Artikel III-281: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

    • Europese Conventie II (mei-juni 2003)
    • Deel III: Beleid en werking van de Unie
    • Titel VI - De werking van de Unie
    • Hoofdstuk I - Instellingen
    • Afdeling 1 - Instellingen
    • Onderafdeling 5 - Het Hof van Justitie
III-280
Artikel III-281
III-282

Iedere partij kan, ook al is de in [het vroegere artikel 2301, vijfde alinea], bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een Europese wet, een wet of een verordening van de Raad, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in [het vroegere artikel 230, tweede alinea], bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel III-281: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

Iedere partij kan, ook al is de in [het vroegere artikel 2301, vijfde alinea], bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een Europese wet, een wet of een verordening van de Raad, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in [het vroegere artikel 230, tweede alinea], bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

2003
Artikel III-285: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

Iedere partij kan, ook al is de in artikel III-2702, lid 6, bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een Europese wet, of een Europese verordening van de Raad van Ministers, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in artikel III-270, lid 2, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

2003
Artikel III-285: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

Iedere partij kan, ook na het verstrijken van de in artikel III-2703, lid 6, bedoelde termijn, naar aanleiding van een geschil waarbij een door een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie vastgestelde handeling van algemene strekking in het geding is, de in artikel III-270, lid 2, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

2004
Artikel III-378: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

Iedere partij kan, ook na het verstrijken van de in artikel III-365, lid 64, bedoelde termijn, naar aanleiding van een geschil waarbij een door een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie vastgestelde handeling van algemene strekking in het geding is, de in artikel III-365, lid 24, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.


  • 1. 
    1. Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en de Europese kaderwetten, van de handelingen van de Raad, de Commissie en de ECB, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben. Het Hof van Justitie gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de agentschappen en de organen van de Unie die rechtsgevolgen ten aanzien van derden hebben.
     
  • 2. 
    1. Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en kaderwetten, van de handelingen van de Raad van Ministers, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben. Het Hof van Justitie gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of bureaus van de Unie die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben.
     
  • 3. 
    1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en kaderwetten, van de handelingen van de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, alsmede van de handelingen van het Europees Parlement en van de Europese Raad die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben. Het Hof van Justitie gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd. [*] [**]
     
  • 4. 
    1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en kaderwetten, van de handelingen van de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, alsmede van de handelingen van het Europees Parlement en van de Europese Raad die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben. Het gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd.