Spreektekst WGO Water 18 November 2013

Source: A. (André) Bosman i, published on Monday, November 18 2013.

Voorzitter, ik beginnen met het uitspreken van mijn medeleven aan de nabestaanden van de slachtoffers van de ramp ten gevolge van de Typhoon Haiyan van 8 november. Bijna 4500 doden. Meer dan negenhonderdduizend mensen hun huis zijn kwijtgeraakt door de natuurramp. In totaal zouden bijna twaalf miljoen mensen op een of andere manier getroffen zijn door de tyfoon. Dit is wat de kracht van wind en water kan doen met een land. Ik wil de mensen op de Filipijnen veel kracht toewensen om deze ramp te boven te komen en het land weer op te bouwen zodat ook zij weer een toekomst hebben.

“Tegen 2030 kan bijna de helft van de wereldbevolking te kampen hebben met een tekort aan schoon drinkwater. De vraag zal tegen die tijd 40% hoger liggen dan het aanbod. Eén op de drie mensen woont al in een land waar de toegang tot schoon water in gebreke blijft” - Ban Ki Moon.

Dit Wetgevingsoverleg staat in het teken van water. Onderscheid wordt daarbij gemaakt in waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit. Waterveiligheid is het meest in het oog springend in Nederland. Ons Deltaprogramma voorziet in de bescherming van ons land tegen water. Er wordt veel geïnvesteerd om de voeten droog te houden. Daarmee is Nederland bekend over de hele wereld waar Nederland dan ook haar kennis en expertise als exportproduct inzet.

Ik wil in dit WGO in eerste instantie aandacht besteden aan zoetwater, aangezien zoet water een probleem in de toekomst wordt. Voorzitter ik durf hier te zeggen dat zoetwater HET probleem van de toekomst wordt. Niet alleen de beperkte beschikbaarheid in gebieden waar zoetwater schaars is, maar ook in Nederland waar we te maken gaan krijgen met sterk wisselende hoeveelheden water. Zo hadden we op zondag 13 oktober net zo veel regen op een dag als er in de hele maand oktober valt: acht emmers van 10 liter op elke vierkante meter. In totaal maar liefst 2240 miljard liter water. En dat staat gelijk aan een half IJsselmeer dat naar beneden komt. Daar zit het probleem van Nederland. Water komt niet gelijkmatig binnen en moet met pieken worden behandeld. En ik zeg hier heel bewust behandeld en niet direct wegpompen. Want naast die vele regen en hoge waterstanden komen er ook steeds vaker lage waterstanden en water schaarste voor in bv de rivieren.

Dat heeft invloed op ons drinkwater, maar ook op het water dat de industrie wil gebruiken, de landbouw en de binnenvaart. Bij lage waterstanden zijn delen van Nederland niet meer per binnenschip bereikbaar en bij hoge waterstanden mag er maar met beperkte snelheid gevaren worden.

Voor de landbouw is de fluctuatie van zoetwater misschien nog wel schadelijker. Als ik dan specifiek op Zeeland in ga, is te zien dat verzilting een probleem oplevert voor de landbouw. Een regelmatige toevoer van zoetwater kan die verzilting beperken. In Zeeland is er een samenwerkingsverband (GO FRESH Geohydrological Opportunities Fresh Water supply) van verschillende organisaties (Deltares, Waterschappen de Provincie en land en tuinbouwers om er maar een paar te noemen). Dit samenwerkingsverband wil een alternatief bieden voor het wegpompen van zoetwater naar de zee om op die manier het grondwaterpeil op hoogte te houden. Zij zijn bezig om zoet water te bufferen in kreekruggen, door zoetwater in grondlagen te injecteren en het zoute water weg te pompen en door slimme drainage. Er wordt op een andere manier gekeken naar het zoete water en hoe dat te controleren. Een kleine anekdote over de JBF methode (Jan Boeren Fluitjes). Een fruitteler kan zijn grondwaterpeil sturen door een hoekstuk PVC op de drainage buis te plaatsen en door de buis omhoog te draaien stijgt het grondwaterpeil. Kosten 3 Euro 50 bij de bouwmarkt......... En zo simpel is het soms. Ik ben me ook bewust dat ieder gebied andere methoden nodig heeft. Zo zal de Utrechtse Heuvelrug anders zijn en zullen ze in Friesland weer andere methoden gebruiken. En zo moet dat ook voorzitter. Mijn vraag aan de minister is, zijn deze initiatieven in beeld bij het ministerie en welke meerwaarde ziet de minister in dit soort lokale initiatieven? Zouden dit activiteiten kunnen zijn die in het experimenteerartikel vallen? Waarom staat daar de teller op de begroting trouwens nog steeds op 0 euro? Hoe gaat verdere invulling in zijn werk? Tevens is er een ambitie om 2½% van het budget aan innovatie te besteden. Heeft de minister er zicht op hoe die bestedingen plaatsvinden, of krijgt ieder deelproject een 2½%? In dat laatste geval is er namelijk geen zicht op waar innovatie plaatsvindt en is er ook weinig body om echte innovatie op de kaart te zetten. Graag een toelichting van de minister hierop.

Niet al het zoetwater is drinkwater. Water wordt voor allerlei doeleinden gebruikt: drinkwater, vervoer, visserij, landbouw, recreatie, industrie etc. Die verschillende belangen moeten in de gaten gehouden worden. Hoe houdt de minister die belangen in de gaten? Is er sprake van coördinatie ten aanzien van het watergebruik?

Op het gebied van waterveiligheid wil ik nogmaals mijn complimenten maken over de wijze waarop de minister de kennis en expertise van Nederland over de wereld uitdraagt. Niet voor niets is water een van de TOP sectoren die bijdragen aan de veiligheid, maar zeker ook aan de economie van Nederland. Bij het realiseren van het Deltaprogramma wil ik aandacht vragen voor innovatie. Er zijn goede ontwikkelingen gaande, maar het gaat allemaal wel erg traag. Ik zie graag dat allerlei betrokkenen (aannemers, Rijkswaterstaat, opdrachtgevers, belanghebbenden, etc.) vroegtijdig bij projecten betrokken raken. Dat kan leiden tot meer, volledigere en innovatievere oplossingen voor watervraagstukken en leidt tot meer kwaliteit. De overheid zal veel meer de oplossingen moeten zoeken bij de bedrijven in plaats van steeds de oplossing te kiezen die de overheid wil. De overheid heeft een probleem en verwacht een oplossing. Een mooi voorbeeld is de aanbesteding voor de geul bij Veessen Wapenveld. Voor het probleem van de afvoer van het IJsselwater zijn innovatieve oplossingen vanuit het bedrijfsleven gekomen . Zo wordt zwaar materieel niet over de weg aangevoerd, maar over het water. Passend binnen het budget maar met minimale overlast voor de bewoners. Bedrijven zijn meesters in het vinden van slimme oplossingen. Zou de overheid niet alleen het probleem moeten definiëren en wat het mag kosten? Dit zal ook gaan leiden tot minder bezwaren bij de uitvoering van projecten. Is de minister dit met mij eens en gaat zij er voor zorgen dat deze vorm van aanbesteden de norm gaat worden? Want ook hier is de markt innovatiever dan de overheid!

Bij waterveiligheidsprojecten wil ik, ook in het kader van innovatie, dat niet zomaar lukraak dijken verhoogd worden, maar dat veiligheid en innovatie hand in hand gaan met bewustwording van de omgeving. De veendijk bij Uitdam is onlosmakelijk verbonden met het dorp. Ophogen of 50 meter zeewaarts ophogen en dan de dijk “recht door trekken” zou de historische waarde van het dorp teniet doen. Hier zijn creatieve en innovatieve oplossingen nodig om ook de waarde van het dorp mee te nemen in besluitvorming. In ons gesprek met de Deltacommissaris begreep ik dat er voor Marken bv een uitzondering is. Nu vraag ik niet om voor alles een uitzondering te maken, maar ik ben blij dat ook het historische karakter van het landschap en de omgeving worden meegenomen in de besluitvorming. Want we wonen in een prachtig land en laten we dat vooral zo houden door middel van innovatieve oplossingen. Welke mogelijkheden ziet de minister in het geval van Uitdam?

De discussie over de meerlaagse veiligheid begint steeds meer op gang te komen. Dat is goed ook. Want ik moet constateren dat we ons op het gebied van waterveiligheid (en ook kwaliteit) in Nederland absoluut niet bewust zijn van de uitdagingen waar wij voor staan. Ik durf te zeggen dat we bewusteloos zijn! De bewustwording dat we in een rivierendelta wonen, waarbij een groot deel van Nederland onder de zeespiegel ligt is voor Nederlanders namelijk de gewoonste zaak van de wereld. En men gaat er maar van uit dat men altijd droge voeten houdt. Het besef gaat nu komen dat de norm voor de basisveiligheid gaat over het mogelijk overlijdensrisico en dat het dus niets zegt over mogelijk water over de dijk en daarbij behorende wateroverlast. Daar moeten we ons veel bewuster van zijn.

Dat we steeds bewuster zijn van de risico’s kwam ook aan de orde bij de gaten voor en achter de grondversteviging van de Oosterscheldekering. De veiligheid was niet in het geding, maar er bleek wel een tekort aan expertise op de juiste plek. Ook hier moet sprake zijn van bewustwording. Ik kan mij voorstellen dat je niet meer alle expertise in huis hebt om grote projecten te begeleiden, maar dan moet je wel mensen hebben die in staat zijn om de expertise te beoordelen. Hoe gaat de minister deze bewustwording bewerkstelligen en hoe borgt de minister dat er voldoende kwaliteit in de organisatie beschikbaar is?

Ten aanzien van de zandhonger in de Oosterschelde zie ik dat er innovatief aangepakt wordt. Door pilots met het selectief ophogen van platen in de Oosterschelde en te kijken wat de effecten van die ophoging komt er beter inzicht in het verloop van de zandhonger. Dit gebied is van grote ecologische waarde als voedplek voor allerlei soorten vogels en voor zeehonden. Als er dan ook nog een recreatieve mogelijkheid bij komt geeft dat weer een meerwaarde voor het gebied en ontstaat er weer een win-win situatie. Ik mag aannemen dat er in het kader van de zandhonger inde Oosterschelde dan ook wordt opgetrokken met het departement Economische Zaken , de provincie en misschien wel bedrijven in de regio. Kan de minister dat toelichten hoe de samenwerking loopt?

Bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water moet het totaalpakket bekeken worden en moet niet te krampachtig worden omgegaan met de kwaliteit van het water. Slootwater hoeft geen drinkwater te zijn, sterker nog, dat zou slecht zijn want dan leeft er niets meer in. En als woordvoerder Visserij is dat mijn andere belang wat ik hier zeker nog wel onder de aandacht wil brengen. Graag de visie van de minister hierop.

Tot slot de waterkwaliteit. Ook daar constateer ik totale bewusteloosheid ten aanzien van de kwaliteit van ons drinkwater. Die kwaliteit is zo hoog dat het beter is dan het water uit een fles, ongeacht wat er op dat flesje staat. En het is ook nog eens verschrikkelijk goedkoop. Waterbedrijven kunnen terecht trots zijn op hun product en kwaliteit-prijs verhouding. Om nog maar eens dat flessenwater ter vergelijking te nemen: voor de prijs van 1 fles water kan ik er DUIZEND vullen met kraanwater van een hogere kwaliteit. En wij wassen er onze auto mee en spoelen er ons toilet mee door. Hoe anders is het in derde wereld landen. Helaas zie ik daar ook grote bedrijven zich vooral inspannen om water in flessen aan te bieden aan de lokale en vaak arme bevolking. En dat terwijl wij weten dat water via het leidingnet vele malen goedkoper is. Schoon drinkwater verbetert direct de leefomgeving en de levensverwachting en maakt de regio direct economisch sterker. Als Nederland investeren wij juist, via de ontwikkelingssamenwerking, in die drinkwaternetten voor schoon water. Onze drinkwaterbedrijven en waterschappen zijn actief betrokken om hun kennis en expertise ook daar aan te wenden. Kan de minister aangeven of het geld dat wij investeren in die gebieden niet door de grote multinationals uit de grond wordt gepompt? En zo alle goede bedoelingen van Nederland daar teniet doet?

Voorzitter, dit WGO Water is een WGO over een typisch Nederlands onderwerp. Een onderwerp waarbij we trots kunnen zijn op onze kennis en expertise. Maar ook een onderwerp waar continu aandacht aan moet worden besteed. We zijn trots op onze kennis en expertise maar moeten niet denken dat we achterover kunnen leunen. We staan pas aan het begin van de uitdagingen. Uitdagingen op zowel het gebied van waterveiligheid, waterkwaliteit, maar zeer zeker ook zoetwater. Laten we de voorsprong in de wereld behouden en ons wakker schudden uit de bewusteloosheid.