Machteloos toezien?

Source: W. (Wassila) Hachchi i, published on Sunday, September 18 2011, 1:45.

Op Giro 555 is in juli 18,9 miljoen euro binnengekomen voor de slachtoffers van de hongersnood in de Hoorn van Afrika, daar zijn we heel erg blij mee. Maar waarom alwéér? Dat is het gevoel dat bij veel mensen leeft bij het zien van de verschrikkelijke beelden uit de Hoorn van Afrika. Waarom alweer die beelden van wanhopige moeders, van hongerende kinderen, van kampen en stof en ellende? Hebben we dan helemaal niets geleerd van de laatste keren? Hebben zij niets geleerd? En als we nu alweer geld geven, hoe weten we dan dat het goed terecht komt en dat we niet over een paar jaar weer…? Er is machteloosheid over zoveel ellende. En misschien ook wel wantrouwen.

Laten we vooropstellen dat wij vinden dat directe hulp nu móet. De nood zwelt aan, de honger en ellende zijn gigantisch en op zo’n moment is er maar één reactie mogelijk: financiële en technische hulp aan mensen in nood. Dat wil zeggen dat Nederland en Europa ruimhartig moeten bijspringen.

Maar we moeten ook verder kijken dan noodhulp. We moeten meer doen dan het sentiment voeden met de focus op Somalische milities en acties van giro 555. Wanneer we blijven hangen bij piraterij in de golf van Aden en mislukte oogsten dan gaan we armoede zien als een crisis. Armoede is geen crisis, het is een situatie die al decennia lang structureel voortwoekert. Het wordt tijd dat we ons concentreren op zaken die verder gaan dan een doekje voor het bloeden. Nederland moet hierin een voortrekkersrol spelen. Omdat we niet passief kunnen toekijken bij massaal lijden. En omdat een een stabiele, rechtvaardige en duurzame wereld ook voor Nederland belangrijker is dan ooit.

Er is de afgelopen tijd gesproken over bijstand in de vorm van kennis en de Nederlandse expertise op het gebied van water en voedselzekerheid. Juist in een tijd waarin dit kabinet 810 miljoen extra bezuinigt op de allerarmsten in ontwikkelingslanden is de aandacht voor ‘wat wij als Nederland alleen kunnen doen’ misplaatst. Met één of twee deeloplossingen en steeds minder geld komt niemand een stap vooruit. In plaats van in ons eentje aangeven wat wij precies waar gaan oplossen zijn ontwikkelingslanden meer gebaat bij onderlinge afstemming tussen en samenwerking met andere donoren. D66 pleit voor internationale oplossingen voor internationale problemen en pleit daarom, ook op dit terrein, voor meer Europese samenwerking. De Europese Unie, met bijna 50 miljard euro per jaar de grootste mondiale speler als het gaat om ontwikkelingssamenwerking, zou in de toekomst niet langer een 27e donor moeten zijn, maar moet een coördinerend orgaan worden voor alle individuele donoren. Niet alleen mogen ontwikkelingslanden meer afstemming verwachten; donoren moeten meer afstemming eisen. Iedere euro moet namelijk effectief worden besteed. Geen hobbyprogramma’s per donor meer, maar een gedegen, brede aanpak per land.

Dat betekent maatwerk per land. ‘Afrika’ bestaat niet. Ieder land, iedere regio, heeft zijn eigen specifieke problemen. Afrika heeft een aantal van de snelst groeiende economieën ter wereld, zoals Nigeria (waar het weliswaar wemelt van de corruptie, maar wel een land met boven de 8% groei in 2010, al merken de straatarme inwoners daar weinig van), maar ook een ‘falende staat’ als Somalië. Waar Somalië geholpen kan worden door een 3D benadering (“Defence, Diplomacy and Development”), en niet alleen een pure defensiebenadering zoals tot nu toe het geval is, zijn andere landen meer gebaat bij ondersteuning op economisch, democratisch of infrastructureel vlak. Door te schermen met de expertise van Nederland en ons eigen bedrijfsleven is de kans groot dat problemen worden teruggebracht tot de dingen die Nederland wil doen. Als we daar arriveren met een hele grote hamer, zal het moeilijk zijn iets anders dan spijkers te vinden. Gelukkig, en dat lijkt in de huidige discussie wat ondergesneeuwd te raken, hebben mensen in de regio zelf vaak uitstekende ideeën over wat er beter zou moeten. D66 gelooft in de eigen kracht, oplossingen en ideeën van mensen en wil dus dat hún prioriteiten de kern van de aanpak vormen, niet datgene dat wij als Nederland kunnen bieden. Vraaggestuurd werken moet het credo zijn.

Natuurlijk zal ontwikkelingssamenwerking alléén de problemen in de regio niet oplossen: investeringen, handel en financiële bijdragen van Afrikanen in de diaspora zijn nu al vele malen groter dan het totaalbedrag aan ontwikkelingsgelden. Aan de andere kant zijn er helaas ook heel veel zaken die, zowel financieel als qua beleid, alles wat er aan ontwikkeling wordt gedaan meer dan te niet doen. We ondersteunen Afrikaanse boeren om meer en betere producten te verbouwen, maar door de Europese landbouwsubsidies en allerlei handelsbelemmeringen (Europese boeren krijgen momenteel ruim 40 miljard euro aan directe inkomenssubsidies) is het voor diezelfde boeren nog steeds onmogelijk hun producten naar Europa te exporteren. We investeren veel geld in het verbeteren van de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden, maar laten ook toe dat Europese bedrijven in Afrikaanse landen vrijwel ongecontroleerd dubieus geneesmiddelenonderzoek kunnen doen. We geven budgetsteun aan overheden, maar laten toe dat Europese bedrijven belastingen ontduiken in de ontwikkelingslanden waar ze zaken doen. D66 wil daarom de landbouwsubsidies halveren, budgetsteun moderniseren, en belastingontduiking aanpakken.

We moeten stoppen met de ene hand te geven en met de andere dubbel terug te pakken. Door het verbeteren van de coherentie tussen ontwikkelingsbeleid en ander beleid kunnen we ontwikkelingslanden een daadwerkelijk eerlijke kans geven en de groei die er in bepaalde landen in zit, stimuleren in plaats van remmen. Binnen de D66 fracties in Den Haag en Brussel zetten we daarom duidelijke lijnen uit van voorstellen tegen handelssubsidies, tot moties over maatschappelijk verantwoord ondernemen voor multinationals tot voorstellen voor ondersteuning van Somalië die verder gaan dan afstraffing van piraterij. Het opbouwen van middenklasses bijvoorbeeld leidt tot minder verschil tussen rijk en arm. Daarnaast kunnen middenklassen vrijer denken: ze zijn minder afhankelijk van hulp of kerk. Een ander belangrijk punt: er moeten meer meisjes naar school. Dit leidt direct tot minder armoede, minder jong kinderen krijgen en minder afhankelijkheid van mannen. Nieuwe technologien kunnen, hoe gek dat ook klinkt in een straatarme regio, ook hulp bieden. Via mobiele telefoons kunnen bijvoorbeeld vraag en aanbod worden afgestemd voordat iemand 4 uur naar een markt loopt.

Bovenstaande punten zijn niet nieuw, noch zijn ze een kant-en-klaar recept om dit soort crises voor altijd te voorkomen. Waar het om gaat is het fundamenteel hervormen van de manier waarop hulp wordt geboden, in plaats van te komen tot weer nieuwe thema’s, modewoorden en deeloplossingen. Bovenstaande punten vertegenwoordigen daarom een eerlijker manier om over oplossingen te praten: complexer misschien, genuanceerder, maar ook met zaken die we hier kunnen doen - meer dan alleen geld schenken- om mensen daar daadwerkelijk vooruit te helpen. Machteloos toezien is niet nodig.

Wassila Hachchi (D66-Tweede Kamerlid)

Marietje Schaake (Europarlementariër D66)