Artikel III-65: Aanpassing van de wetgeving

    • Europese Conventie III (juli 2003)
    • Deel III: Beleid en werking van de Unie
    • Titel III - Intern beleid en optreden
    • Hoofdstuk I - De interne markt
    • Afdeling 7 - De onderlinge aanpassing van de wetgevingen
III-64
Artikel III-65
III-66
  • 1. 
    Tenzij in de Grondwet anders wordt bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-141. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. De wet of kaderwet wordt na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op fiscale voorschriften, op voorschriften inzake het vrije verkeer van personen en op voorschriften inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Europese Commissie zal bij haar op grond van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad van Ministers zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet of bij Europese verordening van de Europese Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel III-43 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die regelingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Europese Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet dan wel bij verordening van de Europese Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te treffen, gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke gegevens welke verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen regelingen en de motivering daarvan.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Europese Commissie een Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd. Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen, dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de artikelen III-265 en III-266 kunnen de Commissie en de lidstaten zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden, indien zij menen dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van een of meer van de in artikel III-43 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige regelingen te treffen die aan een toetsingsprocedure door de Unie worden onderworpen.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel III-62: Aanpassing van de wetgeving
  • 1. 
    In afwijking van [ex artikel 94] en tenzij in de Grondwet anders is bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de doelstellingen van [ex artikel 14]. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Zij wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op de fiscale bepalingen, op de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op de bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Commissie zal bij haar uit hoofde van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat het, nadat een harmonisatiemaatregel is vastgesteld bij Europese wet of kaderwet of bij een verordening van de Commissie, noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in [ex artikel 30] of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die regelingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat het na het vaststellen van een harmonisatiemaatregel bij een Europese wet of een Europese kaderwet of bij een verordening van de Commissie noodzakelijk acht, nationale regelingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen regelingen en de motivering ervoor.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Commissie een Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

    Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens [lid 6] gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de [ex artikelen 2262 en 2273] kan de Commissie of een lidstaat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden indien zij/hij meent dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in [ex artikel 30] bedoelde niet-economische redenen, voorlopige regelingen te treffen die aan een toetsingsprocedure door de Unie worden onderworpen.
2003
Artikel III-65: Aanpassing van de wetgeving
  • 1. 
    Tenzij in de Grondwet anders wordt bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-141. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. De wet of kaderwet wordt na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op fiscale voorschriften, op voorschriften inzake het vrije verkeer van personen en op voorschriften inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Europese Commissie zal bij haar op grond van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad van Ministers zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet of bij Europese verordening van de Europese Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel III-43 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die regelingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Europese Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet dan wel bij verordening van de Europese Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te treffen, gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke gegevens welke verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen regelingen en de motivering daarvan.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Europese Commissie een Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd. Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen, dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de artikelen III-265 en III-266 kunnen de Commissie en de lidstaten zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden, indien zij menen dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van een of meer van de in artikel III-43 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige regelingen te treffen die aan een toetsingsprocedure door de Unie worden onderworpen.
2003
Artikel III-65: Aanpassing van de wetgeving
  • 1. 
    Tenzij in de Grondwet anders wordt bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-144. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling of de werking van de interne markt betreffen. De wet of kaderwet wordt na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op fiscale voorschriften, op voorschriften inzake het vrije verkeer van personen en op voorschriften inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Commissie zal bij haar op grond van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad trachten binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet of bij Europese verordening van de Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel III-43 of verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die regelingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet dan wel bij Europese verordening van de Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te treffen, gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen regelingen en de motivering daarvan.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Commissie en Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een belemmering voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

    Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen, dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de artikelen III-265 en III-266 kunnen de Commissie en de lidstaten zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden, indien zij menen dat een andere lidstaat misbruik maakt van bevoegdheden waarin dit artikel voorziet.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van een of meer van de in artikel III-43 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige regelingen te treffen die aan een toetsingsprocedure door de Unie worden onderworpen.
2004
Artikel III-172: Uitvoering beleid inzake de interne markt
  • 1. 
    Tenzij in de Grondwet anders wordt bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de in artikel III-1305 genoemde doelstellingen. De maatregelen voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling of de werking van de interne markt betreffen, worden bij Europese wet of kaderwet vastgesteld. De wet of kaderwet wordt na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op fiscale voorschriften, op voorschriften inzake het vrije verkeer van personen en op voorschriften inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Commissie zal bij haar op grond van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens stoelen. Ook het Europees Parlement en de Raad trachten binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet of bij Europese verordening van de Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel III-1546 of die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, brengt hij zowel die regelingen als de redenen voor het handhaven ervan ter kennis van de Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat, nadat bij Europese wet of kaderwet dan wel bij Europese verordening van de Commissie een harmonisatiemaatregel is vastgesteld, het noodzakelijk acht nationale regelingen te treffen die op nieuwe wetenschappelijke gegevens stoelen welke verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, brengt hij voorts, onverminderd lid 4, de voorgenomen regelingen en de motivering daarvan ter kennis van de Commissie.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Commissie een Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, dan wel een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een belemmering voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale regelingen geacht te zijn goedgekeurd.

    Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen, dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden wordt verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de artikelen III-3607 en III-3618 kunnen de Commissie en de lidstaten zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden, indien zij menen dat een andere lidstaat misbruik maakt van bevoegdheden waarin dit artikel voorziet.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van een of meer van de in artikel III-1546 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige maatregelen te nemen die aan een procedure van toetsing de Unie worden onderworpen.

  • 1. 
    1. De Unie stelt de overeenkomstig het onderhavige artikel, artikel III-15, artikel III-26 lid 1, alsmede de artikelen III-29, III-39, III-62, III-65 en III-143 en onverminderd de overige bepalingen van de Grondwet, maatregelen vast om de interne markt tot stand te brengen .
     
  • 2. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat één van de krachtens de Grondwet op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na deze staat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.
     
  • 3. 
    Ieder van de lidstaten kan zich wenden tot het Hof van Justitie, indien hij van mening is dat een andere lidstaat een van de krachtens de Grondwet op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
     
  • 4. 
    1. De Unie stelt, overeenkomstig de bepalingen ter zake van de Grondwet, maatregelen vast om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te waarborgen.
     
  • 5. 
    1. De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen terzake van de Grondwet.
     
  • 6. 
    Artikel III-153 vormt geen beletsel voor een verbod of beperking van invoer, uitvoer of doorvoer dat, respectievelijk die gerechtvaardigd is uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren en planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit, of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Dit verbod of deze beperking mag echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.
     
  • 7. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na de lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.
     
  • 8. 
    Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden.