Artikel I-58: Criteria en procedure voor toetreding tot de Unie
Contents
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-21 bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk uit te dragen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating worden neergelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
Deze bepaling regelt de criteria en procedure om lid te kunnen worden van de Unie.
De procedure en criteria voor toetreding tot de Unie stemmen deels overeen met artikel 49 EU-Verdrag2. Het lidmaatschap van de Unie staat open op grond van het eerste lid voor alle Europese staten die de in artikel I-21 bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen.
Dit tweede element is nieuw en brengt met zich mee dat van een lidstaat actief beleid wordt verwacht. Niet enkel moet een lidstaat voldoen aan de in dit artikel genoemde waarden, maar een lidstaat dient deze ook actief te bevorderen.
De bewoordingen 'Europese staten' zijn overgenomen uit het EU-Verdrag. De daartoe bevoegde instellingen van de Unie besluiten welke landen voor lidmaatschap in aanmerking komen.
De procedure voor toetreding is neergelegd in het tweede lid. Deze procedure is vrijwel hetzelfde als die uit artikel 49 van het EU-Verdrag, waaraan echter is toegevoegd dat het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de indiening van een toetredingsverzoek hiervan in kennis worden gesteld. De regering verwelkomt deze grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij deze procedure.
Lid 1 verwijst naar het in artikel I-13 van de Grondwet opgenomen beginsel volgens hetwelk de Unie openstaat voor alle Europese staten die haar waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk uit te dragen.
Lid 2 verduidelijkt de toetredingsprocedure. Er worden geen betekenisvolle wijzigingen aangebracht ten opzichte van het huidige artikel 49 VEU2. De Raad beslist na goedkeuring van het Europees Parlement over de toetreding van een kandidaat-lidstaat. Het toetredingsverdrag moet worden bekrachtigd door de kandidaat-lidstaat en door alle lidstaten.
Een vernieuwing is evenwel dat het Europees Parlement en de nationale parlementen in kennis moeten worden gesteld van een toetredingsverzoek.
Elke democratische Europese Staat kan verzoeken lid van de Unie te worden. De toetredingsvoorwaarden en de hieruit voortvloeiende aanpassingen worden neergelegd in een verdrag tussen de Unie en de aspirant-Lid-Staat, dat wordt gesloten overeenkomstig de procedure van artikel 654 van dit Verdrag.
Een toetredingsverdrag dat een herziening van dit Verdrag behelst kan slechts worden gesloten nadat de in artikel 845 bedoelde herzieningsprocedure is gevolgd.
Elke Europese staat waarvan de instellingen en het regeringsstelsel op democratische beginselen van een rechtsstaat zijn gegrondvest, die de fundamentele mensenrechten, de rechten van minderheden en het internationaal recht eerbiedigt en zich ertoe verbindt de communautaire verworvenheden over te nemen, kan verzoeken lid te worden van de Unie.
De toetredingsvoorwaarden worden vastgelegd in een verdrag tussen de Unie en het kandidaatland. Dit verdrag wordt goedgekeurd bij constitutionele wet.
Elke Europese staat die lid van de Unie wenst te worden, kan zijn verzoek tot de Raad richten. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen uit na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
In deze bepaling is de procedure voor de toetreding tot de Unie vastgesteld. De procedure komt overeen met die in artikel 49 van het VEU. Er is evenwel een nieuwe bepaling in opgenomen volgens welke het Europees Parlement en de nationale parlementen gelijktijdig van een toetredingsverzoek in kennis worden gesteld zodra de Raad dat heeft ontvangen.
De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel 2 bedoelde waarden eerbiedigen en ernaar streven deze gezamenlijk te bevorderen.
Elke Europese staat die lid van de Unie wenst te worden, kan daartoe een verzoek richten tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen uit na de Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring van het Europees Parlement. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-26 bedoelde waarden eerbiedigen en ernaar streven deze gezamenlijk te bevorderen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad van Ministers. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na de Europese Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring door het Europees Parlement. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het voorwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-27 bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na de Europese Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van stemmen van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het voorwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-21 bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk uit te dragen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating worden neergelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
- 1.De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
- 2.Elke Europese staat die de in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen in acht neemt, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die besluit met eenparigheid van stemmen na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden.
- 3.1. Bij deze Grondwet, die geïnspireerd wordt door de wil van de burgers en de staten van Europa om hun gemeenschappelijke toekomst op te bouwen, wordt de Europese Unie ingesteld, waaraan de lidstaten bevoegdheden toedelen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. De Unie coördineert het beleid van de lidstaten dat gericht is op het bereiken van die doelstellingen en oefent op communautaire wijze de bevoegdheden uit die de lidstaten aan haar toedelen.
- 4.1. Bij de uitoefening van haar bevoegdheden wordt de Unie in haar betrekkingen met derde landen en internationale organisaties vertegenwoordigd door de Commissie. Met name voert de Commissie namens de Unie de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Zij onderhoudt de betrekkingen met alle internationale, organisaties en werkt samen met de Raad van Europa, vooral in de culturele sector.
- 5.Een vertegenwoordiging in de Raad van de Unie, dan wel eenderde van de leden van het Parlement of de Commissie, kan aan de wetgevende autoriteit een met redenen omkleed wetsontwerp voorleggen tot wijziging van een of meer bepalingen van dit Verdrag. Het ontwerp wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de twee onderdelen van de wetgevende autoriteit, die besluit volgens de procedure welke geldt voor organieke wetten.
- 6.De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en verbod van discriminatie.
- 7.De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.