Monarchie: verbeteren, ceremonieel of republikeins?
DEN HAAG (PDC) - Uitgerekend op de dag waarop de PVV1 aankondigde om de Koning uit de regering te willen halen, en net na de publicatie van de notitie van de PvdA2 over de modernisering van het koningschap, hield het Montesquieu Instituut3 tijdens haar zomerconferentie een discussie over 'Modern Koningschap'. Tijdens die discussie-bijeenkomst stond de vraag centraal wat de rol van de Koning zou moeten zijn in het huidige Nederlandse politieke systeem. De deelnemers aan de bijeenkomst - mr. André Rouvoet4, dr. Thomas von der Dunk5, en prof. dr. Joop van den Berg6 - kwamen tot verschillende conclusies.
André Rouvoet, oud-Kamerlid, -minister en -vicepremier, benaderde het koningschap vanuit een een praktische invalshoek. Hij vond de monarchie uit historisch oogpunt waardevol maar had geen behoefte dit aspect zwaar aan te zetten. Je hoeft echter geen monarchist te zijn om toch de monarchie te kunnen waarderen als constitutioneel ankerpunt binnen de Nederlandse democratie. Als de koning geen lid meer is van de regering kan de koning juist een sterkere zelfstandige positie krijgen naast of tegenover de ministerraad. Het erfelijk koningschap is in staat om de eenheid van de natie en staatsrechtelijke continuïteit te waarborgen, boven de verschillende partijen en te midden van politieke dynamiek. Rouvoet stelde echter ook dat je geen republikein hoeft te zijn om te kunnen concluderen dat de positie van de Koning in de Grondwet op sommige aspecten beter zou kunnen.
Thomas von der Dunk, cultuurhistoricus en publicist, en daarnaast redacteur van 'De Republikein' hield een gloedvolle verdediging van de republiek, die hij 'het ideologische sluitstuk van de democratie' noemde. De monarchie gaat uit van het idee dat men een neutrale scheidsrechter nodig zou hebben. Democratie gaat echter om vrije burgers die zelf kunnen kiezen. Uitgangspunt in een democratie is het essentiële onderscheid tussen privé en publiek, tussen beheer en bezit. In een openbare functie moet je dan niet komen via de erfelijke wieg. Als ministers verantwoordelijkheid dragen voor de monarchie betekent dit dat een conflict meteen een constitutionele crisis als gevolg heeft. 'In de 19e eeuw was het probleem anders: toen had de premier zelf ook een lakei; een rijtjeshuis in Capelle a/d IJssel is toch echt anders'. De monarchie is gebaseerd op drie pijlers waaraan de Verlichting een einde maakte: een bijzondere relatie tussen monarch en Voorzienigheid, de principiële ongelijkheid van mensen (een prins werd anders gestraft voor hetzelfde vergrijp dan een boer), en de scheiding tussen privé en publiek. Volwassen burgers moeten echter zonder een moederkloek kunnen.
Joop van den Berg, hoogleraar parlementaire stelsels aan de Universiteit van Maastricht, oud-senator en voorzitter van de PvdA-commissie die de modernisering van het koningschap onderzocht, probeerde enkele staatsrechtelijke mogelijkheden en moeilijkheden af te tasten. Hij maakte al bij voorbaat duidelijk dat hij nog steeds achter het standpunt van de 'opmerkelijk eensgezinde commissie' stond, al zou hij wat nuanceringen aanbrengen. Hij maakte duidelijk dat er in het algemeen twee redenen zijn voor een grondwetsherziening: een algemene herziening7, waarbij ter definitie alles ter discussie staat. Deze was in 1983 voltooid. En als er een urgent probleem is waarvoor noodzakelijke vernieuwing in de weg staat, zoals dat er was in 1917 rond het algemeen kiesrecht. Nu is er echter geen sprake van een urgent probleem. Wel vallen er vragen te stellen bij artikel 42 van de Grondwet. Waar blijven de staatssecretarissen? Artikel 45 laat zien dat de ministers de besluitvormers zijn. In wezen is het koningschap dus al in zekere mate ceremonieel. Een echt ceremonieel koningschap is een betekenisloze oefening; dan is een pleidooi voor een echte republiek beter voorstelbaar. Soms levert de Grondwet misverstanden, zoals in artikel 90. Van den Berg wees op de discussie rond de terminologie in Europese verdragen8, en vond de Spaanse grondwet een beter voorbeeld dan de Zweedse. Het koningschap is meer dan een louter ceremonieel ambt, maar te onderscheiden van de regering.
In de zaal ging de discussie met de sprekers verder met als onderwerpen onder meer chiefs uit Botswana, de aard van representatie van het koningshuis, conflictmijdend gedrag van politici, de brede mantel van de koningin waarachter de Tweede Kamer9 zich zou verschuilen, de kabinetsformatie10 en problemen daarbij, de formateur, en het voorspellen van Nederlandse verkiezingsuitslagen.
Verwant nieuws
Read more ...
- 1.De Partij voor de Vrijheid (PVV) is een populistische partij, met zowel conservatieve, 'rechtse' als 'linkse' standpunten. De PVV is op 22 februari 2006 geregistreerd bij de Kiesraad door Geert Wilders, na zijn vertrek bij de VVD. Hij is sindsdien ook de politiek leider.
- 2.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 3.Het Montesquieu Instituut is het kenniscentrum voor parlementaire democratie en begeeft zich op het snijvlak van democratie, politiek en parlementaire besluitvorming in zowel Nederland als Europa
- 4.Voorman van de ChristenUnie, die zijn partij in 2007 in het kabinet-Balkenende IV tot regeringsdeelname bracht. Hijzelf was in dat kabinet minister voor Jeugd en Gezin en viceminister-president. Maakte zich sterk voor betere toegankelijkheid van gezinsondersteuning. Werd in november 2002 als jonge jurist politiek leider van zijn partij, na in 1994 voor de RPF Tweede Kamerlid te zijn geworden. Verwierf snel gezag als goed debater en vanwege zijn dossierkennis. Hij was voordien vijf jaar directeur van de Marnix van Sint Aldegonde Stichting, het wetenschappelijk bureau van de RPF. In 2010 was hij tevens acht maanden minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In april 2011 verliet hij de politiek om voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland te worden.
- 5.Thomas von der Dunk (1961) is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam (UvA). Thomas von der Dunk is columnist en redacteur van "De Republikein".
- 6.Vooraanstaande PvdA-ideoloog die acht jaar de Wiardi Beckman Stichting, de 'denktank' van zijn partij, leidde, en korte tijd fractievoorzitter in de Eerste Kamer was. Was aanvankelijk journalist en daarna wetenschapper in Leiden. Na zijn periode bij de WBS hoogleraar en hoofddirecteur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Was hoogleraar in Leiden en Maastricht. Leidde diverse adviescommissies en is publicist en columnist. Auctor intellectualis van begrippen als 'de Haagse kaasstolp' en 'het prefab-Kamerlid'.
- 7.De eerste Grondwet na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp. Sindsdien is de Grondwet regelmatig en soms zeer ingrijpend veranderd.
- 8.De geschiedenis van de Europese verdragen begint bij de oprichting van de eerste "Gemeenschap", de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (de EGKS). Tussen 1952 (EGKS) en 2007 ("Lissabon") zijn negentien verdragen gesloten tussen een steeds toenemend aantal lidstaten.
- 9.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 10.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.