opgave en publieke waarde te creëren. Deze principes komen samen in het Public Value Management. Het is de vraag hoe het agentschapsmodel aan sluit op deze ontwikkeling. Naast deze ontwikkeling laat een verzameling van recente casuïstiek zien dat er een verscheidenheid aan mogelijke knelpunten zijn in de vertaling van het agentschapsmodel in de RA:

  • • 
    De aansluiting van een batenlasten agentschap op de Rijksbegroting zorgt ervoor dat er al vroeg in T-1 afspraken moeten worden gemaakt over tarieven en output van het jaar erop. Vanuit bedrijfsmatig perspectief is het wenselijk dit zo dicht mogelijk op het uitvoeringsjaar te kunnen vaststellen.
  • • 
    Voor het correct werken van het sturingsmodel (het driehoeksmodel) is belangentegenstelling en een gelijkwaardige positie tussen de opdrachtgever, opdrachtnemer en de eigenaar noodzakelijk. Het is de vraag of dat in de praktijk zo wordt ervaren en hoe de kaderstelling dit kan faciliteren.
  • • 
    Op het gebied van de bekostiging is het de vraag of de kaders de juiste verhouding hebben tussen duidelijkheid en flexibiliteit. Zo is in 2020 door Financiën eenmalig toestemming gegeven voor het instellen van een bestemmingsfonds bij SSC-ICT wat niet mogelijk is binnen de kaders. Daar waar de RA ruimte biedt voor het hanteren van verschillende bekostigingssystemen om budgetten voor agentschappen te alloceren (p*q en lumpsum) is het de vraag of agentschappen in staat zijn dit optimaal aan te sluiten bij de kenmerken van de organisatie.

Voor het huidige agentschapslandschap is het de vraag of dit nog in lijn is met de doelstellingen van het oorspronkelijk beleid. Door de jaren heen zijn de typen agentschappen veranderd. Een voorbeeld is het samenvoegen van departementale dienstverleners tot Shared Service organisaties (SSO).

Opdracht aan de werkgroep

De opdracht aan de werkgroep is om te onderzoeken welke beleidsopties er zijn om agentschappen doelmatiger te laten zijn. De grondslag van het IBO bedraagt de van de totale omzet van agentschappen, in 2019 circa €10,8 mld.

Dit valt op te nemen in een drietal hoofdvragen met enkele deelvragen:

  • 1. 
    Wat zijn de doelstellingen van het agentschapsmodel en worden die behaald?
  • 1. 
    Sluit het agentschapsmodel voldoende aan bij actuele principes zoals Public Value Management?
  • 2. 
    Welke belemmeringen kennen de spelers uit het agentschapsmodel om efficiënt te werken? En in welke mate spelen departementen en de beleidsvorming daarbij een rol?
  • 3. 
    Wat zijn onbedoelde effecten en neveneffecten van de (wijze van) regulering? Waar kan dit verbeterd worden?
  • 2. 
    Faciliteert de Regeling Agentschap een efficiënte uitvoering door agentschappen?
  • 1. 
    In welke mate sluiten de RA en de beleidsmatige kaders van departementen aan bij de doelen en verantwoordelijkheden van agentschappen?
  • 2. 
    In hoeverre biedt de RA flexibiliteit bij de bekostiging? Hoe sluit de bekostigingssystematiek (p*q of lumpsum) het beste aan bij de uitvoering van het agentschap?
  • 3. 
    Maakt het huidige instrumentarium van de driehoek het mogelijk goed te sturen? In hoeverre is er sprake van informatiesymmetrie tussen de spelers?
  • 3. 
    Hoe kunnen de agentschappen aansluiten bij de doelstellingen en hoe kan dit geborgd worden?
  • 1. 
    Welke dienstverlening en taken zijn bij agentschappen belegd?
  • 2. 
    Zijn de eisen uit de Regeling agentschappen om agentschap te kunnen worden nog valide?
  • 3. 
    Voor welke agentschappen is het voeren van een batenlastenadmi-nistratie nog steeds strikt noodzakelijk en waarom? Voor welke agentschappen is een batenlastenadministratie minder passend en waarom?
  • 4. 
    Welke alternatieve organisatie- en sturingsmodellen voor de publieke dienstverlening zijn voorhanden? En welke transitiekosten zijn aan de orde bij een herijking/herpositionering?

De belangrijkste factoren die bepalen hoeveel budget een agentschap nodig heeft om haar taken uit te voeren is de hoeveelheid en de complexiteit die gevraagd wordt vanuit beleid en niet vanuit het model of organisatievorm. Daarnaast voeren agentschappen veelal wettelijke taken uit, waar geen eenvoudige beleidskeuzes in te maken zijn. Een 20% besparingsvariant -conform IBO spelregels - ligt hierdoor niet voor de hand en wordt zodoende niet opgenomen in het onderzoek. Wel zal gekeken worden naar mogelijkheden voor besparingen in de governance en de uitvoering door agentschappen.

Organisatie van het onderzoek

Leden van de werkgroep zijn: FIN, AZ, JenV, BZK, LNV, EZK, lenW, OCW en het CPB. Agentschappen zijn een belangrijke partner en worden daarom op gepaste wijze betrokken bij het IBO. Om dubbel werk te minimaliseren zal waar mogelijk gebruik worden gemaakt van al lopende onderzoeken binnen de scope. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door 1 secretariaat met 2 secretarissen (en 2 plv). Vanwege de kaderstellende rol op het gebied van uitvoering leveren FIN en BZK elk twee secretarissen. Het onderzoek start in september 2020. Het secretariaat rondt haar eindrapport uiterlijk 1 maart 2021 af. De periode tot september kan gebruikt worden om voorbereidingen te treffen. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Taakopdracht IBO Financiering energietransitie

Inleiding

Met het Klimaatakkoord en het Klimaatplan zet Nederland de transitie in naar de Klimaatdoelen zoals die zijn vastgelegd in de Klimaatwet. Dit houdt in dat het energiesysteem nagenoeg emissievrij dient te zijn in 2050. De transitie vergt investeringen in het energiesysteem (levering en productie, infra, gebruik) die per saldo gepaard gaan met nationale kosten voor burgers en bedrijven. De huidige systematiek van (beleidsmatige) financiering en bekostiging van deze investeringen leidt ertoe dat de kosten van de verduurzaming van het energiesysteem grotendeels via de energierekening worden omgeslagen en via die route als lasten bij burgers en bedrijven terechtkomen. Die systematiek heeft jarenlang goed gewerkt, maar de transitie - en de investeringen die deze vergt - zijn aanleiding deze systematiek tegen het licht te houden.

Probleemstelling

Precieze vraagstelling wordt nader uitgewerkt, maar het IBO financiering energietransitie zal zich richten op de volgende vragen:

  • • 
    Wat is het effect van (gedurende de jaren oplopende) investeringen in verduurzaming van het energiesysteem op de ontwikkeling van beleidsmatige EMU- en niet-EMU-relevante lasten voor burgers en bedrijven, waaronder de energierekening, tot 2030 en richting 2050?
  • • 
    Hoe worden de lasten nu verdeeld, tussen burgers en bedrijven, tussen huishoudens onderling, tussen mkb en grote industriële bedrijven en intergenerationeel; en welk effect heeft de energietransitie op deze verdeling? Wat betekent dit voor het draagvlak voor de energietransitie?
  • • 
    Wat zijn, op basis van voorgaande, de prikkels die van de huidige systematiek uitgaan voor de beslissingen van burgers en bedrijven?
  • • 
    Welke aanpassingen in de huidige systematiek - en/of varianten voor alternatieve bekostiging en financiering - zijn te onderscheiden om de investeringen in de verduurzaming van het energiesysteem stabiel en houdbaar en met draagvlak te financieren en de prikkels voor een kosteneffectieve transitie te versterken? Hoe hangt dit samen met ontwikkelingen in Duitsland en andere landen?

Probleem- en vraagstelling in onderling overleg FIN en EZK.

Buiten scope:

Dit IBO gaat niet over de inhoudelijke beleidskeuzes in het Klimaatplan, inclusief bijvoorbeeld de Regionale Energie-strategieën. Deze worden in dit IBO als gegeven beschouwd. De beleidsmatige varianten voor CO2-reducerende maatregelen, uitgaande van de Europese context van de Green Deal, worden geïnventariseerd door de ambtelijke studiegroep die wordt ingesteld door de ACKE/MCKE, cf bespreking in de ACKE d.d. 25 maart (secretariaat EZK/FIN).

Er loopt al een onderzoek naar de transitie van eindgebruikerskosten in de gebouwde omgeving. De resultaten van dit onderzoek kunnen meegenomen worden in dit IBO.

Dit IBO gaat niet over de interactie van de energietransitie en klimaatopgave met de governance van de Ruimtelijke Ordening in NL. Dit is een onderdeel van het IBO ruimtelijke ordening.

Organisatie van het onderzoek

Leden van de werkgroep zijn: FIN, AZ, EZK, SZW, BZK, PBL, CPB (en IenW). Daarnaast hebben decentrale overheden een belangrijke rol bij dit onderwerp, en zullen dus op een gepaste manier worden betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door 4 secretarissen. FIN en EZK leveren beide twee secretarissen. Ook kan extern advies worden ingewonnen. Het onderzoek start in september 2020. Het secretariaat rondt haar eindrapport uiterlijk 1 maart 2021 af. De periode tot september 2020 kan gebruikt worden om voorbereidingen te treffen en o.a. benodigde data te verzamelen, bijvoorbeeld bij het CBS. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Taakopdracht Vastgoed defensie

Onderwerp en probleemstelling

Het Defensievastgoed35 heeft een belangrijke ondersteunende rol in het leveren van het primaire product van Defensie: de opwerking en gereed-stelling van militaire eenheden die kunnen worden ingezet in ieder geweldsspectrum, wereldwijd. Daarnaast dient het vastgoed het Defensiepersoneel een veilige werk- en leefomgeving te bieden. Het is daarom belangrijk, zeker vanwege de groei van de Defensieorganisatie die een aantal jaar geleden door Defensie is ingezet, dat de vastgoedportefeuille op orde is.

Al enige tijd is duidelijk dat er een mismatch is tussen de beschikbare budgetten voor investeringen en instandhouding van het vastgoed van Defensie en het op norm krijgen en houden van de kwaliteit van de portefeuille. Daarbij komen de volgende knelpunten in beeld:

  • • 
    De technische kwaliteit van het vastgoed is niet geheel en niet overal op orde/up-to-date en er is sprake van achterstallig onderhoud.
  • • 
    Defensie heeft geen volledig beeld bij de bezetting en het gebruik van haar vastgoed- en infrastructuur portefeuille.
  • • 
    Defensie staat voor de uitdaging om, bij een groeiende organisatie, voldoende ontwikkelruimte voor vastgoed te creëren.
  • • 
    Defensie moet aan (veranderende) wet- en regelgeving blijven voldoen en het vastgoed verduurzamen.

De structurele betaalbaarheid van de wapensystemen van Defensie is belangrijk voor de inzetgereedheid van Defensie. Als kapitaalintensief bedrijfsmiddel draagt de structurele betaalbaarheid van toekomst vast, duurzaam en compliant vastgoed bij aan de bedrijfsvoering van de krijgsmacht. Door onder andere verscherpte aandacht van bevoegd gezag voor activiteiten van Defensie worden de prestaties van het vastgoed van steeds groter belang.

De omvang van de vastgoedportefeuille van Defensie is bijna 6 miljoen m2 bebouwd vloeroppervlak, verdeeld over totaal 464 locaties in binnen- en buitenland. De portefeuille omvat circa 11.000 gebouwen. Daarnaast bezit Defensie circa 350 miljoen m2 terrein, waarvan circa 260 miljoen m2 aan oefen- en schietterreinen. Defensie gebruikt bovendien ook indirect ruimte: geluidsruimte om te kunnen vliegen en veiligheidszones rondom bijvoorbeeld munitieopslag. De werkgroep brengt het beschikbare budget op de Defensiebegroting in beeld (zowel incidenteel als structureel). Dit vormt de grondslag voor dit IBO inbeeld.

Vragen

Het IBO geeft antwoord op de volgende hoofdvraag:

  • • 
    Welke beleidsopties en vormgeving van de governance36 helpen, parallel aan de objectgerichte revitalisering om de komende 5 tot 10 jaar, een doelmatige, toekomstvaste, duurzame en compliant vastgoedportefeuille te realiseren en te houden?

Deze vraag is uit te splitsen in de volgende deelvragen:

  • 1. 
    Hoe ziet de huidige vastgoedportefeuille en bezetting van Defensie er momenteel uit? Wat is de huidige aanpak van het vastgoedmanagement en de verantwoordelijkheidsverdeling in besluitvorming en uitvoering.?
  • 2. 
    Waar is afstoting opportuun? Welk afwegingskader wordt gehanteerd als het gaat om verkleining van de vastgoed footprint door doelmatige belegging van het vastgoed, door sloop van gebouwen en het afstoten van locaties, waarbij herbelegging van eenheden noodzakelijk kan zijn?
  • 3. 
    In hoeverre is samenwerking met marktpartijen of overdracht van eigendom aan het Rijksvastgoedbedrijf opportuun? Wat zijn hiervan de budgettaire gevolgen?
  • 4. 
    Welke mogelijkheden zijn er voor het versneld realiseren van vastgoed-investeringen? In hoeverre kan de leenfaciliteit hier een rol in spelen, of intensiveren van medegebruik of exogene financieringsstromen?
  • 5. 
    Hoe kan verduurzaming gerealiseerd worden? Welke rol spelen innovaties, externe financiering, minder mensintensief gaan werken, het huidige museaal bestel en aanpassen van de vastgoed- en gebruiksnormen hierin?
  • 6. 
    Welke governance, vastgoedmanagement en informatievoorziening hoort bij het voorzien in een duurzame, toekomstvaste, compliant en structureel betaalbare vastgoedportefeuille?

7 Welke KPI's of evaluatie-indicatoren kunnen er opgesteld worden om de resultaten te monitoren en behaalde prestaties te toetsen?

Onderzoeksaanpak

Het onderzoek start met een beschrijving van de huidige vastgoedportefeuille, de huidige aanpak van het vastgoedmanagement, het gebruik en de bezetting en de huidige verantwoordelijkheidsverdeling in besluitvorming en uitvoering. Vervolgens wordt in beeld gebracht welke hande-lingsperspectieven er zijn om een toekomstvast, duurzaam, compliant en structureel betaalbaar systeem te ontwerpen met een passend vastgoedmanagement structuur en informatievoorziening over gebruik en bezetting. Er wordt nagedacht over welke uitgangspunten nodig zijn om keuzes te maken over afstoten, onderhouden en aanschaffen van vastgoed. Hierbij geldt, bij het uitwerken van de deelvragen, het uitgangspunt dat er 'geen taboes' zijn. De werkgroep werkt beleidsopties en adviezen uit, conform de IBO-werkwijze.

Organisatie van het onderzoek

Leden van de werkgroep zijn vertegenwoordigers van de ministeries Financiën, lenW, JenV, BZK (beleid en RVB)Defensie en AZ. De werkgroep kan aanvullend externe deskundigen en stakeholders bij het onderzoek betrekken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, die wordt ondersteund door een secretariaat vanuit de ministeries Financiën (2x), BZK (1x) en Defensie (1x).

Het IBO start in september 2020. Het IBO wordt afgerond in maart 2021.

Taakopdracht Ruimtelijke ordening

Inleiding

Ruimtelijke ordening is een domein overstijgend onderwerp. Er is in de laatste jaren sprake van een toenemende ruimtedruk in Nederland vanuit verschillende concurrerende functies. Nederland is nog niet af en het inpassen van alle opgaves is een grote uitdaging. Recente cijfers wijzen op een nieuwbouwopgave van zo'n 95 duizend woningen per jaar tot 2030, een getal dat al bijna 25 jaar lang niet meer gerealiseerd is. Tegelijk zien we de vraag om meer ruimte voor natuur (o.a. 41.000 ha nieuwe natuur tot 2027) en is er ruimte nodig voor de energietransitie (150-350 TWh aan hernieuwbare elektriciteit richting 2050), klimaatadaptatie, cultuurlandschap, mobiliteit, waterveiligheid, landbouw en opgaven die primair de economische groei dienen. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld milieufactoren die mede bepalen welke functies op welke locaties plaats kunnen vinden. Op de achtergrond speelt daarnaast de groei van de totale bevolking een rol, terwijl in sommige gebieden de bevolking juist krimpt.

Deze opgaven worden ook samengebracht in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), een instrument in de Omgevingswet dat in 2021 in werking treedt. Het IBO dient in deze veranderende context te worden bezien. Het IBO poogt niet om reeds in gang gezette afspraken te herzien, maar levert adviezen op hoe die afspraken efficiënter en doelmatiger uitgevoerd kunnen worden. Dit betreft onder meer het Klimaatakkoord, waaronder het opstellen van Regionale Energiestrategieën.

Probleemstelling

Naarmate de ruimte schaarser wordt, neemt de pijn van het maken van keuzes alleen maar verder toe. Sectorale belangen strijden om dezelfde schaarse ruimte. Dat knelt des te meer omdat deze ruimtevragende uitdagingen veelal een nationaal belang dienen, terwijl de uitvoering en het bevoegd gezag bij het RO-beleid grotendeels decentraal is georganiseerd en er ook regionale en lokale bevoegde gezagen belangen spelen die om dezelfde ruimte concurreren. De vraag dient zich daarmee aan of de huidige bestuurlijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden, capaciteit, kennis en financiële RO-instrumenten tot een optimale allocatie van functies leidt.

De vraag is wat een passende rol is voor de verschillende bevoegde overheden om de ontwikkelingen en opgaven in goede banen te leiden. Zijn de bestaande instrumenten (juridisch, organisatorisch, kennis/capaciteit en financiële RO-middelen) nog wel afdoende om sturing te geven op regio overstijgende vraagstukken en is dat afdoende ingebed in de Omgevingswet en NOVI? Hoe dienen de rollen en verantwoordlijkheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau verdeeld te worden?

Opdracht aan de werkgroep

De focus van dit IBO ligt op de governance bij de ruimtelijke ordening; hoe ziet het geheel aan sturing op ruimtelijke ordening er uit? Hoe zijn de check's en balances? Wie heeft welke (beleids)verantwoordelijkheid, beslisbevoegdheid en sturingsinstrumenten (juridisch, organisatorisch, kennis/ capaciteit en financiële RO-middelen). Dit IBO zal daarmee niet ingaan op de waardering van de ruimtelijke opgaven. Op verschillende van deze terreinen zijn de afgelopen jaren al diverse IBO's en Brede Maatschappelijke Heroverwegingen uitgevoerd (IBO Grondvergoeding Energievoorzieningen, BMH Wonen, BMH Mobiliteit en BMH Klimaatadaptatie), waar bij het uitwerken van de opdracht gebruik van gemaakt zal worden.

De budgettaire grondslag van het IBO betreft alle relevante instrumenten bij de genoemde beleidsterreinen in de taakopdracht. Dit betreft ten minste de beleidsmiddelen voor ruimtelijke ordening en aanpalende dossiers van de in de werkgroep betrokken departementen. Maar relevanter is de kosteneffectieve doelrealisatie van de nationale opgaven en de daaraan gerelateerde maatschappelijke kosten en baten.

 

departement Artikel

Jaarlijkse middelen

BZK

HVII art 5: ruimtelijke ordening en OW

122 mln (nu), 75 mln struc

EZK

XIII: middelen irt ruimtelijke ordening

PM

LNV

HXIV: middelen irt ruimtelijke ordening

PM

OCW

HXIII art 14: Erfgoedmiddelen

ca 9 mln struc plus incidentele middelen

IenW

HXII: middelen irt ruimtelijke ordening

PM

De budgettaire grondslag voor EZK, IenW en LNV dient door de werkgroep te worden bepaald. Daarbij is het uitgangspunt dat de middelen voor de beleid en uitvoering worden meegenomen. Investeringsmiddelen vallen buiten de scope van het IBO.

T.a.v. de beleidsmiddelen voor energie gaat het ook om de sturing op de regulering van de kosten van de energienetten.

De werkgroep wordt gevraagd om met beleidsvarianten te komen, waarvan tenminste één variant met een 20% besparing. Het uitgangspunt is dat de kosten van de ene overheidslaag niet neerslaan bij een andere overheidslaag of burgers, zodat er gestuurd wordt op de laagste maatschappelijke kosten.

Vragen

  • • 
    Geef een overzicht van de ruimtebehoefte van de verschillende functies en maak hierbij voor zover mogelijk gebruik van de bevindingen van het onderzoek in het kader van de NOVI.
  • • 
    Welke belangen, prikkels en/of praktische uitdagingen zijn er bij de verschillende bevoegde gezagen en zitten hier elementen bij die ingaan tegen het realiseren van de macrodoelen.
  • • 
    Is het huidige sturingsmodel effectief om te komen tot een goede belangenafweging en besluitvorming over de ruimtelijke ordening? Zo nee, Wat is nodig om dit wel te realiseren?
  • • 
    Op welke wijze kan op een effectieve wijze vormgegeven worden aan integrale besluitvorming en de uitvoering door verschillende betrokken overheden en partijen?
  • • 
    Is de huidige verantwoordelijkheidsverdeling, instrumentenmix toegerust op het maken de nodige ruimtelijke keuzes om alle transities voldoende mogelijk te maken? Worden alle beschikbare instrumenten gebruikt? En welk deel van dit alles daarbij raakt direct de verantwoordelijk van het Rijk? Wat zijn de kansen en risico's? Is dat voor alle domeinen gelijk? En wat is de invloed hiervan op besluitvorming in de andere domeinen?
  • • 
    Welke knoppen staan ter beschikking om zo nodig bij te sturen?
  • • 
    Op welke wijze kan de relatie tussen integrale besluitvorming en de inzet van verschillende instrumenten het best worden vormgegeven? Welke goede voorbeelden zijn er bekend waar interbestuurlijke samenwerking heeft geleid tot doelrealisatie?

Organisatie IBO

De werkgroep zal als volgt zijn samengesteld: AZ, BZK, EZK, FIN, IenW, OCW, LNV en ook CPB, PBL wordt aangezocht. Daarnaast zullen medeoverheden actief worden betrokken bij het traject en andere experts, zoals het CRa, regelmatig worden geraadpleegd. Het secretariaat zal worden gevormd door Financiën (2) en BZK (2). De omvang van het rapport is niet groter dan 30 pagina's plus een samenvatting van maximaal 5 pagina's.

De werkgroep rondt het eindrapport uiterlijk op 1 maart 2021 af.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 570, nr. 2 411

1

  • M. 
    Badir en M. van Kempen (2020). Herdefiniëring beleidsmatige lastenontwikkeling, CPB Achtergronddocument.

2

De belasting en premies volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar, de zogenoemde 1-maands- verschoven-kas. Omdat deze belastingen binnen een maand na afloop van de periode waarop de belastingaangifte betrekking heeft moet worden betaald, wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Voor de schenk- en erfbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties van het betreffende belastingjaar. Tot slot wordt voor de btw het werkelijke transactiebegrip als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar.

3

Deze inschatting is gebaseerd op het rapport van SEO Economisch Onderzoek 'Effecten van COVID-19 op de Nederlandse luchtvaart'.

4

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing, inhoudingsplichtigen dragen voor hun werknemers/uitkeringsgerechtigden maandelijks loonbelasting af op basis van hun inkomen uit arbeid. Op basis van de belastingaangifte na afloop van het jaar wordt bepaald hoeveel belasting een belastingplichtige in totaal verschuldigd is. Bij de inkomensheffing voor belastingplichtigen waarvoor al loonheffing is afgedragen hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling van de inkomensheffing daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

5

De extra zorgbonus van 500 euro netto heeft pas effect op de belasting- en premieontvangsten in 2022 vanwege de eindheffingssystematiek.

6

   De belasting en premie volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis. Dit betekent dat de ontvangsten op EMU-basis voor een bepaald jaar worden bepaald door de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Voor de erf- en schenkbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomens-heffing geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties. Tot slot wordt voor de btw vanaf de CBS-revisie nationale rekeningen in 2018 het werkelijke transactiebegrip als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar.

7

   Het effect op het inkomstenkader in enig jaar wordt ook wel het lastenrelevante effect van beleidsmaatregelen in dat jaar genoemd (zie ook bijlage 3)

8

   Het gaat hier om niet-geveilde rechten die ook niet later geveild worden. Een andere opbrengst van een veiling van rechten is juist niet lastenrelevant.

9

   Deze post bevat alle kadercorrecties in het inkomstenkader sinds Startnota. In bijlage 3 (inkomstenkader) worden de kadercorrecties tussen MN2019 en MN2020 verder toegelicht. Daarnaast is in verband met het Klimaatakkoord, Pensioenakkoord en het lastenverlichtingspakket huishoudens het inkomstenkader in de jaren 2020 en 2021 aangepast. Zie bijlage 3 (inkomstenkader) voor een uitgebreidere toelichting.

10

In het verleden bevatte een deel van de ramingsvergelijkingen een variabele om de uiteindelijke raming te corrigeren voor gedragseffecten. Met het meenemen van eerste orde gedragseffecten in de ex-ante inschattingen van beleid is daar geen noodzaak meer toe en zijn de ramingsverge-lijkingen aangepast.

11

   Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2020 zijn de relevante kasontvangsten in de maanden van februari 20 tot en met januari 2021. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.

12

   De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van recente aanslaggegevens uitgesplitst naar onderdeel.

13

Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2

14

Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen worden zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.

15

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

16

Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583

17

Kamerstukken II 2019-2020, 35 302, nr. 76

18

   Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321

19

   Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547

20

Kamerstukken II 2019-2020, 35 300, nr. 79

21

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

22

   https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/11/03/bijlage-1-bij-startnota-%E2%80%93-begrotingsregels-2018-2022

23

   https://wettenpocket.overheid.nl/portal/0ff0f42b-2a70-45b7-a9c9-3b4253b292e7/document/ TOETSINGSKADER%20RISICOREGELINGEN%20RIJKSOVERHEID.pdf

24

Waarbij onder meer wordt gecorrigeerd voor de cyclische werkloosheidsuitgaven en renteuit-gaven.

25

Deze vormgeving vloeit voort uit het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur (VSCB) en EU-verordening 473/2013 i. De rol van de Raad van State en het CPB is wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën.

26

   https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2016/02/04/schoolgebouwen-primair-en-voortgezet-onderwijs-de-praktijk-gecheckt

27

   idem

28

   Idem, https://www.co2indicator.nl/documentatie/frissescholen.pdf

29

   https://www.voion.nl/veilig-en-vitaal-werken/fysieke-veiligheid/binnenklimaat/effect-van-ventilatie-op-leerprestaties/

30

   Catshuisessie Demografie 2020

31

   HEVO (10 januari 2020), Herijking Sectorale Routekaart. Primair, Speciaal & Voortgezet Onderwijs

32

   Hierin is o.a. een verplichting voor gemeenten opgenomen om meerjarig integraal huisvestingsplan op te stellen met nader vast te stellen voorwaarden. Het wetsvoorstel stimuleert de beheersbaarheid van planning, bouw en onderhoud van schoolgebouwen. Daarnaast wordt het investeringsverbod voor po schoolbesturen genuanceerd en zijn schoolbesturen verpliocht om een meerjaarigonderhoudsplan (MJOP) op te stellen op basis van een bouwkundinge inspectie

33

   https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2016/02/04/schoolgebouwen-primair-en-voortgezet-onderwijs-de-praktijk-gecheckt

34

Het verduurzamen van oudere schoolgebouwen (zoals uit de jaren '70) brengt uitdagingen met zich mee gezien de beperkte verduurzaming -en ventilatiemogelijkheden van deze panden. Hierom dient ook geanalyseerd te worden in hoeverre nieuwbouw noodzakelijk is om aan de eisen van het klimaatakkoord en luchtkwaliteit te voldoen en welke extra financiële gevolgen dit met zich meebrengt.

35

Het defensievastgoed bevat ook een deel infrastructuur, ook dit is onderdeel van dit IBO.

36

Voor de beantwoording van deze deelvraag wordt in ieder geval gebruik gemaakt van het reeds in uitvoering zijnde PWC onderzoek over de governance bij Defensie.


3.

Attachments

 
 
 

4.

More information

 

5.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.