Artikel III-100: Algemene bepalingen

    • Europese Conventie III (juli 2003)
    • Deel III: Beleid en werking van de Unie
    • Titel III - Intern beleid en optreden
    • Hoofdstuk III - Het beleid op andere specifieke gebieden
    • Afdeling 1 - Werkgelegenheid
III-99
Artikel III-100
III-101
  • 1. 
    De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad van Ministers en de Europese Commissie.
  • 2. 
    Op basis van de conclusies van de Europese Raad neemt de Raad van Ministers jaarlijks op voorstel van de Europese Commissie richtsnoeren aan, waarmee de lidstaten rekening houden in hun werkgelegenheidsbeleid. De Raad van Ministers besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité voor de werkgelegenheid.

    Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig artikel III-711, lid 2, aangenomen globale richtsnoeren.

  • 3. 
    Iedere lidstaat legt jaarlijks aan de Raad van Ministers en aan de Europese Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad van Ministers jaarlijks in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan op aanbeveling van de Europese Commissie aanbevelingen voor de lidstaten aannemen.
  • 5. 
    Op basis van de resultaten van dit onderzoek brengen de Raad van Ministers en de Europese Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel III-95: Algemene bepalingen
  • 1. 
    De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad en de Commissie.
  • 2. 
    Op basis van de conclusies van de Europese Raad neemt de Raad jaarlijks, op voorstel van de Commissie, richtsnoeren aan, waarmee de lidstaten in hun werkgelegenheidsbeleid rekening houden. Hij besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité voor de werkgelegenheid.

    Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig [ex artikel 99, lid 2,]2 aangenomen globale richtsnoeren.

  • 3. 
    Elke lidstaat legt jaarlijks aan de Raad en aan de Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad jaarlijks een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid. De Raad kan, op aanbeveling van de Commissie, aanbevelingen aannemen die hij tot de lidstaten richt.
  • 5. 
    Op basis van de resultaten van dat onderzoek brengen de Raad en de Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
2003
Artikel III-100: Algemene bepalingen
  • 1. 
    De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad van Ministers en de Europese Commissie.
  • 2. 
    Op basis van de conclusies van de Europese Raad neemt de Raad van Ministers jaarlijks op voorstel van de Europese Commissie richtsnoeren aan, waarmee de lidstaten rekening houden in hun werkgelegenheidsbeleid. De Raad van Ministers besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité voor de werkgelegenheid.

    Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig artikel III-711, lid 2, aangenomen globale richtsnoeren.

  • 3. 
    Iedere lidstaat legt jaarlijks aan de Raad van Ministers en aan de Europese Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad van Ministers jaarlijks in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan op aanbeveling van de Europese Commissie aanbevelingen voor de lidstaten aannemen.
  • 5. 
    Op basis van de resultaten van dit onderzoek brengen de Raad van Ministers en de Europese Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
2003
Artikel III-100: Algemene bepalingen
  • 1. 
    De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad en de Commissie.
  • 2. 
    Op basis van de conclusies van de Europese Raad neemt de Raad jaarlijks op voorstel van de Commissie richtsnoeren aan, waarmee de lidstaten rekening houden in hun werkgelegenheidsbeleid. De Raad van Ministers besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité voor de werkgelegenheid.

    Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig artikel III-713, lid 2, aangenomen globale richtsnoeren.

  • 3. 
    Iedere lidstaat legt jaarlijks aan de Raad en aan de Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad jaarlijks in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan op aanbeveling van de Commissie aanbevelingen voor de lidstaten aannemen.
  • 5. 
    Op basis van de resultaten van dit onderzoek brengen de Raad en de Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
2004
Artikel III-206: Algemene bepalingen werkgelegenheidsbeleid
  • 1. 
    De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad en de Commissie.
  • 2. 
    Op basis van de conclusies van de Europese Raad stelt de Raad jaarlijks op voorstel van de Commissie richtsnoeren vast, waarmee de lidstaten rekening houden in hun werkgelegenheids beleid. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het comité voor de werkgelegenheid.

    Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig artikel III-179, lid 24, vastgestelde globale richtsnoeren.

  • 3. 
    Iedere lidstaat legt jaarlijks aan de Raad en aan de Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad jaarlijks in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan op aanbeveling van de Commissie aanbevelingen voor de lidstaten aannemen.
  • 5. 
    Op basis van de resultaten van dit onderzoek brengen de Raad en de Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.

  • 1. 
    1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad van Ministers.
     
  • 2. 
    1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren het in het kader van de Raad, overeenkomstig het bepaalde in [artikel III-67].
     
  • 3. 
    1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad.
     
  • 4. 
    1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid in de Raad overeenkomstig artikel III-178.