Artikel III-87: Verzoeken van Raad of lidstaat aan Commissie tot doen aanbeveling of voorstel
De Raad van Ministers of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel III-711, lid 4, artikel III-762, met uitzondering van lid 13, de artikelen III-833, III-904, III-91, artikel III-92, lid 3 en artikel III-2285, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad van Ministers voor.
De Raad of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder [ex artikel 99, lid 4, ex artikel 104, met uitzondering van lid 14, de ex artikelen 111, 121, 122 en ex artikel 123, leden 4 en 5], vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad voor.
De Raad van Ministers of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel III-711, lid 4, artikel III-762, met uitzondering van lid 13, de artikelen III-833, III-904, III-91, artikel III-92, lid 3 en artikel III-2285, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad van Ministers voor.
De Raad of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel III-716, lid 4, artikel III-767, met uitzondering van lid 13, de artikelen III-838, III-909, III-91, artikel III-92, lid 3 en artikel III-22810, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad voor.
De Raad of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel III-179, lid 411, artikel III-184, met uitzondering van lid 1312, de artikelen III-19113 en III-19614, artikel III-198, lid 315 en artikel III-32616, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad voor.
- 1.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad van Ministers.
- 2.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 3.Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 4.1. Teneinde de positie van de euro in het internationale stelsel veilig te stellen, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn.
- 5.1. In afwijking van artikel III-227 kan de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of van de Europese Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank teneinde een consensus te bereiken die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, en na raadpleging van het Europees Parlement, volgens de procedure van lid 3 voor de aldaar omschreven regelingen, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's die geen wettig betaalmiddel zijn in de Unie.
- 6.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad.
- 7.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 8.Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid van de lidstaten. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 9.1. Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 10.1. In afwijking van artikel III-227 kan de Raad, hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie, na raadpleging van de Europese Centrale Bank, met het oog op een consensus die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's van derde landen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en volgens de procedure van lid 3.
- 11.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid in de Raad overeenkomstig artikel III-178.
- 12.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 13.Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 14.1. Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 15.1. Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie, brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van ieder van deze lidstaten, met inbegrip van het statuut van zijn nationale centrale bank, met de artikelen III-188 en III-189 en met het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
- 16.1. In afwijking van artikel III-325 kan de Raad hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, met het oog op een consensus die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's van derde staten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en volgens de procedure van lid 3.