Spreektekst voor het debat over de nieuwe Jeugdwet (1e termijn)

Source: V.A. (Vera) Bergkamp i, published on Sunday, October 20 2013, 2:07.

Spreektekst Vera Bergkamp (D66) voor het debat over de nieuwe Jeugdwet (1e termijn)

Datum: 9 oktober 2013

Tijd: 13.30 uur - einde vergadering

[1. Inleiding]

Voorzitter,

“Ik ben geen nummer of dossier.”

“Al die verschillende hulpverleners, we worden er gek van.”

“Het duurt vaak heel lang voordat je hulp krijgt. Je problemen worden daardoor alleen maar groter.”

“Jeugdzorg doet alles volgens het boekje.”

“Jongeren vallen door de strikte regels tussen wal en schip.”

“Er wordt niet gekeken naar de persoon. In plaats daarvan gaat het alleen maar om de indicatie en de leeftijd.”

“Na 18 jaar houdt het opeens op.”

Zo maar een paar uitspraken van jongeren en hun begeleiders. Zij waren vorige week in de Kamer om over hun zorgen te vertellen. Ik denk dat zij perfect hebben aangegeven wáár het in de jeugdzorg mis gaat.

Gelukkig wisten deze groep jongeren en hun begeleiders ook precies te vertellen hoe het beter kan. Ik herhaal wat ze zeiden:

“Hulpverleners moeten dicht in de buurt zijn, ze moeten het gezin kennen.”

“Wij willen een vast aanspreekpunt. Je moet immers een vertrouwensband opbouwen, alleen dan kan het werken.”

“De nadruk moet liggen op preventie. Dan kun je zware maatregelen voor zijn.”

“Een goede samenwerking tussen verschillende hulpverleners is cruciaal.”

“Kinderen horen bij hun ouders. Dat moet het uitgangspunt zijn.”

Voorzitter,

Voor D66 was het gesprek met jongeren en hun begeleiders

belangrijk. Het gaf de reden aan waarom het anders moet in de jeugdzorg. En het gaf ‘mijn papier’ een gezicht. Door al het gepraat over

  • geld
  • ‘transitie-arrangementen’
  • zorginkoop
  • bestuurlijk overleg
  • frictiekosten,

zou je bijna vergeten waar het om gaat: onze zorg voor kwetsbare jongeren.

Voorzitter,

Er zijn in Nederland ongeveer 4½ miljoen jongeren onder de 18 jaar. Met de meeste van hen gaat het gelukkig goed. Maar elk jaar komen 83.000 jongeren in aanraking met de jeugdzorg. Naar schatting waren in 2010 119.000 kinderen slachtoffer van kindermishandeling.

Over die jongeren gaat het vandaag. D66 wil hen en de gezinnen waar ze in opgroeien versterken, een kans geven, en ondersteunen daar waar nodig.

Dát is de opgave waar we voor staan.

Voorzitter,

Ik zal mijn inbreng van vandaag

verder als volgt opbouwen:

  • het wetgevingsproces;
  • de rol van de gemeenten;
  • de uitgangspunten van de wet;
  • specifieke punten over de zorgverlening;
  • de positie van kinderen en hun ouders;
  • de positie van jeugdzorgmedewerkers; en, tot slot,
  • de verantwoordelijkheden van het Rijk.

[2. Wetgevingsproces]

Voorzitter,

Ik wil om te beginnen de staatssecretarissen - en via hen hun ambtenaren - bedanken voor het beantwoorden van alle vragen die vanuit deze Kamer zijn gesteld. Dat waren er namelijk nogal een paar. J Ook wil ik alle organisaties en personen bedanken, die met ons hebben meegedacht.

En die mij soms ook nieuwe inzichten hebben opgeleverd.

Maar,

Voorzitter,

D66 is ook kritisch over het wetgevingsproces.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze wet er doorheen wordt ‘gejast’:

  • met moeite kon de oppositie vorige week nog aanvullende vragen stellen;
  • vandaag en morgen houden we marathon-debatten in deze zaal;
  • de Eerste Kamer heeft straks nog welgeteld 9 weken, om deze complexe wet te behandelen.

Alles moet, kortom, met stoom en kokend water. En dat,

voor één van de grootste hervormingen in de zorg. Als het kabinet en de coalitie dan zeggen: “het belang van het kind komt op de eerste plaats”, dan wringt dat.

Voorzitter.

Ik ben bang dat de snelheid in het proces ten koste gaat van de zorgvuldigheid. Het moet allemaal verschrikkelijk snel, en er is tegelijkertijd nog zo vreselijk veel onduidelijk.

Het gaat dan niet alleen om de Kamer. Eind deze maand

moeten de gemeenten de zogenoemde regionale transitie arrangementen - in gewoon Nederlands: afspraken om de continuïteit van de zorg te garanderen - klaar hebben.

Nauwelijks een gemeenteraad, die zich daar goed over kan buigen. Vervolgens worden de hoofdlijnen vóór de gemeenteraadsverkiezingen uitgezet. Na 19 maart volgend jaar, mogen dan een nieuwe raad en een nieuw college aan de slag met plannen, die door hun voorgangers in de steigers zijn gezet. Dan zijn er nog maar een paar maanden over om de inkoop goed te regelen, en dan is daar de heilige datum van 1 januari 2015.

Ik hoor wethouders in 2015 al roepen: “met de kennis van nu zou het beter zijn geweest om...”. Terwijl de oorzaak niet bij hén lag.

Of we gaan alles in de steigers vastzetten. Waardoor gemeenten niet kunnen transformeren, verbeteren. Door bijvoorbeeld Zorgverzekeraars een paar jaar de inkoop van de jeugd-ggz te laten doen. Of we gaan de transitie-arrangementen van 1 jaar naar 3 jaar verlengen. Dan vraag ik me af: waar zijn we in vredesnaam mee bezig?

[3. Rol gemeenten]

Voorzitter,

Gemeenten krijgen in het nieuwe stelsel een cruciale rol. Dat vraagt veel van hen. Ik zie het bij werkbezoeken in het land, ik hoor het van lokale bestuurders. Daarom: waardering voor de manier waarop gemeenten nu bezig zijn om van de decentralisatie een succes te maken.

Maar,

Voorzitter,

De overheveling van alle taken op het terrein van de jeugdzorg, is een grote en complexe operatie.

Ik heb de staatssecretaris daarom voor de zomer al gevraagd om concrete en meetbare ‘go/no go’-momenten. op papier te zetten. Zoals in het bedrijfsleven bij grote projecten heel gebruikelijk is. Helaas wilde hij die mij voor de zomer niet geven.

Daarom kijk ik nu met nog meer aandacht naar de rapportages van de Transitiecommissie. De commissie is in zijn tussenrapportage dubbel over de voortgang. Het algemene beeld is positief. Maar tegelijkertijd is het allemaal nog onvoldoende concreet. Dat komt doordat gemeenten te maken hebben met onduidelijkheid op een aantal cruciale punten.

[3a. Financiën]

Er is nog veel onzekerheid over het beschikbare budget. We zagen het de afgelopen weken in alle kranten. Duidelijkheid is een absolute voorwaarde om ook de continuïteit van zorg na de overgang zeker te kunnen stellen.

Ik constateer dat de onderbouwing van de beschikbare financiële middelen nu nog aan alle kanten rammelt.

  • Ik wil daar in dit debat duidelijkheid over van de staatssecretaris. En geen vaag gedoe, zoals in zijn antwoord op de brief van de bestuurder van jeugdzorg Noord-Holland!
  • Die duidelijkheid vraag ik óók over de bestemming van de frictiekosten. Hoe gaan we daar mee om? En wat vindt de staatssecretaris van het idee van een vangnetregeling voor gemeenten?

Voorzitter,

deze onduidelijkheid en onzekerheid staat het maken van afspraken met zorgverleners in de weg. Het vormt een bedreiging voor de transformatie die we met elkaar willen.

Het zorgt voor meer boventalligheid en hogere frictiekosten in de sector. En het zorgt voor veel onzekerheid voor gezinnen en kinderen.

Voorzitter,

De Transitiecommissie doet 8 concrete aanbevelingen.

- Graag hoor ik, per aanbeveling, de reactie van de staatssecretaris.

Dat mag wat mij betreft ook via een brief vandaag.

[3b. Transformatie/transitie]

Voorzitter,

Het gaat D66 bij deze stelselwijziging om een transformatie, een kwaliteitsverbetering, in plaats van ‘slechts’ een kille transitie. Het gaat om méér dan het verschuiven van geld van A naar B.

Ik heb hierover begin dit jaar een motie ingediend, samen met collega Ypma.

Maar nu heb ik grote twijfels of die transformatie ook echt tot stand kan komen. Ik merk dat veel betrokken partijen worden opgeslokt door de eigen organisatorische en personele problemen. En dat ze die proberen op te lossen binnen de bestaande kaders. Het gaat nu toch om het vasthouden van de eigen positie en waar mogelijk te versterken, in plaats van een echte vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de jeugdzorg. Ik begrijp dit vanuit de betrokken partijen. Maar daarom moet de staatssecretaris hier wel bovenop zitten.

Geen bestuurlijke deals, maar afspraken, die goed en logisch zijn voor gezinnen en kinderen.

Voorzitter,

Het, op zichzelf goede, systeem van certificeren leidt tot het behoud van met name de huidige instellingen. Terwijl we juist ook vernieuwing willen!

  • Herkent de staatssecretaris dit? Hoe wil hij voorkomen dat het blijft bij transitie in plaats van verbetering en vernieuwing? Moeten we niet juist ook innovatie en de nieuwe cultuur certificeren in plaats van de status quo?
  • Krijgen gemeenten wel voldoende ruimte om de transformatie te realiseren?
  • Is het eerlijke verhaal niet dat we nu allemaal taken, geld en verantwoordelijkheden verplaatsen en dat de echte transformatie daarna pas begint?
  • Als dat zo is, dan lukt het gemeenten niet om in het eerst jaar of de eerste twee jaren te bezuinigen? Dat hebben we in Denemarken ook gezien, waarom zou het hier anders gaan?
  • Graag een reactie hierop.

[3c. Regionale samenwerking]

Voorzitter,

Gemeenten zullen voor verschillende terreinen met elkaar gaan samenwerken.Maar er is sprake van een stapeling van samenwerkingsverbanden:

  • regionaal
  • bovenregionaal
  • landelijk.

Dit komt op mij onnodig ingewikkeld over allemaal. Alle energie en geld die we nu steken in het optuigen van deze verbanden gaat niet naar de zorg. Dood en dood zonde.

  • Waarom heeft het kabinet niet gekozen voor het Deense model? Dus eerst schaalvergroting en dan pas taken overhevelen?
  • Kan het kabinet met een meerjarenvisie komen om een einde te maken aan deze bureaucratische lappendeken?

Voorzitter,

Ik maak me hierbij ook zorgen over de democratische controle van al deze verbanden.

  • Wie controleert nog wie? Hoe voorkomen we dat wethouders van kleine gemeenten straks bij hun gemeenteraad aankomen met de mededeling dat de centrumgemeente, of een meerderheid van de gemeenten in de regio, iets hebben besloten waardoor er in zijn gemeente iets vreselijk mis is gegaan?

De staatssecretaris stelt verschillende eisen om te bepalen of de regionale samenwerkingsverbanden ‘voldoende robuust’ zijn.

-Graag hoor ik van de staatssecretaris concreet of de 41 regios daar nu aan voldoen.

 

Het regeringsbeleid streeft naar congruentie, waarbij reeds bestaande, goed functionerende samenwerkingsverbanden

worden gerespecteerd.

  • Ook hiervan hoor ik graag of de samenwerkingen voor de jeugdzorg hier aan voldoen.

Voorzitter,

Laat ik mijn eerste deel concluderen dat voor D66 een aantal belangrijke voorwaarden nu ontbreken, wat deze operatie heel lastig en zelfs risicovol maakt:

  • een afgeraffelde wetsbehandeling;
  • blijvende onduidelijkheid over het budget voor de gemeenten;
  • dreiging van geen transformatie die daar mee samenhangt;
  • een gebrek aan democratische controle.

Ik ben bang dat we hierdoor gepingpong kunnen krijgen met kinderen.

[4. Uitgangspunten]

Voorzitter,

Dan kom ik nu op een aantal inhoudelijke punten uit het wetsvoorstel. Laat ik voorop stellen: D66 is het eens met de uitgangspunten van het wetsvoorstel:

  • meer uitgaan van de eigen kracht van jeugdigen, hun ouders en hun sociale netwerk;
  • demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren;
  • meer maatwerk, meer integrale hulp en minder hulpverleners; en
  • ruimte voor de jeugdzorgprofessional.

D66 is het ook ten principale eens met de lijn om de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeenten neer te leggen: dat is immers de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat.

En uit alle hoorzittingen en gesprekken die ik, wij, hebben gehad, blijkt ook dat dit breed wordt gedeeld. En dat is mooi, en een compliment aan de staatssecretarissen, om dit brede draagvlak te verkrijgen.

Voorzitter,

Toch is het rijtje van doelen, voor D66 niet compleet.

Het verminderen van het aantal uithuisplaatsingen en het aantal ondertoezichtstellingen ontbreekt als doel. Wij zijn hier koploper in Europa en daar ben ik niet trots op.

  • Waarom is het verminderen van het aantal uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen niet als expliciet doel in de wet opgenomen?, zo vraag ik de staatssecretaris.

[4a. Vertrouwen op de eigen kracht]

Voorzitter,

Op een paar punten wil ik een kritische beschouwing van de staatssecretaris:

  • het functioneren in de praktijk van de ‘eigen kracht’;
  • de vraag wie nu de opdrachtgever is;
  • de vraag wie de regisseur is.

Achterliggend speelt daarbij de vraag: hoe voorkomen we ‘gepingpong’ met kinderen?

In de nieuwe Jeugdwet wordt, net als in de WMO, zoveel mogelijk aangehaakt bij de eigen kracht en mogelijkheden van de jeugdige, zijn gezin en zijn sociale omgeving. De gemeente gaat dit beoordelen.

  • Maar hoe denkt de staatssecretaris dat dit in de praktijk gaat werken?

Even advocaat van de duivel: als iemand nu weigert zijn eigen kracht of sociaal netwerk in te zetten, omdat het fijn is dat de gemeente zorgt...

  • Hoe gaan gemeenten die mensen straks aansporen?
  • Hoe beloon je nu mensen die eigen verantwoordelijkheid nemen?

Voorzitter,

Eigen regie betekent voor D66 dat burgers zélf de opdrachtgevers worden van de jeugdzorg. Bij hen moet in eerste instantie het initiatief komen te liggen Die ruimte moet in de plannen aanwezig zijn.

  • Is dit nu voldoende geborgd?

Leidend wordt het concept:

  • 1 gezin
  • 1 plan
  • 1 regisseur.

Ik vind deze drieslag misleidend. Want het uitgangspunt om te vertrouwen op de eigen kracht, impliceert wat mij betreft dat de jeugdige en zijn gezin, eventueel ondersteund door een zorgprofessional, de regie voert! De gemeente moet zorgen voor een goed en optimaal aanbod van jeugdzorg.

De gemeente is dus niet de regisseur, maar de producent, om even in filmjargon te spreken.

  • Ziet de staatssecretaris dit ook zo?

[5. Verantwoordelijkheid zorg]

Voorzitter,

D66 deelt de uitgangspunten. Maar schieten we in de uitwerking niet door? Hoe voorkomen we ‘gepingpong’ met kinderen? Ik heb op een aantal punten nog vragen aan de staatssecretaris over de keuzes die in de wet zijn gemaakt. Het gaat dan om:

  • de jeugd-ggz;
  • de zorg voor jongeren met een beperking;
  • de persoonlijke verzorging;
  • het gedwongen kader;
  • het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling;
  • de Raad voor de Kinderbescherming; en
  • de adoptiezorg.

[5a. Positionering jeugd-ggz]

Voorzitter,

Zoals ik al eerder aangaf, deelt D66 het uitgangspunt dat de gemeente verantwoordelijk wordt voor de hele jeugdzorg. Toch wil D66 daar één uitzondering op maken: namelijk de jeugd-ggz.

Inderdaad,

er zijn kinderen die niet in de jeugd-ggz horen te zitten. Zij hebben last van hun ouders.

Inderdaad,

de samenwerking tussen ggz, gemeenten en jeugdzorg moet verbeterd worden. Vooral bij multiprobleemgezinnen, die nu overlast, criminaliteit en voor kinderen gevaarlijke situaties veroorzaken. Die samenwerking willen wij ook graag beter verankerd zien. Maar de overheveling van de jeugd-ggz als reactie op bovenstaande problemen is wat D66 betreft niet de oplossing.

Voorzitter,

Laat ik dat toelichten. Wat hier speelt, is een principekwestie. In het wetsvoorstel wordt een knip gelegd tussen somatische of lichamelijke zorg en psychische zorg.

Er wordt straks in de financiering en organisatie verschil gemaakt tussen zorg voor lichamelijke en zorg voor psychische aandoeningen.

Er is straks een verschil tussen een kind met diabetes en een kind met een eetstoornis. Of een kind met een gebroken been en een kind met autisme.

Het ene kind wordt gefinancierd door de Zorgverzekeringswet, de andere door de gemeente.

Waarom?

Omdat het kabinet een onderscheid maakt

in aandoeningen. De keuze die het kabinet maakt, is om psychische problemen uit de gezondheidszorg te halen.

Maar kinderen met psychische aandoeningen zijn niet anders dan kinderen met lichamelijke problemen. Bovendien hangen beide vaak samen. Voor D66 is het onverteerbaar dat de ‘eenheid van het kind’ in het geding is.

Daarnaast komt er ook nog een andere knip. Namelijk in leeftijd. Tot 18 jaar vallen psychische aandoeningen onder de Jeugdwet, daarna is het de Zorgverzekeringswet. Voor

D66 is het onverteerbaar dat de consistentie in de zorg wordt doorbroken en dat onderscheid wordt gemaakt op leeftijd. Wij willen geen gepingpong! Het zou toch ook ondenkbaar zijn dat je na je 65ste verjaardag bij psychische problemen ineens moet aankloppen bij de gemeente?!

En tot slot komt daar nog bij, dat veel patiëntjes in de jeugd-ggz gelukkig opgroeien in een liefdevol gezin. Het is voor deze ouders zeer stigmatiserend en kwetsend dat zij geholpen zouden zijn met preventie of opvoedondersteuning. Dat is echt te simplistisch gesteld. En we doen deze ouders daarmee echt ernstig te kort.

Voorzitter,

Voor D66 is de kernvraag bij dit alles: zijn kinderen en hun ouders nu echt beter af met de overheveling van de jeugd ggz naar de gemeenten? Het antwoord hierop is wat mijn fractie betreft: “nee”.

Biedt de nieuwe constructie in de wet een oplossing voor de huidige tendens om alles te medicaliseren? Ook daarop is het antwoord: “nee”.

Dat bleek ook uit de hoorzitting met experts die we als Kamer hebben gehouden over deze wet.

Voorzitter,

Dit punt is voor D66 zo essentieel dat ik een amendement heb ingediend om de jeugd-ggz niet te decentraliseren.

  • Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris daarop. Dringend vraag ik de staatssecretaris om een alternatief of uitstel om dit onderdeel zorgvuldiger te onderzoeken. En om dit niet in de ‘Big Bang’ per 1 januari 2015 mee te nemen. Te denken valt bijvoorbeeld over een splitsing tussen de lichtere welzijnsgerelateerde vormen en de medische specialistische zorg, in lijn met de volwassenen-ggz.

[5b. VG-zorg]

Voorzitter,

Alleen de zorg voor jongeren die in verband met een verstandelijke beperking levenslang en levensbreed zorg nodig hebben, blijft onder de kern-Awbz vallen. Daar ben ik blij mee.

  • Maar hoe zit het, vraag ik de staatssecretaris, voor jongeren die een indicatie hebben voor - ik gebruik even een technische term - een zogenoemd zorgzwaartepakket ggz, lichamelijk gehandicapt, zintuigelijk beperkt of een somatische grondslag, en waarbij óók geldt dat er langdurige, multidisciplinaire en specialistische verblijfszorg met permanent toezicht nodig is?

Wat D66 betreft,

gelden hiervoor zelfde criteria: dus ook kern-AWBZ. Ik wil niet weten welke gedoe er ontstaat als we daar verschil in gaan maken. Geen gepingpong met kinderen!

  • Graag een duidelijk antwoord van de staatssecretaris.

[5c. Persoonlijke verzorging]

Voorzitter,

De hulp bij:

  • wassen,
  • aankleden,
  • het innemen van medicatie
  • naar de wc gaan

gaat,

voor zover het om jongeren jonger dan 18 gaat, ook naar de Jeugdwet.

De persoonlijke verzorging voor volwassenen gaat, volgens de oorspronkelijke plannen van het kabinet, naar de Wmo. Dat is een consistent systeem.

  • Kunnen gemeenten daar nog steeds vanuit gaan?, zo vraag ik de staatssecretaris.
  • Of krijgen we hier ook een rare knip?

We kennen immers allemaal ook de berichtgeving in de kranten dat de staatssecretaris zou overwegen de persoonlijke verzorging voor volwassenen onder te brengen in de Zorgverzekeringswet. Dat zou dus heel onlogisch zijn!

[5d. Gedwongen kader]

Voorzitter,

De regering wil ook de verantwoordelijkheid voor:

  • de jeugdreclassering,
  • de jeugdbescherming;
  • de specialistische jeugdzorg, zoals de orthopedagogische behandelcentra,

naar de gemeenten overhevelen.

Ik vraag me af of gemeenten daar op 1 januari 2015 klaar voor zijn.

  • Waarom moet ook dat allemaal in één, grote Big Bang?, zo vraag ik de staatssecretaris.

Omdat het hier gaat om een kleine groep jeugdigen, en een kwetsbare stelsel van instellingen die deze zorg kunnen verlenen, heb ik een amendement dat regelt dat gemeenten voor deze zeer specialistische zorg in ieder geval de eerste jaren nog verplicht bovenregionaal of landelijk met elkaar moeten samenwerken en de inkoop moeten regelen. Hoe, is aan de partijen zelf, maar het lijkt me goed dat we als Kamer dit ook nog in het vizier houden.

[5e. AMHK]

Voorzitter,

Dan het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. D66 steunt het voorstel om de bestaande Steunpunten Huiselijk Geweld en Advies- en Meldpunten Kindermishandeling samen te voegen. In de praktijk blijkt immers dat kindermishandeling en huiselijk geweld vaak samen voorkomen. Ik heb nog wel een aantal vragen:

  • Waarom niet één organisatie voor het meldpunt voor de wettelijke taken?
  • Is het doel om de werkwijze van de meldpunten te uniformeren? Er komt immers een amvb om nadere regels te stellen.
  • Hoe gaan we om met de kwaliteit van de arts die een cruciale rol speelt?

Voorzitter,

Ik heb al vaak aandacht gevraagd voor het belang van waarheidsvinding in de jeugdzorg. Nog te vaak staan er als feiten gepresenteerde meningen of waarnemingen in dossiers. Jeugdigen en hun ouders hebben recht op een goed en objectief onderzoek door het Meldpunt en de Raad voor de Kinderbescherming. Ik heb daarom met mevrouw Van der Burg op dit punt een amendement ingediend.

Ik heb ook nog een aantal vragen aan de staatssecretaris, in relatie tot de Meldpunten:

  • Hoe waarborgt dit wetsvoorstel dat de wijze van informatie verzamelen en rapporteren door de AMHK's beter wordt? Ik krijg de indruk dat alles bij het oude blijft…
  • Worden ouders altijd rechtstreeks en van te voren op de hoogte gesteld als er een melding wordt gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming, door de gemeente, door het AMHK of door een gecertificeerde instelling?

[5f. Raad voor de Kinderbescherming]

Voorzitter,

Ik sprak zonet al even over de Raad voor de Kinderbescherming. Gemeenten en Raad moeten in onderling overleg komen tot protocollen, waarin zij hun onderlinge samenwerking regelen. Daarbij is ruimte voor maatwerk.

  • Kan de staatssecretaris mij uitleggen wat het voordeel is van maatwerk? Waarom uniformeren we dit niet?
  • Er wordt gesproken dat de gemeente een ‘partner’ is van de Raad. Dat kan toch niet waar zijn?! Hoe wordt de onafhankelijkheid van de Raad ten opzichte van de gemeente dan geborgd?

[5g. Adoptiezorg]

Voorzitter,

Ik heb nog een vraag over de positionering van de adoptiezorg. Deze gaat ook naar de gemeenten. Het betreft hier een kleine, maar relatief kwetsbare groep, waarvoor preventieve adoptie-specifieke zorg en opvoedondersteuning heel belangrijk is.

  • Waarom kiest de staatssecretaris ervoor deze zorg en ondersteuning ook te decentraliseren? Ligt een landelijke voorziening niet voor de hand?

[6. Rechtspositie van kinderen en hun ouders]

Voorzitter,

Ik kom nu op de positie van de jeugdige en zijn of haar ouders in het hele stelsel. D66 vindt het belangrijk dat die positie goed is geborgd. Deze hervorming van de jeugdzorg, de transformatie, moet er toe leiden dat we mét jeugdigen en hun ouders praten in plaats van óver hen. Ik wil in dit blok een aantal punten bespreken:

  • de waarborging van cliëntenrechten;
  • privacy en gegevensverwerking;
  • de relatie met de Wet Zorg en Dwang
  • het persoonsgebonden budget; en
  • de eigen bijdrage.

[6a. Waarborgen cliëntenrechten]

Voorzitter,

Ik ben blij dat de wet voorziet in een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor de jeugdige en zijn ouders.

Ik ben ook blij dat de wet jeugdhulpaanbieders verplicht een klachtenregeling te hebben.

  • Maar is de onafhankelijkheid van de klachtencommissie voldoende gewaarborgd?, vraag ik de staatssecretaris.
  • En waarom is er vanaf gezien om het recht op een second opinion wettelijk vast te leggen?

Voorzitter,

In de praktijk blijkt het voor jeugdigen en hun ouders vaak heel lastig om er achter te komen waar ze recht op hebben en waar ze terecht kunnen met hun klachten.

  • Wat vindt de staatssecretaris van het idee om een onafhankelijk centraal informatiepunt op te zetten, waar alle informatie over jeugdhulp voor jongeren en ouders beschikbaar is?
  • En waarom niet een onafhankelijke cliëntenondersteuning? Dat mis ik.

Voorzitter,

D66 vindt dat alle kinderen die te maken krijgen met een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, recht moeten krijgen op een toegevoegde bijzondere curator of advocaat.

  • Wat vindt de staatssecretaris van dat idee?

[6b. Privacy en gegevensverwerking]

De staatssecretaris gaat het voorstel van de VNG om gegevensuitwisseling met een wet te regelen, onderzoeken.

Voorzitter,

Het kan toch niet waar zijn, dat de staatssecretaris nog geen idee heeft hoe hij dit gaat organiseren?!

  • Ik wil daarom vragen om in dit debat aan te geven hoe dit geregeld gaat worden en hoe mijn motie om een privacy impact assement te doen daar in wordt meegenomen! Ik las dat er een paar projecten komen. Maar met welk doel, met welk resultaat en wanneer?

Gemeenten gaan straks in wijkteams opereren.

Hoe de precieze samenwerking er straks ook uitziet, één ding is zeker: professionals moeten samenwerken. Dat willen we ook, dat immers een van de doelen van deze wet!

  • Maar wat betekent dat concreet voor gegevensuitwisseling in relatie tot privacy?, zo vraag ik de staatssecretaris. Helemaal als straks ook nog zorgkantoren en verzekeraars betrokken worden…

Voorzitter,

D66 heeft ook zorgen over het opnemen van de gezinsmelding in de verwijsindex.

  • Hoe worden onjuiste of onterechte combinaties voorkomen?
  • Weet je als gezin van te voren dat er een melding wordt gedaan?

[6c. Wet Zorg en Dwang]

Voorzitter,

Enkele weken geleden spraken we in deze Kamer over de Wet Zorg en Dwang. Ik was en ben nog steeds van mening, dat de rechtspositie van alle jeugdigen die in aanraking komen met gedwongen zorg zoveel mogelijk hetzelfde moet zijn.

  • In hoeverre is de Jeugdwet nu in lijn met de Wet Zorg en Dwang en het wetsvoorstel Verplichte ggz?

De rechtspositie van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg, lijkt slechter te zijn dan in die andere twee wetten, waar immers ‘nee, tenzij…’ als uitgangspunt dient.

  • Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

[6d. PGB]

Voorzitter,

De eigen regie van de jeugdige en zijn ouders, vormt een van de uitgangspunten van deze wet. Het persoonsgebonden budget is bij uitstek het instrument om die eigen regie concreet handen en voeten te geven. Ik ben dan ook blij dat ook in de Jeugdwet wordt voorzien in de mogelijkheid van een pgb.

  • Klopt mijn redenering dat om een pgb te kunnen krijgen de wens hiervoor van de jeugdige of zijn of haar ouders het uitgangspunt is? Is het pgb in de Jeugdwet op dezelfde manier geregeld als in de Wmo?

Voor het maken van een gefundeerde keuze moeten mensen ook vooraf kunnen beschikken over voldoende informatie.

  • Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of een handige ‘tool’ te ontwikkelen valt, waarmee zorgvragers zicht krijgen op kwaliteitscriteria van verschillende pgb-zorgaanbieders?

[6e. Eigen bijdragen]

Voorzitter,

Een laatste inhoudelijk punt. Ouders zijn bijdragen verschuldigd voor de jeugdzorg. Onduidelijk is nog wie die bijdragen moet gaan innen. Is dat het Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen, die het nu al doet? Of wordt dat het CAK? De staatssecretaris onderzoekt dat nu.

  • Vanwaar die onduidelijkheid?, vraag ik hem.
  • En op wat voor manier speelt een mogelijke cumulatie van de ouderbijdragen en eigen bijdragen in de Awbz/Wmo een rol in de afweging?

[7. Positie jeugdzorgwerkers]

Voorzitter,

De jeugdzorg is mensenwerk.

Daarom alle respect voor iedereen die in de jeugdzorg werkt en elke dag opnieuw zijn best doet voor jonge kinderen.

Voor de zomer

heb ik samen met mevrouw Ypma een motie ingediend over het behouden van specifieke kennis voor de jeugdzorg.

  • Hoe gaat de regering deze motie uitvoeren? Graag een reactie.

Zonder andere beroepsgroepen tekort te willen doen, wil ik aandacht vragen voor de belangrijke rol die jeugdverpleegkundigen spelen in de jeugdzorg. Hun rol blijft nu onderbelicht in de wet hoewel zij een belangrijke rol spelen.

  • Graag een toelichting.

[8. Verantwoordelijkheid Rijk]

Voorzitter,

Tot slot.

Gemeenten krijgen in het nieuwe stelsel een belangrijke rol. Gemeenteraden gaan het college controleren. Maar wat is dan nog de verantwoordelijkheid van het Rijk? De staatssecretaris is verantwoordelijk voor het stelsel. En wij als Kamer kunnen hem daarop aanspreken.

  • Maar op basis waarvan gaan we dat straks precies doen? Welke informatie krijgt de Kamer?

De staatssecretaris spreekt over allerlei indicatoren:

  • input-;
  • throughput-;
  • output-; en
  • outcome-...

Dat is leuk allemaal, maar ik daag de staatssecretaris uit het concreet te maken:

  • Waar kunnen we hem straks op afrekenen?
  • Uit Denemarken kunnen we leren dat het belangrijk is om de transitie die hopelijk een transformatie wordt te monitoren. Hoe gaat dat gebeuren?

[9. Slot]

Voorzitter,

Het is een lange dag vandaag. Er leven nog veel vragen over hoe het nieuwe stelsel er precies uit gaat zien. Bij ons hier in de Kamer, bij gemeenten, bij zorgverleners, bij de mensen om wie het allemaal draait.

Ik ben bang dat de staatssecretarissen in hun beantwoording maar slechts gedeeltelijk helderheid zullen bieden. Niet uit onwil, maar omdat het gewoon een heel grote operatie is, die in te weinig tijd moet worden afgerond.

Daarom,

Voorzitter,

alles overziend, denk ik dat we eerlijk moeten zijn tegen elkaar: 1 januari 2015 is realistisch gezien onhaalbaar. Een zorgvuldige overgang is op deze termijn niet mogelijk. Daarom pleit D66 hier, vandaag, voor uitstel van invoering van de wet tot 2016. Geen afstel dus, maar één jaar uitstel. Dat biedt duidelijkheid én tijd om de zorg voor een van de meest kwetsbare groepen in onze samenleving zorgvuldig te laten verlopen.

Ik dank u wel.