Artikel 111: Bepalingen tijdens overgangsperiode
Tijdens de overgangsperiode zijn, onverminderd de artikelen 1151 en 1162, de volgende bepalingen van toepassing:
-
1.De Lid-Staten coördineren hun handelsbetrekkingen met derde landen in dier voege dat na het verstrijken van de overgangsperiode de noodzakelijke voorwaarden tot het voeren van een gemeenschappelijke politiek op het gebied van de buitenlandse handel vervuld zijn.
De Commissie doet aan de Raad voorstellen met betrekking tot de tijdens de overgangsperiode toe te passen procedure bij gemeenschappelijk optreden en met betrekking tot de eenmaking van de handelspolitiek.
-
2.De Commissie doet aanbevelingen aan de Raad met het oog op de onderhandelingen met derde landen over het gemeenschappelijk douanetarief.
De Raad machtigt de Commissie de onderhandelingen te openen.
De Commissie voert deze onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtlijnen welke de Raad haar kan verstrekken.
-
3.Bij de uitoefening van de bevoegdheden welke hem bij dit artikel zijn verleend, besluit de Raad met eenparigheid gedurende de eerste twee etappes en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen nadien.
-
4.De Lid-Staten nemen in overleg met de Commissie alle noodzakelijke maatregelen, welke met name ten doel hebben geldende tariefakkoorden met derde landen aan te passen ten einde de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk douanetarief niet te vertragen.
-
5.De Lid-Staten stellen zich ten doel hun liberalisatielijsten ten opzichte van derde landen of groepen van derde landen op een zo hoog mogelijk peil onderling gelijk te maken. Hiertoe doet de Commissie aan de Lid-Staten alle passende aanbevelingen.
Indien de Lid-Staten de kwantitatieve beperkingen ten aanzien van derde landen opheffen of verminderen, zijn zij gehouden de Commissie tevoren daarvan in kennis te stellen en de andere Lid-Staten op gelijke voet te behandelen.
Lid 4
De hier bedoelde tariefakkoorden zijn die akkoorden, die bilateraal zijn afgesloten met landen, die geen lid zijn van het G.A.T.T., als b.v. Spanje. Uiteraard kunnen deze akkoorden in hun bestaande vorm een beletsel zijn voor de geleidelijke aanpassing van de douanerechten ten opzichte van derde landen aan het eerder besproken gemeenschappelijke tarief. Met de betrokken derde landen zal dus onderhandeld moeten worden om een wijziging van de in het geding zijnde verdragen tot stand te brengen.
De Commissie is hierbij ingeschakeld, opdat deze zo nodig een samenwerken der Lid-Staten kan bevorderen en aldus de onderhandelingen vergemakkelijken. De verhouding met de landen, die wel lid zijn van het G.A.T.T., wordt geregeld door artikel XXIV van laatstbedoelde overeenkomst.
Voor zover hier heronderhandelingen nodig zijn, worden deze geregeld door lid 6 van genoemd artikel. Daarin wordt uitdrukkelijk vermeld, dat derde landen niet alleen rekening moeten houden met de concessies, die voor hen verloren gaan, maar ook met de voordelen, die zij elders door de vorming van de Douane Unie verkrijgen.
Douane-tarief
Wijziging brengen in de hoogte van het gemeenschappelijk douane-tarief en de rechten daarvan schorsen, zal een zaak zijn van de Gemeenschap; zelfstandig kunnen de Lid-Staten daartoe niet overgaan. De procedure, die het Verdrag voorziet, verschillend naar gelang de wijziging autonoom geschiedt (artikel 283) dan wel een uitvloeisel zal zijn van tariefonderhandelingen met derde landen (een aangelegenheid van gemeenschappelijke handelspolitiek: artikel 111, lid 2).
Voor autonome wijzigingen geldt in de Raad steeds eenparigheid van stemmen; alleen na afloop van de overgangsperiode zal tot tijdelijke opschortingen of wijzigingen van beperkte omvang met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besloten kunnen worden.
Voor de wijzigingen, welke uit tariefonderhandelingen met derde landen voortvloeien, geldt dat de resultaten hiervan goedkeuring van de Raad eisen, waarvoor gedurende de etappen unanimiteit nodig is, en daarna een gekwalificeerde meerderheid - tevens vier landen omvattend (artikelen 111, lid 3, 113, lid 44, juncto artikel 148, lid 2, laatste alinea5).
- 1.Ten einde te verzekeren dat de uitvoering der door elke Lid-Staat overeenkomstig dit Verdrag genomen handelspolitieke maatregelen niet wordt verhinderd door het zich verleggen van het handelsverkeer of indien dispariteiten in die maatregelen in een of meer Staten economische moeilijkheden medebrengen, doet de Commissie aanbevelingen over de wijze waarop de overige Lid-Staten de vereiste medewerking verlenen. Bij gebreke van dien machtigt zij de Lid-Staten de noodzakelijke beschermende maatregelen te treffen, waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing vaststelt.
- 2.Voor alle vraagstukken die van bijzonder belang zijn voor de gemeenschappelijke markt treden de Lid-Staten, in het kader van de internationale organisaties die een economisch karakter dragen, na het einde van de overgangsperiode nog slechts gezamenlijk op. De Commissie doet aan de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, voorstellen betreffende de draagwijdte en de uitvoering van dat gezamenlijk optreden.
- 3.De Raad beslist met eenparigheid van stemmen over alle autonome wijzigingen of schorsingen van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief. Na het einde van de overgangsperiode kan de Raad echter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten tot wijziging of schorsing, mits deze voor niet langer dan ten hoogste zes maanden zullen gelden en 20% van de hoogte van de betrokken rechten niet te boven gaan. Deze wijzigingen of schorsingen kunnen onder dezelfde voorwaarden slechts eenmaal met een periode van zes maanden worden verlengd.
- 4.1. Na afloop van de overgangsperiode wordt de gemeenschappelijke handelspolitiek gegrond op eenvormige beginselen met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek, alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies.
- 5.1. Voor zover in dit Verdrag niet anders is bepaald, neemt de Raad zijn besluiten met volstrekte meerderheid van stemmen van zijn leden.