Artikel 37: De status van kerken en niet-confessionele organisaties

    • Europese Conventie I (feb-mei 2003)
    • Deel I
    • Titel VI: Het democratische leven van de Unie
36 bis
Artikel 37
38

Contents

  1. Toelichting
  2. Ontwikkeling artikel
  3. Toelichting
  • 1. 
    De Europese Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben.
  • 2. 
    De Europese Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Europese Unie voert een regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

1.

Toelichting

  • 1. 
    De leden 1 en 2 zijn een letterlijke weergave van de tekst van Verklaring nr. 11 betreffende de status van kerken en niet-confessionele organisaties, die aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht.
  • 2. 
    Lid 3 specificeert dat de Unie een dialoog voert met de in de leden 1 en 2 bedoelde kerken en organisaties (zoals met de verenigingen en de civiele samenleving, zie artikel 341).

2.

Ontwikkeling artikel

2003
Artikel 37: De status van kerken en niet-confessionele organisaties
  • 1. 
    De Europese Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben.
  • 2. 
    De Europese Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Europese Unie voert een regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

3.

Toelichting

  • 1. 
    De leden 1 en 2 zijn een letterlijke weergave van de tekst van Verklaring nr. 11 betreffende de status van kerken en niet-confessionele organisaties, die aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht.
  • 2. 
    Lid 3 specificeert dat de Unie een dialoog voert met de in de leden 1 en 2 bedoelde kerken en organisaties (zoals met de verenigingen en de civiele samenleving, zie artikel 341).
2003
Artikel I-51: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
Artikel I-51: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
Artikel I-51: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties krachtens het nationaal recht genieten.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2004
Artikel I-52: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
 

  • 1. 
    1. Iedere burger heeft het recht aan het democratisch leven van de Unie deel te nemen.