Artikel II-16: De vrijheid van ondernemerschap

    • IGC (okt 2003 - juni 2004)
    • Deel II: Het Handvest van Grondrechten van de Unie
    • Titel II - Vrijheden
II-15
Artikel II-16
II-17

Contents

  1. Ontwikkeling artikel
  2. Toelichting

De vrijheid van ondernemerschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van de nationale wetgevingen en praktijken erkend.

Toelichting

Dit artikel is gebaseerd op

de jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat de vrijheid om een economische of een handelsactiviteit uit te oefenen heeft erkend (zie de arresten van 14 mei 1974, zaak 4/73, Nold, Jurispr. 1974, blz. 491, r.o. 14, en van 27 september 1979, zaak 230/78, SPA Eridania e.a., Jurispr. 1979, blz. 2749, r.o. 20 en 31) en de contractuele vrijheid (zie onder meer het arrest Sukkerfabriken Nykobing, zaak 151/78, Jurispr. 1979, blz. 1, r.o. 19, en het arrest van 5 oktober 1999, Spanje tegen Commissie, C-240/97, Jurispr. 1999, blz. I-6571, r.o. 99),

en op

artikel [3, lid 2]1 van de Grondwet dat de vrije mededinging erkent. Dat recht wordt vanzelfsprekend uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Unie en de nationale wetgevingen.

Het kan worden onderworpen aan de beperkingen van artikel 522, lid 1, van het Handvest.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel II-16: Vrijheid van ondernemerschap

De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.

2.

Toelichting

Dit artikel is gebaseerd op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat de vrijheid om een economische of een handelsactiviteit uit te oefenen heeft erkend (zie de arresten van 14 mei 1974, zaak 4/73, Nold, Jurispr. 1974, blz. 491, r.o. 14, en van 27 september 1979, zaak 230/78, SPA Eridania e.a., Jurispr. 1979, blz. 2749, r.o. 20 en 31) en de contractuele vrijheid (zie onder meer het arrest Sukkerfabriken Nykobing, zaak 151/78, Jurispr. 1979, blz. 1, r.o. 19, en het arrest van 5 oktober 1999, Spanje tegen Commissie, C-240/97, Jurispr. 1999, blz. I-6571, r.o. 99), en op artikel [I-3, lid 2]3 van de Grondwet dat de vrije mededinging erkent. Dat recht wordt vanzelfsprekend uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Unie en de nationale wetgevingen. Het kan worden onderworpen aan de beperkingen van artikel 52, lid 1, van het Handvest.

2003
Artikel II-16: De vrijheid van ondernemerschap

De vrijheid van ondernemerschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van de nationale wetgevingen en praktijken erkend.

2003
Artikel II-16: De vrijheid van ondernemerschap

De vrijheid van ondernemerschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van de nationale wetgevingen en praktijken erkend.

Toelichting

Dit artikel is gebaseerd op

de jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat de vrijheid om een economische of een handelsactiviteit uit te oefenen heeft erkend (zie de arresten van 14 mei 1974, zaak 4/73, Nold, Jurispr. 1974, blz. 491, r.o. 14, en van 27 september 1979, zaak 230/78, SPA Eridania e.a., Jurispr. 1979, blz. 2749, r.o. 20 en 31) en de contractuele vrijheid (zie onder meer het arrest Sukkerfabriken Nykobing, zaak 151/78, Jurispr. 1979, blz. 1, r.o. 19, en het arrest van 5 oktober 1999, Spanje tegen Commissie, C-240/97, Jurispr. 1999, blz. I-6571, r.o. 99),

en op

artikel [3, lid 2]1 van de Grondwet dat de vrije mededinging erkent. Dat recht wordt vanzelfsprekend uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Unie en de nationale wetgevingen.

Het kan worden onderworpen aan de beperkingen van artikel 522, lid 1, van het Handvest.

2004
Artikel II-76: De vrijheid van ondernemerschap

De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.


  • 1. 
    1. De Unie stelt zich ten doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.
     
  • 2. 
    1. Beperkingen op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen alleen beperkingen worden gesteld, indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
     
  • 3. 
    1. De Unie stelt zich ten doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.