Europese Unie: crisismanagement of gezamenlijk beleid?

Source: M.H.A. (Tineke) Strik i, published on Thursday, April 22 2010.

Dinsdag hadden we een debat over de Europese Unie. In Nederland valt het niet bepaald op, maar in Brussel kookt en borrelt het: na het Verdrag van Lissabon worden de nieuwe krachtsverhoudingen uitgeprobeerd en is het vechten om de poppetjes in de Europese diplomatieke diensten. Ondertussen wordt er getracht de Griekse crisis op te lossen en andere te voorkomen.

De houding van de Nederlandse regering is ronduit teleurstellend: ze pleit alleen voor een strengere handhaving van het Stabiliteits en Groeipact en meer toezicht op de financiële instellingen. Maar voor een gezamenlijk economisch beleid voelt de regering niets. Terwijl onze lotsverbondenheid binnen de EU zonneklaar is: we hebben één munt en willen een sterke speler op het wereldtoneel zijn. Deze regering is duidelijk niet klaar voor de toekomst: tijd dus voor verkiezingen.

Inbreng Europadebat 20 april 2020

voor de een impressie van het debat zie http://www.eerstekamer.nl/nieuws/20100420/senaat_bespreekt_de_staat_van_de

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Terwijl de Nederlandse politiek en de media vervuld zijn van de verkiezingen, de Tweede Kamer de besluitvorming "on hold" heeft gezet en een praktisch gehalveerd demissionair kabinet alleen op de winkel mag passen, draait de Europese politiek op volle toeren. De bankencrisis werd snel gevolgd door de economische crisis, waarna de Griekse crisis weer alle aandacht opeiste. Alsof dat niet genoeg is, worden de nieuwe krachtsverhoudingen getart en bevochten. Commissie en Raad gaan rollebollend over straat in de strijd om invloed op de Europese Dienst voor het Externe Optreden en de roulerende en de vaste voorzitters tasten elkaars grenzen af. Intussen is de nieuwe Europese Commissie aangetreden met een ambitieus wetgevings- en werkprogramma en staat het Europees Parlement te popelen om zijn nieuwe machtspositie te markeren. Kortom, never a dull moment in Brussel, maar het lijkt de gemoederen in Nederland amper bezig te houden.

Des te meer reden om in dit nationale vacuüm, vanuit de Eerste Kamer aandacht te hebben voor de besluitvormingsprocessen in Brussel en de positie die de Nederlandse regering daarbij inneemt. Ik behandel achtereenvolgens de economische en financiële crisis, het gemeenschappelijk buitenlands beleid en ten slotte sta ik stil bij de informatievoorziening aan het parlement.

Eerst even een paar woorden over de toetreding van de EU tot het EVRM. Ik onderschrijf de pleidooien van eerdere sprekers voor een snelle toetreding van de EU tot het EVRM en ook voor versterking van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Er zijn nog tal van vragen waarop een duidelijk antwoord moet komen, bijvoorbeeld wie uiteindelijk de rechter uit de EU kiest die zal toetreden tot het Hof en welke middelen exact moeten zijn uitgeput voordat een burger zich tot Straatsburg kan wenden als hij meent dat een instelling of een besluit het EVRM schendt. De Raad van Europa is een zeer belangrijk instrument voor het zetten van een standaard met betrekking tot mensenrechten en democratie in een veel breder gebied dan alleen de EU. De betekenis daarvan kunnen wij niet onderschatten. Daarom is het zo belangrijk dat lidstaten die standaard ook respecteren. Als er uitspraken van gezaghebbende instituties van de Raad van Europa komen, dan moeten de lidstaten het gezag van die instituties erkennen en de uitspraken serieus nemen. Alleen dan heb je iets te zeggen als andere verdragsstaten in de fout gaan door schending van het EVRM. Ik doel hierbij niet alleen op het Hof voor de Rechten van de Mens, maar ook op instituties zoals ECRI, CPT, de mensenrechtencommissaris en natuurlijk het Europees Comité voor de sociale rechten. Daarom vraag ik de minister van Justitie het volgende. Enige weken geleden heeft hij aangegeven, de uitspraak over het recht op opvang voor kinderen niet bindend te achten. Beseft de minister welke de consequenties dat heeft? Weet hij welke implicaties dit heeft op de stem die Nederland binnen de Raad van Europa heeft als het andere lidstaten wil aanspreken op hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de mensenrechten? Graag een reactie.

Dan de financiële en economische crisis. De regering stelt terecht in de Staat van de Unie dat we de crisis, om de crisissituatie om te buigen, moeten zien als een kans. Een intensiever toezicht op de financiële markten zou kunnen bijdragen aan een stabilisering van de economische ontwikkeling en zo een volgende crisis kunnen helpen voorkomen. Daarnaast ziet de regering veel heil in investeringen in een innovatieve en meer duurzame economie; Europa als wereldleider in de technologische vernieuwing.

Als eerste positieve stap zal het toezicht op grote banken, verzekeraars en de effectenhandel nu worden aangescherpt in de EU. Zo kan het vacuüm tussen de verschillende nationale toezichthouders tot het verleden behoren. Maar gaat dit compromis ver genoeg? Zijn de toezichthouders onafhankelijk en machtig genoeg? En zou de bevoegdheid met betrekking tot inzage in informatie niet beter geregeld moeten worden? Toezicht kan alleen rampen voorkomen als transparantie al verplicht is voordat er maar een vuiltje aan de lucht is. Dat is nodig om een toezichthouder echt zicht en greep te geven op de financiële instellingen. En is de regering van mening dat er met de nieuwe wet voldoende heldere en strakke gedragscodes zijn, waaraan een toezichthouder kan toetsen? ‘Wat voelt zij, zoals de commissie-De Laroisière heeft voorgesteld, voor een mondiaal waarschuwingssysteem voor detectie van crises? De buitengrenzen van de Europese Unie vormen immers niet de grenzen van financiële samenwerking.

Toezicht staat of valt met tijdig inzicht in de juiste gegevens, met transparantie, dat heeft de Griekse crisis ook bewezen. Als je niet kunt nagaan of de cijfers die door de lidstaten worden aangeleverd, kloppen, dan sta je machteloos op Europees niveau. Dat vraagt dus ook om sterke bevoegdheden van de Europese Commissie. Zijn de lidstaten bereid om meer informatieverstrekking afdwingbaar te maken, ook als het gaat om hun eigen administratie?

De financiële crisis vroeg om snel en daadkrachtig optreden, en gelukkig heeft de Raad tot een compromis kunnen komen. Met de Nederlandse inzet om het IMF in te schakelen was GroenLinks echter niet zo gelukkig. Het IMF werkt met publieke middelen en die houden we graag gereserveerd voor de minder ontwikkelde landen. Als je het hebt over kansen grijpen, dan leende deze situatie zich bij uitstek voor het verwerven van draagvlak om ook als Europese Unie gezamenlijk een stap verder te gaan. De keuze voor de toekomst blijft nu nog steeds open en even prangend. Zijn we als Unie voldoende uitgerust om andere wankelende lidstaten tijdig in bepaalde richtingen te dwingen én te ondersteunen? Kunnen we het Stabiliteits- en Groeipact versterken, bijvoorbeeld door de Commissie meer bevoegdheden te geven of door sancties en maatregelen uit te breiden of door het importeren van de best practises van het IMF? Ik denk hierbij aan een Europees monetair fonds of aan versterking van de Europese banken. Zijn wij bereid om onze noninterventiehouding te laten varen? Nu lijkt toch vooral het credo "als wij ons niet met anderen bemoeien, dan hebben wij geen last van de rest". Of is het onvermijdelijk om ons economisch beleid op Europees niveau te coördineren en af te stemmen? Niet meer kiezen voor wachten op de problemen dus, want ook Europees regeren is vooruitzien. GroenLinks kiest hiervoor. De huidige situatie is immers onbevredigend: door de euro zijn wij aan elkaar geklonken, maar ondanks deze lotsverbondenheid hebben we niets te zeggen over de nationale keuzes van andere lidstaten. Kortetermijnkeuzes, bijvoorbeeld eenzijdig inzetten op bepaalde economische sectoren, te weinig investeren in onderwijs en innovatie, en het uitstellen van sociaaleconomische hervormingen hebben desastreuze effecten voor de lange termijn. Financiële injecties zijn geen wondermiddel daartegen.

Om onze eigen economie gezond te houden, zullen we de Europese economie gezond moeten houden. Is het dan niet logisch om gemeenschappelijke uitgangspunten te vinden die niet vrijblijvend zijn? We hoeven niet toe naar een blauwdruk voor alle lidstaten, maar er zijn toch universele economische principes waaraan de lidstaten elkaar zouden moeten kunnen houden, ook in gezonde tijden. Graag een reactie. Europa 2020 heeft enkele van deze uitgangspunten in zich, denk aan investeren in onderwijs en innovatie, inzetten op maximale arbeidsparticipatie en duurzame economie en gezonde overheidsfinanciën. Maar de crux blijft of we het elkaar alleen plechtig willen beloven of dat wij ons willen verbinden aan harde afspraken. De teleurstelling van de Lissabonstrategie kwam deels voort uit het vrijblijvende karakter. Vormen van beleidscoördinatie, bijvoorbeeld de open coördinatiemethode, helpen om van elkaar te leren en naar elkaar toe te groeien. Maar volgens mijn fractie maakt de onderlinge afhankelijkheid meer afrekenbaarheid onontkoombaar, zeker als wij een factor van betekenis op de wereldmarkt willen zijn. Overigens stelt de regering een warm voorstander van innovatie te zijn, wat mijn fractie verheugt. Waarom scoren wij daarop dan zo laag op de Europese lijstjes? Wat vindt de regering van het voorstel van het Innovatieplatform om een extra investering van zo'n 6 mld. te doen om er weer voor te zorgen dat wij weer in de top vijf terechtkomen van de Europese landen die scoren op het gebied van innovatie?

De lidstaten hebben met het Verdrag van Lissabon te kennen gegeven, hoge ambities te hebben ten aanzien van het buitenlands beleid. We willen een volwaardige speler zijn in de wereld, sterk en betrouwbaar. Dit vereist coherentie en consistentie tussen de intergouvernementele en de communautaire aspecten van het Europees buitenlandbeleid en tussen de nationale en Europese politiek. Hoe effectief de institutionele wijzigingen zullen zijn, hangt in grote mate af van de houding en keuzes van de lidstaten.

Coherentie is gediend met het integreren van Commissie en Raad, maar we hebben daarbij ook iets te verliezen. De verhouding tussen de twee instellingen kon beschouwd worden als een vorm van checks and balances: de Commissie voor de communautaire belangen, de Raad en de lidstaten die meer aandacht hebben voor de nationale belangen. Dit evenwicht zal tot uitdrukking moeten komen in de besluitvorming in de Raad en in de samenwerking in EDEO. Wat zijn lidstaten bereid in te zetten of af te staan ten behoeve van een Europees beleid en een succesvolle dienst? Denk aan de informatie van de geheime diensten waarover grote lidstaten beschikken. Zullen ze die willen delen met kleine lidstaten of met de Commissie? Wordt er ook geïnvesteerd in een vorm van economische diplomatie, waarmee de diensten verkenningen uitvoeren op de markten in de wereld om na te gaan waar onze kansen liggen. In het Financieel Dagblad was gisteren nog te lezen dat er op dat punt zwakheden in de diplomatie zijn. Welke risico's en mogelijkheden ziet de regering in de Europese samenwerking via de nieuwe diensten?

Het vetorecht in het gemeenschappelijk buitenlands beleid blijft bestaan, maar als daar enthousiast gebruik van gemaakt wordt, blijven we steken in onderlinge meningsverschillen en zullen we niet die gedroomde machtsfactor worden. Ook voor Nederland zal dit inschikken betekenen. Nederland heeft inmiddels een aardige track record in het vetoën van besluiten in de Razeb, denk aan Israël, Servië en Syrië. Ziet de regering de nadelen van een frequente uitzonderingspositie en is zij bereid om vaker water bij de wijn te doen als anders de besluitvorming zou blokkeren en de EU daardoor niet verder vooruitkomt? Hoe is de slagkracht met behoud van het vetorecht te waarborgen? Graag een reactie van de regering hierop.

De Unie heeft overigens wel op andere wijze gekozen voor versterking, namelijk via de instelling van enkele figuren die de slagkracht moeten verbeteren. Hoeveel ruimte krijgt en neemt Ashton om het buitenlands beleid echt vorm en inhoud te geven? Van Rompuy toont ook belangstelling voor het buitenlands beleid, en de verantwoordelijkheden tussen hen zijn niet al te duidelijk onderscheiden. Hoe ziet de regering deze verhouding en op welke wijze is te waarborgen dat ze beiden uit de verf komen zonder elkaar te blokkeren? De Commissie heeft geen recht van initiatief, dus de acties van Ashton zullen in haar hoedanigheid als Hoge Vertegenwoordiger moeten worden ondernomen. Zullen de lidstaten haar daarin steunen?

Het succes van beide figuren hangt dus vooral af van de steun die de lidstaten geven aan een communautair optreden. Dat het Europa al decennia slecht lukt om met één stem te spreken houdt meer verband met de cultuur en de nationale reflexen, dan met de structuur van de Unie. Een structuurwijziging maakt ons nog geen machtiger en effectiever wereldspeler. Bovendien is de EU niet groot genoeg om alle wereldproblemen zelf op te lossen, denk aan het klimaat en de armoede. Het besef van onderlinge afhankelijkheid op het wereldtoneel is van belang.

De Nederlandse regering schrijft in de appreciatie van de EDEO dat zij een groot voorstander is van een geïntegreerd beleid via de diensten, maar dat zij ervoor wil waken dat armoedebestrijding ondergeschikt raakt aan andere doelen. Wij onderschrijven dat van harte. Het is goed dat daar prioriteit aan wordt gegeven. Hoe zal dat in de praktijk gaan? De OS-commissaris zal ondergeschikt zijn aan de Hoge Vertegenwoordiger. Ziet de regering ook dat dit kansen biedt om te integreren? Armoedebeleid is gebaat bij een goede beleid op het gebied van het klimaat. Beide aspecten kunnen elkaar bevruchten.

Graag wil ik de regering vragen of zij haar verwachtingen kan schetsen ten aanzien van de toetreding van de westelijke Balkanlanden. De toetreding van hun buurlanden hebben hen langzamerhand in een grotere isolatie gebracht en hun economische situatie is slecht. Toetreding zou hen op termijn kunnen helpen en zou de regio verder kunnen stabiliseren. Op welke termijn verwacht de regering toetreding en wordt er gestreefd naar zo veel mogelijk gelijktijdige toetreding? Als er enkele landen achterblijven, wordt de situatie voor die landen alleen maar nijpender. Hoe is dit te voorkomen?

Concluderend, voorzitter, de Europese Unie is volop in beweging, en de integratie kent groeistuipen, maar ook terugvallen. Dat de financiële en economische crisis hier nog eens overheen komt, kan ook als kans worden aangegrepen om de vrijblijvendheid te laten varen. Het waarmaken van ambities op Europees niveau blijft vooral afhankelijk van de bereidheid van lidstaten om zich te verbinden en verantwoorden en om nationale wensen in te slikken omwille van het Europese belang.

Omdat de onderhandelingsstandpunten belangrijke informatie voor de nationale parlementen vormen om te bepalen of zij de regering kunnen steunen, zijn vroegtijdige en kwalitatief goede BNC-fiches van groot belang. Hier is nog steeds een wereld te winnen. Met de Tweede Kamer is afgesproken dat de regering zich extra inspant om de fiches sneller af te leveren wanneer een dossier als prioritair is aangemerkt. Ook voor de Eerste Kamer zou het zeer behulpzaam zijn als dit zou gebeuren bij de dossiers die zij selecteert uit het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie. Los daarvan is het voor ons van belang dat de afgesproken termijnen zo veel mogelijk gehaald worden.

Daarnaast heeft de Rekenkamer erop gewezen dat de financiële onderbouwing van de fiches vaak tekortkomingen laat zien. Ook blijkt uit het rapport Programma Versterking Juridische Functie Rijk dat ook de juridische aspecten vaak nog onderbelicht zijn in de fiches. Erkent en herkent de regering dit en werkt ze aan verbetering? Het komt onze fractie voor dat de fiches vaak vrij algemeen van aard zijn en niet altijd de echte pijnpunten bevatten. Die staan wellicht onder het kopje "onderhandelingsinzet", waar wij geen inzage in krijgen. Ik hoop dat de minister inziet dat parlementaire betrokkenheid alleen maar voordelen heeft, niet alleen voor het latere implementatieproces, maar ook om burgers en organisaties beter te kunnen betrekken bij de discussies die zich in Brussel voltrekken. Alleen zo kunnen we het draagvlak voor Europa vergroten. Informatie is cruciaal voor onze betrokkenheid. Graag een reactie.

Ik ben in dit opzicht blij met de toezegging die de minister van Justitie ons onlangs heeft gedaan dat de informatievoorziening op JBZ-gebied niet achteruit zal gaan, ook al hebben wij onze positie op het gebied van het instemmingsrecht verloren. Dank daarvoor.

Tweede termijn

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik bedank de bewindslieden voor de uitgebreide en goede beantwoording. Zij wekken beiden de indruk in hun eentje een departement te kunnen besturen. Dat is wellicht een aardig puntje voor de heroverwegingen! Misschien moeten wij Europese Zaken dan wel bij Binnenlandse Zaken onderbrengen. Dat is logischer in dit tijdsgewricht. Ik sluit aan bij de woorden van mevrouw Broekers-Knol, die de conclusie trekt dat de macht van de Raad in de laatste jaren steeds groter is geworden. Dat is al vaker geconcludeerd. Nu komt daar nog de Europese Raad bij, onder de bezielende leiding van de heer Van Rompuy. Die trekt de macht nog meer naar zich toe. Ik heb in eerste termijn aandacht gevraagd voor de "checks and balances" en het communautaire belang versus het nationale belang. Mijn constatering is dat een slagvaardige EU, een EU die vooruitkomt en een EU als wereldspeler, om een evenwicht vraagt tussen deze twee belangen. Hoe is dat te waarborgen met de opkomende macht van de lidstaten? Minister Verhagen geeft aan dat compromisbereidheid een heel belangrijke succesfactor is om tot een slagvaardig beleid te komen. Is die af te dwingen? Is die meer te waarborgen of te stimuleren? Wat betekent de toename van de macht van de lidstaten voor de positie van de kleinere staten? Zouden wij niet juist een versterking van de positie van de communautaire en supranationale instellingen nodig hebben om de positie van de kleinere lidstaten te beschermen? Is het dan niet noodzakelijk om ook de positie van mevrouw Ashton te beschermen, te stimuleren en tot volle wasdom te laten komen? Ik doel ook op haar rol als vice-voorzitter van de Commissie. Dan het financieel-economisch beleid. Het stelt ons teleur dat de regering heel duidelijk maakt dat zij niet verder wil gaan dan mechanismen om achteraf te corrigeren, een wat sterker financieel toezicht en verder werken aan samenwerking met goede voornemens zoals in 2020 is voorzien. Het verheugt ons wel dat de kabinetsappreciatie van 2020 duidelijk maakt dat het kabinet meer "peer pressure" wil. Dat is volgens mijn fractie onvoldoende. Bij het begin van het beleid moet al gekeken worden naar een meer eenduidige sociaaleconomische koers. Alleen dan kan ervoor gezorgd worden dat heel Europa economisch gezond en sterk is. Dat is nodig om op het wereldtoneel een rol te spelen en om de euro te beschermen.

Een troost is dat wij spreken met een demissionair kabinet. Er komen nieuwe ronden en nieuwe kansen. Bij een nieuwe regering zullen wij bekijken of niet van meer ambities op dit terrein gesproken kan worden!

Dan de EU en het EVRM. De minister van Justitie heeft duidelijk gemaakt hoe de rolverdeling en de verhouding is tussen het Hof van Justitie en het Hof in Straatsburg. Nu is te zien dat het Hof van Justitie met name de jurisprudentie van Straatsburg betrekt bij zijn uitleg en dus volgend is. Als dat verandert en het Hof van Justitie naar voren wordt geschoven als een soort voorportaal, wordt het Hof meer gedwongen zelf uitleg te geven aan het EVRM. Dan ontstaat misschien een vorm van concurrentie. Dat hoeft geen bedreiging te vormen. Het komt erop neer dat zij samen aan het "living instrument" verder werken. Het is te hopen dat daarbij geen inconsistenties plaatsvinden. Het moet mij ook van het hart dat ik het erg plezierig en belangrijk vind dat de EU een stap verder kan gaan dan het EVRM. De waarde daarvan moeten wij niet onderschatten, niet alleen voor de mensen binnen de EU, maar ook voor die behorende bij de staten van de Raad van Europa. De EU kan een extra, versterkende rol hebben wij het verder uitbouwen van de mensenrechten onder de Raad van Europa. In dat verband zou ik het betreuren als het Agency for Fundamental Rights ter ziele zou gaan. Wij spreken dan immers over veel meer grondrechten dan alleen maar die van het EVRM, hoe belangrijk het EVRM ook is. Het gaat dan ook over het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat een verdere uitwerking op het EVRM kan hebben.

De heer Kox (SP): Nou was het zo'n leuke dag! Nu zegt mevrouw Strik echter dat zij dit nutteloze agentschap wil laten bestaan. Daar zit vooral heel veel bureaucratie. In dat grote gebouw zitten heel veel ambtenaren. Die doen van alles wat de Raad van Europa al deed en doet. Waar baseert mevrouw Strik de verwachting op dat het bureau heel veel goeds gaat doen voor de mensheid? Wat niet is, kan nog komen, maar wij moeten niet dubbel investeren in dezelfde projecten. Wij moeten het geld investeren waar dat het meeste kan opleveren. Nu hebben wij twee concurrerende bureaus, waarvan het ene barst van het geld en het andere barst van de problemen. Wij waren het toch eens in deze Kamer hoe dit op te lossen? Of heeft mevrouw Strik een andere kijk op de zaak gekregen?

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik zat in die periode nog niet in de Kamer. Natuurlijk moet een en ander goed functioneren. Te veel bureaucratie is niet goed. Dat moet verholpen worden. De EU kent echter meer mensenrechten en kent een diepere verankering. Het Handvest van de Grondrechten voor de Europese Unie gaat duidelijk een stap verder dan het EVRM. Het Agency for Fundamental Rights moet daarop toezien. Het moet ervoor zorg dragen dat alle instrumenten van secundair EUrecht waarin mensenrechten zitten, door de lidstaten op een goede manier worden geïmplementeerd en uitgevoerd. In die zin is het niet alleen een dubbeling. Het agentschap moet zich vooral concentreren op de meerwaarde die het heeft ten opzichte van de instellingen van de Raad van Europa.

Ik sluit mij overigens van harte aan bij het pleidooi van andere sprekers voor voldoende budgettaire steun voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Zeker als de EU daarvan een onderdeel wordt, is dat niet meer dan normaal. Dan is er een duidelijke basis om daarvoor geld uit te trekken. Ik hoop dat het Europees Parlement zich daar bij haar stem over de begroting serieus rekenschap van geeft.

Dan de uitspraak van de minister van Justitie over het Europees Comité voor de Sociale Rechten. Ik hoop dat de minister in de communicatie voortdurend duidelijk uitstraalt dat hij de uitspraken serieus neemt en dat het toezichthoudend comité weldegelijk een belangrijke functie heeft bij een eenduidige uitleg. De nationale rechters trekken zich er al meer van aan. De uitspraak van de rechtbank van Utrecht laat zien dat die vindt dat een en ander betrokken moet worden bij de uitleg van de bepalingen van het Handvest. Het zou toch wel heel vreemd zijn als de regering de rechters in verlegenheid brengt die loyaal aan een uitleg bijdragen.

Toen nog staatssecretaris Albayrak is eerder uitgenodigd voor de junisessie van de Parlementaire Assemblee om haar vreemdelingenbeleid uit te leggen. Het zou geweldig zijn als de minister van Justitie die uitnodiging kan overnemen. Wellicht dat hij dan de kans krijgt om de zaak verder uit te leggen.

Ik heb nog één opmerking over de informatievoorziening. De algemene opinie in de Senaat is dat wij het parlementair voorbehoud uit de goedkeuringswet niet nodig hebben, omdat wij op grond van de wet en de Grondwet al voldoende bevoegdheden hebben om de minister te houden aan optimale informatievoorziening en om ons standpunt aan hem mee te geven. Als hij echter schrijft dat de Kamer genoeg heeft aan de geannoteerde agenda, brengt hij ons meer op het pad dat wij moeten grijpen naar de bevoegdheden waarvan hij liever niet heeft dat wij die aanwenden. De minister schrijft wel in de brief: zullen in de regel geen aanvullende stukken gestuurd worden. Ik klamp mij graag daaraan vast, want dit betekent een opening. Wij zijn het blijkbaar eens. De minister werkt er dus volop aan mee om ons Raadsdocumenten te geven van specifieke dossiers, waarom wij vragen. Ik hoop daarom vanuit de grond van mijn hart dat wij niet een soort kat-en muisspel spelen via briefwisselingen, waardoor wij voortdurend maanden achterlopen op de informatie die wij nodig hebben om ons werk te doen.