Nader rapport inzake regels inzake instelling van een Mobiliteitsfonds (Wet Mobiliteitsfonds) - Wet Mobiliteitsfonds

Dit nader rapport i is onder nr. 4 toegevoegd aan wetsvoorstel 35426 - Wet Mobiliteitsfonds i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel 35426 Nader rapport inzake regels inzake instelling van een Mobiliteitsfonds (Wet Mobiliteitsfonds)
Document date 01-04-2020
Publication date 01-04-2020
Reference 35426, nr. 4
External link original article

2.

Text

Datum

25 maart 2020

Nummer

IENW/BSK-2020/29655

Betreft

Nader rapport inzake het ontwerp van een voorstel van wet houdende regels inzake de instelling van een Mobiliteitsfonds (Wet Mobiliteitsfonds)

Bijlage(n)

3

HOOFDDIRECTIE BESTUURLIJKE EN JURIDISCHE ZAKEN

Pagina 1 van 1

Aan de Koning

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 november 2019, nr. 2019002418, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 31 januari 2020, nr. W17.19.0362/IV, bied ik U hierbij aan.

De huidige Wet op het Infrastructuurfonds is opgesteld in een tijd dat het accent van het Rijksbeleid voor infrastructuur, veel meer dan nu, op traditionele capaciteitsuitbreidingen lag. Door veranderende technologieën en ontwikkelingen in de samenleving en op het gebied van het mobiliteitsbeleid is in de laatste jaren echter steeds meer aandacht gekomen voor niet-infrastructurele maatregelen die doelmatig gebruik van het huidige areaal beogen te verbeteren. Het kan gaan om maatregelen die erop gericht zijn verkeersdeelnemers te stimuleren om bijvoorbeeld op een ander tijdstip te reizen of een andere vervoermodaliteit te kiezen, maar ook om andersoortige maatregelen, zoals het gebruik van nieuwe technologieën. De inzet van dergelijke maatregelen heeft primair als doel om het maatschappelijk nut (of het rendement) van (eerder gedane) investeringen in infrastructuur te bevorderen.

Het kabinet acht het om verschillende redenen wenselijk uit het Mobiliteitsfonds ook bekostiging van deze niet-infrastructurele maatregelen mogelijk te maken. Ten eerste draagt dit bij aan transparantie van de begroting. Een geïntegreerd mobiliteitssysteem vereist onder andere dat vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Dit brengt met zich mee dat de aanpak van een mobiliteitsopgave steeds vaker bestaat uit een combinatie van harde infrastructuurmaatregelen, beïnvloedingsmaatregelen of andere niet-infrastructurele maatregelen. Een voorbeeld is de renovatie van een sluis, waarbij om de doorstroom te bevorderen de hardware en software van de sluis worden aangepast en een app wordt ontwikkeld die schippers inzicht geeft in de exacte tijden waarop de sluis opengaat, zodat zij hun snelheid kunnen aanpassen. Om het gebruik van de app te stimuleren wordt daarnaast voorlichting gegeven aan de schippers. Voor de transparantie van de begroting is het van belang om deze nauw samenhangende maatregelen uit één bron te bekostigen, in plaats van daarin een knip aan te moeten brengen en de kosten in verschillende begrotingen op te nemen.

Een andere belangrijke reden om maatregelen die gericht zijn op het vergroting van doelmatig gebruik van infrastructuur, in de reikwijdte van het fonds op te nemen is dat nieuwe technologieën een steeds grotere bijdrage leveren aan het oplossen van mobiliteitsvraagstukken. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld iVRI’s - intelligente verkeersregelinstallaties die niet alleen data uitzenden, maar ook ontvangen en daarop regelingen aanpassen - of aan logistieke projecten, zoals logistieke transportcorridors, die bijdragen aan de reductie van het aantal vrachtbewegingen en daarmee aan een betere doorstroming. Deze voorzieningen vergen een kwalitatief hoogwaardige productie en beschikbaarstelling van data en uitwisselingsmechanismen om die data geautomatiseerd en gecontroleerd te verwerken. Dit maakt het gewenst uitgaven voor de daarvoor noodzakelijke, langjarige investeringen ten laste van het fonds te kunnen brengen. Door dit mogelijk te maken is het fonds tevens beter toegerust voor de toekomst.

Dat door de verruiming van de doelomschrijving van het fonds minder duidelijk is voor welke doelen middelen meerjarig bijeen worden gebracht en welke uitgaven ten laste van het fonds kunnen worden gebracht, onderschrijft het kabinet niet. De verbreding betreft uitsluitend maatregelen en voorzieningen die erop gericht zijn het gebruik van bestaande infrastructuur voor vervoer van personen en goederen te optimaliseren en op directe toepassing gericht onderzoek om de effectiviteit van een zodanige maatregel of voorziening te testen. In de begroting en het MIRT wordt omschreven voor welke concrete mobiliteitsopgaven financiële middelen worden gereserveerd. Daarbij wordt ook toegelicht voor welk deel van de opgave een niet-infrastructuur oplossing is voorzien.

Zoals de Afdeling advisering van de Raad van State opmerkt, is bekostiging uit het Mobiliteitsfonds van de genoemde maatregelen geen noodzakelijke voorwaarde voor een integraal mobiliteitsbeleid of een integrale afweging van verschillende mobiliteitsmaatregelen. Niettemin is het wenselijk dat ook de financiële systematiek kan bijdragen aan het bevorderen van de integrale afweging. Vooral bij opgaven en projecten met een langere looptijd is dit van belang, omdat binnen de reguliere begrotingssystematiek na vijf jaar geen geld wordt geraamd en binnen het Mobiliteitsfonds wel. Indien uitgaven voor niet-infrastructurele maatregelen niet uit het fonds bekostigd kunnen worden, kan de situatie ontstaan dat er voor infrastructuur wordt gekozen in plaats van voor een meer doelmatige niet-infrastructurele maatregel, om de eenvoudige reden dat er voor de eerstgenoemde maatregel na vijf jaar wel geld beschikbaar is en voor de laatstgenoemde niet.

Tot slot kan worden opgemerkt dat de kosten van maatregelen die doelmatiger gebruik van bestaande infrastructuur bevorderen, ten opzichte van die van infrastructuur zowel in relatieve als in absolute zin beperkt zijn. Daarmee blijft de essentie van een investeringsfonds met het Mobiliteitsfonds behouden.

Ik moge U mede namens mijn ambtgenoot van Financiën, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,


 
 
 

3.

More information

 

4.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.