Jhr.Mr. B.C. de Jonge
Conservatieve, antipapistische aristocraat, die voorstander was van een sterk gezag, zowel in Nederland als in Nederlands-Indië. Begon zijn loopbaan als ambtenaar. Was als CHU-sympatisant een jaar minister van Oorlog in het vrijzinnige kabinet-Cort van der Linden1. Kwam na de Eerste Wereldoorlog door toedoen van Colijn2 in dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM) en werd in 1931 Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië3. Ontving in die functie tweemaal NSB-leider Mussert4. Trad krachtig op tegen de inheemse oppositie. De Quay5 wenste hem in 1940 als 'sterke man' van de Nederlandse Unie6. Lange, zeer zelfbewuste man.
partijloze c.h.
functie(s) in de periode 1917-1936: minister, Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië
Contents
Bonifacius Cornelis
Place and date of birth
's-Gravenhage, 22 January 1875
Place and date of death
Zeist, 24 June 1958 Party/Movement
christelijk-historisch
Party/Parties
partijloos
-
-chef Kabinet van de minister (rang: administateur), ministerie van Oorlog, from 15 March 1913 until 15 June 1917
-
-minister van Oorlog, from 15 June 1917 until 9 September 1918 (benoemd bij K.B. van 13 juni 1917)
-
-minister van Marine ad interim, from 28 June 1918 until 9 September 1918 (na het aftreden van minister Rambonnet)
-
-toegevoegd aan de Raad van Bestuur van BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij), from 1 December 1918 until 1 May 1921
-
-lid Raad van Bestuur, Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij te Londen, from 1 May 1921 until 1 November 1921
-
-ambteloos, from 1 November 1921 until September 1931
-
-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, from 12 September 1931 until 16 September 1936 (benoemd bij K.B. van 8 mei 1931)
U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.
-
-lid Raad van Commissarissen Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij, from 1 November 1922 until May 1930
-
-lid Raad van Beheer BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij), from 15 May 1930 until September 1931
-
-lid Raad van Commissarissen bank "Mendelssohn & Co." te Amsterdam, 1939
-
-voorzitter Comité van Nationale Eensgezindheid, July 1940
U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
algemeen-
-Hij was de eerste burgerminister van Oorlog sinds 1848
-
-Kwam in 1918 in conflict met opperbevelhebber Snijders, die vond dat verdediging van Nederland tegen een eventuele Duitse inval zinloos zou zijn. Koningin Wilhelmina weigerde echter het ontslag van Snijders te aanvaarden, hoewel het gehele kabinet De Jonge steunde.
-
-Weigerde in 1928 een benoeming tot burgemeester van Rotterdam
-
-Besloot in februari 1933 tot gewapend optreden tegen marineschip 'De Zeven Provinciën', nadat het schip uit protest tegen salarisverlaging door marinepersoneel was overgenomen en weggevaren. Door een afgeworpen bom (eigenlijk had dat een waarschuwing moeten zijn) vielen 23 doden, waarna de overige muiters zich overgaven.
-
-Ontving in augustus 1935 als Gouverneur-Generaal NSB-leider Mussert en andere nationaal-socialisten
Private life
-
-Was op het gymnasium klasgenoot van jhr. H.A. van Karnebeek
-
-Zijn schoonmoeder was hofdame van prins Hendrik
-
-Zijn moeder was een nicht (oomzegger) van O.J.E. baron van Wassenaer van Catwijck, Tweede en Eerste Kamerlid
-
-Zijn vader was raadsheer in de Hoge Raad
-
-Zijn zwager, J.C. graaf van Randwijck, was burgemeester van Amersfoort
Non-acceptance of political functions
-
-directeur-generaal der PTT, 1918 (geweigerd na zijn aftreden als minister)
-
-minister van Oorlog, 12 January 1920 (geweigerd)
-
-minister van Marine en Oorlog, August 1922 (geweigerd)
-
-Commissaris der Koningin in Utrecht, 1924 (geweigerd)
-
-F.J.M. Otten, "Jonge, jhr. Bonifacius Cornelis de (1875-1958)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel I, 275
-
-Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld (1938)
Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.
Uitgebreide biografieën van de huidige leden van de Eerste en Tweede Kamer zijn beschikbaar via parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.
- 1.Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
- 2.Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
- 3.De Gouverneur-Generaal (ook wel landvoogd of 'onderkoning') was de hoogste Nederlandse gezagsdrager in Nederlands-Indië. Hij oefende het bestuur uit over deze kolonie (later overzees gebiedsdeel) als vertegenwoordiger van de Koning, die formeel het oppergzag had.
- 4.Parmantige leider van de Nationaal-Socialistische Beweging, met een kleinburgerlijk imago. Kreeg bekendheid als organisator van een actie tegen het Verdrag met België en richtte in 1931 de NSB op. Verborg een zekere mate van onzekerheid door een branieachtig optreden. Voerde een nogal onvaste koers, waarbij hij steeds meer concessies deed aan 'Duitse' denkbeelden en eisen, en de NSB voluit antisemitisch werd. Zag zichzelf als leider van het met Vlaanderen vergrote Groot-Nederland binnen het door Duitsland beheerste Europa. De Duitsers namen hem en zijn denkbeelden echter niet zo serieus. Werd vanwege zijn rol tijdens de bezetting in 1946 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.
- 5.Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
- 6.De Nederlandse Unie was een organisatie tijdens de Duitse bezetting, die werd geleid door prof.dr. J.E. de Quay, mr. L. Einthoven en dr. J. Linthorst Homan. De organisatie streefde naar nationale saamhorigheid, onder erkenning van de gewijzigde verhoudingen (namelijk de Duitse bezetting). De Nederlandse Unie ging op 24 juli 1940 van start na een oproep in de Nederlandse dagbladen om zich bij de beweging aan te sluiten. De organisatie wist binnen een week na de oproep meer dan honderdduizend leden te werven en dat aantal steeg daarna tot ruim negenhonderdduizend.