Artikel 4: Bepalingen betreffende de Commissie

3
Artikel 4
2
  • 1. 
    Op 1 januari 2005 en met toepassing vanaf het tijdstip waarop voor het eerst na die datum een nieuwe Commissie in functie treedt, wordt in artikel 213 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap i en in artikel 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie lid 1 vervangen door:

    "1. De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid gekozen en bieden alle waarborgen voor onafhankelijkheid.

    In de Commissie heeft een onderdaan van elke lidstaat zitting.

    Het aantal leden van de Commissie kan door de Raad met eenparigheid van stemmen worden gewijzigd.".

  • 2. 
    Zodra de Unie 27 lidstaten telt, wordt in artikel 213 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie lid 1 vervangen door:

    "1. De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid gekozen en bieden alle waarborgen voor onafhankelijkheid.

    Het aantal leden van de Commissie is kleiner dan het aantal lidstaten. De leden van de Commissie worden gekozen volgens een toerbeurtsysteem op voet van gelijkheid waarvan de nadere regels door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

    Het aantal leden van de Commissie wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld.".

    Deze wijziging is van toepassing vanaf het tijdstip waarop voor het eerst na de datum van toetreding van de zevenentwintigste lidstaat van de Unie een nieuwe Commissie in functie treedt.

  • 3. 
    De Raad stelt na de ondertekening van het verdrag betreffende de toetreding van de zevenentwintigste lidstaat van de Unie met eenparigheid van stemmen vast:
    • het aantal leden van de Commissie,
    • de nadere regels van het toerbeurtsysteem op voet van gelijkheid, met alle criteria en voorschriften voor de automatische bepaling van de samenstelling van de opeenvolgende colleges, uitgaande van de volgende beginselen:
      • a) 
        de lidstaten worden bij het bepalen van de volgorde en de zittingsduur van hun onderdanen in de Commissie op voet van strikte gelijkheid behandeld; derhalve mag het verschil tussen het totale aantal mandaten van onderdanen van twee gegeven lidstaten nooit groter zijn dan één;
      • b) 
        onder voorbehoud van punt a) is elk van de opeenvolgende colleges zodanig samengesteld dat het gehele spectrum van de lidstaten in demografisch en geografisch opzicht op bevredigende wijze wordt weerspiegeld.
  • 4. 
    Iedere staat die tot de Unie toetreedt heeft er recht op dat een onderdaan vanaf het tijdstip van toetreding totdat lid 2 van toepassing wordt zitting heeft in de Commissie.