Vierde afdeling - Het Hof van Justitie

220: Mandaat Hof van Justitie en Gerecht van eerste aanleg

Het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg verzekeren, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van dit Verdrag.

Bovendien kunnen, op de wijze die in artikel 225 A is bepaald, aan het Gerecht van eerste aanleg rechterlijke kamers worden toegevoegd om op sommige specifieke gebieden rechterlijke bevoegdheden uit te oefenen waarin dit Verdrag voorziet.

221: Samenstelling, zitting Hof

Het Hof van Justitie bestaat uit een rechter per lidstaat.

Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers of als grote kamer, overeenkomstig de regels die daartoe in het statuut van het Hof van Justitie zijn vastgesteld.

Wanneer het statuut daarin voorziet, kan het Hof van Justitie ook in voltallige zitting bijeenkomen.

222: Advocaten-generaal

Het Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Hof van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen het aantal advocaten-generaal verhogen.

De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie vereist is.

223: Benoeming leden Hof, reglement voor procesvoering

De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd.

Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie is bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats.

De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Hof van Justitie. Hij is herkiesbaar.

De aftredende rechters en advocaten-generaal zijn herbenoembaar.

Het Hof van Justitie benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie.

Het Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

224: Benoeming leden Gerecht, reglement voor procesvoering

Het Gerecht van eerste aanleg telt ten minste één rechter per lidstaat. Het aantal rechters wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht wordt bijgestaan door advocaten-generaal.

De leden van het Gerecht van eerste aanleg worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. De aftredende leden zijn herbenoembaar.

De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht van eerste aanleg. Hij is herkiesbaar.

Het Gerecht van eerste aanleg benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie.

Het Gerecht van eerste aanleg stelt in overeenstemming met het Hof van Justitie zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

Tenzij in het statuut van het Hof van Justitie iets anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie op het Gerecht van eerste aanleg van toepassing.

225: Mandaat Gerecht van eerste aanleg

  • 1. 
    Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen 230, 232, 235, 236 en 238 bedoelde beroepen, met uitzondering van die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is voor andere categorieën van beroepen.

    Tegen de beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald.

  • 2. 
    Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen de beslissingen van de krachtens artikel 225 A ingestelde rechterlijke kamers.

    De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.

  • 3. 
    Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 234 en beperkt blijven tot specifieke, in het statuut bepaalde aangelegenheden.

    Wanneer het Gerecht van eerste aanleg van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht, kan het de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak.

    De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.

225 A: Gespecialiseerde rechtbanken

De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, dan wel op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, met eenparigheid van stemmen rechterlijke kamers instellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden.

In het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer worden de regels voor de samenstelling van die kamer vastgesteld en wordt de reikwijdte van de haar verleende bevoegdheden bepaald.

Tegen de beslissingen van de rechterlijke kamers kan bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer het besluit tot instelling van de kamer daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft.

De leden van de rechterlijke kamers worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd.

De rechterlijke kamers stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

Tenzij in het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer iets anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie op de rechterlijke kamers van toepassing.

226: Verdragschendingsprocedure Commissie tegen lidstaten

Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat een van de krachtens dit Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na deze staat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.

Indien de betrokken staat dit advies niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn opvolgt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.

227: Verdragschendingsprocedure lidstaat tegen lidstaat

Ieder van de lidstaten kan zich wenden tot het Hof van Justitie, indien hij van mening is dat een andere lidstaat een van de krachtens dit Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient op grond van een beweerde schending van de verplichtingen welke krachtens dit Verdrag op deze laatste rusten, moet hij deze klacht aan de Commissie voorleggen.

De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit nadat aan de betrokken staten de gelegenheid is gegeven om over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.

Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan desniettemin de klacht bij het Hof van Justitie worden ingediend.

228: Lidstaat is aan arrest gebonden, opleggen dwangsom

  • 1. 
    Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een lidstaat een der krachtens dit Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze staat gehouden die maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
  • 2. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat deze maatregelen niet heeft genomen, brengt zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, een met redenen omkleed advies uit waarin de punten worden gepreciseerd waarop de betrokken lidstaat het arrest van het Hof van Justitie niet is nagekomen.

    Indien de betrokken lidstaat de maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn heeft genomen, kan de Commissie de zaak voor het Hof van Justitie brengen. Zij vermeldt het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

    Indien het Hof van Justitie vaststelt dat de betrokken lidstaat zijn arrest niet is nagekomen, kan het deze staat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen.

    Deze procedure geldt onverminderd het bepaalde in artikel 227.

229: Uitbreiding van de rechtsmacht tot sancties

De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, alsmede de door de Raad krachtens de bepalingen van dit Verdrag vastgestelde verordeningen kunnen aan het Hof van Justitie volledige rechtsmacht verlenen wat betreft de sancties welke in die verordeningen zijn opgenomen.

229 A: Intellectuele eigendomsrechten

Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen bepalingen vaststellen waarbij aan het Hof van Justitie, in een door hem te bepalen mate, de bevoegdheid wordt verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van op grond van dit Verdrag vastgestelde besluiten waarbij communautaire industriële eigendomsrechten worden ingesteld. De Raad beveelt de lidstaten aan deze bepalingen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen.

230: Handelingen Europese instellingen en agentschappen

Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de handelingen van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, van de handelingen van de Raad, van de Commissie en van de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben.

Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van dit Verdrag of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.

Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake elk door de Rekenkamer of de Europese Centrale Bank ingesteld beroep dat op de vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder dezelfde voorwaarden beroep instellen tegen de tot hem gerichte beschikkingen, alsmede tegen beschikkingen die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, of van een beschikking gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raken.

Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen, al naar gelang van het geval, vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, vanaf de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.

231: Nietigverklaring handelingen

Indien het beroep gegrond is, wordt de betwiste handeling door het Hof van Justitie nietig verklaard.

Wat echter de verordeningen betreft, wijst het Hof van Justitie, zo het dit nodig oordeelt, die gevolgen van de vernietigde verordening aan, welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd.

232: Verdragschending door Parlement, Raad of Commissie wegens nalatigheid

Ingeval het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, in strijd met dit Verdrag, nalaat een besluit te nemen, kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de Gemeenschap zich wenden tot het Hof van Justitie om deze schending te doen vaststellen.

Dit beroep is slechts ontvankelijk indien de betrokken instelling vooraf tot handelen is uitgenodigd. Indien deze instelling na twee maanden, te rekenen vanaf de uitnodiging, haar standpunt nog niet heeft bepaald, kan het beroep worden ingesteld binnen een nieuwe termijn van twee maanden.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de voorgaande alinea's vastgestelde voorwaarden bij het Hof van Justitie zijn bezwaren indienen tegen het feit dat een der instellingen van de Gemeenschap heeft nagelaten te zijnen aanzien een andere handeling te verrichten dan het geven van een aanbeveling of een advies.

Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake de door de Europese Centrale Bank ingestelde beroepen op de onder haar bevoegdheid vallende gebieden of inzake de beroepen die tegen haar zijn ingesteld.

233: Verplichting alsnog maatregelen te nemen

De instelling of de instellingen welker handeling nietig is verklaard of welker nalatigheid strijdig met dit Verdrag is verklaard, is respectievelijk zijn gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.

Deze verplichting geldt onverminderd die welke kan voortvloeien uit de toepassing van artikel 288, tweede alinea.

Dit artikel is ook van toepassing op de Europese Centrale Bank.

234: Prejudiciële beslissing

Het Hof van Justitie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen

  • a) 
    over de uitlegging van dit Verdrag,
  • b) 
    over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen van de Gemeenschap en van de Europese Centrale Bank,
  • c) 
    over de uitlegging van de statuten van bij besluit van de Raad ingestelde organen, wanneer die statuten daarin voorzien.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden.

235: Vergoeding schade door EU-instellingen

Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in artikel 288, tweede alinea, bedoelde schade.

236: Geschil tussen Unie en personeel

Het Hof van Justitie is bevoegd, uitspraak te doen in elk geschil tussen de Gemeenschap en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut of voortvloeiende uit de regeling welke voor hen toepasselijk is.

237: Bevoegdheden Hof inzake Europese Investeringsbank en Europees Stelsel Centrale Banken

Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij artikel 226 aan de Commissie zijn toegekend; (*)
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Elke lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in artikel 230 te dezer zake beroep instellen;
  • c) 
    de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel 230 slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank; (*)
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit dit Verdrag en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken. De Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel 226 aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale centrale bank een der krachtens dit Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie. (**)

238: Arbitragebeding

Het Hof van Justitie is bevoegd, uitspraak te doen krachtens een arbitragegeding vervat in een door of namens de Gemeenschap gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.

239: Uitspraak over geschil tussen lidstaten krachtens compromis

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten dat met de materie van dit Verdrag verband houdt, indien dit geschil hem krachtens een compromis wordt voorgelegd.

240: Bevoegdheden nationale rechters inzake geschillen waar de Gemeenschap partij is

Behoudens de bevoegdheid die bij dit Verdrag aan het Hof van Justitie wordt verleend, zijn de geschillen waarin de Gemeenschap partij is, niet uit dien hoofde onttrokken aan de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.

241: Niet-toepasselijkheid handeling Unie

Iedere partij kan, ook al is de in artikel 230, vijfde alinea, bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde verordening of een verordening van de Raad, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in artikel 230, tweede alinea, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze verordening in te roepen.

242: Beroep heeft geen schorsende werking

Een bij het Hof van Justitie ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. Het Hof van Justitie kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten.

243: Voorlopige maatregelen

Het Hof van Justitie kan in zaken welke bij dit college aanhangig zijn gemaakt, de noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten.

244: Uitvoering arresten

De arresten van het Hof van Justitie zijn uitvoerbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 256.

245: Statuut van het Hof van Justitie

Het statuut van het Hof van Justitie wordt vastgesteld bij een afzonderlijk protocol.

De Raad kan, op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, dan wel op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, de bepalingen van het statuut, met uitzondering van titel I, met eenparigheid van stemmen wijzigen.