Titel IV - Het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen

47: Algemene bepalingen

De artikelen 2 tot en met 8, 14, 15, artikel 17, eerste, tweede, vierde en vijfde alinea, en artikel 18 zijn van toepassing op het Gerecht en op zijn leden. De eed, bedoeld in artikel 2, wordt afgelegd voor het Hof en de beslissingen, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6, worden genomen door het Hof, het Gerecht gehoord.

Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de griffier van het Gerecht.

48: Aantal rechters Gerecht

Het Gerecht bestaat uit 15 rechters.

49: Selectie leden Gerecht voor functie advocaat-generaal

De leden van het Gerecht kunnen worden aangewezen om de functie van advocaat-generaal te bekleden.

De advocaat-generaal heeft tot taak in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken welke aan het Gerecht zijn voorgelegd, teneinde dit ter zijde te staan bij de vervulling van zijn taak.

De criteria voor de selectie van de zaken en de wijze waarop de advocaten-generaal worden aangewezen, worden bepaald in het reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Een lid van het Gerecht dat is aangewezen om in een zaak de functie van advocaat-generaal te bekleden, mag niet deelnemen aan de berechting van die zaak.

50: Kamers

Het Gerecht houdt zitting in kamers bestaande uit drie of vijf rechters. De rechters kiezen uit hun midden de kamerpresident. De presidenten van de kamers van vijf rechters worden voor drie jaar gekozen. Zij zijn eenmaal herbenoembaar.

Het reglement voor de procesvoering regelt de samenstelling van de kamers en bepaalt van welke zaken zij kennis nemen. In sommige, door het reglement voor de procesvoering bepaalde, gevallen kan het Gerecht voltallig of in enkelvoudige kamer zitting houden.

Het reglement voor de procesvoering kan ook bepalen dat, in de gevallen en onder de voorwaarden die daarin worden vastgesteld, het Gerecht in grote kamer zitting houdt.

51: Geen bevoegdheid van het Gerecht in specifieke gevallen

In afwijking van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, lid 1, van het EGA-Verdrag is het Hof bevoegd kennis te nemen van door de lidstaten, de instellingen van de Gemeenschappen en de Europese Centrale Bank ingestelde beroepen.

52: Inzet ambtenaren en personeelsleden van het Hof voor het Gerecht

De president van het Hof en de president van het Gerecht bepalen in onderlinge overeenstemming de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden bij het Hof in het belang van de dienst hun diensten aan het Gerecht verlenen. Bepaalde ambtenaren of andere personeelsleden ressorteren onder de griffier van het Gerecht, onder het gezag van de president van het Gerecht.

53: Procedure voor het Gerecht

De procedure voor het Gerecht wordt geregeld in titel III.

De procedure voor het Gerecht wordt, voorzover nodig, gepreciseerd en aangevuld door het reglement voor de procesvoering van het Gerecht. Het reglement voor de procesvoering kan afwijken van artikel 40, vierde alinea, en van artikel 41, wanneer dat wegens de bijzonderheden van de geschillen op het gebied van de intellectuele eigendom noodzakelijk is.

In afwijking van artikel 20, vierde alinea, kan de advocaat-generaal zijn met redenen omklede conclusie schriftelijk nemen.

54: Vergissing in adressering (Gerecht of Hof) bij toezending verzoekschriften en processtukken

Wanneer een tot het Gerecht gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Hof, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Gerecht. Evenzo, wanneer een tot het Hof gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Gerecht, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Hof.

Wanneer het Gerecht vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien waarvan het Hof bevoegd is, verwijst het de zaak naar het Hof. Evenzo, wanneer het Hof vaststelt dat een beroep tot de bevoegdheid van het Gerecht behoort, verwijst het de zaak naar het Gerecht, dat zich dan niet onbevoegd kan verklaren.

Wanneer bij het Hof en het Gerecht zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Hof het arrest heeft gewezen. Wanneer het verzoeken tot nietigverklaring van dezelfde handeling betreft, kan het Gerecht zich ook onbevoegd verklaren opdat het Hof een beslissing geeft over die verzoeken. In de in deze alinea bedoelde gevallen kan ook het Hof besluiten zijn behandeling te schorsen; de procedure voor het Gerecht vindt dan doorgang.

55: Kennisgeving beslissingen van het Gerecht

Van eindbeslissingen van het Gerecht, beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een einde maken aan een procesincident terzake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid, geeft de griffier van het Gerecht kennis aan alle partijen, alsook aan alle lidstaten en aan de instellingen van de Gemeenschappen, zelfs indien deze niet in de zaak voor het Gerecht zijn tussengekomen.

56: Hogere voorziening

Uiterlijk binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing kan bij het Hof een verzoek om hogere voorziening worden ingediend tegen eindbeslissingen van het Gerecht, alsmede tegen beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een einde maken aan een procesincident terzake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid.

Hogere voorziening staat open voor iedere partij die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. Voor andere tussenkomende partijen dan lidstaten en instellingen van de Gemeenschappen staat hogere voorziening evenwel slechts open wanneer de beslissing van het Gerecht hun situatie rechtstreeks aantast.

Met uitzondering van zaken betreffende geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, staat hogere voorziening eveneens open voor de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschappen die niet in het geding voor het Gerecht zijn tussengekomen. In dit geval verschilt de positie van die lidstaten en instellingen niet van de positie van lidstaten of instellingen die in eerste aanleg zouden zijn tussengekomen.

57: Hogere voorziening bij het Hof

Hogere voorziening bij het Hof staat open tegen beslissingen van het Gerecht waarbij een verzoek tot tussenkomst wordt afgewezen. Het verzoek om hogere voorziening moet door degene wiens verzoek is afgewezen worden ingediend binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de afwijzende beslissing.

Tegen elke beslissing die door het Gerecht krachtens artikel 242, artikel 243 of artikel 256, vierde alinea, van het EG-Verdrag dan wel krachtens artikel 157, artikel 158 of artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag wordt genomen, staat voor de partijen in het geding hogere voorziening open gedurende twee maanden vanaf de betekening ervan.

Van de in de eerste en tweede alinea van dit artikel bedoelde hogere voorziening wordt kennis genomen en er wordt over beslist volgens de in artikel 39 bedoelde procedure.

58: Slechts hogere voorziening bij rechtsvragen

Het verzoek aan het Hof om hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen. Het moet gebaseerd zijn op middelen, ontleend aan onbevoegdheid van het Gerecht, onregelmatigheden in de procedure voor het Gerecht waardoor aan de belangen van de verzoekende partij afbreuk is gedaan, dan wel schending van het Gemeenschapsrecht door het Gerecht.

Het verzoek om hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de veroordeling in of het bedrag van de proceskosten.

59: Procedure bij het Hof in geval van hogere voorziening

In geval van hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht omvat de procedure voor het Hof een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Onder de in het reglement voor de procesvoering bepaalde voorwaarden kan het Hof, de advocaat-generaal en de partijen gehoord, zonder mondelinge behandeling beslissen.

60: Geen opschortende werking van hogere voorziening

Onverminderd de artikelen 242 en 243 van het EG-Verdrag of de artikelen 157 en 158 van het EGA-Verdrag, heeft het verzoek om hogere voorziening geen opschortende werking.

In afwijking van artikel 244 van het EG-Verdrag en artikel 159 van het EGA-Verdrag treden beslissingen van het Gerecht waarbij een verordening nietig is verklaard, eerst in werking na afloop van de termijn bedoeld in artikel 56, eerste alinea, van dit statuut of, indien binnen deze termijn een verzoek om hogere voorziening is ingediend, nadat dit verzoek is verworpen, onverminderd het feit dat een partij het Hof krachtens de artikelen 242 en 243 van het EG-Verdrag of de artikelen 157 en 158 van het EGA-Verdrag kan verzoeken om opschorting van de werking van de nietig verklaarde verordening of om enige andere voorlopige maatregel.

61: Vernietiging beslissing van het Gerecht door het Hof bij gegrondheid hogere voorziening

In geval van gegrondheid van het verzoek om hogere voorziening vernietigt het Hof de beslissing van het Gerecht. Het kan dan zelf de zaak afdoen wanneer deze in staat van wijzen is, dan wel haar voor afdoening verwijzen naar het Gerecht.

Indien de zaak wordt verwezen, is het Gerecht gebonden aan de beslissing van het Hof over de rechtsvragen.

In geval van gegrondheid van een verzoek om hogere voorziening van een lidstaat of een instelling van de Gemeenschappen die in de zaak voor het Gerecht niet is tussengekomen, kan het Hof, indien het zulks noodzakelijk acht, verklaren welke gevolgen van de vernietigde beslissing van het Gerecht als definitief worden beschouwd ten aanzien van de andere partijen in het geschil.

62: Heroverweging beslissing door Gerecht na verzoek advocaat-generaal van het Hof

In de in artikel 225, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, leden 2 en 3, van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen kan de eerste advocaat-generaal het Hof voorstellen, de beslissing van het Gerecht te heroverwegen, wanneer hij van oordeel is dat er een ernstig risico bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.

Het voorstel moet binnen een maand na de uitspraak van het Gerecht gedaan worden. Het Hof beslist binnen een maand na het door de eerste advocaat-generaal gedane voorstel of heroverweging van de uitspraak noodzakelijk is.