Een riante Miljoenennota

Source: A.H.G. (Alexander) Rinnooy Kan i, published on Monday, November 26 2018, 3:01.

Voorzitter,

Na regen komt zonneschijn, op zuur volgt zoet, na lijden komt verblijden. Gelukkig zijn deze diepe wijsheden ook van toepassing op de Nederlandse economie. Vanuit het diepe dal van crisis en recessie zijn wij eindelijk weer beland op de prettige piek van de hoogconjunctuur. De werkloosheid is laag, de files zijn lang (te lang), de huizen zijn duur (te duur). Laten we vooral proberen voor iedereen er het beste van te maken, geholpen door de mooie en terecht door velen geprezen perspectieven die de Miljoenennota biedt. We hebben er lang genoeg op moeten wachten, en moeten nu vooral hopen dat de piek een hoogvlakte zal blijken te zijn. Vanzelfsprekend is dat niet. Naast de twee traditionele zekerheden van dood en belastingheffing is de zekerheid van zuur na zoet immers een onaangename derde. De groeiprognoses vlakken alweer wat af, vooral in Duitsland. Vroeger of later zullen we deze piekervaring weer achter ons laten, hopelijk met fijne herinneringen.

Helemaal normaal is deze hoogconjunctuur overigens niet. Hoge lonen, hoge rente, hoge inflatie horen er meestal bij, maar nu niet. En hoog vertrouwen in de toekomst ontbreekt ook, in ieder geval bij een aantal Nederlanders. Dat kan te maken hebben met de wel erg lange rit naar de top. Het uithoudingsvermogen van Tom Dumoulin wordt nu eenmaal niet eenieder gegund. Het is een extra reden om maximaal te willen leren van wat ons is overkomen. Crisis en recessie sloegen precies toe toen economen begonnen te hopen dat dat niet meer zou gebeuren. Een dieptepunt van deze omvang en duur moeten we nooit meer willen meemaken.

Graag nodig ik de minister van financiën, onverminderd welkom in ons midden en inmiddels door vele soorten wol geverfd, uit om met zijn al even welkome staatssecretaris in deze Kamer te reflecteren op wat deze diepe en lange crisis ons heeft bijgebracht. Wat denkt hij bijvoorbeeld van de inschatting dat de afgelopen diepe recessie de productieve capaciteit van de Europese economieën - waaronder Nederland - blijvend heeft aangetast? Zowel de Amerikaanse en als de Europese economie blijven, niettegenstaande de lage werkloosheid, maar liefst tien procent achter bij de officiële outputverwachtingen voor nu van tien jaar geleden. Wat zou daarvan de oorzaak kunnen zijn en wat kunnen we daarvan leren?

Europese fiscale discipline is onverminderd nuttig en onverminderd nodig. Maar waar Europa terecht een ondergrens legt op het begrotingstekort, legt het zeker geen bovengrens op het begrotingsoverschot. Elk land is vrij daarbij naar hartenlust anti-cyclisch te opereren, ook Nederland. Als ik het kabinet samen met de Raad van State en andere waarnemers iets heb te verwijten, is het dat het zich heeft laten verleiden tot op zich herkenbare uitgaveambities die ten koste kunnen gaan van Nederlandse kwetsbaarheid bij een nieuwe crisis.

Ik vroeg vorig jaar aandacht voor hetzelfde thema. Eerder leek de minister genegen aan de aanhoudende procycliciteit van het Nederlandse begrotingsbeleid, nog versterkt door de Nederlandse huizenmarkt, een nadere studie te wijden. Wat is daar inmiddels van terechtgekomen? Nu worden wij geconfronteerd met een een ongunstige ontwikkeling in het structurele begrotingstekort dat nog maar net binnen de toegelaten limiet blijft, en met een negatief houdbaarheidssaldo. In zijn schriftelijke reactie voert de minister terecht aan dat andere Europese landen het nog slechter doen. Maar sommige Europese landen hebben in tijden van hoogconjunctuur begrotingsoverschotten laten zien van 3-4 procent. Kan de minister van financiën, bij uitstek de beschermer van onze nationale stabiliteit op termijn, zich de zorg van mijn fractie voorstellen? Ik hoop dat hij er een goed voornemen aan ontleent voor volgend jaar. Eerdere recessies hebben Nederland wel eens onverwacht overvallen, met als gevolg dat zowel extra bestedingen als extra bezuinigingen op het verkeerde moment kwamen. Kan de minister ons ditmaal geruststellen? En denkt hij dat de toenemende flexibiliteit van de arbeidsmarkt ons nu gaat helpen of gaat hinderen bij een passende reactie op economische krimp?

Als de overheid dan toch meer uitgeeft dan conjunctureel aangewezen zou zijn, dan zouden die extra uitgaven vooral structuurversterkend (lees: productiviteitsverhogend) moeten zijn. Ook op dat punt zou de fractie van D66 graag gerustgesteld willen worden. Heeft het kabinet dit criterium gehanteerd en zo ja, waar blijkt dat uit? Het R&D budget van de Nederlandse overheid is bijvoorbeeld, niettegenstaande de inspanningen van dit kabinet, nog steeds meer dan tien procent lager dan de budgetten van de Scandinavische landen, om van sommige Duitse deelstaten nog maar te zwijgen. De sector die daarvoor de basis moet leggen, het hoger onderwijs, heeft het, mede door alle structureel te lage studentenramingen, financieel juist moeilijk. Kan de minister toezeggen dat deze sector de komende jaren verdere bezuinigingen bespaard zullen worden?

Al langere tijd vraag ik namens mijn fractie de aandacht van het kabinet voor de stagnerende productiviteitscijfers van Nederland, geruime tijd geleden verworden van een stralend naoorlogs kroonjuweel tot een dof kweekpareltje. Verbetering blijft vooralsnog uit, en in zijn recente, gewaardeerde reactie op de Kamerinbreng over deze kwestie weet ook de minister dat niet te verklaren. Het zou ons veel waard moeten zijn onze naoorlogse voorsprong te heroveren. Misschien schiet het meetinstrument van de productiviteit in onze gedigitaliseerde wereld fundamenteel tekort; de zegeningen van de smart phone klinken er maar beperkt in door. Maar dan dient de vraag naar een betere indicator zich onmiddellijk ook aan. De fractie van D66 zou uitzien naar voortgaande rapportages van het kabinet over dit belangrijke onderwerp en had daarom schriftelijk verzocht. Op die vraag reageerde de minister nog niet; zou hij dat alsnog willen doen?

Schuilt in die achterblijvende productiviteit misschien ook de verklaring van de wel zeer bescheiden loonstijgingen in de Nederlandse hoogconjunctuur? Het is sinds mensenheugenis niet voorgekomen dat de president van de Nederlandsche Bank, de nationale zuinigheidsapostel, oproept tot forse loonstijgingen. De minister zou mij kunnen tegenwerpen dat in de Verenigde Staten de lonen ook dramatisch stagneren terwijl de productiviteit daar juist wel flink stijgt, al zou dat onze Nederlandse productiviteitszorgen pijnlijk onderstrepen. Of moet de oorzaak van de achterblijvende lonen gezocht worden in een combinatie van immigratie vanuit Europa, uitbesteding naar Azië en flexibilisering in eigen land? Of, nog weer een andere verklaring, is de Nederlandse werkloosheid eigenlijk hoger dan zij lijkt? Mij werd verteld dat jonge parttime professionals - artsen, leraren - best meer zouden willen werken, maar daarin worden afgeremd door logistieke complexiteiten. Kan de minister die geruchten ontkennen dan wel onderzoeken? McKinsey rekende onlangs voor dat arbeidsmarktparticipatie door Nederlandse vrouwen op Europees topniveau 100 miljard euro extra BBP kan opleveren. Aan de participatiekant, naast productiviteit de tweede welvaartsbepaler, valt dus ook nog wel wat te winnen.

Het uitblijven van hogere lonen en hogere bedrijfsinvesteringen - ook een slecht teken - maakt deze hoogconjunctuur tot een bijzondere. En het lijstje is nog niet compleet. Het ook al uitblijven van een hogere rente geeft vrij spel aan exorbitante prijsstijgingen op de woningmarkt, fijn voor bezitters maar fataal voor nieuwkomers. Ziet de minister mogelijkheden voor een extra handreiking in de richting van al degenen die niet kunnen profiteren van een vastgoedmeevaller bij hun ouders, wellicht door een op te rekken rol van de Nationale Hypotheek Garantie? Jonge gezinnen op zoek naar betaalbare woonruimte hebben het heel moeilijk. Het kabinet gaat de regels voor hypotheektoekenning weer wat verruimen, maar de broodnodige uitbreiding van de woningvoorraad komt erg traag op gang.

Nee, voorzitter, een gewone hoogconjunctuur is dit niet, en dat vraagt om een verklaring. Ligt daaraan dan toch een aanhoudende nervositeit ten grondslag van burgers en bedrijven over wat de nabije toekomst hen zal brengen? Daar zijn wel redenen voor te verzinnen. Deze Algemene Financiële Beschouwingen spelen zich af tegen een onrustige achtergrond, in Europa en daarbuiten. De uitslag van de recente Amerikaanse verkiezingen heeft die onrust niet weggenomen. Integendeel. Sterke polarisatie is helaas een wereldwijd fenomeen geworden, tot in Europa en Nederland toe. Nederland heeft als internationaal toonbeeld van cohesie en solidariteit veel te verliezen. Het vechten voor die traditie zou een alles doorsnijdend thema van kabinetsbeleid mogen zijn.

Voorzitter,

Graag nodigt de fractie van D66 de minister uit de gelegenheid te benutten om zijn perspectief op Europa nog eens met deze Kamer te delen, in de hoop dat de bekering van de minister-president tot oprecht overtuigd Europeaan ook hem deelachtig is geworden. Juist vanuit zijn ministerie is er het nodige werk te verzetten, al was het alleen maar in het adresseren van de grote Europese uitdagingen van het moment. Onlangs nog is deze Kamer nader voorgelicht over de financiele basis die daarvoor in het nieuwe MFK gelegd moet worden. Een sterker Europa zou mijn fractie veel waard zijn. Zuinigheid is geen slechte leermeester, bijvoorbeeld bij de landbouwuitgaven, maar wat ons betreft niet de enige. Er is wat mijn fractie betreft alle reden om bijvoorbeeld via een digitale omzetbelasting of een CO2 heffing de Europese inkomsten te vergroten en daarvan kerninspanningen op terreinen als duurzaamheid, migratie, kennis en veiligheid te laten profiteren.

Maar het urgentst is natuurlijk de Brexit. Gaarne verneemt mijn fractie van de minister zijn huidige inschatting van het lopende onderhandelingsproces. Een slechte afloop daarvan kan Nederland een verlies van 1 a 2 procent BBP opleveren, zo staat in de Miljoenennota. Is Nederland logistiek inmiddels klaar voor dit onverhoopte scenario, bijvoorbeeld waar het gaat om de verzwaarde procedures van import en export? Onderkent het kabinet de wenselijkheid van een noodwet voor dubbele nationaliteit, zoals ook Duitsland die zal invoeren voor landgenoten in het Verenigd Koninkrijk die door Brexit worden bedreigd? En hoe bereidt het kabinet zich inmiddels voor op de Nederlandse strategie in het post-Brexit Europa, als de (meestal bondgenootschappelijke) relatie met het Verenigd Koninkrijk wegvalt? Komt de gevormde en door deze minister met verve aangevoerde Hanze coalitie na de inmiddels voorziene uitbreidingen in de buurt van een blokkerende minderheid voor relevante Europese beslissingen? Is de indruk juist dat deze coalitie een welkome gesprekspartner voor Duitsland is, meer dan dat voor Frankrijk geldt? Deelt het kabinet desalniettemin de opvatting van de fractie van D66 dat in de versterking van de Duits-Franse as een primair en prioritair belang schuilgaat voor Nederland en Europa, en hoe vertaalt zich dat in de Europese diplomatie van ons land?

En dan zijn ook de zorgen rond Italië nog lang niet verdwenen. Kan de minister aanduiden hoe kwetsbaar Nederland is in een financiële crisis die uitgelokt zou kunnen worden door onverantwoord Italiaans begrotingsbeleid? Die vraag geldt in het bijzonder voor de Nederlandse financiële sector, inclusief tweede orde effecten die kunnen ontstaan als Nederlandse banken afhankelijk zouden blijken te zijn van landen die midden in de Italiaanse vuurlinie liggen. Was dit scenario verwerkt in de recente Europese stress test, die de Nederlandse banken naar verluidt goed zouden hebben doorstaan? De fractie van D66 heeft met enige verbazing kennis genomen van de kennelijke bereidheid van het kabinet om mee te werken aan de verlaging van de minimum kapitalisatiegraad van de Europese banken van 4 naar 3 procent. Die bereidheid zou het vertrouwen moeten weerspiegelen dat de Nederlandse banken ook na die verlaging in staat zullen blijven om elke redelijk denkbare toekomstige crisis in Europa te overleven. Maar is er werkelijk vooruitgang geboekt in de brede balansverkorting, waar ik vorig jaar namens de fractie aandacht voor vroeg? En is het bail-in mechanisme ten laste van aandeel- en obligatiehouders die een bedreigde bank te hulp zouden moeten schieten nu geheel op orde? Het lijkt erop dat de financiële markten nog steeds rekenen op een bail-out door de Europese overheden in geval van een nieuwe bankencrisis. Kan de minister ons op dat punt geruststellen?

Een stabiele financiele sector is voor Europa van enorme betekenis, en een van de vele voorbeelden van een opgave die de nationale grenzen verre overschrijdt. Een bescheiden onderdeel daarvan is een Europese pensioenvoorziening, de PEPP, die zijn Brusselse afronding nadert. Eerder betoonde het kabinet zich daarover kritisch, maar niet onwelwillend. Zou de minister willen toelichten wat de Nederlandse insteek is bij de thans lopende onderhandelingen en wat daarbij de voor Nederland belangrijkste ingrediënten zijn? Met hem kijken wij vol verwachting uit naar de ontknoping van de grotere opgave van een nieuw Nederlandse pensioenakkoord.

De bijzondere aandacht van deze minister vraag ik tenslotte ook voor de duurzaamheidsopgave die Europa zichzelf heeft gesteld, waaraan financiële instrumenten wezenlijk kunnen bijdragen. Het is te betreuren dat Nederland, anders dan andere Europese landen, zich nog niet aan een mobiliteitsheffing heeft willen wagen. Dat maakt die brede, effectieve, liefst Europese CO2 heffing des te relevanter. De fractie van D66 vraagt zich af hoe de minister en zijn staatssecretaris de duurzaamheidsbijdrage van de huidige Miljoenennota beoordelen, met enerzijds onbenutte kansen voor een verdere expansie van de Hoge Snelheidslijnen en anderzijds de exorbitante subsidiering van de elektrische auto’s. Met des te meer spanning kijkt mijn fractie uit naar de financiele en logistieke uitwerking van het klimaatakkoord, voor D66 een van de belangrijkste ingrediënten van het regeerakkoord.

Voorzitter,

Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van financiën geleverd kunnen worden aan de ‘brede welvaart’ van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk van hen draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld, een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces, en naar hun reactie op onze punten van aandacht.