Artikel 17: Douanerechten van fiscale aard

    • Top VEG
    • Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1957)
    • Tweede deel - De grondslagen van de Gemeenschap
    • Titel I - Het vrije verkeer van goederen
    • Hoofdstuk 1 - De douane-unie
    • Eerste afdeling - Afschaffing van de douanerechten tussen de Lid-Staten
16
Artikel 17
18
  • 1. 
    De bepalingen van de artikelen 9 tot en met 15, lid 1, zijn van toepassing op de douanerechten van fiscale aard. Deze rechten komen echter niet in aanmerking voor de berekening van de totale opbrengst der rechten noch voor de verlaging van alle rechten bedoeld in artikel 14, leden 3 en 41.

    Deze rechten worden bij elke verlaging met ten minste 10% van het basisrecht verminderd. De Lid-Staten kunnen deze rechten in een sneller tempo dan in artikel 14 voorzien, verlagen.

  • 2. 
    De Lid-Staten brengen, vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, hun douanerechten van fiscale aard ter kennis van de Commissie.
  • 3. 
    De Lid-Staten behouden de bevoegdheid deze rechten te vervangen door een binnenlandse heffing welke in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 952.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie vaststelt dat de vervanging van een douanerecht van fiscale aard in een Lid-Staat op ernstige moeilijkheden stuit, machtigt zij deze Staat dit recht te handhaven op voorwaarde dat hij het uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag opheft. De machtiging dient voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag te worden gevraagd.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Dit artikel heeft betrekking op de douanerechten van fiscale aard. De beoordeling, welke rechten hieronder vallen, wordt aan de Lid-Staten overgelaten. Deze rechten zullen evenals de andere tarieven volledig moeten worden afgeschaft - en wel met ten minste 10 pct bij elke verlagingstrap.

De betrokken Staat kan deze rechten echter omzetten in een binnenlandse verbruiksbelasting. In dat geval moet voldaan worden aan de voorwaarden van artikel 952, waarin wordt bepaald, dat de binnenlandse verbruiksbelastingen non-discriminatoir moeten zijn en op generlei wijze noch direct, noch indirect binnenlandse produkten mogen bevoordelen boven produkten uit de Lid-Staten.

Andere redenen, waarom het van belang is of een bepaald recht onder dit artikel valt, zijn, dat deze rechten niet of niet volledig meetellen bij de berekening van de totale perceptie, op basis waarvan de 10 pct. verlaging ex artikel 14 wordt berekend, noch bij de berekening van het buitentarief (zie artikel 223) .

Het vierde lid opent de mogelijkheid voor een Staat om met goedkeuring van de Commissie het douanerecht met een overwegend fiscaal belang nog zes jaar lang volledig te handhaven op de voorwaarde, dat dit recht daarna ineens wordt opgeheven. In dit verband zij bovendien gewezen op het speciale protocol voor aardolieprodukten, opgenomen in de bijlagen van het Verdrag.


  • 1. 
    1. Voor ieder produkt is het basisrecht waarop de achtereenvolgende verlagingen moeten worden toegepast, het op 1 januari 1957 toegepaste recht.
     
  • 2. 
    De Lid-Staten heffen op produkten van de overige Lid-Staten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale produkten worden geheven.
     
  • 3. 
    Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag stelt de Commissie vast, in hoeverre de in artikel 17, lid 2, bedoelde douanerechten van fiscale aard in aanmerking worden genomen bij de berekening van het in artikel 19, lid 1, genoemde rekenkundig gemiddelde. Zij houdt daarbij rekening met de bescherming die deze rechten mogelijkerwijze bieden.