Rapportage Onderzoek Toezichtketen Roodvlees: ‘van Boer tot en met slachthuis’ (bijlage bij 28286,nr.1065)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Rapportage Onderzoek Toezichtketen Roodvlees: ‘van Boer tot en met slachthuis’ (bijlage bij 28286,nr.1065)
Document date 12-09-2019
Publication date 16-09-2019
Nummer 2019D35535
Reference 28286, nr. 1065
External link original PDF
Original document in PDF

2.

Text

Rapportage

Onderzoek

Toezichtketen Roodvlees:

‘van Boer tot en met slachthuis’

Interne Auditdienst

NVWA

Datum: 9 juli 2019 Status: definitief Classificatie: Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Colofon

Projectleider Rob de Heus & Bert Pruijn

Bijlage(n) 5 Aantal pagina’s 73 (excl. Bijlage E) Versie definitief Classificatie Dep. V. Auditplan nr. 2019-161 Auteur(s) Rob de Heus & Bert Pruijn

Pag. 2 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

INHOUDSOPGAVE

1 MANAGEMENTSAMENVATTING ........................................ 4

2 INLEIDING ...................................................................... 8

2.1 I NLEIDING ..................................................................... 8

2.2 L EESWIJZER ................................................................... 9

2.3 D OELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAAG ................................... 9

2.4 O PDRACHTGEVER EN OPDRACHTNEMER ................................... 10

2.5 O BJECT VAN ONDERZOEK ................................................... 10

2.6 S COPE EN A FBAKENING .................................................... 11

3 GEVOLGDE WERKWIJZE ................................................ 12

3.1 O PZET ONDERZOEK ......................................................... 12

3.2 R EFERENTIE / NORMENKADER .............................................. 13

4 RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK .............................. 15

4.1 P ROCESSCHEMA ............................................................. 16

4.2 B EVINDINGEN PER RISICO ................................................. 19

4.3 G ENERIEKE BEVINDINGEN .................................................. 51

4.4 B ESCHOUWINGEN ........................................................... 56

BIJLAGE A: PLAN VAN AANPAK ........................................... 57

BIJLAGE B: BEGRIPPENLIJST .............................................. 65

BIJLAGE C: GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN ....................... 67

BIJLAGE D: LIJST VAN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN ........... 69

BIJLAGE E: REFERENTIE/ NORMENKADER .......................... 71

Pag. 3 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

1 MANAGEMENTSAMENVATTING

Dit onderzoek gaat over mogelijke hiaten in de roodvleesketen die loopt van het primaire bedrijf tot en met de afnemers van afgekeurde karkassen en kadavers.

De scope van dit onderzoek is beperkt tot de middelgrote runderslachthuizen. Voor dit onderzoek wordt hieronder verstaan slachthuizen met minimaal vijf tot maximaal 250 runderslachtingen per week (gebaseerd op slachtgegevens uit 2018). Op deze slachthuizen vindt veelal geen permanent toezicht plaats.

Aanleiding voor het onderzoek is gelegen in diverse Kamervragen en andere signalen die twijfels gaven over de kwaliteit van het toezicht dat door de NVWA is ingeregeld.

In deze rapportage wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in 3 stappen:

  • 1. 
    Identificeren van zgn. inherente risico’s voor elke fase in de keten;
  • 2. 
    Vaststellen van de maatregelen die de NVWA in opzet en bestaan heeft voorzien bij elk van deze risico’s;
  • 3. 
    In beeld brengen van de uitvoeringspraktijk(werking) voor elk van de risico’s.

De uitkomsten van elk van deze 3 stappen zijn ter validatie voorgelegd aan een klankbordgroep van keyplayers binnen de NVWA. Na deze validatie (aanvulling, correctie, accordering 1 ) zijn per stap de uitkomsten ‘vastgezet’ en vervolgens als input gebruikt voor deze rapportage.

Het rapport beschrijft de uitkomsten langs de lijn van 26 inherente risico’s (IHR) die beschrijven wat er mogelijk mis zou kunnen gaan, er vanuit gaande dat er geen NVWA zou bestaan.

Per risico is er gekeken naar de toezichtmaatregelen die de NVWA treft, om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken. Daarbij is vervolgens door de onderzoekers een inschatting gemaakt van het mogelijke restrisico. Met de term ‘restrisico’ wordt aangegeven in hoeverre het inherente risico, zich in de praktijk toch nog voor kan doen, ondanks de maatregelen die de NVWA heeft getroffen.

Let wel: als er restrisico’s bestaan, wil dat niet altijd zeggen dat de NVWA haar werk niet goed heeft gedaan. Er kan immers ook sprake zijn van risico’s die überhaupt niet of slechts met disproportionele maatregelen afgedekt kunnen worden. In hoeverre de NVWA hier een juiste afweging maakt (Moet de NVWA wel of niet meer maatregelen treffen?), is niet in alle gevallen aan de IAD om te beoordelen. Wij beperken ons in deze rapportage tot een inschatting van de restrisico’s die zich nog voor kunnen doen, ondanks het gegeven dat de NVWA toezicht houdt.

In de eerste navolgende tabel wordt per inherent risico met een kleuraanduiding aangegeven of er sprake is van een restrisico.

De tweede tabel geeft een weergave van een 5-tal generieke bevindingen.

1 Met accordering bedoelen we hier een akkoord op de juiste en volledige weergave van de bevindingen.

Pag. 4 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Conclusies van het onderzoek.

Overall is het beeld, dat er veel aandacht en zorg wordt besteed aan het beperken van de risico’s in de roodvleesketen. De NVWA heeft over de hele breedte van de keten maatregelen voorzien en getroffen, die de risico’s voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid zoveel mogelijk moeten beperken.

De meeste toezichtmaatregelen op inherente risico’s in eerdere schakels (op het primair bedrijf of tijdens transport) van de keten komen voor een belangrijk deel pas tot uitdrukking op het slachthuis zelf bij de aanvoer van de runderen.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat er ondanks alle inspanningen van de

NVWA er nog wel risico’s resteren voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid. Deels hangen deze risico’s samen met het gegeven dat de NVWA sterk steunt op het effectief functioneren van de officiële dierenarts (OD), die veelal zelfstandig het werk moet doen. De afhankelijkheid van het oordeel van één functionaris, in samenhang met het gegeven dat het toezicht sterk geconcentreerd is op het slachthuis zelf, maakt de toezichtketen minder sterk.

Naast de inspecteurs, die toezicht moeten houden op het primaire bedrijf, het vervoer en de afvoer van karkassen en kadavers, speelt de dierenarts een prominente rol in deze keten. De dierenarts maakt op basis van zijn professie en ervaring keuzes binnen de beschikbare tijd. Maar het werk van de dierenarts staat onder druk. Het contingent van beschikbare dierenartsen in Nederland is beperkt. De NVWA heeft een tekort en is continu bezig om meer dierenartsen aan te trekken.

Ook de afvoer van afgekeurde karkassen vanuit het slachthuis naar de plaats van bestemming vormt, mede door het beperkte toezicht, het gedeelde toezicht van de directies Handhaven en Keuren en door complexe wetgeving, nog een zwakke schakel in de keten. De waarborgen om te voorkomen dat afgekeurde karkassen en karkassen afkomstig van niet-identificeerbare runderen een andere bestemming krijgen dan toegestaan is, zijn onvoldoende.

Tot slot stellen wij vast dat door aanvullende maatregelen en anders organiseren door de NVWA veel van de genoemde risico’s beperkt kunnen worden. Daarbij denken wij aan de verdere borging van uniformiteit, de registratie van inspectieresultaten, de interne samenwerking (met name tussen de directie Handhaven en Keuren), het proces van opmaken van rapporten van bevindingen, alsmede ook de totstandkoming, vaststelling en toepassing van het specifiek interventiebeleid. Met een betere invulling van deze maatregelen wordt niet alleen de OD beter in positie gebracht, maar wordt ook de effectiviteit van het toezicht in de hele keten versterkt.

Inherente risico’s

IHR 1 Niet-transportwaardige dieren naar het slachthuis (laten) brengen.

IHR 2 De veehouder gebruikt niet-toegelaten middelen om niettransportwaardigheid te verdoezelen.

IHR 3 De veehouder stuurt dieren – binnen de wachttermijn van toegediende medicijnen – naar het slachthuis.

IHR 4 Er vinden oneigenlijke noodslachtingen plaats op het primaire bedrijf.

IHR 5 Het VKI is niet juist en/of niet volledig ingevuld.

IHR 6 Practicus geeft onterecht attest af (verklaring voor noodslachting).

IHR 7 De veehouder doet geen melding van aangifteplichtige dierziekte.

Pag. 5 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

IHR 8 De transporteur vervoert niet-transportwaardige dieren.

IHR 9 Het vervoer vindt niet conform de transportverordening plaats (transport gaat niet volgens de regels).

IHR 10 De exploitant van het slachthuis neemt niet-transportwaardige dieren in ontvangst zonder de OD te informeren 2 .

IHR 11 Er worden door de exploitant van het slachthuis dieren geslacht voordat deze aan de AM-keuring zijn onderworpen.

IHR 12 De exploitant van het slachthuis doet geen melding bij de NVWA van een noodslachting.

IHR 13 Er is geen controle door de exploitant van het slachthuis op I&R gegevens van de aangevoerde runderen.

IHR 14 De exploitant van het slachthuis slacht dieren zonder I&R-merk.

IHR 15 De exploitant van het slachthuis slacht niet-slachtwaardige dieren.

IHR 16 Het VKI-formulier wordt niet 24 uur van tevoren ingeleverd bij de exploitant van het slachthuis.

IHR 17 Het VKI-formulier wordt niet beoordeeld door de exploitant van het slachthuis.

IHR 18 Er is geen controle op door de praktiserend dierenartsen afgegeven attesten. Vervalt.

IHR 19 Er wordt door de exploitant van het slachthuis illegaal geslacht. Overlapt met andere risico’s.

IHR 20 Er worden ten onrechte in nood gedode dieren op het slachthuis aangevoerd. Zie IHR 12.

IHR 21 (Ge)dode dieren (nog in de huid) (DAG/DOS/GOS/GTS) worden niet individueel onder vermelding van oormerknummer gemeld bij en opgehaald door de destructor. Dit geldt ook voor kleine kadavers (kalf).

IHR 22 De exploitant van het slachthuis biedt afgekeurde karkassen aan voor humane consumptie (Er vindt handel plaats in afgekeurd vlees) /Dierlijke bijproducten worden niet overeenkomstig de juiste

categorisering aangeboden.

IHR 23 Risico is dat dieren die niet voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard alsnog in de voedselketen terecht zijn gekomen. Zie IHR

22.

IHR 24 Afgekeurde karkassen en delen van karkassen worden niet door de afnemer van DBP 3 ontvangen. Zie IHR 22.

IHR 25 Het handelsdocument voor vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde producten is niet juist/volledig ingevuld. Zie IHR 21.

IHR 26 Rendac controleert de opgehaalde dode dieren niet in het I&R- systeem.

2 De passage “zonder de OD te informeren ”is toegevoegd o.b.v. de input vanuit de klankbordgroep.

3 De passage “de afnemer van DBP” is een correctie op de passage in het PvA waarin alleen naar Rendac werd verwezen.

Pag. 6 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Generieke Bevindingen

  • 1. 
    De borging van de uniformiteit.
  • 2. 
    De registratie van inspectieresultaten.
  • 3. 
    Het opmaken en behandelen van rapporten van bevindingen.
  • 4. 
    De interne samenwerking.
  • 5. 
    De toepassing van het interventiebeleid.

In de tabel geven wij met een kleur aan in hoeverre het inherente risico afdoende is afgedekt, of bij de generieke bevindingen er sprake is van een adequate inrichting/uitvoering.

Groen:

Het inherente risico is voldoende afgedekt. Er is geen sprake meer van substantiële restrisico’s.

Generieke bevindingen; inrichting/uitvoering is adequaat.

Oranje:

Het inherente risico is voor een belangrijk deel afgedekt, maar kan zich nog steeds voordoen. Generieke bevindingen: Inrichting/uitvoering vraagt extra managementaandacht.

Rood:

De getroffen maatregelen dekken het risico niet of slechts ten dele af. Generieke bevindingen: Er is sprake van een onvoldoende inrichting/uitvoering.

Grijs:

Het inherente risico als eigenstandig IHR is niet meer van toepassing.

Pag. 7 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

2 INLEIDING

2.1 Inleiding

In deze rapportage wordt verslag gedaan van de uitkomst van het onderzoek dat de Interne Auditdienst (IAD) van de NVWA heeft uitgevoerd, in opdracht van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, dhr. Rob van Lint 4 .

De IG NVWA heeft in de nota NVWA/2018/9278 d.d. 10 december 2018 de minister van LNV geïnformeerd over het functioneren van de slachthuizen in Noord-Nederland. In genoemde nota zet de IG uiteen dat de NVWA zorgen heeft over de naleving ten aanzien van dierenwelzijn en hygiëne in een deel van de middelgrote slachthuizen in Noord-Nederland. In deze nota schrijft de IG dat -naast diverse andere onderzoeken rond deze problematiek- de IAD van de NVWA de opdracht krijgt om na te gaan of er hiaten zijn in de toezichtketen van ‘boer tot en met slachthuis’. Een onderdeel daarvan is het toezicht op de afvoer van kadavers en afgekeurde karkassen naar de voorgeschreven bestemmingen.

Op 25 januari 2019 is het plan van aanpak voor dit onderzoek (zie bijlage A) goedgekeurd door de opdrachtgever. Het onderzoek is uitgevoerd in een periode van 4 maanden. In deze onderzoeksperiode is een aantal van meer dan 40 NVWA-medewerkers gesproken. Daarnaast is in drie klankbordgroepsessies een aanzienlijk aantal keyplayers betrokken geweest. Aan hen zijn bevindingen van dit onderzoek voorgelegd voor validering, aanvulling correcties e.d. Tientallen documenten zijn geraadpleegd en veel kwantitatief materiaal uit diverse systemen is geanalyseerd ter onderbouwing van de bevindingen die uit gesprekken naar voren kwamen.

Dierenwelzijn, voedselveiligheid en diergezondheid zijn zéér belangrijke waarden in Nederland en krijgen veel aandacht van burgers, bedrijven, politiek, belangenorganisaties en zeker niet als laatste, van de NVWA zelf. De diverse recente uitingen in de Tweede Kamer en de pers onderstrepen en illustreren dit.

De IAD heeft opdracht gekregen na te gaan, of en in hoeverre er hiaten te identificeren zijn in de keten van veehouder tot en met de afnemers van afgekeurd roodvlees (karkassen en kadavers) waardoor er mogelijk restrisico’s blijven bestaan in die keten en de voedselveiligheid en/of het dierenwelzijn in het gedrang komt.

De IAD neemt binnen de NVWA een geheel onafhankelijke positie in. Zij ressorteert in opdrachtformulering, onderzoek en rapportage direct onder de IG van de NVWA. De IAD kan daardoor ook een onafhankelijke en objectieve beschouwing geven op de keten en de maatregelen die de NVWA daarop toepast.

De keten is complex en voorzien van veel regelgeving; veel verplichtingen voor de bedrijven zelf, maar ook voor de toezichthouder. Er zijn veel spelers in de keten actief; veehouders, handelaren, vervoerders, exploitanten van verzamelplaatsen, exploitanten van slachthuizen en vervolgens ook allerlei partijen die afgekeurd vlees (karkassen) afnemen, en/of ophalen bij het primaire bedrijf of de slachthuizen.

4 Aanvankelijk is bij het opstellen van het PvA van dit onderzoek dhr. Jan Meijer (directeur Keuren) als opdrachtgever (namens de IG) aangewezen. Gezien de toenemende aandacht voor dit onderwerp in de eerste maanden van 2019 is er besloten het opdrachtgeverschap direct bij de IG te leggen.

Pag. 8 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Dit onderzoek heeft primair als doel om verbeterpunten in het toezicht voor de NVWA te markeren. Het gaat daarbij om vragen zoals: Waar kunnen we het toezicht versterken? uniformiteit vergroten? beter gebruik maken van data/trendanalyses, zodat we nog meer risicogericht kunnen werken? Et cetera.

Het onderzoek had niet als oogmerk het identificeren en het (juridisch) beoordelen van eventuele misstanden.

Hiaten in de toezichtketen kunnen betrekking hebben op het acteren van de toezichthouder. Er kan sprake zijn van hiaten, doordat er voor de toezichthouder geen wettelijke grondslag is, de wetgeving niet hanteerbaar, helder of eenduidig is. Maar de hoofdvraag is of de toezichthouder doet, wat er redelijkerwijs van hem verwacht kan worden.

Daar zit direct een belangrijke vraag voor ons als onderzoekers. Wat bedoelen wij met ‘redelijkerwijs’. Kunnen wij daar als auditors een sluitend antwoord op geven? De IAD is van mening daarvoor niet de aangewezen partij te zijn. Deze keuze ligt bij het management en/of aan het departement.

Implicaties hiervan zijn dan ook, dat wij feitelijk geen antwoord kunnen geven op de vraag of er al dan niet sprake is van een hiaat. Wat we wel kunnen doen, is dat wij in beeld brengen en beoordelen, of er sprake is van zogenaamde restrisico’s. Dit zijn risico’s die nog overblijven/resteren ondanks het gegeven dat de NVWA-toezicht houdt.

2.2 Leeswijzer

Na de managementsamenvatting geven wij in de inleiding de aanleiding en doelstelling van dit onderzoek aan. In hoofdstuk 3 beschrijven wij de gehanteerde werkwijze. In hoofdstuk 4 volgen de uitkomsten van het onderzoek.

In 4.1 geven wij het processchema weer van de keten die centraal staat in dit onderzoek. Dit schema geeft ook per kolom en processtap de vigerende wet- en regelgeving weer.

4.2 geeft per inherent risico van de keten de stand van zaken weer. Daarbij beschrijven we onder meer: de verplichtingen van het bedrijf, de toezichtmaatregelen in opzet en bestaan, alsmede de uitvoeringspraktijk. We besluiten elk risico met een conclusie, in de zin van: “bestaat er nog een restrisico?”

Paragraaf 4.3. presenteert een vijftal generieke bevindingen die van toepassing zijn op meerdere inherente risico’s. In paragraaf 4.4. geven we enkele beschouwende opmerkingen.

De bijlagen geven achtereenvolgens:

  • • 
    Het oorspronkelijke plan van aanpak voor dit onderzoek;
  • • 
    Een overzicht van gebruikte begrippen en afkortingen in deze rapportage;
  • • 
    Een overzicht van geraadpleegde documenten;
  • • 
    Een overzicht van geraadpleegde functionarissen, zowel voor de interviews, als tijdens de drie klankbordgroep sessies;
  • • 
    En tot slot (separaat bijgevoegd) bijlage E waarin we per risico meer en detail aangegeven wat de regelgeving is per inherent risico en de

verplichting.

2.3 Doelstelling en onderzoeksvraag

Uitgaande van de opdracht aan de IAD om na te gaan of er hiaten zijn in de toezichtketen van ‘boer tot en met slachthuis 5 ’, staat de volgende hoofdonderzoeksvraag centraal in dit onderzoek:

5 De keten die onderzocht is strekt zich ook uit tot het toezicht op de afvoer van afgekeurde karkassen naar de voorgeschreven bestemmingen.

Pag. 9 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

In welke mate is er sprake van hiaten in de toezichtketen van ‘boer tot en met slachthuis’ voor het roodvlees 6 ?

Deelvragen zijn:

  • 1. 
    Welke (inherente 7 ) risico’s zijn van toepassing op het proces van

‘Boer tot en met slachthuis’, uitgaande van de vigerende wet- en

regelgeving? 8

  • 2. 
    Op welke wijze en in welke mate zijn deze risico’s vertaald in de

handhavingsregie-producten (instructies, protocollen, et cetera) van

de NVWA?

  • 3. 
    Hoe verhoudt zich de uitvoeringspraktijk tot de handhavingsregieafspraken/-besluiten:
  • • 
    In welke mate wordt bij uitvoering gewerkt volgens deze

instructies, protocollen et cetera?

  • • 
    Wordt het interventiebeleid consequent toegepast? 9
  • • 
    Wat zijn oorzaken bij afwijkingen?
  • • 
    Hoe zijn rollen en verantwoordelijkheden belegd tussen

dierenwelzijn teams en NVWA-toezichthouders op de slachthuizen?

  • 4. 
    Zijn er in aanvulling op het project Uniform Toezicht Houden en het

accreditatietraject aanvullende maatregelen nodig? 10

2.4 Opdrachtgever en opdrachtnemer

De opdrachtgever voor dit onderzoek is de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, dhr. Rob van Lint.

De opdrachtnemer is dhr. Rob de Heus, hoofd IAD.

2.5 Object van onderzoek

Het object van onderzoek wordt gevormd door de toezichtketen van “Boer tot en met slachthuis’ voor het roodvlees. Meer specifiek gaat het daarbij om de volgende onderwerpen:

  • • 
    De processtappen in deze toezichtketen; • De vigerende wet- en regelgeving; • De te identificeren inherente risico’s bij elk van de stappen van de toezichtketen; • De vertaling van de wet- en regelgeving in termen van handhavingsregie-producten, zoals werkinstructies, protocollen, inspectielijsten et cetera; • T.a.v. de toezichthoudende taken op het primaire bedrijf (veehouderijbedrijf), het transport, de AM-keuring, de PM-keuring, de afvoer van kadavers, afgekeurde karkassen of delen van karkassen naar de destructor of bestemming petfoodindustrie, wordt gekeken naar: o Taak- en rolverdeling; o Uitvoering; o Handhavingsattitude. 11

6 Waar we in dit rapport spreken over roodvlees, is dit beperkt tot rundvlees.

7 Een inherent risico is het risico dat bestaat zonder dat rekening wordt gehouden met de reeds getroffen (toezichts-)maatregelen, zie ook pagina 7.

8 Dit onderzoek heeft niet als oogmerk om een nieuwe Integrale risico Analyse roodvlees (IRA) op te leveren. We gaan uit van reeds geïdentificeerde en bekende risico’s voor voedselveiligheid en dierenwelzijn, die zich voor kunnen doen in de keten, dan wel kunnen ontstaan door gebrekkig toezicht.

9 De toepassing van het interventiebeleid is meer beschouwd in de zin van opzet, bestaan, ‘bekendheid met’ en op onderdelen ‘wordt het ook gevolgd’.

10 Deze deelvraag is in het onderzoek beperkt aan de orde gekomen. We doen hier dan ook geen uitspraak over.

11 Bij de uitvoering van dit onderzoek zijn de opzet, het bestaan en de werking van het toezicht vereisten onderzocht. De werking is op onderdelen wel beoordeeld, maar niet integraal.

Pag. 10 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

2.6 Scope en Afbakening

Het object van onderzoek wordt gevormd door de toezichtketen van “Boer tot slachthuis’. Het beginpunt van het proces ligt op het moment dat de boer besluit een rund aan te bieden voor de slacht. Het eindpunt van het proces ligt bij de vaststelling dat kadavers of (delen van) afgekeurde karkassen zijn afgeleverd op de bestemde eindlocatie.

Bij het onderzoek zijn betrokken de divisie Inspectie, de divisie Regie & Expertise van de directie Handhaven, de divisie Veterinair & Import en de divisie Ontwerp en Dienstverlening van de directie Keuren.

Het onderzoek beperkt zich tot de middelgrote slachthuizen, waar runderen, worden geslacht. Deze slachthuizen hebben deels wel en deels geen permanent toezicht en worden verder gekenmerkt door een aanvoer van meer dan 5 runderen (GVE = Groot Vee Eenheid) per week.

In het onderzoek is een zestal slachthuizen, waarvan 2 met én 4 zonder permanent toezicht verspreid over Nederland, door ons bezocht.

Vier slachthuizen in het noorden van het land zijn buiten de scope van dit onderzoek gelaten. Reden hiervoor is dat deze slachthuizen in 2018/2019 al object zijn in een strafrechtelijk onderzoek. 12

12 Het betreft hier slachthuizen in Drachten, Hoogeveen, Stadskanaal en Surhuisterveen

Pag. 11 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

3 GEVOLGDE WERKWIJZE

3.1 Opzet onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in 3 stappen:

Stap 1) Risicoanalyse.

Allereerst zijn de processtappen in de roodvleesketen van boer t/m het arriveren op bestemming van afgekeurde karkas(delen) beschreven. Vervolgens is voor elk van deze processtappen, mede op basis van de vigerende wet- en regelgeving vervolgens een overzicht gemaakt van mogelijke risico’s die van toepassing zouden kunnen zijn, ervan uit gaande wanneer de NVWA in het geheel geen toezicht houdt 13 (Inherente risico’s). Voor deze exercitie konden wij steunen op diverse stukken en de inbreng van een aantal respondenten.

De uitkomsten van deze eerste stap zijn vervolgens ter validatie en aanvulling voorgelegd voor aan een klankbordgroep van de NVWA op 15 februari (zie voor de samenstelling van de klankbordgroep, bijlage D).

We onderscheiden in dit onderzoek diverse soorten risico’s:

Risico = Een mogelijke gebeurtenis die schade of verlies kan toebrengen, of het vermogen beïnvloedt om doelen te realiseren. In dit kader gaat het dan om gebeurtenissen die mogelijk dierenwelzijn of voedselveiligheid beïnvloeden

Inherent risico = De kans dat een ongewenste gebeurtenis zich voordoet zonder dat rekening wordt gehouden met de reeds getroffen (toezicht-) maatregelen.

Restrisico = De kans dat een ongewenste gebeurtenis zich voordoet terwijl er wel (toezicht-)maatregelen getroffen zijn.

Stap 2) Toezichtmaatregelen door de NVWA (opzet en bestaan).

In de tweede stap hebben wij in beeld gebracht met welke ‘opdracht’ de inspecteurs en toezichthouders hun werk moeten doen. Wat zijn instructies, protocollen, aanwijzingen, opdrachten et cetera. Daarbij gaat het om de vraag in hoeverre elk van de genoemde risico’s in voldoende mate aandacht krijgt in deze opdrachten.

De uitkomsten van deze tweede stap zijn op 13 maart voorgelegd in een tweede klankbordgroep-bijeenkomst ter validatie en aanvulling.

Stap 3) Hoe werkt het in de praktijk? (Werking; de toezichtspraktijk).

In de derde stap is gekeken naar de uitvoeringspraktijk. We hebben zes slachthuizen bezocht. Deze slachthuizen zijn at-random geselecteerd (heel Nederland), maar dienden wel aan de voorwaarde te voldoen, dat er doorgaans meer dan vijf runderen per week worden geslacht.

Bij de bezoeken op de slachthuizen, hebben we de werkzaamheden van de dierenarts/STDA/bedrijvenbeheerder op de betreffende dag gevolgd. Daarbij zijn ook vragen gesteld/beantwoord. In aanvulling op deze bijwoningen zijn in een aantal gevallen nog gesprekken gevoerd met de betreffende collega’s dierenarts/STDA/bedrijvenbeheerder om aanvullende informatie te verkrijgen.

Wetende met welke opdrachten de inspecteurs op pad gaan, is bij deze bijwoningen onder meer gekeken naar:

13 Vanzelfsprekend is dit een soort van fictieve benadering, maar wel noodzakelijk om een onderscheid te kunnen maken tussen inherente en restrisico’s

Pag. 12 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    De wijze waarop rollen en verantwoordelijkheden belegd zijn tussen dierenwelzijn teams en NVWA-toezichthouders op de slachthuizen en de onderlinge samenwerking;
  • • 
    Beschikbare tijd/planning en inzetbaarheid van inspecteurs;
  • • 
    De mate waarin opdrachten voor inspecteurs door hen als helder en hanteerbaar worden ervaren;
  • • 
    Factoren die door inspecteurs als faciliterend, dan wel belemmerend worden ervaren; alsmede de wijze hoe ze daar zelf mee omgaan;
  • • 
    De mate waarin er bij de inspecteurs commitment bestaat t.a.v. de ‘opdrachten’ vanuit de NVWA;
  • • 
    Afwijkingen t.a.v. voorgeschreven werkwijzen (uniforme werkwijzen); • De mate waarin keuringsbeslissingen en/of interventies al dan niet

    consequent en uniform worden toegepast. 14

Na afronding van deze derde stap is een beschrijving gemaakt van de bevindingen voor de uitvoeringspraktijk per inherent risico. Daarnaast is een aantal meer algemene bevindingen beschreven die generiek van aard zijn en betrekking hebben op achtereenvolgens: de borging van de uniformiteit, de registratie van inspectieresultaten, het opmaken en behandelen van rapporten van bevindingen, de interne samenwerking en de toepassing van het interventiebeleid.

De uitkomsten van deze stap zijn op 7 mei 2019 voorgelegd aan de klankbordgroep. Op onderdelen zijn er tijdens die bijeenkomst, maar ook daarna opmerkingen, correcties en aanvullingen gegeven.

In bijlage E geven wij een overzicht per inherent risico van de verplichtingen voor het bedrijf en de toezichtmaatregelen die in opzet en bestaan voorzien zijn door de NVWA.

In dit onderzoek is een groot aantal leidinggevenden en collega’s van de NVWA gesproken, zowel in persoonlijke interviews, telefonische interviews, klankbordgroep-bijeenkomsten, of tijdens de bezoeken aan de slachthuizen.

3.2 Referentie/ normenkader

De uitkomsten van stap 1 (Wat zijn de inherente risico’s?) vormen de belangrijkste referentiekaders voor de uitkomsten van stap 2 (Toezichtmaatregelen door de NVWA). De aanname is hierbij dat alle relevante risico’s die vanuit wet- en regelgeving van toepassing kunnen zijn op de geïdentificeerde processtappen op één of andere manier terug moeten komen in de opdracht waarmee toezichthouders op pad gaan. Het gaat hier feitelijk om de vraag: welke zaken ontbreken er, en wat is daarvan de mogelijke consequentie?

De uitkomsten van stap 2 vormen de belangrijkste kaders voor de uitvoeringspraktijk. De veronderstelling is daarbij dat de uitvoeringspraktijk overeenkomt met de opzet en het bestaan van de toezichtmaatregelen door de NVWA getroffen (praktijk is conform de toezichtmaatregelen). In het geval van non-conformiteit, gaan wij na wat de onderliggende oorzaken zijn.

Bij stap 1 hebben we gebruik gemaakt van diverse documenten, waaronder de Risicobeoordeling Roodvleesketen (BuRO 2015). Daarnaast is veel input verkregen vanuit de diverse gesprekken met respondenten.

Bij stap 2 is uitgegaan van de meest recente versies van de instructies en andere documenten die gepubliceerd zijn op de werkwijzer op de volgende pagina’s:

  • 1. 
    directie Handhaven, divisie Inspectie; 2. directie Keuren, divisie Veterinair & export.

14 In deze opsomming zitten elementen van de handhavingsattitude. De attitude is een mix van competenties, kennis en houding, die ervoor moeten zorgen dat de dierenarts/inspecteur intervenieert, waar het gewenst is,

Pag. 13 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bij stap 3 vormde de uitvoeringspraktijk het centrale thema. De uitvoeringspraktijk is beschreven en vervolgens geanalyseerd, door deze te vergelijken met de uitkomsten van de eerste 2 stappen van het onderzoek. Vervolgens is door de onderzoekers beoordeeld, of en in hoeverre er nog sprake is van restrisico’s gegeven de toezichtmaatregelen van de NVWA zoals die zijn opgezet, bestaan en werken.

Pag. 14 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

4 RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

In dit hoofdstuk beschrijven wij de resultaten van het onderzoek.

In paragraaf 4.1. geven wij het processchema aan van de keten van veehouder tot aan afnemer.

In paragraaf 4.2. gaan we in op de resultaten per geïdentificeerd inherent risico. We beschrijven daarbij achtereenvolgens:

  • • 
    De aard van het risico. Op welke waarde van de NVWA heeft het risico betrekking (dierenwelzijn, voedselveiligheid, diergezondheid);
  • • 
    Een toelichting op het risico;
  • • 
    De verplichtingen van het betreffende bedrijf. Dit kan zijn, de veehouder, de handelaar/vervoerder, de exploitant van het slachthuis, de afnemer

van karkassen en kadavers;

  • • 
    De toezichtmaatregelen die de NVWA heeft geformuleerd en vormgegeven;
  • • 
    De uitvoeringspraktijk. Hoe ziet het toezicht in de praktijk er uit?
  • • 
    De conclusie(s). Hier geven wij concluderende opmerkingen in de zin van discrepanties tussen het inherente risico enerzijds en de uitvoeringspraktijk

anderzijds. Uiteindelijk gaat het hierbij om de vraag of het

inherente risico vodoende is afgedicht door de toezichtmaatregelen, of

dat er nog sprake is van restrisico’s;

  • • 
    Opmerkingen;
  • • 
    Suggesties voor verbetering. De opsomming van suggesties is niet limitatief, maar gebaseerd op suggesties die ons in het onderzoek zijn aangereikt.

Paragraaf 4.3 gaat in op een aantal bevindingen die relevant zijn, maar betrekking hebben op meerdere risico’s. Deze meer algemene bevindingen hebben betrekking op achtereenvolgens: de borging van uniformiteit, de wijze waarop omgegaan wordt met afwijkingen van werkvoorschriften, de registratie van inspectieresultaten, de afhandeling van rapporten van bevindingen, alsmede de toepassing van het interventiebeleid.

Tot slot geven wij in paragraaf 4.4. een aantal beschouwende opmerkingen.

Pag. 15 van 71 Dep. V.

4.1 Processchema

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Pag. 17 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Pag. 18 van 71 Dep. V.

4.2 Bevindingen per risico

Onderstaand geven wij per inherent risico uit het voorgaande processchema in tabelvorm de bevindingen weer van het onderzoek. Ter onderbouwing van deze bevindingen treft u in bijlage E een overzicht van de verplichtingen voor het bedrijf, gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving, alsmede een overzicht van de toezichtmaatregelen van de NVWA (in opzet en bestaan).

In de tabellen geven wij met een kleur aan in hoeverre het inherente risico afdoende is afgedekt:

Groen = Het inherente risico is voldoende afgedekt. Er is geen sprake meer van substantiële restrisico’s.

Oranje = het inherente risico is voor een belangrijk deel afgedekt, maar kan zich nog steeds voordoen.

Rood = De getroffen maatregelen dekken het risico niet of slechts ten dele af.

  • 1. 
    Inherent Risico: Niet-transportwaardige dieren naar het slachthuis (laten) brengen.

Aard van het risico: Dierenwelzijn Toelichting Gewonde, zwakke en zieke dieren zijn niet op het risico: geschikt voor vervoer Verplichtingen bedrijf (Primair bedrijf).

Het bedrijf mag geen dieren (laten) vervoeren die niet geschikt zijn voor transport. Het gaat om vervoerder, houder plaats vertrek, houder plaats van bestemming en organisator (handelaar).

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De NVWA houdt geen toezicht bij het primaire bedrijf op genoemd risico. Het toezicht vindt verderop in de keten plaats: • Steekproefsgewijs tijdens het transport, door de teams Vervoer (zie risico 08), en bij; • De AM-keuring in slachthuizen (zie risico 10). • De OD’s van directie Keuren houden uitsluitend toezicht op de erkende verzamelplaatsen die bij de NVWA een aanvraag voor exportcertificering van dieren hebben ingediend. • Een Primair bedrijf kan wel een maatregel krijgen op grond van een controle door het vervoersteam of bij AM-keuring

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Het toezicht vindt ‘verderop’ in de keten plaats: Steekproefsgewijs tijdens het transport, door de teams Vervoer (zie risico 08) en bij AM-keuring in Slachthuizen (zie risico 10). In dit onderzoek is geconstateerd dat bij de 6 bezochte bedrijven in 2018 een aantal keren niettransportwaardigheid is vastgesteld. Toezicht is in zijn algemeenheid conform opzet en bestaan.

Er bestaan vermoedens bij de respondenten dat: • Melkveehouders minder aandacht hebben voor transportwaardigheid dan vleesvee-bedrijven • Handelaren selectief zijn en opteren voor bestemmingen met minder strenge OD-en. • Export naar België wordt benut voor minder transportwaardige dieren. De NVWA heeft aandacht voor deze problematiek. De vermoedens geven echter vooralsnog geen aanleiding voor een meer risicogerichte vorm van toezicht door de NVWA.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Verder: • Er bestaat een lijst met 311 risicobedrijven (per 24 mei 2019). De lijst omvat drie categorieën.

1 . Verscherpt toezicht (VETO): nu in pilotfase. 2. Lopende zaken: bedrijven waar inspecties recent niet-akkoord zijn, maar die nog niet voldoen aan de voorwaarden van Verscherpt Toezicht. 3. Niet lopende zaken: bedrijven waar we signalen hebben van mogelijke dierwelzijnsovertredingen, maar nog niet of niet recent zijn geïnspecteerd.

  • • 
    Op dit moment staan er 14 veehouders (rund en varkens) onder verscherpt toezicht (DWZ en Grazers). VETO richt zich echter niet op transportwaardigheid.
  • • 
    In het digitaal dossier zijn de bedrijven met verscherpt toezicht geoormerkt. Dit dossier wordt gebruikt bij de voorbereiding van de inspectiebezoeken.
  • • 
    De VETO lijst is niet bij alle inspecteurs in slachthuizen bekend. • De teams Vervoer zien toe op DWZ bij controles. • Vanuit retrospectief opzicht worden door de OD-en op slachthuizen niet of nauwelijks signalen afgeven aan vertegenwoordigers van DWZ-teams, teams Grazers en/of teams Vervoer.

Conclusie(s).

Niet-transportwaardigheid (NTW) wordt doorgaans pas op het slachthuis beoordeeld. Het toezicht van NTW van runderen is daarmee beperkt vormgegeven en hoofdzakelijk afhankelijk van één beoordelingsmoment en één toezichthouder in de keten. Het is niet denkbeeldig dat de toezichthouder op het slachthuis (door tijdsdruk, druk vanuit de exploitant, onvoldoende deskundigheid/kennis, of andere overwegingen) NTW niet als zodanig beoordeelt en/of intervenieert. Of deze toezichthouder in gelijke gevallen, op

gelijke wijze handelt hebben wij in ons onderzoek niet kunnen vaststellen.

NTW wordt vrijwel uitsluitend beoordeeld bij de AM-keuring op het slachthuis.

Eventuele inbreuken op het dierenwelzijn, zijn dan al een feit.

Achteraf is niet altijd (voldoende bewijsbaar) door de OD vast te stellen of

een dier NTW was bij afvoer van het primaire bedrijf of dat dit tijdens het

transport is ontstaan.

Opmerkingen.

Mobiele Dodingsunit (MDU) Volgens EU wetgeving (Verordening (EG) 853/2004) is het lidstaten toegestaan om zelf regelgeving te ontwikkelen om slachten op de veehouderij middels een mobiele slachtplaats toe te staan. In verschillende lidstaten is deze ontwikkeling gaande. Sinds december 2018 loopt er in Nederland een pilot waarbij een mobiele dodingsunit (MDU) wordt ingezet. Veehouders/veehandelaren maken een afspraak met de exploitant van de MDU en bieden een niet transportwaardig rund ter slachting aan. De exploitant van de MDU dient een aanvraag voor AM keuring in bij de planning van de NVWA. De AM-keuring wordt uitgevoerd door een officiële dierenarts van de NVWA op het veehouderijbedrijf, waarbij het dier apart van de andere dieren moet staan. Als na de AM-keuring toestemming tot slachten wordt gegeven wordt het rund in de MDU bedwelmd en gedood. Het karkas wordt vervolgens gekoeld vervoerd naar het slachthuis om daar verder uitgeslacht te worden. Door deze werkwijze wordt voorkomen dat niet-transportwaardige, maar wel slachtwaardige runderen, alsnog op transport worden gezet naar een slachthuis.

Pag. 20 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Suggesties.

Informatie van aandacht bedrijven (veehouders), zou beter benut kunnen worden voor selectief toezicht op vervoer, verscherpt toezicht op de afvoer van runderen van het primair bedrijf. Informatie van dierenartsen over NTW-constateringen, zou beter benut kunnen worden voor selectief toezicht op het primair bedrijf en de transporteur.

  • 2. 
    Inherent Risico: De veehouder gebruikt niet-toegelaten middelen om niet-transportwaardigheid te verdoezelen

Aard van het risico: Voedselveiligheid & Dierenwelzijn Toelichting Transportwaardigheid van runderen geldt vanaf op het risico: het moment van vertrek op het primaire bedrijf en/of verzamelplaats tot de aankomst op het slachthuis. Transportwaardigheid dient door alle spelers in de keten vastgesteld te kunnen worden. Door toepassing van niet toegestane pijnstillers, kan deze vaststelling worden belemmerd. Verplichtingen bedrijf (Primair bedrijf).

Het bedrijf mag geen dieren (laten) vervoeren die niet geschikt zijn voor transport. Het gaat om vervoerder, houder plaats vertrek, houder plaats van bestemming en organisator. Bij runderen zijn pijnstillers toegelaten. Paracetamol is echter niet toegelaten voor runderen.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Op basis van het nationaal plan residuen vindt er toezicht plaats door monsterneming op de slachthuizen. O.g.v. deze monsters kunnen zo nodig maatregelen getroffen worden richting het primaire bedrijf. Bij de PM-keuring kunnen spuitplekken op de karkassen worden geïdentificeerd die voor de OD aanleiding kunnen geven voor nader onderzoek. Er vindt geen NVWA-toezicht plaats bij het primaire bedrijf specifiek gericht op het gebruik van middelen om niet-transportwaardigheid te verdoezelen.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

De toediening van niet toegelaten pijnstillers (waaronder paracetamol) moet bewezen kunnen worden. Omdat paracetamol voor runderen niet is toegelaten is er geen MRL (maximale residu limiet) vastgesteld. In het algemeen is voor de bewijsvoering een verklaring van de veehouder noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het bedrijfslogboek.

De mogelijkheden om vast te stellen of middelen zijn gebruikt om niettransportwaardigheid te verdoezelen, zijn beperkt en omslachtig. Het is niet te verwachten dat een veehouder de toediening op het VKI-formulier vermeldt. Detectie kan dan eigenlijk alleen nog plaatsvinden via monsteronderzoek. Middelen kunnen ook oraal worden toegediend. Respondenten geven hier uiteenlopende indicaties over, van ‘vrijwel nooit’ tot ‘meerdere keren’ per jaar per slachthuis. De variatie in het aantreffen van indicaties kan een functie zijn, van het aantal aangeboden runderen, maar ook van het type rund (vleesvee of uitstootkoeien), of van de benadering door de veehouder. Overigens betekenen spuitplekken niet altijd dat er niet toegestane medicijnen zijn gebruikt om transportwaardigheid te verdoezelen. Het kan

Pag. 21 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

ook gaan om diergeneesmiddelen met de status “VRIJ” (bijvoorbeeld Ca/Mg)

of om toegelaten medicatie.

Dierenartsen geven aan dat wanneer zij spuitplekken aantreffen zij een zgn.

“dubieus VKI” opmaken, en/of monsters nemen (zie beschrijving bij IHR 05).

Conclusie(s).

Het ongeoorloofd toedienen van niet toegestane middelen om transportwaardigheid te verdoezelen, kan moeilijk worden vastgesteld. De NVWA doet op dit punt wat binnen haar bereik ligt. Er is wel sprake van een restrisico.

Opmerkingen.

Door de directeur BuRO is op 18-06-2018 een schriftelijk advies afgegeven aan de IG/NVWA over risico’s van paracetamol-toediening aan runderen voor de voedselveiligheid. Op basis van dit advies is momenteel (mei 2019) onderzoek gaande. De stand van zaken en eventuele uitkomsten van dit

onderzoek zijn ons nog niet bekend.

Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn er nog geen gegevens bekend met uitkomsten van het monitoringsprogramma (nationaal plan

residuen)

Suggesties.

  • 3. 
    Inherent Risico: De veehouder stuurt dieren – binnen de wachttermijn van toegediende medicijnen – naar het slachthuis.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Runderen die worden geslacht moeten vrij zijn op het risico: van residuen/medicatie die een risico geven voor de voedselveiligheid. Verplichtingen bedrijf (primair bedrijf).

Voor runderen die een behandeling hebben ondergaan met een diergeneesmiddel, moet de wachttermijn in acht genomen zijn, wanneer deze

ter slachting worden aangeboden (levend of als noodslachting).

Een veehouder dient daartoe een VKI-formulier naar waarheid in te vullen waarbij is aangegeven welk medicijn is toegediend, de wachttermijn en of

deze bijbehorende wachttermijn in acht is genomen.

Wanneer de wachttermijn niet is gevolgd, neemt de exploitant de beslissing

om een dier te doden en het kadaver af te voeren naar Rendac.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Er is geen toezicht op het primaire bedrijf specifiek gericht op de naleving van wachttermijnen. Het toezicht vindt verder op in de keten plaats, namelijk

in het slachthuis (zie beschrijving bij risico 17). Indien de OD het vermoeden heeft dat wachttijd niet gerespecteerd is, moet het slachten worden uitgesteld totdat de OD de garantie heeft dat de wachttijd van het diergeneesmiddel is gerespecteerd. Op het slachthuis wordt aan de hand van de gegevens op het VKI-formulier vastgesteld of aan de wachttermijnen is voldaan. Er is een Nationaal plan residuen (monitoringsprogramma van de EU). Daarbij dienen a-select monsters genomen te worden bij de primaire bedrijven en bij de slachthuizen.

Pag. 22 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Het VKI-formulier wordt vanaf het primair bedrijf naar het slachthuis verstuurd. Iedereen mag het VKI-formulier tekenen, handelaren regelen dit soms zelf. De NVWA kan niet verifiëren of het VKI-formulier op dit punt naar waarheid is ingevuld. Het VKI-formulier wordt soms ter plaatse opnieuw opgemaakt of aangevuld. In het kader van het Nationaal plan residuen zijn in 2018 bij de monsterneming bij primaire bedrijven en bij slachthuizen, ca 40 monsters niet conform bevonden. Naast residuen van dierengeneesmiddelen (DGM), zitten er ook uitslagen bij t.a.v. zware metalen.

Spuitplekken zijn bij de AM-keuring niet te zien. Wel kan een dierenarts o.b.v. fysieke beoordeling zijn twijfels hebben over de juistheid van de vermelding op het VKI dat er geen medicijnen zijn toegediend (zie beschrijving bij risico 05). In gesprekken is aangegeven dat dit in dergelijke situaties een extra aandachtspunt kan zijn bij de PM-keuring.

Als bij een rund (op basis van de vermelde informatie op het VKI-formulier) medicijngebruik wordt vastgesteld (binnen de daarvoor geldende wachttermijn) krijgt het rund op het slachthuis geen toestemming tot slachten (GTS). De OD kan naast het NP-residuen een monstername uitvoeren, op basis van een verdenking van gebruik van middelen, waarbij de wachttermijn is overschreden. De NVWA heeft daarvoor geen rapportagesysteem. Monstername biedt niet altijd uitkomst, bijvoorbeeld actieve stoffen die bijvoorbeeld in de bloedbaan worden ingespoten hebben een korte half waarde tijd en zijn daardoor niet te ontdekken.

Op basis van een dubieus VKI kan een inspectiebezoek plaatsvinden bij het bedrijf van herkomst. Het inspectiebezoek van de inspecteur van het team Grazers aan de betrokken veehouder wordt als herinspectie aan de betrokken veehouder gefactureerd als vastgesteld kan worden dat het VKI niet juist is ingevuld. Het door de inspecteur opgemaakt RvB kan leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Daar bovenop voert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) (mogelijk) een korting door op de toegekende EU- subsidie in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (cross compliance), met betrekking tot binnen wachttermijn afleveren voor de slacht.

Conclusie(s).

Het toezicht is door de NVWA ingevuld zoals van een toezichthouder verwacht mag worden. Langs de lijn van monsterneming kunnen afwijkingen geconstateerd worden en maatregelen getroffen worden richting het primair bedrijf. Langs de lijn van de monsterneming van het Nationaal plan residuen (monitoringsprogramma van de EU), kan de NVWA wel gevolgtrekkingen doen voor eventuele overtreders. Deze interventies hebben echter op dat moment geen directe impact meer op de bemonsterde karkassen omdat er enige tijd overheen gaat. Het vlees is dan naar verwachting al in de consumptieketen gekomen. V.w.b. het fysieke toezicht doet de NVWA wat binnen de mogelijkheden ligt, maar zijn de detectiemogelijkheden beperkt. Er bestaan wel restrisico’s, maar de inschatting is dat die beperkt van aard zijn.

Opmerkingen.

Suggesties.

Pag. 23 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • 4. 
    Inherent Risico: Er vinden oneigenlijke noodslachtingen plaats op het primaire bedrijf.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Runderen kunnen onder strikte voorwaarden op het risico: worden geslacht op het primair bedrijf, i.p.v. In het slachthuis. Verplichtingen bedrijf (primair bedrijf).

Een dier mag een noodslachting ondergaan onder een aantal voorwaarden. Het dier moet op het moment van bedwelmen en doden: • een ongeval hebben gehad, wat op het moment van bedwelmen en doden niet langer geleden mag zijn dan 3 x 24 uur; • gezond zijn; • om welzijnsredenen niet geschikt zijn om levend vervoerd te worden; • zich op Nederlands grondgebied bevinden; • in Nederland geregistreerd zijn in de I&R database; • geschikt zijn voor verdere uitslachting. De dierenarts-practicus en veehouder vullen de Verklaring voor Noodslachting (het attest) volledig in en ondertekenen naar waarheid. De exploitant van het slachthuis controleert het attest.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De OD houdt toezicht op procedures van de exploitant waarmee deze de Verklaring voor noodslachting, de VKI en de I&R-gegevens controleert. • Het attest moet volledig zijn ingevuld en ondertekend door veehouder en door de dierenarts-practicus. • Uit de tekst moet duidelijk blijken welk ongeval er heeft plaatsgevonden en wat de gevolgen ervan geweest zijn. • De dierenarts-practicus heeft een (vermoedelijke) diagnose met betrekking tot het ongeval gesteld. Een symptomenbeeld zonder diagnose is onvoldoende. • Het ongeval mag niet langer geleden zijn dan 3 x 24 uur op het moment van bedwelmen en verbloeden. • Uit het attest en het VKI-formulier moet blijken dat het dier gezond was op het moment van bedwelmen en verbloeden en naar het oordeel van de dierenarts-practicus geschikt voor verdere uitslachting. • De dag van PM-keuring mag uiterlijk op dag 4 plaatsvinden, waarbij dag 0 de dag van doden is. Indien het attest, onvolledig of onduidelijk is en de exploitant heeft niet voor aanvulling laten zorgen, neemt de OD de noodslachting niet verder in behandeling tot de gevraagde informatie voor de OD beschikbaar is.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

De exploitant van het slachthuis dient elke noodslachting voor de PM-keuring

aan te vragen bij de afdeling planning van de NVWA. Deze aanvraag dient

vergezeld te gaan met het attest. In de praktijk kunnen zich de volgende

situaties voordoen:

  • • 
    De exploitant vraagt standaard een hoeveelheid tijd aan voor een PM-

keuring noodslachting, omdat het aantal noodslachtingen op de dag van

de aanvraag nog niet bekend is.

  • • 
    Bij de aanvraag wordt niet in alle gevallen het attest ingediend. Eén

aanvraag bij de planning kan dan meerdere runderen betreffen.

De praktijk is dat op het slachthuis de OD alle voor PM-keuring aangeboden

noodslachting keurt, ook in situaties dat de ingeroosterde tijd onvoldoende

is. Het risico is dat de OD door tijdgebrek geen vergelijking maakt tussen

wat hij ziet en wat op het attest staat, waardoor oneigenlijke noodslachtingen

niet worden geconstateerd.

Er vindt geen registratie plaats van het aantal uitgegeven attesten en het

daadwerkelijk gebruik door de praktiserend dierenarts. Doordat de NVWA het

Pag. 24 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

aantal opgemaakte attesten niet kan controleren, is het risico aanwezig dat de exploitant van het slachthuis het attest weggooit en het dier slacht zonder

een PM-keuring te laten doen (illegaal slachten).

Het is niet altijd duidelijk of er sprake is van een terechte noodslachting (b.v. bij een zenuwschade). Zieke dieren kunnen een noodslachting ondergaan; dit is achteraf lastig vast te stellen. In 2018 zijn naar aanleiding van meldingen van OD-en over twijfels van noodslachtingen door inspecteurs van directie Handhaven acht meldingen onderzocht. Daarbij is bij drie inspecties

geconstateerd dat er sprake was van een onterechte noodslachting.

Conclusie(s).

Het vaststellen van een oneigenlijke noodslachting kan alleen plaatsvinden op het slachthuis door het toezicht van de OD bij de PM-keuring. In de praktijk staat dat werk vaak onder druk van tijdgebrek. Risico bestaat, dat de OD

geen effectieve controle kan uitoefenen.

Opmerkingen.

Noodslachtingen worden analoog op de VOS-lijsten genoteerd, deze zijn niet

digitaal.

Aangezien daarnaast in de operationele controlelijsten geen toetsingsaspect

over noodslachtingen is opgenomen, is er geen totaalbeeld van de resultaten

van de keuringen van de noodslachtingen. O&O slachtplaatsen geeft aan dat

zij 3 jaar geleden de vraag over noodslachtingen uit de controlelijst voor de

AM-keuring moest halen.

Er loopt nu (mei 2019) een pilot om VOS-lijsten te digitaliseren. De directie

Keuren heeft aangegeven deze pilot nu verder uit te rollen naar alle bedrijven

met permanent toezicht.

Suggesties.

Maak registraties van attesten en praktiserend dierenartsen v.w.b. noodslachtingen. Analyseer deze gegevens periodiek en benut deze bij het

toezicht.

  • 5. 
    Inherent Risico: Het VKI-Formulier is niet juist en/of niet volledig ingevuld

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Het voedselketen Informatie formulier is een op het risico: belangrijk document met informatie over de runderen, dat voor slacht worden aangeboden aan het slachthuis. Verplichtingen bedrijf (primair bedrijf).

De houder is ervoor verantwoordelijk dat de verstrekte voedselketeninformatie

de actuele situatie weergeeft op het moment dat de dieren

zijn bedrijf verlaten.

De VKI omvat herkomstgegevens en diergegevens waaronder, voor zover van

toepassing:

  • • 
    De gezondheidstoestand op het bedrijf van herkomst of de regionale

diergezondheidsstatus;

  • • 
    De gezondheidsstatus van de dieren;
  • • 
    De toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;
  • • 
    De aanwezigheid van ziekten die de veiligheid van het vlees in het

gedrang kunnen brengen;

  • • 
    Andere relevante informatie voor de bescherming van de voedselveiligheid;

    Pag. 25 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    De relevante verslagen van slachthuizen over de resultaten van eerdere AM- en PM-keuringen van dieren van hetzelfde bedrijf van herkomst, met name verslagen van de officiële dierenarts;15
  • • 
    De productiegegevens, wanneer die ziekten aan het licht kunnen brengen; • Naam en adres van de dierenarts die normaliter het bedrijf van herkomst

    diensten verleent’.

De laatste houder van het dier is verantwoordelijk, ook als een ander ondertekend heeft.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Er is geen NVWA-toezicht voorzien op het primaire bedrijf op het juist en/of

volledig invullen van het VKI-formulier.

Het VKI-formulier wordt eerst door slachthuis beoordeeld. Bij bijzonderheden wordt deze aan de OD aangeboden (Zie IHR 17).

Dubieus VKI. Indien de OD tijdens het toezicht in het slachthuis twijfelt aan de betrouwbaarheid van de VKI-gegevens is er sprake van een dubieus VKI en dient dit gemeld te worden aan de directie Handhaven via het Interventie Bureau Dier (IBD).

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Bij de gesprekken en de bezoeken van de zes slachthuizen is het volgende waargenomen:

  • • 
    De zes slachthuizen die in het kader van het onderzoek zijn bezocht, gebruiken een registratiesysteem (zoals U-Slim of ReactIR) voor de VKI. Daarbij geldt dat alleen de door de exploitant als niet akkoord beoordeelde VKI aan de OD worden doorgegeven voor beoordeling.
  • • 
    Het papieren VKI-formulier kan door zowel de veehouder, de transporteur, de handelaar, als de exploitant van het slachthuis worden ingevuld en ondertekend.
  • • 
    Veel (melkvee)bedrijven werken met managementsoftware en dan betreft de ondertekening van het VKI-formulier een digitale handtekening; die kan alleen door het afvoerende bedrijf geplaatst worden.
  • • 
    Het papieren VKI-formulier kan op elk moment in het traject vanaf het primair bedrijf t/m het slachthuis worden gewijzigd. Dit komt ook voor in de praktijk.
  • • 
    Bij de AM-keuring in de slachthuizen beoordeelt de OD de VKI- formulieren.
  • • 
    Gedurende de slachtdag verifieert de OD de aantallen volgens de VKI met de eigen tellingen. De exploitant van het slachthuis controleert de VKI- formulieren. De attentie-dieren worden aan de OD gemeld. Als er een verdenking op het gebruik van niet-toegelaten middelen is, neemt de dierenarts een monster.
  • • 
    In de gesprekken is aangegeven dat de vragen op het VKI-formulier niet allemaal duidelijk zijn, waardoor de veehouder het formulier onbewust niet juist en niet volledig kan invullen.
  • • 
    Exploitanten van het slachthuis geven aan te veel afhankelijk te zijn van de veehouder. Zij kunnen slechts aannemen dat het formulier naar eer en geweten is ingevuld. Exploitanten kunnen wel extra informatie opvragen.
  • • 
    Bij twijfel maakt de dierenarts melding van een ‘dubieus VKI’ en stuurt die naar het IBD. IBD stuurt die door naar het KCC. Het KCC zet de melding gecodeerd in het Meldingen ondersteuning systeem (MOS). De domein-coördinator beoordeelt de melding op onder meer volledigheid en stuurt zo nodig een verzoek tot inspectie bij het primaire bedrijf naar een inspecteur van afdeling Dier, team Grazers, afdeling Dier. De OD-en

    Pag. 26 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

hebben in gesprekken aangeven dat bij een spoed-VKI (hier is de bevinding van de inspectie van belang voor de keuringsbeslissing) directe behandeling door een inspecteur van afdeling Dier, team Grazers plaatsvindt en dat de resultaten van de inspectie vlot worden gecommuniceerd naar de OD-en op de slachthuizen.

De registratie van gegevens m.b.t. een geconstateerd dubieus VKI vindt in de verschillende schakels van het afhandelingsproces in verschillende systemen plaats: • In SPIN: operationele controlelijst • Het databestand van IBD; • Het Meldingen Ondersteuning Systeem (MOS); • In SPIN: de resultaten van de inspectie bij het primaire bedrijf. Vastgesteld is dat de gegevens uit de verschillende systemen niet op elkaar aansluiten. Het meldingsnummer van MOS wordt in de verificatie in SPIN vastgelegd, zodat de koppeling met de onderliggende melding te maken is. De inspecties bij de primaire bedrijven die zijn geregistreerd in SPIN zijn niet aan te sluiten met het slachthuis waar het dubieus VKI is geconstateerd.

Conclusie(s).

Het is ondoenlijk om vast te stellen of alle informatie op het VKI-formulier juist en volledig is ingevuld. In de praktijk kan het VKI-formulier op verschillende momenten in de keten worden aangepast. Het VKI-formulier en de gegevens zijn niet voor alle betrokkenen duidelijk; dat vergroot het risico dat het formulier door die onduidelijkheid onjuist wordt ingevuld. De OD neemt derhalve keuringsbeslissingen o.b.v. een VKI waarvan de juistheid en de volledigheid niet gegarandeerd kan worden.

Opmerkingen.

Vanuit de directie Keuren en de directie Handhaven is er een traject ingezet om de wijze van digitaal invullen van het VKI te (laten) wijzigen. Dit traject loopt al enige tijd, alleen door herprioriteringen/ wijzigende functies heeft dit nog niet tot veranderingen in het systeem geleid. De insteek vanuit de NVWA is dat de vragen van het VKI dan zo gesteld worden dat e.e.a. wel duidelijk is. Nu kan het VKI ingevuld worden door slechts één vraag te beantwoorden.

Suggesties.

Mogelijk dat het verder digitaliseren van het VKI-formulier, voorzien van de nodige IT-controls, de bruikbaarheid en betrouwbaarheid kan vergroten.

  • 6. 
    Inherent Risico: Practicus geeft onterecht attest af (verklaring voor noodslachting).

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting De dierenarts maakt een attest op voor een op het risico: noodslachting, terwijl de slachting niet voldoet aan de daartoe gestelde criteria. Verplichtingen bedrijf (primair bedrijf).

De dierenarts-practicus en veehouder vullen de Verklaring voor Noodslachting (attest) volledig en naar waarheid in, en ondertekenen beiden. Een dier mag een noodslachting ondergaan onder een aantal voorwaarden. Het dier moet op het moment van bedwelmen en doden:

Pag. 27 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    Een ongeval hebben gehad, wat op het moment van bedwelmen en doden niet langer geleden mag zijn dan 3 x 24 uur;
  • • 
    Gezond zijn; • Om welzijnsredenen niet geschikt zijn om levend vervoerd te worden; • Zich op Nederlands grondgebied bevinden; • In Nederland geregistreerd zijn in de I&R database (m.u.v. gekweekt wild); • Geschikt zijn voor verdere uitslachting.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De OD houdt toezicht op procedures van de exploitant waarmee deze de Verklaring voor noodslachting, de VKI en de I&R -gegevens controleert. (Idem als bij IHR 04)

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Er kan niet fysiek door de NVWA op toe worden gezien dat de dierenartspracticus het attest naar waarheid invult (b.v. een dier heeft koorts). Wel mag verondersteld worden dat de dierenarts practicus dit naar eer en geweten invult (beroepsethiek).

De dierenarts-practicus hoeft niet expliciet op het attest medicijngebruik te vermelden, maar verklaart: “Dat aan het dier door of namens hem/haar toegediende diergeneesmiddelen zijn vermeld in de bij het dier horende Voedselketen Informatie (VKI)”.

Conclusie(s).

Het handelen van de dierenarts-practicus valt buiten het gezichtsveld van het directe toezicht van de NVWA (zie ook IHR-risico nr. 4.) Wel zou de NVWA meer gebruik kunnen maken van registraties en analyse van (aantallen)

attesten. Inschatting vanuit de IAD is dat het restrisico voor dierenwelzijn en voedselveiligheid gering is.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 7. 
    Inherent Risico: De veehouder doet geen melding van aangifteplichtige dierziekte

Aard van het risico: Dierziekten en voedselveiligheid Toelichting Risico is dat zieke dieren, die niet mogen worden op het risico: geslacht en ongeschikt zijn voor HMC, wel in de menselijke consumptieketen komen.

Verplichtingen bedrijf (primair bedrijf).

Er zijn verschillende dierziekten die aangifteplichtig en/of bestrijdingsplichtig

zijn.

Bij klinische verschijnselen die duiden op een dergelijke dierziekte moet de

dierhouder, dierenarts of het laboratorium een melding doen bij het landelijke

meldpunt dierziekten.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Er is geen (NVWA-) toezicht (mogelijk) op het primaire bedrijf op het voldoen aan de verplichting van de veehouder.

Pag. 28 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bij de AM-keuring beoordeelt de OD het dier onder meer op de aanwezigheid

van:

  • • 
    zoönoses en/of besmettelijke dierziekten;
  • • 
    aangifteplichtige dierziekten.

Op basis van meldingen van dierenartspraktijken, de gezondheidsdienst voor dieren of uit monitoringsonderzoek (bijvoorbeeld leukose, Tuberculose van slachthuizen) ontvangt het incidenten en crisisteam (NVIC) van de NVWA

berichten van verschijnselen van aangifteplichtige ziekten.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Er is geen (NVWA) toezicht (mogelijk) op het primaire bedrijf op het voldoen aan de verplichting van de veehouder.

Op basis van meldingen van dierenartspraktijken, gezondheidsdienst voor dieren of uit monitoringsonderzoek (bijvoorbeeld leukose, Tuberculose van slachthuizen) ontvangt het NVWA Incidenten- en Crisisteam (NVIC) berichten

van verschijnselen van aangifteplichtige ziekten.

Uit de gehouden gesprekken zijn geen signalen afgegeven, die duiden op het

niet melden van aangifteplichtige dierziekten.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt, omdat er in de praktijk met enige regelmaat

meldingen van verdenkingen zijn ontvangen (het systeem werkt).

Opmerkingen.

Tijdens het bezoek aan één van de zes geselecteerde slachthuizen stelde de OD aanvoer van runderen uit België vast, zonder bijbehorende verklaringen. Door de Belgische autoriteiten is onlangs op meerdere runder- en schapenbedrijven blauwtong vastgesteld. Vanaf 28 maart 2019 gelden beperkende maatregelen: Dieren dienen vergezeld te gaan van een verklaring. De OD constateerde dat deze ontbrak. Hij heeft deze bevinding

intern gecommuniceerd naar afdeling O&O, team Levend vee. Suggesties.

  • 8. 
    Inherent Risico: De transporteur vervoert niettransportwaardige dieren

Aard van het risico: Dierenwelzijn Toelichting Dieren die niet geschikt zijn voor transport, op het risico: mogen niet vervoerd worden

Verplichtingen bedrijf (transport).

Het bedrijf mag geen dieren (laten) vervoeren die niet geschikt zijn voor transport. Het gaat om vervoerder, houder plaats vertrek, houder plaats van bestemming en organisator (handelaar). In de Verordening nr. 1/2005 (transportverordening) staat een aantal criteria genoemd voor de beoordeling of de dieren geschikt zijn voor het voorgenomen transport.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Tijdens de inspecties op het vervoer van dieren wordt op verschillende vormen van regelgeving toezicht gehouden en gehandhaafd. Daarnaast wordt tijdens de vervoerinspecties ook geinspecteerd op:

Pag. 29 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    Het Besluit identificatie en registratie van dieren (hierna: Besluit I&R);
  • • 
    De Regeling identificatie en registratie van dieren (hierna: Regeling I&R)

De NVWA voert steekproefsgewijs vervoerscontroles uit, waarbij de transportwaardigheid van de dieren wordt meegenomen.

De inspecties door de teams Vervoer vinden voor 60-70% aan de hand van projecten plaats, die o.b.v. risicogericht toezichthouden tot stand zijn gekomen. De rest van de tijd wordt ingezet voor surveillance op de weg. Volgens de activiteitenkalender van 2019 is 40% van de capaciteit gepland voor dierenwelzijn vervoer.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

De teams Vervoer hebben in 2018 o.b.v. een projectprotocol controles uitgevoerd op onder meer stahoogte, vervoersdocumenten en kwetsbare en jonge dieren. Er vindt slechts incidenteel tijdens een surveillance een controle op de transportwaardigheid van dieren plaats, aangezien dit in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar is. De dieren zijn nauwelijks zichtbaar en zijn niet bewegend fysiek te beoordelen.

De afdeling Expertise analyseert periodiek met behulp van gegevens in het I&R-systeem het transport van runderen binnen 7 dagen na het afkalven. Uit het databestand van de contactpersoon blijkt dat in 2018 totaal 45 meldingen met dieren die binnen 7 dagen na afkalven zijn vervoerd. De 45 meldingen betreffen 109 dieren. Volgens andere respondenten zou dit aantal veel hoger moeten zijn. Naast de periodieke analyse van het I&R-systeem maken dierenartsen melding (MOS) over koeien die binnen 7 dagen na afkalven zijn aangevoerd op het slachthuis. Hierover hebben we geen informatie verzameld.

Een tweede categorie kwetsbare dieren, die niet vervoerd mag worden, zijn de dieren > 90% in de dracht (zie beschrijving bij risico 10). De inspecteurs van de vervoersteams handelen de meldingen van beide beschreven categorieën af. In het leeuwendeel van de situaties leidt dit tot een bestuurlijke maatregel.

Het transport van dieren vanaf erkende verzamelplaatsen. Het toezicht door de teams Vervoer op de erkende verzamelplaatsen betrof in 2018 drie transporten van runderen.

In 2017 is een project gestart door de teams Vervoer, waarbij onaangekondigde inspecties plaats zouden vinden bij de erkende verzamelplaatsen. Tussen de directie Keuren en vertegenwoordigers van de teams Vervoer bestonden verschillende opvattingen over het toezicht op erkende verzamelplaatsen (zoals al dan niet aangekondigd, of onaangekondigd/risicogericht inspecteren ook buiten openingstijden). Op 2 oktober 2018 en op 3 december 2018 hebben expertsessies met afgevaardigden van de directies Handhaven en Keuren plaatsgevonden, met als doel de samenwerking op erkende verzamelplaatsen te intensiveren. Momenteel (medio 2019) wordt gewerkt aan het opzetten van nieuwe toezichtprojecten. De NVWA ontvangt meldingen van de FAVV over de aanvoer van runderen in Belgische slachthuizen in een slechte gezondheidstoestand, die afkomstig zijn uit Nederland. De ontvangen meldingen worden in MOS geregistreerd en worden in behandeling genomen door het team dat was betrokken bij de keuring. Door de respondenten is aangegeven dat tijdens het transport de gezondheidstoestand van een dier kan afnemen als gevolg van een ongeval. In één specifiek geval is daarbij door een OD aangegeven dat deze een dier mogelijk ten onrechte heeft gecertificeerd.

Pag. 30 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Conclusie(s).

Het toezicht op het vervoer van gewonde, zwakke en zieke dieren komt met name tot uitdrukking in enkele categorieën (kwetsbare dieren in de dracht, of koeien na afkalven). Deze controles vinden niet langs de weg plaats, maar hebben een meer administratief karakter. Het toezicht op de erkende verzamelplaatsen is beperkt tot de aanwezige dieren die ter keuring voor export worden aangeboden. De controles door de teams Vervoer zijn met name gericht op transportvereisten van de vrachtwagen en vervoersdocumenten. De beoordeling van niet-transportwaardigheid tijdens de controles vanuit de vervoersteams is in 2018 nauwelijks uitgevoerd.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 9. 
    Inherent Risico: Het vervoer vindt niet conform de transportverordening plaats (transport gaat niet volgens de regels).

Aard van het risico: Dierenwelzijn Toelichting Het vervoer van runderen mag alleen onder een op het risico: aantal voorwaarden worden gedaan.

Verplichtingen bedrijf (transport).

Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Daarbij moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, die betrekking hebben op:

  • • 
    Duur van het transport/zonder oponthoud; • Constructie van het vervoermiddel; • Kwalificaties van het personeel, betrokken bij het transport; • Sta-/bewegingsruimte; • Water/voeder/rust; • Aandacht voor dierenwelzijn.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Tijdens de inspecties op het vervoer van dieren wordt op diverse vormen van regelgeving toezicht gehouden en gehandhaafd. Dit toezicht is vormgegeven in werkinstructies, checklisten vervoerscontrole, specifiek interventiebeleid en handhavingsplannen. Voor het toezicht op overbelading van vee ontbreekt het aan beleidsregels, waardoor de NVWA hierop niet goed kan handhaven.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    Uit de data uit SPIN blijkt dat de vervoersteams in 2018 verschillende soorten controles (surveillance, administratieve controles en controles o.b.v. projecten) hebben uitgevoerd die zijn gericht op het transport van dieren.
  • • 
    Een inspecteur van een team Vervoer kan tijdens een vervoerscontrole een niet-transportwaardig dier constateren. In de praktijk komt dit zelden voor. In de praktijkomstandigheden van het transport is het bovendien nauwelijks vast te stellen. Om een RvB op te stellen en NTW te

bevestigen is daarbij de bevestiging van een OD noodzakelijk. Over de wenselijkheid hiervan verschillen de interne opvattingen.

Pag. 31 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    In de zomerperiode van 2018 zijn door enkele inspecteurs van de vervoersteams samen met een OD van een team Dierenwelzijn met surveillanceauto’s inspecties uitgevoerd gericht op maatregelen bij hitte.
  • • 
    Een aantal punten is lastig om op te handhaven: bijvoorbeeld vloeroppervlakte (overbelading) en hoogte (alleen bij kalveren).

Conclusie(s).

Toezichtmaatregelen zijn doelgericht, maar de beoordeling van niet-transportwaardigheid speelt tijdens de reguliere controles geen prominente rol. In de praktijkomstandigheden van het transport is NTW moeilijk vast te stellen en om NTW te bevestigen is een OD nodig.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 10. 
    Inherent Risico: De exploitant van het slachthuis neemt niet-transportwaardige dieren in ontvangst zonder de OD te informeren

Aard van het risico: Dierenwelzijn Toelichting Aantastingen van dierenwelzijn worden niet op het risico: adequaat opgepakt

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

De exploitant dient procedures op te stellen, die moeten garanderen dat elk dier c.q. elke groep dieren dat c.q. die op het terrein van het slachthuis wordt

aanvaard, aan een aantal eisen voldoen. De exploitant controleert voorafgaand aan de aanvoer van de dieren, voor zover dat mogelijk is, het VKI, I&R en eventuele verplaatsingsverboden. De exploitant heeft de verplichting om te beoordelen of de aangevoerde dieren daadwerkelijk aangevoerd mogen worden.

Wanneer de exploitant na deze controle besluit dat het dier kan worden toegelaten op het slachthuis, geeft hij dit aan - conform de procedure - richting

de handelaar/veehouder.

Zodra de dieren op het slachthuis zijn aangevoerd, wordt deze controle nogmaals door de exploitant uitgevoerd.

De exploitant heeft een Food Safety Management Systeem (FSMS) waarin zijn bedrijfsprocessen zijn vastgelegd. Hierin staat ook beschreven welke maatregelen de exploitant neemt bij gevonden afwijkingen aan product/dier of proces. Indien afwijkingen en/of maatregelen relevant zijn voor de keuringswerkzaamheden van de OD en het toezicht dat hij op het bedrijf

houdt, stelt de exploitant de OD hiervan in kennis.

Bij ernstige welzijnsaantasting moet er gelijk gedood worden door de exploitant van het slachthuis (conform zijn FSMS). Ook moet de OD geïnformeerd worden, zodat deze het gedode dier kan beoordelen op

eventuele ernstige (aangifteplichtige) dierziekten.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De OD voert een AM-keuring uit op de aangeleverde dieren. Deze keuring bestaat uit: • Het beoordelen van de VKI; • Het beoordelen van I&R;

Pag. 32 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    Een fysieke beoordeling van de aangevoerde dieren; • Een beoordeling of de runderen worden toegelaten tot de slacht. Hierbij heeft de OD de volgende mogelijkheden;

o herbeoordelen; o onvoorwaardelijke toestemming tot slachten; o voorwaardelijke toestemming tot slachten;

o geen toestemming tot slachten.

Naast de AM-keuring voorziet de NVWA ook in systeemaudits en

systeeminspecties.

De systeemaudit is gericht op de procedures van de exploitant van het slachthuis, zoals opgenomen in het FSMS. Deze audit vindt één keer per jaar

plaats en wordt uitgevoerd door het team ABB (Audits en bedrijvenbeheer).

De systeeminspectie (SI) richt zich altijd op één speerpunt. Daarbij is de vraag: hoe werkt het nu in de praktijk? Systeeminspecties worden door de

bedrijvenbeheerder uitgevoerd. De SI procedure voor aanvoer levende dieren maakt sinds 2019 deel uit van de systeemaudit en wordt niet meer apart als SI uitgevoerd.

In kleine en middelgrote slachthuizen worden de dieren vaak aangevoerd en gelost op tijden dat er (nog) geen NVWA-toezichthouder aanwezig is. Het is dan niet mogelijk om vast te stellen of tijdens het transport aan alle

dierenwelzijnseisen is voldaan.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

AM-keuring. Tijdens de bedrijfsbezoeken is geconstateerd dat het toezicht door de OD volgens de procedure AM-keuring plaatsvindt. Daarbij hebben wij ook geconstateerd dat de exploitant van het slachthuis eventuele tekortkomingen over VKI, I&R en aangevoerde dieren bij de OD meldt. Uit het OBIEE Dashboard (Oracle Business Intelligence Enterprise Edition) kan worden afgeleid dat door de OD-en bij drie van deze slachthuizen is vastgesteld in 2018 dat er niet-transportwaardige dieren zijn aangevoerd.

Systeemaudit. In 2018 zijn bij vijf van de zes geselecteerde slachthuizen systeemaudits uitgevoerd. De reden van het niet uitvoeren op één van de zes slachthuizen, is gemotiveerd aangegeven. De audits zijn in alle gevallen door een inspecteur van team ABB (Audits en bedrijvenbeheer) in samenwerking met de bedrijvenbeheerder uitgevoerd. Uit de auditverslagen blijkt dat bij twee slachthuizen dierenwelzijn is beoordeeld. Daarbij zijn bij beide slachthuizen tekortkomingen geconstateerd. De beschreven procedures in het kader van FSMS zijn beoordeeld in de door ABB uitgevoerde systeemaudit. Uit de auditrapporten blijkt echter niet welke onderdelen op welke aspecten geaudit zijn. Ook op het punt van de uitkomsten geven de auditrapporten niet altijd duidelijkheid.

In de procedureboeken van diverse slachthuizen hebben we gezien waar de leveranciers aan moeten voldoen; o.a. I&R, VKI, geen wrak vee aanleveren

etc. De aanwezige papieren versies waren in het algemeen verouderd. De OD- en hebben aangegeven dat de actuele digitale versies in bezit zijn van de bedrijvenbeheerder. Uit de gesprekken hebben we afgeleid dat OD-en onvolledig zicht hebben op de bedrijfsprotocollen.

Systeeminspectie. In 2018 zijn bij vijf van de zes geselecteerde slachthuizen systeeminspecties uitgevoerd. Niet duidelijk is waarom bij één slachthuis geen systeeminspecties zijn uitgevoerd. Bij dit slachthuis is in 2018 wel een systeemaudit uitgevoerd.

Pag. 33 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

De systeeminspecties worden door de bedrijvenbeheerder o.b.v. risicoanalyse

gepland.

Overige bevindingen:

  • • 
    Door diverse geïnterviewden is aangegeven dat de norm voor niettransportwaardigheid, zoals beschreven in een werkvoorschrift door de DA’s, verschillend wordt uitgelegd.
  • • 
    Afhankelijk van de geconstateerde aandoening bij het NTW-dier wordt een RvB opgesteld; als al op het primair bedrijf sprake was van deze

aandoening en deze ook zichtbaar was, dan geldt het RvB voor de veehouder en transporteur. Als de exploitant een NTW-dier constateert en deze de transporteur/veehouder daarop volgens FSMS aanspreekt, hoeft voor de exploitant geen RvB worden opgemaakt. Wel als blijkt dat de exploitant bij herhaling niet volgens de procedure NTW handelt.

  • • 
    Volgens de instructies dient de OD in beginsel totaal drie RvB’s op te maken wanneer bij de ontvangst niet-transportwaardige dieren worden aangeboden (primair bedrijf, transporteur en de exploitant van het

slachthuis). In de praktijk wordt in een gering aantal gevallen voor alle drie een RvB opgemaakt. Als reden wordt een onvoldoende bewijslast genoemd, bijvoorbeeld; de OD is niet aanwezig geweest bij het lossen van de dieren bij aankomst op het slachthuis. Dit is met name bij niet-permanent toezicht aan de orde.

  • • 
    Tussen het IBD, het UT en de OD-en is verschil van inzicht over het opmaken van een RvB voor de exploitant van het slachthuis en de rol van het IBD. Naar de mening van het UT en de OD-en interpreteert het IBD te veel, het IBD zou meer moeten verifiëren. Daarentegen geeft het IBD aan dat de RvB’s in het algemeen van onvoldoende kwaliteit zijn, met name de bewijslast zou nogal eens onvoldoende beschreven zijn.

Vanuit de afdeling Ontwikkeling en Ondersteuning (O&O) is aangegeven

dat het belangrijk is om ook de exploitant van het slachthuis een RvB te

geven, vooral als de tekortkoming structureel is. De exploitant moet

herhaling voorkomen. Daartoe dient hij zijn eigen procedures correct op te

volgen.

  • • 
    Vanuit het team ABB is aangegeven dat bij de AM-keuring de focus van de

OD op de keuring ligt en niet op de uitvoering van de gemaakte

procesafspraken (FSMS). Tijdens de bezoeken op de slachthuizen is dit

beeld bevestigd.

  • • 
    Bij de bezoeken aan de zes slachthuizen is geconstateerd dat de OD de

inspectieresultaten vastlegt in (M)Spin. De registratie in (M)Spin is niet

altijd conform de werkelijkheid. De OD voert bijvoorbeeld in: ‘geen tijd’

i.p.v. ‘geen temperatuurmeting uitgevoerd, omdat er geen afvoer van

vlees is’. Reden hiervoor: de zo in te voeren tekst is korter.

  • • 
    Tussen de teams DWZ en de teams VKE (slachthuizen) zijn geen

ingeregelde contacten, evenmin als tussen de vervoersteams en de teams

VKE. Vanuit de vervoersteams is aangegeven dat twee jaar geleden het

project ‘aanvoer buiten slachttijden’ heeft gedraaid. De vervoersteams

hebben het idee dat de OD-en in slachthuizen zich gecontroleerd voelen.

In 2018 is zo’n project niet uitgevoerd.

Kwetsbare dieren (90% dracht): De exploitant van het slachthuis meldt aan de OD wanneer bij het slachten een bijna voldragen kalf wordt aangetroffen. Wanneer volgens de OD een vermoeden/sprake is van meer dan 90% dracht, meldt hij dit aan het IBD. Het IBD zet deze melding door naar een inspecteur van een vervoersteam die als contactpersoon optreedt. De inspecteur registreert de gegevens van de melding en handelt de opdracht telefonisch af. Bij herhaling bezoekt de inspecteur het primaire bedrijf. Uit het databestand van de contactpersoon

Pag. 34 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

blijkt dat in 2018 totaal 295 meldingen van dieren met 90% dracht van het IBD zijn ontvangen.

Opvallend is dat meer dan de helft van alle meldingen afkomstig is van één OD die in 2018 werkzaam was in één slachthuis. Als reden voor dit hoge aantal

is aangegeven dat de OD hierin actief is en dat het slachthuis meewerkt. De afhandeling van de melding leidt altijd tot het opleggen van een maatregel aan de veehouder (SW, dan wel een bestuurlijke boete). De vervoerder wordt alleen bezocht wanneer er voldoende basis is voor het opleggen van een maatregel.

Conclusie(s).

In zijn algemeenheid is er veel congruentie tussen de uitvoeringspraktijk en de toezichtmaatregelen die voorzien zijn. Op onderdelen zijn er wel zwakke

punten /discrepanties: • Normen voor transportwaardigheid worden verschillend toegepast. • Elementen van het FSMS, alsmede uitkomsten van systeeminspecties en systeemaudits spelen een beperkte rol van betekenis bij de keuringswerkzaamheden van de OD. • De mogelijkheid voor registraties in Spin is niet optimaal. • De samenwerking met DWZ-teams is nog onvoldoende ingeregeld. • Er zijn nog moeilijk te verklaarbare verschillen in aantallen meldingen van >90% dracht. • Of het inherente risico in voldoende mate wordt afgedekt wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van de beoordeling van de OD. Deze kwaliteit is mede afhankelijk van de beschikbare tijd, de inzet, de inschatting, en deskundigheid van de OD. • Feitelijk is er heel weinig bekend, of de oordeelsvorming van de OD voldoet. Er zijn weinig of geen compenserende maatregelen, die eventuele beoordelingsfouten van de OD kunnen corrigeren. • De afhankelijkheid van het oordeel van één functionaris maakt deze schakel in de keten zwak.

Opmerkingen.

Toezichtmaatregelen NVWA: Fysieke beoordeling van de aangevoerde dieren aan de hand van het werkvoorschrift K-RV-AM-WV04 (Fysieke beoordeling van slachtdieren tijdens AM- keuring). In dit werkvoorschrift wordt voor wat betreft de DZW-eisen verwezen naar het voorschrift KR-RV-AM-WV09. Deze is echter niet op de werkwijzer gepubliceerd. Op de werkwijzer is aangegeven dat thans WLZ-017 Toezicht op welzijn geldig is. Hierin wordt verwezen naar het instructieblad WLZVL—019 verwezen. Dit blad is ook niet op de werkwijzer geplaatst.

Suggesties.

  • 11. 
    Inherent Risico: Er worden door de exploitant van het slachthuis dieren geslacht voordat deze aan de AM-keuring zijn onderworpen.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Een exploitant kan er belang bij hebben om op het risico: dieren in het slachtproces te laten, zonder dat deze aan een AM-keuring zijn onderworpen.

Pag. 35 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

Zodra de exploitant van een slachthuis voornemens is om dieren te slachten, dient hij/zij volgens het NVWA-planningskader bij de afdeling Planning van de NVWA een aanvraag in voor AM- en PM-keuring. Indien de AM-keuring op het slachthuis plaatsvindt, dient de aanvraag zodanig tijdig te worden gedaan dat

deze binnen 24 uur na aanvoer door de OD kan worden uitgevoerd. De AM- keuring is wettelijk 24 uur geldig.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De afdeling Planning van de NVWA beoordeelt de aanvraag en zal bij een volledige en correcte aanvraag één of meerdere toezichthouders van de NVWA inplannen om de aangevraagde werkzaamheden uit te voeren. Tevens wordt de aanvraag van de exploitant aan de Kwaliteitsdienst Dierlijke Sector (KDS) doorgegeven, die de benodigde officiële assistenten inplant ten behoeve van

de PM-keuring.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Er kan worden opgetreden in het geval de exploitant gaat slachten voordat de AM-keuring is uitgevoerd. In de gesprekken is aangegeven dat in dergelijke situaties het karkas afgekeurd wordt. Dit heeft zich volgens de respondenten

nog niet voorgedaan.

Door het uitvoeren van een I&R-controle bij het primair bedrijf, kan vastgesteld

worden of mogelijk illegaal geslacht is (zie verder bij IHR 13).

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 12. 
    Inherent Risico: De exploitant van het slachthuis doet geen melding bij de NVWA van een

    noodslachting. Aard van het risico: Voedselveiligheid

Toelichting Er kan vlees in het slachtproces komen, dat niet op het risico: voldoet aan de criteria. Het gegeven dat de exploitant dit doet zonder medeweten van de NVWA doet vermoeden, dat het hier een rund betreft dat niet voor een noodslachting in

aanmerking zou komen.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

Een dier mag een noodslachting ondergaan onder een aantal voorwaarden. Het dier moet op het moment van bedwelmen en doden een ongeval hebben gehad, dat op het moment van bedwelmen en doden niet langer geleden mag hebben plaatsgevonden dan 3 x 24 uur; De practicus en veehouder vullen de Verklaring voor Noodslachting (attest) volledig in en ondertekenen naar waarheid.

Het werkvoorschrift omvat verder nog bepalingen omtrent: ongevallen,

gezondheidsstatus, transportwaardigheid, alsmede aanvullende bepalingen.

De exploitant meldt de NVWA: • Onregelmatigheden op het noodslachtingsformulier en op het VKI;

Pag. 36 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    De noodslachting op de dag van ontvangst via het aanvragen van PM- keuring;
  • • 
    Of een BSE-test nodig is.

Het dier dient bij aankomst in het slachthuis onmiddellijk te worden uitgeslacht.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Toezicht op de werkwijze van het slachthuis: • De OD houdt toezicht op procedures van de exploitant waarmee deze het attest controleert; • De OD beoordeelt of het formulier volledig is ingevuld en ondertekend door veehouder en door de dierenarts-practicus; • Het ongeval mag niet langer geleden zijn dan 3 x 24 uur op het moment van bedwelmen; en • De dag van PM-keuring mag uiterlijk op dag 4 plaatsvinden, waarbij dag 0 de dag van doden is.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Noodslachtingen worden ter keuring bij de NVWA aangemeld (zie beschrijving bij risico 04). De exploitant van het slachthuis dient elke noodslachting voor de PM-keuring aan te vragen bij de afdeling planning van de NVWA. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan met het attest.

Noodslachtingen die niet voor de PM-keuring worden aangemeld (oftewel: die illegaal worden gedaan) zijn nog steeds mogelijk. Het primair bedrijf meldt in

zo’n geval het dier niet af in het I&R-systeem en de exploitant van het slachthuis meldt het dier niet aan in het I&R-systeem. Dit kan mogelijk alleen bij een I&R-controle in de stal worden vastgesteld. Er wordt dan een dier op de stallijst vermeld, dat niet aanwezig is.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 13. 
    Inherent Risico: Er is geen controle door de exploitant van het slachthuis op I&R-gegevens van de aangevoerde runderen.

Aard van het risico: Diergezondheid en voedselveiligheid Toelichting Risico is dat zieke dieren, die niet mogen worden op het risico: geslacht en ongeschikt zijn voor HMC, wel in de menselijke consumptieketen komen

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

De exploitant controleert voorafgaand aan de aanvoer van de dieren, voor zover dat mogelijk is, de I&R gegevens. Wanneer deze controle niet leidt tot het besluit van de exploitant dat hij een dier niet wil ontvangen op het slachthuis, informeert deze de handelaar/veehouder dat de dieren aangevoerd mogen worden. Zodra de dieren op het slachthuis zijn aangevoerd, wordt deze

controle nogmaals door de exploitant uitgevoerd.

Pag. 37 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

De exploitant heeft een FSMS waarin zijn bedrijfsprocessen zijn vastgelegd. Onderdeel van de beschrijvingen is de controle van de I&R-gegevens van de aangevoerde runderen. In het FSMS staat ook beschreven welke maatregelen de exploitant neemt bij gevonden afwijkingen aan product/dier of proces.

Indien afwijkingen en/of maatregelen relevant zijn voor de keuringswerkzaamheden van de OD en het toezicht dat hij op het bedrijf houdt, stelt de exploitant de OD hiervan in kennis.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De OD controleert of de aangevoerde dieren overeenstemmen met de aangeleverde documenten op de volgende 5 onderdelen: 1) Identificatie; 2) Dierregistratie; 3) Leeftijd; 4) Overeenstemming; 5) Bestemming voorafgaand aan de slacht.

Officieel geregistreerde niet-identificeerbare dieren (NI runderen) mogen niet geslacht worden voor menselijke consumptie. Hiervoor geldt Bestemming categorie 2 DBP vervoedering, d.w.z. dierlijke bijproducten vervoedering. Het slachten van deze runderen vereist wel dat dat het betreffende slachthuis hiervoor over procedures moet beschikken.

De OD voert in dit geval een inspectie van het levende dier uit om te controleren of er geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten aanwezig zijn.

Toezicht in het verlengde van keuren. De OD houdt toezicht of de exploitant werkt conform het bedrijfseigen protocol dat is opgenomen binnen het FSMS.

Systeeminspectie ‘Verificatie I&R’. Deze inspectie is gericht op de procedures van de exploitant van het slachthuis, zoals opgenomen in het FSMS (audit vindt 1x per jaar plaats).

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Tijdens de bezoeken aan de zes slachthuizen is waargenomen dat de OD-en

controles op de I&R-verplichtingen uitvoeren:

Het slachthuis gebruikt een geautomatiseerd registratiesysteem (zoals U-

Slim of ReactIR) voor de registratie en controle van de I&R-oormerken. Dit

systeem is gekoppeld met de I&R-database. Het I&R systeem bevat

geprogrammeerde controles op de ingevoerde gegevens bij de

aanvoermelding (door het slachthuis).

Alleen onvolkomenheden worden door de exploitant doorgegeven aan de

NVWA.

Met de gegevens in OBIEE is vastgesteld dat in 2018 bij vier van de zes bezochte slachthuizen een systeeminspectie heeft plaatsgevonden, met de controlelijst ‘Verificatie I&R’.

Bij een EDP-audit op een slachthuis is vastgesteld dat een oormerknummer jaren geleden als ‘geslacht’ in het I&R-systeem is gemeld en op een later

moment opnieuw in het I&R-systeem is aangemeld.

Overige bevindingen: In twee gesprekken is door OD-en aangegeven dat medewerkers van RVO.nl op verzoek van de veehouders wijzigingen in de I&R database doorvoeren, zonder daarbij kritische vragen te stellen. Het risico is daardoor aanwezig dat de veehouder met opzet gegevens laat manipuleren.

Pag. 38 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt. Mogelijk is sprake van onterechte RVO-mutaties,

waardoor het beeld wordt verstoord.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 14. 
    Inherent Risico: De exploitant van het slachthuis slacht dieren zonder I&R-merk.

Aard van het risico: Voedselveiligheid & diergezondheid Toelichting Risico is dat er geen sluitend zicht is op het aantal op het risico: in leven zijnde runderen, en/of dat zieke dieren, die niet mogen worden geslacht en ongeschikt zijn voor HMC, wel in de menselijke consumptieketen komen.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

Algemene voorwaarden I&R: De exploitant heeft een door de NVWA goedgekeurd protocol dat onderdeel uitmaakt van zijn FSMS.

Bestemming categorie 2 DBP vervoedering. Er kunnen bepaalde categorieën runderen (rund zonder oormerk, rund met 2 verschillende oormerken waarvan geen correctie mogelijk is) niet meer voor menselijke consumptie worden geslacht. In die situaties is verwaarding in de vorm van categorie 2 DBP vervoedering toegestaan. Deze dieren kunnen voor deze bestemming gedood worden op slachthuizen die daarvoor toestemming hebben (vastgelegd in MOS) en over een door de NVWA goedgekeurd protocol bezitten. De OD voert in deze situatie een inspectie van het levende dier uit om te controleren of er geen symptomen aanwezig zijn van op mens of dier overdraagbare ziekten. Het slachthuis moet na het doden het specifiek risicomateriaal (SRM) verwijderen en het dier in de I&R-database een ‘doodmelding’ geven in plaats van een ‘slachtmelding’.

Oormerken van officieel niet-identificeerbare (NI) runderen (zgn. 1950- runderen) waarvan een veehouder de identiteit niet kan aantonen, worden als een niet-identificeerbaar rund geregistreerd in de centrale I&R-database. Het niet-identificeerbare rund is te herkennen aan het oormerk, waaruit aan de onderzijde een driehoekige inkeping is geknipt. Dit is gedaan op een wijze dat barcode en identificatiecode leesbaar blijven. Het rund krijgt de fictieve geboortedatum 1-1-1950 in de centrale I&R-database. Voor de verwerking van deze runderen moet het slachthuis een protocol hebben.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De OD controleert of de aangevoerde dieren overeenstemmen met de aangeleverde documenten op de volgende 5 onderdelen: • Identificatie; • Dierregistratie; • Leeftijd; • Overeenstemming; • Bestemming voorafgaand aan de slacht.

Officieel geregistreerde niet-identificeerbare dieren mogen niet geslacht worden voor menselijke consumptie. Hiervoor geldt Bestemming categorie 2 DBP vervoedering. De OD voert in dit geval een inspectie van het levende dier

Pag. 39 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

uit om te controleren of er geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten aanwezig zijn.

Toezicht in het verlengde van keuren. De OD houdt toezicht of de exploitant werkt conform het bedrijfseigen protocol dat is opgenomen binnen het FSMS.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Tijdens de zes bezoeken aan de slachthuizen is geconstateerd dat alle dieren door de OD zijn gecontroleerd op de beschreven onderdelen. De OD maakt bij

de controle gebruik van het registratiesysteem van het slachthuis (zoals U- Slim of ReactIR) voor de registratie en controle van de I&R-oormerken. Dit systeem is verbonden met de I&R-database. Het I&R-systeem geeft een signaal als nummers niet kloppen. Alleen onvolkomenheden worden door de exploitant doorgegeven aan de NVWA.

Uit de gegevens in OBIEE blijkt dat bij één van de zes bezochte slachthuizen in 2018 door een OD een RvB is opgemaakt voor het aantreffen van een dier

met één oormerknummer. In de instructie is daarentegen aangegeven, dat de dieren minimaal één oormerknummer dienen te dragen. Voor de slacht is dus één I&R-oormerk voldoende, maar voor transport moeten er twee I&R-oormerken aanwezig zijn.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt.

Opmerkingen.

Voor officieel niet-identificeerbare dieren wordt een fictieve geboortedatum 01- 01-1950 gebruikt plus een ‘vlag’. Een vlag is een indicator voor de OD op een slachthuis. Op peildatum 12-04-2019 waren in de I&R-database 1.203 levende NI- runderen geregistreerd. Het karkas van 1950-dieren kan gezond lijken. De verleiding is er dan om het karkas in het humane circuit te brengen. Er wordt jaarlijks in het I&R-systeem bij ca. 300 dieren een ‘1950-vlag’ gezet. Er hebben zich situaties voorgedaan, waarbij een I&R-nummer van een 1950- rund twee keer voor de slacht is aangeboden.

Suggesties.

  • 15. 
    Inherent Risico: De exploitant van het slachthuis slacht niet-slachtwaardige dieren.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Gevolg kan zijn, dat zieke dieren, die niet mogen op het risico: worden geslacht en ongeschikt zijn voor HMC, wel in de menselijke consumptieketen komen.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

De exploitant is verantwoordelijk voor de selectie van landbouwhuisdieren op het slachthuis. Alle dieren die aangevoerd worden op het slachthuis moeten gezond (voor zover de exploitant dit kan beoordelen) en schoon zijn. De achterliggende reden voor deze bepaling is dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat een vuil dier bij het uitslachten verontreiniging van het karkas en daarmee voedselvergiftiging kan veroorzaken.

De exploitant dient procedures in zijn FSMS (Food Safety Management System) op te nemen die ervoor zorgen dat er zich m.b.t. de gezondheids

Pag. 40 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

status en de reinheid van de huid/vacht van slachtdieren bij slachting en uitslachting geen onaanvaardbaar risico voordoet. Als slachtdieren niet voldoen aan de hier gestelde criteria, dient de exploitant de OD hiervan in kennis te stellen en passende maatregelen te nemen volgens de procedures van het FSMS van zijn bedrijf.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Fysieke beoordeling door de OD. De OD beoordeelt het dier op: • Kans op bezoedeling bij het slachten; • Gezondheid en aanwezigheid van eventuele lokale klinische afwijkingen; • Reinheid; • Het voorkomen van dierziekten; • Zoönosen en besmettelijk dierziekten; • Aangifteplichtige dierziekten; • Welzijn.

De OD beoordeelt of een slachtdier toestemming tot slachten krijgt en deelt het slachtdier in de AM-categorieën 1, 2 of 3 in. De OD houdt toezicht op de selectie van de slachtdieren door de exploitant en op de passende maatregelen die de exploitant neemt volgens de procedures van zijn FSMS indien de dieren niet gezond of schoon zijn. Indien de exploitant naar het oordeel van de OD

geen passende maatregelen neemt, zet de OD corrigerende interventies in.

Een systeemaudit gericht op de procedures van de exploitant van het slachthuis, zoals opgenomen in het FSMS, vindt één keer per jaar plaats. In het FSMS dient de procedure beschreven te zijn m.b.t. de slachtwaardigheid.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Tijdens de zes bezoeken aan de slachthuizen is geconstateerd dat alle dieren door de OD zijn gecontroleerd op de beschreven onderdelen. Bij de bezochte slachthuizen worden in het algemeen vleesrassen aangevoerd, daarbij is -naar zeggen van de respondenten- de slachtwaardigheid doorgaans geen issue.

Tijdens de bijwoning op een slachthuis werd door de stalbaas aan de OD gemeld dat een rund extra aandacht zou krijgen bij het slachten. Door de OD was voor dit rund toestemming tot slachten gegeven. Dit voorbeeld illustreert, hoe dit slachthuis haar verantwoordelijkheid voor de fysieke beoordeling heeft genomen.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt. Het slachten van niet-slachtwaardige dieren lijkt in

de praktijk niet voor te (kunnen) komen.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 16. 
    Inherent Risico: Het VKI-formulier wordt niet 24 uur van tevoren ingeleverd bij de exploitant van het slachthuis.

Aard van het risico: Dierenwelzijn en Voedselveiligheid Toelichting De AM-keuring kan onvoldoende effectief worden op het risico: uitgevoerd.

Pag. 41 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

Voor alle houders van de dieren betekent dit dat elk dier dat voor slacht afgevoerd wordt naar een slachthuis moet worden voorzien van informatie

over de voedselketen.

De exploitant: • Heeft in zijn FSMS een op “Hazard analysis and critical control points” (HACCP) gebaseerde procedure opgenomen waarin beschreven hoe wordt omgegaan met de VKI; • Mag geen dieren tot het terrein van het slachthuis toelaten zonder dat hij de VKI heeft opgevraagd en ontvangen, 24 uur voordat de dieren bij het slachthuis aankomen, tenzij anders staat beschreven.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Er mag niet eerder tot slachten of verdere behandeling worden overgaan alvorens de VKI door de OD beoordeeld is en toestemming tot aanvoer c.q.

slachten of verdere behandeling is verleend.

De NVWA is met verschillende sectoren overeengekomen dat de VKI de dag voorafgaand aan de slacht voor 16.00 uur, of zoveel eerder als nodig, aan de

OD overhandigd moet worden. De VKI kan via digitale databestanden worden aangeleverd. In dat geval hoeft de VKI slechts zodanig tijdig te worden aangeleverd aan exploitant en de OD, dat zij voldoende tijd hebben om de gegevens te beoordelen en zo nodig passende maatregelen te nemen.

In uitzondering hierop mag de VKI de zending vergezellen in de situaties dat dieren vanaf een (export)verzamelplaats worden aangevoerd. Deze uitzondering geldt tevens voor slachthuizen die geringe aantallen slachtdieren verwerken (<10 GVE/week). In het FSMS van het slachthuis moet een procedure opgenomen zijn die omschrijft hoe men omgaat met de VKI.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

In gesprekken is aangegeven dat er situaties zijn, waarbij de VKI het dier vergezelt bij de aanvoer op het slachthuis. Daardoor heeft de exploitant de mogelijkheid om op het laatste moment nog dieren bij te voegen of om

wijzigingen door te voeren.

In de gesprekken op de zes slachthuizen is aangegeven dat de exploitant de tijdige ontvangst van de VKI beoordeeld. De onregelmatigheden die daarbij

worden geconstateerd worden door de exploitant aan de OD gemeld.

Conclusie(s).

Ten aanzien van het tijdig melden van VKI gegevens is hier geen sprake van een substantieel restrisico. Wel kunnen situaties ontstaan, waarin de OD meer

dieren te keuren heeft dan wat is begroot in tijd.

Opmerkingen.

Suggesties.

Het respecteren van de 24-uurstermijn op zich is hier niet relevant voor dit genoemde risico. Het is te overwegen om een 24-uurstermijn voor alle veehouders (i.t.t. wat de beleidsnotitie aangeeft) te implementeren om daarmee beter te borgen dat de beschikbare tijd voor de OD aansluit op het aantal aangevoerde dieren en om meer tijd te geven voor beoordeling door de

exploitant van de aangeleverde gegevens.

Pag. 42 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • 17. 
    Inherent Risico: Het VKI-formulier wordt niet beoordeeld door de exploitant van het slachthuis.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting De kans bestaat dat dieren ten onrechte worden op het risico: geaccepteerd door de exploitant en ten onrechte als slachtwaardig worden beoordeeld.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

De houder is ervoor verantwoordelijk dat de verstrekte voedselketeninformatie de actuele situatie weergeeft op het moment dat de dieren zijn bedrijf verlaten. In alle gevallen moet door of namens de houder verklaard worden dat de geleverde informatie waar is. De verklaring is en blijft geldig zolang de verstrekte informatie juist en volledig is. Een houder die het dier korter onder zich had dan de in het VKI genoemde termijnen moet zorgen dat hij beschikt over de informatie van de vorige houder. Indien de informatie wordt verstrekt door iemand anders dan de houder moet deze persoon desgevraagd kunnen aantonen dat er gehandeld is in opdracht van de houder en dat de geleverde informatie waar is.

De exploitant: • Heeft in zijn FSMS (Food Safety Management Systeem) een op HACCP gebaseerde procedure opgenomen waarin beschreven hoe wordt omgegaan met de VKI; • Mag geen dieren tot het terrein van het slachthuis toelaten zonder dat hij het VKI heeft opgevraagd en ontvangen 24 uur voordat de dieren bij het slachthuis aankomen, tenzij hieronder anders staat beschreven; • Beoordeelt de VKI voordat de dieren worden afgeleverd op het slachthuis en neemt op basis van deze beoordeling de nodige maatregelen; • Overhandigt de VKI aan de OD voor aanvang van de AM-keuring van de dieren of voor de PM-keuring van een noodslachting; • Maakt ook de voorgenomen maatregel kenbaar bij het overhandigen van het beoordeelde VKI aan de OD; • Zorgt ervoor dat de OD voldoende tijd beschikbaar heeft om de VKI te beoordelen en te analyseren; • Mag niet eerder tot slachten of verdere behandeling van de slachtdieren overgaan zolang daartoe door de OD geen toestemming verleend is; • Moet de originele VKI bewaren volgens de wettelijke bewaartermijnen.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Werkzaamheden OD. Er mag niet eerder tot slachten of verdere behandeling worden overgaan alvorens het VKI door de OD beoordeeld is en toestemming tot aanvoer c.q. slachten of verdere behandeling is verleend. Op basis van de taak en de geldende voorwaarden: • Beoordeelt en analyseert de OD de VKI-gegevens en de consequenties voor het slachtproces; • Houdt de OD toezicht op de door de exploitant uitgevoerde beoordeling en voorgenomen maatregelen.

De OD moet de geleverde informatie meewegen om tot een besluit te komen over toelating, weigering, toelating met aangepast slachtproces, of aangepast AM en/of PM-keuringsregiem. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de volgende mogelijkheden: aangepaste bandsnelheid, aangepast keuringsregiem, nader onderzoek/bemonstering, het treffen van persoonlijke beschermingsmaatregelen, meewegen in de PM-keuringsbeslissing, wel of niet toelaten uier voor menselijke consumptie, et cetera.

Indien de OD twijfelt aan de betrouwbaarheid van de VKI-gegevens is er sprake van een dubieus VKI dient dit gemeld te worden aan de directie Handhaven via het Interventie Bureau Dier (IBD).

Pag. 43 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Systeemaudit De beschreven procedures in het kader van FSMS worden beoordeeld in de door het team ABB uitgevoerde systeemaudit.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Het slachthuis gebruikt een registratiesysteem (zoals U-Slim of ReactIR) voor de registratie en controle van de VKI. Alleen onvolkomenheden worden door

exploitant doorgegeven aan de NVWA.

De laatste houder is verantwoordelijk, ook als een ander ondertekend heeft. Veel (melkvee-)bedrijven werken met managementsoftware en dan betreft de ondertekening van de VKI een digitale handtekening; die kan alleen op het

afvoerende bedrijf gedaan worden.

Uit diverse gesprekken is afgeleid dat: • Het papieren VKI-formulier door zowel de veehouder, de transporteur, de handelaar, als de exploitant van het slachthuis kan worden ingevuld en ondertekend; • Het papieren VKI-formulier op elk moment in het traject vanaf het primair bedrijf t/m het slachthuis kan worden gewijzigd. Dit komt ook voor in de praktijk.

In diverse gesprekken is aangegeven dat de veehouders het VKI-formulier

onduidelijk vinden:

  • • 
    Er is een misvatting dat alleen middelen genoteerd dienen te worden die

ook in het logboek zijn geregistreerd. Vrije diergeneesmiddelen als

calcium/magnesium dienen op het VKI genoteerd te worden.

  • • 
    Vragen op het VKI zijn niet voor iedereen duidelijk. Hierdoor worden er

mogelijk onbewust fouten gemaakt.

Voor een aantal punten op het VKI-formulier heeft de OD geen contrainformatie waarmee hij de gegevens kan beoordelen: • De juistheid van de vermelde datum van de toediening van de middelen. • De juistheid en de volledigheid van de toegediende middelen die op het VKI-formulier zijn vermeld.

De OD kan wel o.b.v. een fysieke beoordeling een indicatie krijgen dat het

bijvoorbeeld opvallend is dat er geen medicijnen zouden zijn toegediend.

Het VKI-formulier wordt door een groot deel van de respondenten het

‘leugenbriefje’ genoemd.

Conclusie(s).

Alhoewel de VKI doorgaans de basis vormt voor de exploitant en de OD, is de waarde van de VKI als toezichtinstrument beperkt. Er zijn te veel partijen die het VKI naar eigen inzicht kunnen aanpassen. Daardoor laat de betrouwbaarheid van de informatie zelf al te wensen over. • Het VKI en de gegevens zijn niet voor alle betrokkenen duidelijk; • Voor de beoordeling van een aantal gegevens op het VKI bestaat geen contra-informatie.

Opmerkingen.

Suggesties. Bij een dubieus VKI inspecteert de directie Handhaven bij de veehouder. De juistheid van de vermelde data en toegediende middelen op het VKI zouden vergeleken kunnen worden met de administratie van de veehouder of de begeleidend dierenarts. Dit levert geen contra-informatie bij controle door de OD op het slachthuis, maar beidt wel inzicht in gebruik en de waarde van de aangeleverde informatie op het VKI.

Pag. 44 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • 18. 
    Inherent Risico: Er is geen controle op door de praktiserend dierenartsen afgegeven attesten.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Voortschrijdend inzicht; dit risico is geen op het risico: inherent risico, maar een toezicht risico. Zie de tekst bij nr. 12 (Slachthuis AM-keuring).

  • 19. 
    Inherent Risico: Er wordt door de exploitant van het slachthuis illegaal geslacht.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Hierbij verwijzen we naar alle voorgaande op het risico: inherente risico’s (Slachthuis AM-keuring).

  • 20. 
    Inherent Risico: Er worden ten onrechte in nood gedode dieren op het slachthuis aangevoerd.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Zie de tekst bij nr. 12. Dit risico is gelijk aan nr. op het risico: 12, maar anders geformuleerd.

  • 21. 
    Inherent Risico: (Ge)dode dieren (nog in de huid) (DAG/ DOS/GOS/GTS) worden niet individueel

    onder vermelding van oormerknummer gemeld bij en opgehaald door de destructor. Dit geldt ook voor kleine kadavers (kalf).

Aard van het risico: Diergezondheid Toelichting De administratie van levend vee is niet meer op het risico: sluitend te krijgen.

Verplichtingen bedrijf (Slachthuis AM-keuring).

Slachthuizen dienen kadavers op basis van oormerknummer te melden aan Rendac uiterlijk 1 werkdag na het ontstaan. Rendac dient kadavers op te halen

uiterlijk 1 werkdag na melding.

De wetgeving schrijft voor dat alle kadavers categorie 1- of 2-materiaal zijn. Alle kadavers moeten verplicht worden aangemeld en aangeboden aan een verwerkingsbedrijf voor categorie 1- en 2-materiaal. In Nederland is er één verwerkingsbedrijf voor categorie 1- en 2-materiaal (kadavers). Dit bedrijf is Rendac gevestigd in Son. Daarnaast regelt de wet dat kadavers na voorbewerking bij een destructiebedrijf moeten worden vernietigd.

Rendac dient over een schriftelijke procedure te beschikken ter identificatie van bedrijf van herkomst en/of bestemming.

Bij vervoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten moet een handelsdocument aanwezig zijn dat voldoet aan de gestelde eisen.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De NVWA voert controles uit in de slachthuizen en uitsnijderijen waar categorie 1 en 2 materiaal ontstaat, om te verifiëren of exploitanten van deze inrichtingen dierlijke bijproducten conform de regelgeving verzamelen,

opslaan, identificeren, vervoeren en/of in de handel brengen.

Pag. 45 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Het slachthuis doet een melding aan Rendac om kadavers op te halen. Daarnaast dient het slachthuis een melding van de afvoer van (ge)dode dieren in het I&R-systeem te doen. In de praktijk meldt Rendac in het algemeen de afvoer van (Ge)dode dieren in het I&R-systeem i.p.v. het slachthuis. Dit

verloopt geautomatiseerd bij een melding door het slachthuis aan Rendac.

Uit gesprekken met respondenten is afgeleid dat Rendac beschikt over een interne procedure, waarmee de registratie van de I&R-nummers van alle opgehaalde (ge)dode dieren in opzet is geborgd. De chauffeur mag volgens het Rendac-handboek alleen de kadavers met de juiste nummers (vermeld op

de routelijst van Rendac volgend op melding door bedrijf) opladen. Vanuit RVO.nl loopt er een actie waarbij aandacht is voor overeenstemming tussen I&R en Rendac-gegevens.

Het dier wordt met minimaal één oormerknummer naar Rendac afgevoerd.

Bij 5 van de 6 bezochte slachthuizen is in kalenderjaar 2018 één systeeminspectie “DBP oorsprongsbedrijven” uitgevoerd.

Het toezicht bij Rendac wordt uitgevoerd door de inspecteurs van de directie Handhaven, divisie Inspectie, afdeling Industrie. Er vindt bij Rendac geen NVWA-toezicht (fysiek dan wel administratief) plaats op het daadwerkelijk bereiken van de door het slachthuis afgemelde (Ge)dode dieren. Er vindt derhalve ook geen toezicht plaats op de juistheid en volledigheid van de

vermelde oormerknummers op het handelsdocument.

De NVWA kan achteraf op basis van informatie van Rendac de afvoer van een kadaver nagaan. Volgens geïnterviewden zijn daarbij nog nooit tekortkomingen geconstateerd.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt. Op meerdere momenten in de keten vindt controle plaats. De koppeling met I&R database creëert een extra controle mogelijkheid.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • 22. 
    Inherent Risico: De exploitant van het slachthuis biedt afgekeurde karkassen aan voor humane consumptie (Er vindt handel plaats in

    afgekeurd vlees) /Dierlijke bijproducten worden niet overeenkomstig de juiste categorisering aangeboden.

Aard van het risico: Voedselveiligheid Toelichting Voorkomen moet worden, dat vlees dat ongeschikt op het risico: is voor humane consumptie toch als zodanig in de voedselketen terecht komt. Verplichtingen bedrijf (Slachthuis PM-keuring).

Het slachthuis dient ervoor te zorgen dat karkassen op de juiste wijze worden gecategoriseerd wordt en dat de dierlijke bijproducten (cat. 1, 2 en 3) die niet geschikt zijn voor HMC, conform de regelgeving verzameld, opgeslagen, geïdentificeerd, en vervoerd en/of in de handel gebracht worden.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

De NVWA voert controles uit in de slachthuizen en uitsnijderijen waar cat. 1,

2 en 3-materiaal ontstaat, om te verifiëren of exploitanten van deze

Pag. 46 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

inrichtingen dierlijke bijproducten conform de regelgeving verzamelen, opslaan, identificeren, vervoeren en/of in de handel brengen. De OD-en voeren operationele en tactische inspecties uit op DBP, met name: • De CL “dierlijke bijproducten RV” en • de SI “DBP oorsprongsbedrijven”.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

De NVWA houdt toezicht op het verzamelen, het opslaan, het identificeren, het vervoeren en/of in de handel brengen van materiaal waarvoor een voorgeschreven bestemming geldt, maar dit toezicht is niet op elk van deze activiteiten evenredig verdeeld: • Het merendeel van de inspecties bij de zes bezochte bedrijven is uitgevoerd: Het operationeel toezicht is bij elk van de zes bedrijven uitgevoerd. Het tactisch toezicht in een aantal gevallen niet. • Het fysieke toezicht op het slachthuis is veelal beperkt tot het erop toezien dat de categorisering van HMC; Categorie 1,2,3 materiaal correct plaatsvindt; • Karkassen bestemd voor HMC krijgen door de OD een stempel. Bij het bezoek op één van de slachthuizen viel het ons op, dat het stempel op een goedgekeurde karkas niet leesbaar was; • Afgekeurde karkassen (Categorie 1,2,3) krijgen geen stempel; • Categorie 1,2,3 materiaal wordt in de daartoe bestemde containers gedaan. Of dit wel of niet op een correcte wijze gebeurt, is voor de OD-en doorgaans geen aandachtspunt; • Het toezicht op de verplichte kleuring van cat. 1 materiaal is voor OD-en ook niet altijd een aandachtspunt. Zo hebben wij bij 5 van de 6 bezochte slachthuizen cat. 1 materiaal in bakken aangetroffen dat niet conform de richtlijnen gekleurd was (i.c. in het geheel niet gekleurd). Daarbij dient wel opgemerkt te worden, dat de verplichting tot kleuren alleen geldt voor cat. 1 SRM. • Op de afvoer van afgekeurde karkassen is geen NVWA-toezicht.

Rendac • Incidenteel worden bij Rendac administratieve controles uitgevoerd, waarbij o.m. gekeken wordt naar de routelijst, handelsdocumenten, weegbonnen en facturen. Dit betreft dan een juistheidscontrole, maar geen volledigheidscontrole.

Dierentuinen • Er loopt een DBP-project bij de afdeling Industrie en bij de directie Keuren, gericht op het inventariseren van de afvoer van cat-2 en cat-3 materiaal door slachthuizen naar dierentuinen over de jaren 2017/2018. • Daarnaast is er deelwaarneming gedaan op de aansluiting tussen afvoerbonnen (slachthuis en aanvoerbonnen (dierentuin). • Er zijn ook andere vormen van toezicht op dierentuinen, maar deze hebben geen betrekking op het vaststellen of materiaal bestemd voor dierentuinen ook altijd deze bestemming bereikt.

Koel en vrieshuizen • Cat-2 en cat-3 materiaal kan worden opgeslagen in een koel- en vrieshuis. De directie Handhaven voert hier geen afloopcontroles uit om het bereiken van de daadwerkelijke bestemming te verifiëren.

Conclusie(s)

De waarborgen om te voorkomen dat afgekeurde karkassen en karkassen afkomstig van niet-identificeerbare runderen een andere bestemming krijgen dan toegestaan is, zijn onvoldoende.

Het toezicht van de NVWA eindigt feitelijk, nadat afgekeurd materiaal als zodanig is geclassificeerd en in de bakken verdwijnt op het slachthuis.

Pag. 47 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Er is geen sluitende controle of het materiaal daarna ook met dezelfde classificatie op de plaats van bestemming aankomt.

Op de afvoer van karkassen is dus geen NVWA-toezicht, terwijl de mogelijke gevolgen van het in de humane voedselketen brengen van dergelijke karkassen voor de voedselveiligheid als risicovol kunnen worden ingeschat.

Opmerkingen.

Suggesties.

  • • 
    Werk met andere types merktekens die niet verwijderd kunnen worden. • Geef ook afgekeurd materiaal een stempel. • Geef invulling aan administratieve controles, waarmee ook kan worden vastgesteld dat karkassen op de daartoe aanwezen plaats van bestemming zijn aangekomen.
  • 23. 
    Inherent Risico: Risico is dat dieren die niet voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard alsnog in de voedselketen terecht zijn gekomen.

Aard van het risico: Voedselveiligheid en diergezondheid Toelichting Zie IHR 22 (Slachthuis PM-keuring) op het risico:

  • 24. 
    Inherent Risico: Afgekeurde karkassen en delen van karkassen worden niet door de afnemer van DBP ontvangen.

Aard van het risico: Voedselveiligheid en diergezondheid Toelichting Zie IHR 22 (Verwerker DBP) op het risico:

  • 25. 
    Inherent Risico: Het handelsdocument voor vervoer van niet voor menselijke consumptie

    bestemde producten is niet juist/volledig ingevuld.

Aard van het risico: Diergezondheid Toelichting Zie IHR 21 (Verwerker DBP) op het risico:

  • 26. 
    Inherent Risico: Rendac controleert de opgehaalde dode dieren niet in het I&R-systeem.

Aard van het risico: Diergezondheid Toelichting Risico is dat er geen sluitend zicht is op het aantal op het risico: in leven zijnde runderen, en/of dat geslachte runderen niet aan criteria voldoen.

Verplichtingen bedrijf. (verwerker DBP)

Het slachthuis dient kadavers af te melden in het I&R-systeem. Dit vindt plaats op het moment dat de exploitant van het slachthuis een ophaalmelding doet aan Rendac. Het meldsysteem van Rendac is gekoppeld met de I&R-database,

waardoor het gemelde I&R-nummer geautomatiseerd wordt verwerkt.

Rendac heeft een interne procedure waarin is opgenomen dat de chauffeur de oormerknummers (I&R) zoals gemeld door bedrijf bij de kadavermelding moet controleren bij het ophalen en deze handmatig dient te noteren op het

handelsdocument.

Pag. 48 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Toezicht door NVWA (Opzet & Bestaan).

Bij Rendac te Son vindt systeemtoezicht plaats op de naleving van de wet- en

regelgeving m.b.t. de dierlijke bijproducten.

Het systeemtoezicht is vormgegeven in het intern werkdocument ‘Systeemtoezicht bij levensmiddelenbedrijven, diervoederbedrijven en dierlijke bijproductenbedrijven’. Het systeemtoezicht omvat systeeminspecties en periodiek een systeemaudit. Dit toezicht wordt uitgevoerd door de directie Handhaven, divisie Inspectie, team Feed Zuid.

Toezicht door NVWA (Uitvoeringspraktijk).

Het NVWA-toezicht omvat een wekelijks inspectiebezoek bij Rendac door het team Feed Zuid. Bij de inspectie vindt steekproefsgewijze een verificatie van

de handelsdocumenten plaats.

Door de respondenten is aangegeven dat bij de kadavermelding door het slachthuis aan Rendac en de verwerking van de I&R-gegevens in de I&R- database een geautomatiseerde controle wordt uitgevoerd. Wanneer daarbij door de exploitant van het slachthuis een onjuist I&R-nummer wordt ingevoerd, genereert het I&R-systeem een foutmelding. Wanneer het slachthuis kadavers aanbiedt aan Rendac die niet van tevoren zijn aangemeld, maakt de chauffeur een scan van het oormerk en verzorgt Rendac vervolgens zelf de vastlegging in de I&R-database.

Toezicht bij Rendac. Rendac krijgt wekelijks inspectie vanuit team Industrie. Aangegeven is dat het toezicht bij Rendac vooral op de naleving van hygiëne-protocollen wordt uitgevoerd. Steekproefsgewijs vindt controle van de handelsdocumenten plaats. Op verzoek van inspecteurs/OD-en van de directie Keuren, vraagt de directie Handhaven, team Feed Zuid ophaaloverzichten op bij Rendac.

Systeemaudits bij Rendac. De laatst uitgevoerde systeemaudit dateert van 02-10-2018. Daarbij zijn vier geringe overtredingen geconstateerd. Te weten: • Eigen controles op de basisvoorwaarden (losbonnen niet ingevuld); • Gevarenanalyse (verlies van materiaal op het terrein van Rendac); • Documentatie en registratie (R & O); • Wijziging in product, verwerking of stadium (steriliseren); • Laatste systeem audit is aanleiding geweest om bij chauffeurs de rapporten en procedures aan te scherpen; • De controle van de oormerknummers door de chauffeur, vormt een kwetsbaar punt.

Toezicht bij het primair bedrijf. In gesprekken is aangegeven dat het risico bestaat dat door de veehouder niet alle kadavers bij Rendac worden gemeld. In gesprekken is aangegeven dat een mogelijke toezichtmaatregel zou kunnen bestaan uit het selecteren van oude runderen in het I&R-systeem om vervolgens bij de primaire bedrijven te controleren of die dieren nog daadwerkelijk leven. Deze controle wordt (nog) niet standaard uitgevoerd.

De NVWA vraagt jaarlijks een digitaal bestand met gegevens van Rendac ten behoeve van toezicht op de I&R-regeling bij primaire bedrijven. Dit bestand bevat gegevens over de aanvoer van dode dieren die van het primaire bedrijf afkomstig zijn. Het bestand wordt beschikbaar gesteld aan de inspecteurs van

de teams Grazers.

Conclusie(s).

Restrisico’s lijken beperkt.

Opmerkingen.

Pag. 49 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Suggesties.

Pag. 50 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

4.3 Generieke bevindingen

Paragraaf 4.3 gaat in op een aantal bevindingen die relevant zijn, en betrekking hebben op meerdere van de hiervoor besproken inherente risico’s. Deze meer algemene bevindingen hebben betrekking op achtereenvolgens:

  • 1. 
    De borging van uniformiteit; 2. De registratie van inspectieresultaten; 3. Het opstellen en afhandelen van rapporten van bevindingen; 4. Samenwerking; 5. De toepassing van het interventiebeleid.

Onderstaand geven wij per risico in tabelvorm de bevindingen weer van het onderzoek. In de tabellen geven wij met een kleur aan in hoeverre het inherente risico afdoende is afgedekt.

Groen:

Inrichting/uitvoering is adequaat.

Oranje:

Inrichting/uitvoering vraagt extra management aandacht.

Rood:

Er is sprake van een onvoldoende inrichting/uitvoering.

Toezichtmaatregel 1. De borging van de uniformiteit

Relatie met IHR 09 t/m 22

Toelichting op de Eén van de leidende principes van de NVWA Toezichtmaatregel: betreft de uniformiteit in het toezicht. Dit is in het OB NVWA van maart 2017 beschreven: “De NVWA werkt op een herkenbare en uniforme wijze: vergelijkbare situaties worden op een vergelijkbare wijze aangepakt en hebben een consistente uitkomst”.

De operationalisering van de toezichtmaatregel (Opzet & Bestaan).

  • • 
    Het formeren van het team Uniformiteit binnen de directie Keuren. De taken van het team omvatten de bewaking van de kwaliteit en uniformiteit van de keuringswerkzaamheden. Daarnaast biedt het team ondersteuning bij de implementatie van nieuwe werkwijzen.
  • • 
    Het accreditatiewaardig maken van de werkzaamheden binnen directie Keuren. De NVWA heeft het besluit genomen tot het accreditatiewaardig maken van werkzaamheden binnen directie Keuren. Daartoe is het programma Accreditatie directie Keuren bij de afdeling Kwaliteit van directie Keuren belegd.
  • • 
    Procedure bij afwijken van voorschriften. Binnen de directie Keuren is een procedure vastgesteld op het afwijken van voorschriften.

De uitvoering van de toezichtmaatregel (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    In het kader van het accreditatiewaardig maken van werkzaamheden binnen de directie Keuren 16 hebben twee bijeenkomsten (22-02- en 08- 03-18) met OD-en plaatsgevonden, waarbij een risico-inventarisatie is uitgevoerd. De grootste risico’s die daarbij geïnventariseerd zijn:
    • • 
      geen betrouwbare registratie van inspectieresultaten; • agressie & intimidatie; • niet uniform keuren bij transport -> andere bestemming; • afstomping / referentiepunt wordt anders;

16 De directie Keuren heeft bij de implementatie van het accreditatietraject gekozen voor een start bij de pluimveesector.

Pag. 51 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    eigen interpretatie noodslachting (b.v. baarmoeder mee met de geboorte).

            Aan deze bijeenkomsten is nog geen vervolg gegeven. • Medewerkers van het UT kunnen op verzoek van een Teamleider/STDA van een team VKE ter ondersteuning meegaan naar een slachthuis. Het aantal verzoeken hiertoe is heel beperkt. • In het kader van het project UTH (Uniform Toezicht Houden) is het UT vanaf juli 2018 gestart met het uitvoeren van analyses op de uitgevoerde keuringen m.b.v. OBIEE. De resultaten worden besproken met de VKE- teams. Het UT is vaste partner in het clusteroverleg. Op dit moment (21- 05) zijn er 28 clusters (Roodvlees). • Er zijn OD-en die aangeven geen tijd te hebben om procedures en werkinstructies te lezen. • Er zijn ervaringen van OD-en dat bij de planning van de keuringen de teamgrenzen strikt worden gehanteerd, waardoor in hun ogen het gezichtsveld van de OD beperkt blijft. • Niet bij alle teams VKE vindt een periodiek werkoverleg plaats. • De procedure bij afwijken van voorschriften wordt (nog) niet toegepast bij het toezicht in de roodvleesketen. • Het oppikken van signalen door de VKE-teams, die door het team UT worden afgegeven is de laatste tijd beter geworden. Soms hebben afgegeven signalen verandering tot gevolg. Daarbij ziet het UT wel grote verschillen tussen teams (teams die veranderen en teams die nauwelijks veranderen).

Conclusie(s).

Er zijn in het algemeen in opzet voldoende organisatorische maatregelen en mogelijkheden om de uniformiteit van de keuringen te waarborgen. In de uitvoeringspraktijk blijkt dat de maatregelen nog in onvoldoende mate

worden uitgevoerd.

Opmerkingen.

De vraag is in welke mate het team Uniformiteit heeft bijgedragen aan een (cultuur)verandering waarbij uniform werken onderdeel geworden is van het

DNA.

Suggesties.

Toezichtmaatregel 2. De registratie van inspectieresultaten

Relatie met IHR 01 t/m 26

Toelichting op de De registratie van de uitgevoerde inspecties / Toezichtmaatregel: keuringen dient plaats te vinden in de daarvoor

beschikbare informatiesystemen.

De operationalisering van de toezichtmaatregel (Opzet & Bestaan).

  • • 
    De registratie van de uitgevoerde inspecties bij primaire bedrijven, het vervoer van dieren en de keuringen op de slachthuizen vindt plaats in het geautomatiseerde systeem (M)SPIN.
  • • 
    Daarnaast dienen OD-en keuringsresultaten handmatig te registreren op papieren lijsten. (VOS-lijsten)
  • • 
    De registratie van meldingen van OD-en (Nederlandse slachthuizen en buitenlandse slachthuizen) vindt plaats in MOS.

De uitvoering van de toezichtmaatregel (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    OD-en voeren de keuringsresultaten niet altijd juist in (M)SPIN in.

    Pag. 52 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    OD-en voeren niet alle relevante gegevens in (M)SPIN. In plaats daarvan wordt d.m.v. een kettingbrief of een app-groep tussen de OD-en onderling gecommuniceerd. Dit is ook geconstateerd bij de twee bedrijven in ons onderzoek met permanent toezicht. Gevolg hiervan is mede dat de openbaarmaking is gebaseerd op onvolledige en onjuiste gegevens.
  • • 
    Er wordt in de toezichtketen gebruikt gemaakt van verschillende vastleggingen naast vastleggingen in (M)SPIN en MOS, zoals de VOS lijsten en het rapport van bevindingen (indien van toepassing). De vastleggingen sluiten niet altijd op elkaar aan, waardoor het toezicht waarbij meerdere organisatie-onderdelen zijn betrokken in beperkte mate inzichtelijk is.

Conclusie(s).

De betrouwbaarheid (juistheid en volledigheid) van de registratie van de

inspectieresultaten is onvoldoende geborgd.

Opmerkingen.

Suggesties.

Toezichtmaatregel 3. Het opmaken en behandelen van rapporten van bevindingen

Relatie met IHR 10 t/m 22

Toelichting op de Toezichtmaatregel: De operationalisering van de toezichtmaatregel (Opzet & Bestaan).

Voor het opmaken van RvB’s is beschikbaar: • De Handleiding “opstellen RvB’s”. • De instructie “BJZ-TBM – 002-03 eisen aan het rapport van bevindingen”. • Het werkvoorschrift “verwerken/ beoordelen RvB’s”.

De uitvoering van de toezichtmaatregel (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    Er is een afspraak dat voor het opmaken van een RvB 4 uur beschikbaar dient te worden gesteld aan de OD. De OD dient daarvoor een mail naar de teamleider te sturen. Het UT weet dat een dergelijke mail niet altijd wordt gestuurd of dat de teamleider het reserveren van de 4 uur niet voor elkaar krijgt. Volgens respondenten van het UT is de praktijk dat de OD- en het probleem voor zichzelf houden.
  • • 
    Bij de behandeling van RvB’s is wegens structureel capaciteitstekort bij IBD, ca. 5 maanden vertraging.
  • • 
    De OD-en geven aan dat irritatie ontstaat, wanneer maanden na indiening van RvB bij IBD inhoudelijke vragen worden gesteld door IBD.
  • • 
    IBD geeft aan dat de ontvangen RvB’s in het algemeen structureel kwalitatief onder de maat zijn. Daardoor is extra communicatie en extra hersteltijd nodig.
  • • 
    Naar de mening van het UT interpreteert IBD te veel bij de beoordeling van de ontvangen RvB’s. Dit zou zij niet moeten doen. IBD hoort alleen te verifiëren, zo stelt het UT.
  • • 
    Van het aantal op te maken RvB’s dat op de controlelijsten is genoemd, leidt uiteindelijk minder dan de helft tot een maatregel in de vorm een schriftelijke waarschuwing of een bestuurlijke boete.

    Pag. 53 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Conclusie(s).

Het proces van opstellen en behandeling van de RvB’s vindt niet adequaat

plaats. Er is sprake van een tijdrovend en een belastend proces.

Opmerkingen.

Suggesties.

Toezichtmaatregel 4. Interne Samenwerking

Relatie met IHR 01 t/m 26

Toelichting op de Met interne samenwerking wordt bedoeld “je Toezichtmaatregel: inzetten om met anderen resultaten te bereiken en daarmee bij te dragen aan het

realiseren van een gezamenlijk doel”.

De operationalisering van de toezichtmaatregel (Opzet & Bestaan).

Om een kennis gedreven autoriteit te zijn legt de NVWA een goede en doorlopende verbinding tussen de werkwijze van de organisatie en de kennis binnen de organisatie. Samenwerking binnen de directies vormt hierin een cruciaal aspect.

De uitvoering van de toezichtmaatregel (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    Er zijn respondenten die aangeven, dat het eigen resultaat van een organisatie-onderdeel boven het gezamenlijke resultaat wordt gesteld.
  • • 
    Er is op strategisch en tactisch niveau inhoud gegeven aan overlegstructuren tussen de organisatie-onderdelen van de NVWA die toezicht houden op de diverse schakels binnen de keten Roodvlees.
  • • 
    Dit betreft dan het maandelijks overleg tussen BPI en O&O en een overleg ‘wanneer nodig’ tussen R&E en O&O. Het inregelen van deze overleggen kan nog verder versterkt worden.
  • • 
    Op operationeel niveau is er nog geen sprake van ingeregeld overleg. Wij denken hier met name aan samenwerking en afstemming tussen de teams VKE, DWZ, Grazers en de vervoersteams. Wel is in de gesprekken aangegeven dat er onderlinge contacten tussen OD-en en de inspecteurs van de vervoersteams zijn. Zo bellen de inspecteurs van teams vervoer incidenteel een OD wanneer een vrachtauto is staande gehouden. Maar ook wel eens wanneer n.a.v. een stalkeuring een goedkeurende verklaring door de NVWA is afgegeven, terwijl het transport niet voldoet.
  • • 
    Het aantal vraaggestuurde verzoeken vanuit de OD-en naar de medewerkers van het UT is beperkt.
  • • 
    Verschil van inzicht in het houden van toezicht op de exportverzamelplaatsen tussen de teams vervoer en de teams VKE heeft in 2018 niet geleid tot een gezamenlijk standpunt.

Conclusie(s).

Er is binnen de NVWA tussen de schakels van de onderzochte keten te weinig

samenwerking gericht op het realiseren van gezamenlijke doelen.

Opmerkingen.

Suggesties.

Pag. 54 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Toezichtmaatregel 5. De toepassing van het interventiebeleid

Relatie met IHR 01 t/m 26

Toelichting op de De NVWA beschikt over een Algemeen Toezichtmaatregel: Interventiebeleid (AIB) en voor elk domein

over een Specifiek Interventiebeleid (SPEC).

De operationalisering van de toezichtmaatregel (Opzet & Bestaan).

Per 07 juli 2016 is een nieuw Algemeen Interventiebeleid in werking getreden. Het nieuwe AIB vraagt een herziening van de SPEC’S.

Een deel van de op dit onderzoek van toepassing zijnde SPEC’S (zie voor

een overzicht van alle van toepassing zijnde SPEC’S, bijlage E) is nog niet

op het nieuwe algemene interventiebeleid aangepast, met name:

  • • 
    SPEC-25 ‘Vlees’.
  • • 
    SPEC ‘Doden van gehouden dieren’.
  • • 
    SPEC ‘Dierenwelzijn tijdens transport’.

Van de hiervoor genoemde SPEC’S zijn herziene versies in concept opgesteld,

die momenteel wachten op vaststelling. Het SPEC ‘Vlees’ ligt ter

goedkeuring voor aan de afdeling Jurische Zaken van de NVWA. De SPEC’s

‘Doden van gehouden dieren’ en ’Dierenwelzijn tijdens transport’ zijn enige

tijd geleden door de IG ter accordering aan de minister voorgelegd.

De uitvoering van de toezichtmaatregel (Uitvoeringspraktijk).

  • • 
    De huidige SPEC’S zijn niet in lijn met het AIB (dat sinds juli 2016 is herzien).
  • • 
    Doordat deze aanpassingen nog niet vastgesteld, kunnen de verbeteringen van de voorgelegde herziene SPEC’s nog niet worden toegepast:
    • • 
      stapeling van alle artikelen is nog niet mogelijk. • Het toepassen van strengere maatregelen (klasse B of C overtredingen). • Het schrappen van klasse D overtredingen.
  • • 
    Door het UT is aangegeven dat de wil om te handhaven te wensen overlaat en verschilt per team of per OD. Vertrouwen speelt daarbij een rol: “ik ga het pas doen, als mijn collega’s het ook doen”.
  • • 
    Er ontstaat bij de OD-en terughoudendheid om RvB’s op te maken, wanneer dezelfde tekortkoming opnieuw wordt geconstateerd. De toepassing van het IB lijkt niet altijd te leiden tot verbetering van de naleving.
  • • 
    De OD-en houden frequent toezicht op dezelfde slachthuizen, waardoor de objectiviteit in het geding kan raken.

Conclusie(s)

Het specifiek interventiebeleid is niet actueel en is ook niet vastgesteld.

Hierdoor is de effectiviteit van het toezicht niet optimaal.

Opmerkingen.

Suggesties.

Pag. 55 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

4.4 Beschouwingen

In deze paragraaf geven we enkele beschouwingen, die nadere nuanceringen en/of context kunnen geven bij de uitkomsten van dit onderzoek. Deze beschouwingen dienen gezien te worden als opvattingen en interpretaties van de onderzoekers zelf, naast een aantal meer feitelijke bevindingen.

Dit onderzoek is beperkt gebleven tot middelgrote slachthuizen zonder permanent toezicht. In deze slachthuizen, komt de OD op gezette tijden langs, op momenten, dat er dieren worden aangevoerd. Het merendeel van de slachthuizen verwerkt niet alleen runderen, maar ook andere diersoorten. Niet-permanent toezicht betekent dat het grootste deel van de tijd er geen toezicht is.

Er bestaat een groot verschil tussen de categorieën uitstootvee en vleesvee. De eerste categorie betreft zgn. ‘uitgemolken koeien’. Deze dieren hebben als melkkoe productie geleverd en zijn niet langer rendabel voor het bedrijf. De melkkoeien hebben doorgaans een slechtere conditie dan de vleeskoeien. De vleeskoeien worden gehouden voor de uiteindelijke slacht en de opbrengst in termen van kilo’s vlees. Vleeskoeien zijn doorgaans gezond en sterk op het moment dat ze naar het slachthuis gaan. Transportwaardigheid is bij deze koeien doorgaans geen issue.

Het werk van een dierenarts (OD) op een slachthuis vindt grotendeels plaats in een relatief isolement. De OD kan eigenstandig beslissingen nemen over de hoeveelheid tijd en aandacht die hij/zij wil besteden aan de diverse keuringsactiviteiten die verricht moeten worden. Bij het optreden van de OD speelt een groot aantal factoren een rol die mede bepalen in hoeverre de OD effectief functioneert: zijn/haar competenties, de beschikbare tijd, de motivatie, de verbondenheid met het bedrijf, eventuele druk vanuit het bedrijf en wellicht nog meer. De borging van het proces van de OD (keurings- en toezichtsactiviteiten) zit feitelijk op het waarborgen van kennis/kunde, tijd (‘inputborging’; vgl. Henry Mintzberg; “standardization of skills”) en veel minder op procesborging of resultaatborging. De inputborging is een minder krachtig sturings-/coördinatie mechanisme, dan sturing op het proces of het resultaat zelf.

Pag. 56 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bijlage A: Plan van Aanpak

Plan van Aanpak

 Onderzoek

Toezichtketen Roodvlees:

‘van Boer tot en met slachthuis’

Interne Auditdienst

NVWA

Datum: 25 januari 2019 Status: definitief

Pag. 57 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Colofon

Locatie IAD \ 3. Audits \ 2018 \ code en titel audit \ etc.

Projectleider Rob de Heus & Bert Pruijn

Contactpersoon Interne Auditdienst (IAD)

Catharijnesingel 59

3511 GG Utrecht

Bijlage(n) xx

Aantal pagina’s xx

Versie definitief

Classificatie vertrouwelijk

Auditplan nr. 2019-161

Auteur(s)

Pag. 58 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ...................................................................... 60

1.1 C ONTEXT ........................................................................ 60 1.2 O PDRACHT EN DOELSTELLING ................................................ 60 1.3 O NDERZOEKSVRAAG ........................................................... 60 1.4 O PDRACHTGEVER EN OPDRACHTNEMER ..................................... 61 1.5 O BJECT VAN ONDERZOEK ..................................................... 61 1.6 S COPE EN AFBAKENING ....................................................... 61

2 WERKWIJZE ..................................................................... 62

2.1 O PZET ONDERZOEK ............................................................ 62 2.2 R EFERENTIE / NORMENKADER ................................................. 63 2.3 R APPORTAGE .................................................................... 63 2.4 M ANAGEMENTREACTIE ......................................................... 63

3 ORGANISATORISCHE ASPECTEN ...................................... 64

3.1 S AMENSTELLING AUDITTEAM / ONDERZOEKSTEAM .......................... 64 3.2 A CTIVITEITENPLANNING ....................................................... 64

Pag. 59 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

5 INLEIDING

5.1 Context

Aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in het VAO dierenwelzijn van 5 december 2018(AO d.d. 14/11/2018). Daarbij is door het kamerlid Graus de vraag gesteld:

“Tot slot heb ik één verzoek. Nogal veel klokkenluiders hangen bij mij aan de bel en langzamerhand kom ik ook in de problemen als Kamerlid. Ik had graag dat er een onderzoek wordt gedaan naar het functioneren van de slachthuizen in Noord-Nederland. Het schijnt dat daar momenteel 30.000 kilo afgekeurd vlees zoek is. Dat is nogal wat. Dat betekent dus ook dat er een hoop dierenmishandeling heeft plaatsgevonden, want een dier wordt niet voor niets afgekeurd. Ik had daar graag een onderzoek naar en ook inderdaad naar het sterker kunnen functioneren van het Dierenwelzijnsteam binnen de NVWA. Om een compliment te maken, dat is het eliteteam van de NVWA. Dat zijn helden voor mij, die mensen mogen allemaal een beeld hier in de Statenpassage krijgen. Ik hoop dat de minister die mensen volop blijft steunen. Dank u wel.”

Binnen de NVWA zijn soortgelijke signalen ontvangen die aansluiten bij de stellingname van Graus.

De NVWA heeft hierop besloten actie te zullen ondernemen.

5.2 Opdracht en doelstelling

Naar aanleiding van deze vraag heeft de IG NVWA in de nota NVWA/2018/9278 d.d. 10 december 2018 de minister van LNV geïnformeerd over het functioneren van de slachthuizen in Noord Nederland. In deze nota zet de IG uiteen dat de NVWA zorgen heeft over de naleving ten aanzien van dierenwelzijn en hygiëne in een deel van de middelgrote slachthuizen in Noord Nederland. In deze nota schrijft de IG dat -naast diverse andere onderzoeken rond deze problematiek- de Interne auditdienst van de NVWA de opdracht krijgt om na te gaan of er hiaten zijn in de toezichtketen van ‘boer tot en met slachthuis’. Een onderdeel daarvan is de controle op de afvoer van afgekeurde karkassen naar Rendac.

5.3 Onderzoeksvraag

De volgende hoofdonderzoeksvraag staat centraal in dit onderzoek:

In welke mate is er sprake van hiaten in de toezichtketen van ‘boer tot en met slachthuis’ voor het roodvlees?

Deelvragen zijn:

  • 5. 
    Welke (inherente 17 ) risico’s zijn van toepassing op het proces van ‘Boer tot en met slachthuis’, uitgaande van de vigerende wet- en regelgeving? 18
  • 6. 
    Op welke wijze en in welke mate zijn deze risico’s vertaald in de handhavingsregie producten (instructies, protocollen, et cetera) van de NVWA?
  • 7. 
    Hoe verhoudt zich de uitvoeringspraktijk tot de handhavings-regieafspraken/- besluiten:
    • • 
      In welke mate wordt bij uitvoering gewerkt volgens deze instructies, protocollen et cetera?
    • • 
      Wordt het interventiebeleid consequent toegepast? 19

17 Een inherent risico is het risico dat bestaat zonder dat rekening wordt gehouden met de reeds getroffen (toezichts-)maatregelen

18 Dit onderzoek heeft niet als oogmerk om een nieuwe Integrale risico Analyse roodvlees (IRA) op te leveren; we gaan uit van reeds geïdentificeerde en bekende risico’s voor voedselveiligheid en dierenwelzijn, die zich voor kunnen doen in de keten, dan wel kunnen ontstaan door gebrekkig toezicht.

19 Vooralsnog kan niet met zekerheid worden aangegeven of deze vraag helemaal beantwoord kan worden. Wel kan iets gezegd worden over de voorwaarden en condities die van belang zijn voor een uniforme en consequente uitvoering. In het onderzoek moet blijken in hoeverre een volledige beantwoording van deze vraag mogelijk is.

Pag. 60 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

  • • 
    Wat zijn oorzaken bij afwijkingen? • Hoe zijn rollen en verantwoordelijkheden belegd tussen dierenwelzijn teams en NVWA toezichthouders op de slachthuizen?
  • 8. 
    Zijn er in aanvulling op het project Uniform Toezicht Houden en het accreditatietraject aanvullende maatregelen nodig?

5.4 Opdrachtgever en opdrachtnemer

Namens de IG is de aangewezen opdrachtgever dhr. Jan Meijer, directeur Keuren. De opdrachtnemer is dhr. Rob de Heus, afdelingshoofd IAD.

5.5 Object van onderzoek

Het object van onderzoek wordt gevormd door de toezichtketen van “Boer tot slachthuis’. Meer specifiek gaat het daarbij om de volgende onderwerpen:

  • • 
    De processtappen in deze toezichtketen • De vigerende wet- en regelgeving; • De te identificeren inherente risico’s bij elk van de stappen van de toezichtketen • De vertaling van de wet- en regelgeving in termen van handhavingsregieproducten, zoals werkinstructies, protocollen, inspectielijsten et cetera… • T.a.v. de toezichthoudende taken op het primaire bedrijf (veehouderijbedrijf), het transport, de AM-keuring, de PM-keuring, de afvoer van kadavers, afgekeurde karkassen of delen van karkassen naar de destructor of bestemming petfoodindustrie, wordt gekeken naar: o Taak- en rolverdeling; o Uitvoering o Handhavingsattitude. 20

5.6 Scope en afbakening

Het object van onderzoek wordt gevormd door de toezichtketen van “Boer tot slachthuis’. Het beginpunt van het proces ligt op het moment dat de Boer besluit een rund aan te bieden voor de slacht. Het eindpunt van het proces ligt bij de vaststelling dat kadavers of (delen van) karkassen zijn afgeleverd op de bestemde eindlocatie.

Bij het onderzoek zijn betrokken de divisie Inspectie van de directie Handhaven, de divisie Veterinair & Import van de directie Keuren, alsmede de divisie Regie en Expertise en de afdeling Ontwikkeling en Ondersteuning.

Het onderzoek beperkt zich tot de ca. 15 middelgrote slachthuizen. Deze slachthuizen hebben deels wel en deels geen permanent toezicht.

In het onderzoek bezoeken wij een zestal of zevental van deze middelgrote slachthuizen met én zonder permanent toezicht verspreid over Nederland.

De roodvleesketen bestaat uit de diersoorten: runderen, varkens, paarden, geiten en schapen. Het onderzoek beperkt zich tot de diersoort runderen.

20 Bij de uitvoering beoordelen wij de opzet, het bestaan en de werking van het toezichtsvereisten. Het is denkbaar dat de werking in beperkte mate kan worden vastgesteld. Dat is momenteel -ten tijde van het opstellen van dit PvA nog niet in te schatten.

Pag. 61 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

6 WERKWIJZE

6.1 Opzet onderzoek

Het onderzoek is opgebouwd uit 3 stappen:

Stap 1) Risico analyse

Allereerst inventariseren wij de inherente risico’s per processtap in de roodvleesketen van boer t/m het arriveren op bestemming van afgekeurde karkas(delen). Dit doen we door eerst het proces op hoofdlijnen in beeld te krijgen, en te beschrijven. Mede op basis van de vigerende wet- en regelgeving maken wij een overzicht van de risico’s die van toepassing zouden kunnen zijn, wanneer de NVWA in het geheel geen toezicht houdt. (inherente risico’s). Wij schatten in dat deze risico’s voor een groot deel al bekend zijn bij betrokkenen en/of vermeld zijn in documenten. Via interviews inventariseren wij verder de risico’s.

De uitkomsten van de deze eerste stap leggen wij voor aan de klankbordgroep van de NVWA (samenstelling van de klankbordgroep moeten we nog doen 21 ) ter validatie en aanvulling.

Stap 2) Opdrachten voor de inspecteurs

In de 2 e stap brengen wij in beeld met welke ‘opdracht’ de inspecteurs en toezichthouders hun werk moeten doen. Wat zijn instructies, protocollen, aanwijzingen, opdrachten et cetera…We stellen daarbij vast of elke van de genoemde risico’s in voldoende mate aandacht krijgt in deze opdrachten.

De uitkomsten van de deze 2e stap leggen wij eveneens voor aan de klankbordgroep van de NVWA ter validatie en aanvulling.

Stap 3) Hoe werkt het in de praktijk?

In de 3 e stap kijken we naar de uitvoeringspraktijk. We bezoeken een 6 of 7-tal slachthuizen, naast enkele primaire bedrijven. Tevens kijken we mee bij een nader te selecteren aantal transportcontroles.

Wetende met welke opdrachten de inspecteurs op pad gaan, kijken we hierbij onder meer naar:

  • • 
    De wijze waarop rollen en verantwoordelijkheden belegd zijn tussen dierenwelzijn teams en NVWA toezichthouders op de slachthuizen;
  • • 
    Beschikbare tijd/planning en inzetbaarheid van inspecteurs; • De mate waarin opdrachten voor inspecteurs door hen als helder en hanteerbaar worden ervaren; • Factoren die door inspecteurs als faciliterend, dan wel belemmerend worden ervaren; alsmede de wijze hoe ze daar zelf mee omgaan; • De mate waarin er bij de inspecteurs commitment bestaat t.a.v. de ‘opdrachten’ vanuit de NVWA; • Afwijkingen t.a.v. voorgeschreven werkwijzen (uniforme werkwijzen); • De mate waarin keuringsbeslissingen en/of interventies al dan niet consequent en uniform worden toegepast. 22

Na afronding van deze 3 e stap kan een analyse worden gemaakt waarbij we kunnen vaststellen of er hiaten zitten tussen risico’s en vertaling naar handhavingsvoorschriften; dan wel; hiaten tussen de gewenste/vastgestelde werkwijze van inspecteurs versus de praktijk.

De onderzoeksvragen zullen beantwoord worden door het uitvoeren van documentonderzoek, interviews en het bijwonen van de verschillende werkzaamheden.

21

Vooralsnog denken wij aan de volgende deelnemers: dhrn. Gerben Maij, Marcel Coffeng, John Nijs, Mark van de Velde en Henk Luijmens, Jan Meijer, alsmede een afvaardiging van de IAD

22 In deze opsomming zitten elementen van de handhavingsattitude. De attitude is een mix van competenties, kennis en houding, die ervoor moeten zorgen dat de dierenarts/inspecteur intervenieert, waar het gewenst is,

Pag. 62 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Daarnaast vormen de diverse afstemmomenten met de klankbordgroep een belangrijke validatie input voor het onderzoek.

Van de interviews en bijwoningen worden korte verslagen gemaakt, die, na validatie en accordering door de geïnterviewden, in het onderzoek dossier zullen worden opgenomen. De interviews en de daarvan afgeleide gespreksverslagen dienen als basis voor het rapport.

Voor wat betreft de klankbordgroep sessies geldt dat deze in een vroegtijdig stadium worden ingepland.

Zo mogelijk wordt in het onderzoek gebruik gemaakt van de vragenlijsten die ook van toepassing zijn voor de interne audits in het kader van de accreditatie. Daarmee wordt beoogd om efficiëntie te bewerkstelligen voor de in 2019 uit te voeren interne audits naar de diverse onderdelen van Keuren.

6.2 Referentie/ normenkader

De uitkomsten van stap 1 (wat zijn de inherente risico’s) vormen de belangrijkste referentiekaders voor de uitkomsten van stap 2) “wat zijn de opdrachten voor de toezichthouders”. De aanname is hierbij dat alle relavante risico’s die vanuit wet- en regelegeving van toepassing kunnen zijn op de geidentificeerde processtappen op één of andere manier terug moeten komen in de opdracht waarmee toezichthouders op pad gaan. Het gaat hier feitelijk om de vraag: welke zaken ontbreken er, en wat is daarvan de mogelijke consequentie?

De uitkomsten van stap 2) “wat zijn de opdrachten voor de toezichthouders” vormen de belangrijkste kaders voor de uitvoeringspraktijk. Daar moet een match tussen zitten (conformiteit). In het geval van non-conformiteit, gaan wij na wat de onderliggende oorzaken zijn.

Bij stap 1 maken we gebruik van diverse documenten, waaronder de Risicobeoordeling Roodvleesketen (Buro 2015)

Bij stap 2 gaan wij tevens uit van de meest recente versies van de instructies en andere documenten die gepubliceerd zijn op de werkwijzer op de volgende pagina’s:

  • 6. 
    Directie Handhaven, divisie inspectie, afdeling dier, dierenwelzijn; 7. Directie keuren, divisie veterinair & import, slachthuis roodvlees.

Alsmede van Norm documenten; NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012

6.3 Rapportage

In de rapportage geven wij allereerst aan in hoeverre en op welke punten er sprake is van hiaten in de toezichtketen roodvlees/rund; voorzien van onderbouwing en bevindingen. Daarnaast geeft het rapport handelingsperspectieven voor mogelijke verbetering.

Het rapport wordt in conceptfase voorgelegd aan de klankbordgroep en de opdrachtgever. Na -eventuele aanpassing- en accordering van het rapport wordt deze definitief gemaakt. Gezien de aard van het te onderzoeken thema is het wenselijk dat ook de DIRA en/of IG wordt betrokken in de afwikkeling van het rapport. Dit zal op korte termijn nader worden ingevuld.

Volgens de nu voorziene planning kan het conceptrapport in week 14 worden opgeleverd.

6.4 Managementreactie

Na accordering van het definitieve rapport, draagt de opdrachtgever binnen 4 weken zorg voor het opstellen van een management reactie.

Pag. 63 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

7 Organisatorische aspecten

7.1 Samenstelling auditteam/onderzoeksteam

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de medewerkers die dit onderzoek uitvoeren.

Organisatie/team Naam Auditrol Interne Auditdienst 2 Auditleider 1 Senior Auditor 1 Senior Auditor 1 (senior) Auditor

7.2 Activiteitenplanning

Voor de uitvoering en rapportage van dit onderzoek geldt de volgende planning.

Globale planning

Weeknummer: 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Fasen/Activiteiten (resultaat): Vooronderzoek (opdrachtformulering). Stap 1) Risico analyse incl. terugkoppeling aan de klankbordgroep Stap 2) Opdrachten voor de inspecteurs. incl. terugkoppeling aan de klankbordgroep

Stap 3) Hoe werkt het in de praktijk? Rapportage opstellen (auditrapport). Bespreking concept; Klankbordgroep / opdrachtgever

Pag. 64 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bijlage B: Begrippenlijst

AB Antibiotica onderzoek ABB Audit en bedrijven beheer AM-keuring Ante Mortemkeuring (keuring vóór het slachten) BB Bedrijvenbeheerder. Dit is in de meeste gevallen een officiële dierenarts, die contactpersoon is tussen de NVWA en het bedrijf waarvoor hij of zij de aangewezen bedrijvenbeheerder is Bedwelmen Iedere bewust gebruikte methode die een dier pijnloos in een staat van bewusteloosheid en gevoelloosheid brengt, met inbegrip van methoden die onmiddellijk de dood tot gevolg hebben BO Bacteriologisch Onderzoek CL Controlelijst Combiformulier Communicatieformulier tussen NVWA en KDS t.a.v. informatie over AM– en PM-keuringsopdrachten en -resultaten op slachthuizen met niet-permanent toezicht DAG Dood aangevoerd DBP Dierlijk bijproduct Dierlijke bijproducten Dode dieren of delen van dieren, producten van dierlijke oorsprong of andere producten die uit dieren zijn verkregen en die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van oöcyten, embryo’s en sperma; Doden Iedere bewust gebruikte methode die resulteert in de dood van een dier DOS Dood op stal Dubieus VKI Een VKI-verklaring waarvan de OD de betrouwbaarheid betwijfelt DWZ Dierenwelzijn DZ/ZO Dierziekte / Zoönose verdenking Exploitant De natuurlijke of rechtspersonen die de feitelijke controle hebben over een dierlijk bijproduct of een afgeleid product, waaronder vervoerders, handelaren en gebruikers FAVV Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (België) FSMS Food Safety Management System: De op HACCP gebaseerde procedures van een slachthuis. Systeem van activiteiten rond preventie, paraatheid en zelfcontrole met als doel de voedselveiligheid en hygiëne in een levensmiddelenbedrijf te beheersen. GMC Geschikt voor menselijke consumptie GOS Gedood op stal GTS Geen toestemming tot slachten GVE Grootvee eenheden HACCP Hazard Analysis and critical control points HMC Humane consumptie I&R Identificatie & Registratie I&R Database Database van de RVO Interventie Elk instrument dat de NVWA gebruikt om naleving van wettelijke voorschriften te bevorderen Kadaver Een dood dier (in de huid) Karkas Het hele slachtdier na slachting en uitslachting (punt 1.9 van Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004); KCC Klant Contact Centrum van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit LDD Levende dieren en diergezondheid MOS Meldingen Ondersteuningssysteem MRL Maximale Residu Limiet is het wettelijk toegestane maximale residu (restgehalte) van een stof in of op levensmiddelen NEN Nederlands Normalisatie-instituut NI dieren Officieel geregistreerde niet-identificeerbare dieren Noodslachting Het doden van dieren die zodanig gewond of ziek zijn dat dit met ernstige pijn of ernstig lijden gepaard gaat, terwijl er geen andere praktische mogelijkheid is om die pijn of dat lijden te verlichten. NVIC NVWA Incidenten- en crisis OA’s KDS Officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector. Deze medewerkers verrichten PM-keuringshandelingen onder verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts van de NVWA OBIEE Oracle business intelligence enterprise edition

Pag. 65 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

OD Officiële Dierenarts NVWA. OMC Ongeschikt voor menselijke consumptie Oormerk Merk bestaande uit twee delen wat ter identificatie van een dier door de oorschelp is aangebracht Oorsprongsbedrijf Bedrijf waar dierlijke bijproducten ontstaan PM-keuring Post Mortemkeuring (keuring ná het slachten) Productiedieren Dieren die gefokt of gehouden worden voor de productie van levensmiddelen, wol, huiden, pelzen of andere producten; Roodvlees (vlees van) als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren en gekweekt wild RvB Rapport van bevindingen; een schriftelijk verslag waarin de inspecteur de feiten en omstandigheden met betrekking tot de geconstateerde overtreding vastlegt. Het RvB is bestemd voor het nemen van een bestraffende sanctie, te weten een bestuurlijke boete en/of een herstel sanctie. RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland SI Systeeminspectie Slachtafval Vers vlees dat geen deel uitmaakt van het karkas, inclusief ingewanden en bloed Slachten Doden van dieren door (bedwelming en) verbloeden met als oogmerk productie van vlees voor menselijke consumptie. Slachthuis Elke voor het slachten van productiedieren gebruikte inrichting die onder de Vo. (EG) nr. 853/2004 valt SPEC IB Specifiek Interventiebeleid SRM Gespecificeerd risicomateriaal Stallijst Verzamel- en overzichtslijst t.a.v. aantallen en soorten dieren die worden aangeboden voor het ondergaan van een AM-keuring STDA Senior toezichthoudend dierenarts TL Teamleider Uitstootkoeien Melkkoeien die onvoldoende productief zijn geworden voor de melkveehouderij. Er zijn ook andere redenen waarom een koe uitgestoten wordt: Wanneer een koe niet drachtig wordt. UT uniformiteitsteam Verklaring noodslach Dit formulier wordt in drievoud opgemaakt (exemplaar voor eigenaar/houting (attest) der, praktiserend dierenarts van de AM-keuring en NVWA). Genoemden dienen dit formulier tenminste 1 jaar te bewaren ten behoeve van controle door de bevoegde instanties. Het formulier beschrijft het ongeval en de gevolgen voor het dier, de datum en het tijdstip waarop het ongeval plaats heeft gevonden en de datum en het tijdstip waarop het dier bedwelmd en verbloed is. VETO Verscherpt toezicht VKI Voedselketeninformatie zoals bedoeld in VO (EG) 853/2004, VO (EG) 854/2004 en VO (EG) 2074/2005 Vlees eetbare delen van de in de punten 1.2 tot en met 1.8 bedoelde dieren van Bijlage I bij Vo (EG) nr. 853/2004 VOS Verzamelstaat Onderzoekgegevens Slachtdieren Wachttijd geregi Wachttermijn die volgens de registratiebeschikking moet worden aangehoustreerd diergeneesden middel Wachttijd niet-gere De wachttermijn die ten minste even lang als de wachttermijn die m.b.t. de gistreerd diergeneesdiersoort waartoe het dier behoort is aangegeven bij het middel. Indien het middel een niet-geregistreerd diergeneesmiddel betreft is de wachttermijn 28 dagen voor vlees van pluimvee of zoogdieren, met inbegrip van vet en slachtafval

Pag. 66 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bijlage C: geraadpleegde documenten

In onderstaand overzicht staan de meest relevante documenten vermeld van dit onderzoek.

Voor de in dit rapport genoemde;

  • • 
    Europese regelgeving is gebruik gemaakt van Eur-Lex
  • • 
    Nationale regelgeving is gebruik gemaakt van Overheid.nl / Wet- en regelgeving
  • • 
    NVWA werkvoorschriften, controlelijsten, inspectielijsten en formulieren is gebruik gemaakt van de Werkwijzer op het NVWA intranet
  • • 
    Auditsjablonen, beleidsregels, projectprotocollen, toezichtsbeelden 2018 Dierlijke bijproducten en Dierenwelzijn.

Ministeriële informatie

  • • 
    Aanbiedingsbrief EZ; Risicobeoordeling roodvleesketen van BuRO/NVWA, 1 oktober

2015 • Risicobeoordeling roodvleesketen, NVWA, oktober 2015:

https://www.nvwa.nl/documenten/consument/eten-drinken-roken/vlees-envleesproducten/risicobeoordelingen/risicobeoordeling-roodvleesketen Nota functioneren slachthuizen Noord-Nederland, NVWA, t.a.v. minister LNV, 10 december 2018

  • • 
    Brief van de staatssecretaris van economische zaken en de minister van VWS aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dd. 4 juli 2014
  • • 
    Brief van de Minister van LNV aan de Tweede Kamer over Slachthuizen in Noord

Nederland dd 23 februari 2019 • Tweede Kamer, 32e vergadering, 5 december 2018, VAO Dierenwelzijn (AO d.d.

14/11) https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/3022f54f 8cad-4d87-abc0-c338bcd2329f

Diversen

  • • 
    Slachten, wegen en classificeren van runderen, RVO.nl, download dd. 12 februari

2019 https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/dierenhouden/identificatie-en-registratie-dieren/slachten-varkens-en-runderen

  • • 
    Meerjarig Nationaal Controleplan Nederland (MANCP), Jaarverslag 2017, NVWA https://www.nvwa.nl/documenten/nvwa/organisatie/mancpjaarverslagen/2016/mancp-meerjarig-nationaal-controleplan-nederland-jaarverslag-

2017Handboek Keten Kwaliteit Melk Protocol 2019, https://www.qlip.nl/images/PDFalgemeen/KKM_Handboek_2019_Wijzigingen.pdf

  • • 
    Handboek KKM 2018 en klaar te leggen documenten KKM, 20 mei 2019, van https://www.qlip.nl/nl/

09|Slachthuis_Dokkum_start_met_mobiel_slachthuis • Informatie over Rendac: www.rendac.nl

  • • 
    Brucellose, informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor dierhouders, NVWA, december 2016
  • • 
    Bedrijfsregister I&R Runderen, invulvoorbeeld, RVO.nl, mei 2019. https://www.rvo.nl/file/bedrijfsregister-ir-runderen

    Pag. 67 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

INTERNE BRONNEN LIJST

NVWA

  • • 
    DIRA besluitenblad ‘Verbeterplan Vleesketen’, 17 februari 2014.
  • • 
    Concept Verbeterplan Vleesketen, versie 0.6, 5 februari 2014,
  • • 
    Pilot V&I en L&N niet transportwaardig vee, NVWA, november 2015
  • • 
    Het functioneren van de Voedsel- en Warenautoriteit VWA in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen. Rapport van de auditcommissie

Vanthemsche, Den Haag, juni 2008 • Advies van BuRO over risico’s volksgezondheid als gevolg van paracetamoltoediening

aan runderen voorafgaand aan de slacht, aan de IG van de NVWA, 18 juni 2018 • Tweede voortgangsrapportage ‘herijkt plan van aanpak NVWA 2020’, NVWA intern

document • Memo Beleidssignalering, Signalering risico afgekeurd vlees in de voedselketen,

NVWA, H. van Oosten, 29 januari 2019 • Auditrapport van bezochte bedrijven (2 oktober 2018) • Projectprotocol kwetsbare dieren 2018 en 2019 • Plan van aanpak onderzoek en uniformering Keuren runderen • Rapportage project resultaten RU-keuringen informatietraject • Rapportage project VKI deel I melding dubieus VKI (2016) • Achtergrondinformatie m.b.t. paracetamol bevindingen en mogelijke

achtergrondwaardes, 2 oktober 2018, RIKILT Wageningen.

Intranet

  • • 
    Naleefmonitor grote slachthuizen rood vlees zed de bedrijven op scherp, NVWA intranet dd. 1 februari 2019,

https://nvwa.pleio.nl/blog/view/55292244/naleefmonitor-grote-slachthuizen-roodvlees-zet-de-bedrijven-op-scherp

Databestanden

Voor de analyses is gebruik gemaakt van verschillende excelbestanden, aangeleverd door NVWA- medewerkers.

  • • 
    Vki meldingen 2018
  • • 
    Informatie vervoersteams
  • • 
    Dubieuze VKI’s
  • • 
    Verslagen systeemaudits
  • • 
    Aantallen noodslachtingen
  • • 
    Bevindingen verklaringen voor noodslachtingen
  • • 
    Dierziektemeldingen rund in 2017 en 2018
  • • 
    Uitdraai van beschikbare ‘vlaggen’ op dierniveau en bedrijfsniveau
  • • 
    Drachtigheidsonderzoeken
  • • 
    Rapporten van bevindingen roodvleesslachthuizen 2018
  • • 
    Meldingen uit België
  • • 
    MOS meldingen
  • • 
    Systeemaudits

    Pag. 68 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bijlage D: lijst van geïnterviewde personen

In deze bijlage zijn de functionarissen vermeld, waarmee een interview is gehouden en/of die deelgenomen hebben aan één of meerdere klankbordgroep bijeenkomsten:

Directie Keuren

functionaris Organisatie-onderdeel interview KBG

divisiehoofd Veterinair & Import - 1,2,3

programmamanager Veterinair & import - 1, 3 Uniformering runderslachthuizen teamleider team O&O Slachtplaatsen ja

senior Inspecteur team O&O Slachtplaatsen ja 2

coördinerend specialistisch team Levend vee, afdeling O&O Ja - inspecteur senior inspecteur team Levend vee, afdeling O&O ja -

afdelingshoofd Afdeling VKE Noord ja 1, 3

teamleider Team 07 VKE Zuid - 3

teamleider Team 03 VKE Zuid - 1

senior inspecteur Team 04 VKE Zuid ja 1,2,3

senior inspecteur Team 01 VKE Noord - 1,2,3

teamleider Team 01 Audits en Bedrijvenbeheer ja 3

inspecteur team Administratieve Controle Ja -

coördinerend specialistisch team Administratieve Controle ja - inspecteur teamleider Team Interventiebureau Dier ja 3

teamleider Team Uniformiteit ja -

senior inspecteur Team Uniformiteit ja 3

inspecteur Team Uniformiteit ja 1,2

inspecteur Team Uniformiteit ja 1

Directie Strategie

functionaris Organisatie-onderdeel interview KBG

teamleider Team Bestuurlijke maatregelen ja -

Pag. 69 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Directie Handhaven

functionaris Organisatie-onderdeel interview KBG

afdelingshoofd Afdeling Dier ja 2, 3

teamleider team Dier (afdeling Expertise) - 2

coördinerend team Dier (afdeling Expertise) ja 3 Specialistisch inspecteur senior inspecteur team Dier (afdeling Expertise) ja -

senior inspecteur team Dier (afdeling Expertise) ja -

senior inspecteur team Dier (afdeling Expertise) ja

inspecteur team Dier (afdeling Expertise) ja -

senior inspecteur team Industrie (afdeling Expertise) ja 3

teamleider team 02 Noord Grazers Ja -

teamleider team 04 Midden Oost Grazers Ja -

teamleider Team 07 Zuid Oost Grazers

teamleider team 01 Audits en Bedrijvenbeheer ja -

teamleider team Zuid dierenwelzijn ja -

teamleider team Zuid Vervoer Ja -

teamleider team Midden Vervoer Ja -

inspecteur team Noord Vervoer ja -

teamleider team Feed Zuid ja 3

senior inspecteur team Feed Zuid ja -

inspecteur Team Noord Varkens Landbouw ja 3

Pag. 70 van 71 Dep. V.

Onderzoek Toezichtketen Roodvlees Dep. V.

Bijlage E: referentie/ normenkader

Bijlage E is in een separaat document opgenomen.

Pag. 71 van 71 Dep. V.

3.

Main document

 
 
 

4.

More information

 

5.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.