Artikel 28: Handelingsbevoegdheid, voorrechten en immuniteiten, bezittingen
-
1.De Bank heeft in elk der Lid-Staten de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan roerende en onroerende goederen verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.
De aan de Bank verleende voorrechten en immuniteiten worden door het in artikel 218 van het Verdrag1 genoemde protocol bepaald.
-
2.De bezittingen van de Bank kunnen op geen enkele wijze gevorderd of onteigend worden.
- 1.De Gemeenschap geniet, overeenkomstig de bepalingen van een afzonderlijk protocol, op het grondgebied van de Lid-Staten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van haar taak.