Artikel III-400: Vaststelling arbeidsvoorwaarden van leden Instellingen

    • Europese Grondwet (oktober 2004)
    • Deel III: Beleid en werking van de Unie
    • Titel VI - Werking van de Unie
    • Hoofdstuk I - Institutionele bepalingen
    • Afdeling 4 - Bepalingen die de instellingen, organen en instanties van de Unie gemeen hebben
III-399
Artikel III-400
III-401

Contents

  1. Toelichting Nederlandse regering
  2. Ontwikkeling artikel

De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende:

  • a) 
    de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, van de voorzitter van de Commissie, van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, van de leden van de Commissie, van de presidenten, de leden en de griffiers van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede van de secretaris-generaal van de Raad;
  • b) 
    de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer;
  • c) 
    alle vergoedingen welke als beloning kunnen gelden van de onder a) en b) bedoelde personen.
  • 2. 
    De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende de vergoedingen van de leden van het Economisch en Sociaal Comité.
 

1.

Toelichting Nederlandse regering

Artikel III-400 betreffende de wedden, vergoedingen en arbeidsvoorwaarden van de Europese functionarissen neemt drie aparte bepalingen samen die reeds onder het EG-Verdrag golden (artikelen 2101, 247, achtste lid2, en 2583).

Het Grondwettelijk Verdrag vult het lijstje met Europese functionarissen, conform de nieuwe institutionele structuur, aan met de voorzitter van de Europese Raad en de EMBZ.

De twee aparte bepalingen uit artikel 210 en 247, achtste lid, van het EG-Verdrag, houdende dat de Raad vaststelt welke vergoedingen als beloning van de bovengenoemde functionarissen kunnen gelden, zijn eveneens samengevoegd overgenomen en uitgebreid tot het hele scala van Europese functionarissen.

Ten slotte is, overeenkomstig oud artikel 258 van het EG-Verdrag, ter completering van dit artikel over de arbeidsvoorwaarden van de verschillende Europese ambtsdragers, opgenomen dat de Raad Europese verordeningen en besluiten kan vaststellen betreffende de leden van het Economisch en Sociaal Comité.

2.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel III-302: Vaststelling honorarium van leden Instellingen

De Raad stelt Europese besluiten vast houdende de wedden, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Commissie, van de president, de rechters, de advocaten-generaal en de griffier van het Hof van Justitie, en van de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg, van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer en van de leden van het Economisch en Sociaal Comité. De Raad stelt tevens alle vergoedingen vast welke als beloning kunnen gelden.

2003
Artikel III-306: Vaststelling honorarium van leden Instellingen
  • 1. 
    De Raad van Ministers stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende:
    • a) 
      de wedden, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Europese Commissie, de minister van Buitenlandse Zaken, van de Europese commissarissen en commissarissen, van de president, de leden en de griffier van het Hof van Justitie, en van de leden en de griffier van de Rechtbank van de Europese Unie;
    • b) 
      de werkgelegenheidsvoorwaarden, en in het bijzonder de wedden, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

    De Raad van Ministers stelt tevens alle vergoedingen vast welke als beloning kunnen gelden.

  • 2. 
    De Raad van Ministers stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende de vergoedingen van de leden van het Economisch en Sociaal Comité.
2003
Artikel III-306: Vaststelling honorarium van leden Instellingen
  • 1. 
    De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende:
    • a) 
      de wedden, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, van de Europese commissarissen, van de commissarissen, van de presidenten, de leden en de griffiers van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede van de secretaris-generaal van de Raad;
    • b) 
      de werkgelegenheidsvoorwaarden, en in het bijzonder de wedden, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer;
    • c) 
      alle vergoedingen welke als beloning kunnen gelden van de onder a) en b) bedoelde personen.
  • 2. 
    De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende de vergoedingen van de leden van het Economisch en Sociaal Comité.
2004
Artikel III-400: Vaststelling arbeidsvoorwaarden van leden Instellingen

De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende:

  • a) 
    de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, van de voorzitter van de Commissie, van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, van de leden van de Commissie, van de presidenten, de leden en de griffiers van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede van de secretaris-generaal van de Raad;
  • b) 
    de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer;
  • c) 
    alle vergoedingen welke als beloning kunnen gelden van de onder a) en b) bedoelde personen.
  • 2. 
    De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende de vergoedingen van de leden van het Economisch en Sociaal Comité.
 

  • 1. 
    De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de wedden, vergoedingen en pensioenen vast van de voorzitter en de leden van de Commissie, van de president, de rechters, de advocaten-generaal en de griffier van het Hof van Justitie, en van de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg. De Raad stelt met dezelfde meerderheid tevens alle vergoedingen vast welke als beloning kunnen gelden.
     
  • 2. 
    1. In de Rekenkamer heeft een onderdaan van elke lidstaat zitting.
     
  • 3. 
    Het aantal leden van het Comité bedraagt niet meer dan 350.