Explanatory Memorandum to COM(2017)60 - UNWTO Convention on the protection of tourists and the rights and obligations of tourism service providers

Please note

This page contains a limited version of this dossier in the EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Wereldorganisatie voor Toerisme (WOT) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties die verantwoordelijk is voor zaken die betrekking hebben op toerisme. De WOT heeft een werkgroep ingesteld om een internationaal instrument te ontwikkelen voor de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verrichters van toeristische diensten. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende WOT-lidstaten, de particuliere sector en internationale organisaties. Na verkennende besprekingen in meerdere vergaderingen heeft de werkgroep een ontwerp van verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verrichters van toeristische diensten1 opgesteld. Dit verdrag zal ook worden opengesteld voor ondertekening of toetreding door de EU. Momenteel zijn 19 EU-lidstaten lid van de WOT.

Na de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/2302 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen2 zijn de besprekingen binnen de WOT-werkgroep hervat en het ontwerpverdrag kan in september 2017 aan de algemene vergadering van de WOT worden voorgelegd.

Het ontwerpverdrag omvat het verdrag zelf, met daarin een aantal algemene bepalingen, en drie bijlagen. Bijlage I betreft verplichtingen van gastlanden toeristen uit andere landen bijstand te verlenen in noodsituaties. Bijlage II bestrijkt kwesties die vergelijkbaar zijn met die welke onder de nieuwe EU-pakketreizenrichtlijn (2015/2302) vallen. Bijlage III heeft betrekking op verblijfsaccommodatiediensten die aan toeristen worden aangeboden. Bij ondertekening van of toetreding tot het verdrag dient elke partij ten minste een van de drie bijlagen te aanvaarden. De bijlagen bevatten twee categorieën regels: normen, die verplicht zijn en in het nationale recht van de partijen tot uitdrukking moeten komen, en aanbevolen praktijken, die louter tot aanbeveling strekken en niet wettelijk bindend zijn.

Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Bijlage I bevat de verplichtingen voor staten die partij zijn om bijstand te verlenen, informatie te verstrekken en samen te werken in noodsituaties, zoals natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. De bijstand die aan toeristen moet worden verleend, omvat elementaire zaken als opvang, onderdak, voedsel en vervoer. De Europese samenwerking op het gebied van civiele bescherming is gebaseerd op Besluit nr. 1313/2013/EU3 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming. Dat besluit voorziet in maatregelen en acties op EU-niveau voor respons in noodsituaties binnen en buiten de Unie. Daarnaast houdt bijlage I tot op zekere hoogte verband met regels inzake consulaire bescherming en visumplichtigheid.

In augustus 2016 is de ontwerptekst aan alle WOT-lidstaten toegezonden onder de titel „Convention on the Protection of Tourists and the Rights and Obligations of Tourism Service Providers". Deze titel kan in de loop van de onderhandelingen nog worden aangepast.

Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 december 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad, PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1. ____________________—____

Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad vtfthi^crigefflS^tó'èi^^aê&Vadaassified een Uniemechanisme voor civiele bescherming, PB L 347 van 20.12J 013, blz. 92^a / - 3 f 9o4Q.

k' m+ m m lü m ■'. ■ '■ li Mi in ■■ if Mtl i w m m r

Bijlage II over kwesties inzake pakketreizen heeft betrekking op een gebied dat in het EU-recht uitgebreid geregeld is. Het huidige ontwerp is grotendeels geïnspireerd op de nieuwe EU-pakketreizenrichtlijn (2015/2302), die op 25 november 2015 is vastgesteld. De lidstaten moeten deze uiterlijk op 1 januari 2018 in nationale wetgeving omzetten. De nationale voorschriften tot omzetting van de richtlijn worden op 1 juli 2018 van toepassing. De richtlijn beoogt het toepassingsgebied van Richtlijn 90/314/EEG4 uit te breiden met verschillende vormen van onlinecombinaties van reisdiensten. De besprekingen van de WOT-werkgroep werden opgeschort gedurende de wetgevingsonderhandelingen over de nieuwe richtlijn en het meest recente ontwerp van het WOT-verdrag bevat veel van de nieuwe elementen die bij Richtlijn 2015/2302 zijn ingevoerd. De WOT is dan ook vastbesloten om ervoor te zorgen dat bijlage II verenigbaar is met Richtlijn (EU) 2015/2302.

Bijlage III bevat verplichtingen en aanbevolen praktijken voor logiesverstrekkende bedrijven, zoals hotels en aanbieders van vakantieappartementen. Belangrijke aspecten hiervan vallen onder Richtlijn 2011/83/EU5 betreffende consumentenrechten, met name wat betreft de informatie die vóór het sluiten van de overeenkomst dient te worden verstrekt en die deel zal uitmaken van de overeenkomst. Ook is er een verband met Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De bijlagen I en II houden rechtstreeks verband met de EU-wetgeving op het gebied van consumentenbescherming. Ook raakt het ontwerpverdrag aan het EU-beleid inzake toerisme, vervoer, visa, en samenwerking en noodmaatregelen voor civiele bescherming.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 218 bevat de procedure voor het sluiten van internationale overeenkomsten. De Unie is bevoegd voor alle zaken die onder het ontwerpverdrag vallen. De Richtlijnen (EU) 2015/2302 en 2011/83 zijn vastgesteld op basis van artikel 114 VWEU. Bovendien is de Unie volgens artikel 207, lid 1, VWEU bevoegd om akkoorden betreffende de handel in diensten te sluiten en zouden de regels in de bijlagen II en III impact hebben op de concurrentiepositie van EU-dienstverleners ten opzichte van dienstverleners uit derde landen6. Zelfs als het toekomstige verdrag zou worden gesloten op basis van artikel 114 VWEU, zou de Unie op grond van artikel 3, lid 2, VWEU nog altijd exclusief bevoegd zijn een internationale overeenkomst te sluiten indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking ervan kan wijzigen.

1.

Artikel 214, leden 1 en 4, VWEU bepaalt uitdrukkelijk dat de Unie met derde landen en de bevoegde internationale organisaties overeenkomsten op het gebied van humanitaire hulp kan


Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, PB L158 van 23.6.1990, blz. 59.

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 304 van 22.11.2011. blz. 64.__________________

Arrest van het HvJETJ van 22 oktober 2013 in zaak C-137/12, Em ifmxi&Qmmvéidoïtogrdtiwiüdèetessifieó Europese Unie. <? 3/^3 /** /?...

sluiten om de bevolking van derde landen die het slachtoffer is van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, te beschermen. Artikel 196 VWEU verleent de Unie de bevoegdheid om het optreden van de lidstaten op het gebied van het voorkómen van rampen, paraatheid en optreden te steunen, aan te vullen en te coördineren en om de samenhang tussen internationale acties op het gebied van civiele bescherming te stimuleren. Met het oog op deze taken heeft de Unie het Uniemechanisme voor civiele bescherming ingesteld. De op de artikelen 196 en 214 VWEU gebaseerde bevoegdheden van de Unie zijn echter niet exclusief. Artikel 4, lid 4, VWEU bepaalt dat gemeenschappelijk beleid van de Unie inzake humanitaire hulp de lidstaten niet mag beletten hun eigen bevoegdheden ter zake uit te oefenen, en krachtens artikel 196 VWEU strekt het optreden van de Unie op het gebied van civiele bescherming vooral tot ondersteuning en aanvulling. Ook als de Unie haar bevoegdheden uitoefent, staat het de lidstaten dus vrij om deel te nemen aan de onderhandelingen.

• Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Aangezien er voor bijlage II, en in ruime mate voor bijlage III, uitvoerige interne EU-wetgeving bestaat, is de EU overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU exclusief bevoegd te onderhandelen over grote delen van het verdrag. Delen van het ontwerpverdrag, met name de bijlagen II en III, vallen wellicht ook onder artikel 207 VWEU, een exclusieve bevoegdheid krachtens artikel 3, lid 1, VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is dan ook niet van toepassing.

Bijlage I van het verdrag beoogt de samenwerking te versterken en het gemakkelijker te maken in noodsituaties de bijstand tussen gastlanden en landen van herkomst te coördineren. Dit kan op efficiëntere wijze op het niveau van de Unie worden bereikt, gelet op de complementariteit met de bestaande regelingen in het kader van de Uniemechanismen voor civiele bescherming. Optreden van de Unie in verband met bijlage I zou de lidstaten echter niet beletten hun bevoegdheden op het gebied van humanitaire bijstand en civiele bescherming uit te oefenen.

• Evenredigheid

Overeenstemming over internationale regels bij multilaterale onderhandelingen over de zaken die onder de bijlagen I, II en III vallen, is onontbeerlijk om gemeenschappelijke internationale normen te kunnen vaststellen inzake de bescherming van toeristen in verband met pakketreizen en accommodatie alsook inzake de bijstand aan toeristen in noodsituaties. Bovendien heeft de Unie, met name in de Richtlijnen (EU) 2011/83 en 2015/2302, al uitvoerige bepalingen vastgesteld met betrekking tot de gebieden die onder de bijlagen II en III vallen. Alleen door deel te nemen aan de multilaterale onderhandelingen kan de Unie invloed op de inhoud van het voorgenomen verdrag uitoefenen en waarborgen dat er toereikende internationale minimumnormen en aanbevolen praktijken worden vastgesteld, die verenigbaar zijn met de vigerende wetgeving van de Unie.

• Keuze van het instrument

Niet van toepassing.

This document was downgraded / declassified Date.........?A/£A/£pJjL„

f rr%jt e£s>^l

^^yi ^1 ^ ^ ^g ^g r j|^ ^^ ggyg ^ ^| & ^i --.^^i ^n „ oa ^ ^g^g gn ^ gn m

2.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN


BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadplegingen van belanghebbenden

Belanghebbenden zijn geraadpleegd in verschillende fasen van de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/2302, waarvan de inhoud grotendeels terugkomt in de huidige bewoordingen van bijlage II. Dit geldt ook voor de vaststelling van Richtlijn (EU) 2011/83, waarvan verscheidene bepalingen zijn overgenomen in bijlage III. Voorts zijn meerdere belanghebbenden die bij Europese of internationale organisaties zijn aangesloten, lid van de WOT-werkgroep die het ontwerpverdrag voorbereidt. Het ontwerpverdrag en de deelname van de EU is voor het eerst besproken met deskundigen van de lidstaten op 13 juni 2016 en 25 oktober 2016, tijdens workshops over de omzetting van Richtlijn (EU) 2015/2302.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er is de nodige deskundigheid bijeengebracht in verband met de effectbeoordelingen voor de betrokken rechtshandelingen van de Unie, met name de Richtlijnen (EU) nr. 2011/83 en 2015/2302, en de reeds genoemde raadplegingen van belanghebbenden.

• Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt om de navolgende redenen niet ondersteund door een specifieke effectbeoordeling.

Omdat de Unie exclusief bevoegd is voor een groot deel van het ontwerpverdrag, kan alleen de Unie onderhandelen over de bijlagen II en III. Als de EU invloed wil uitoefenen op de evoluerende internationale normen op gebieden die onder gedetailleerde wetgeving van de Unie vallen, heeft de Commissie dan ook "rijwel geen discretionaire bevoegdheid om te beslissen al dan niet een voorstel te doen voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen. Bovendien zouden de lidstaten geen bevoegdheid verwerven om over de betrokken delen van het ontwerpverdrag te onderhandelen, als de Commissie deze aanbeveling niet zou doen.

Het effect van de ontwerpvoorschriften die overeenkomen met bestaande wetgeving van de Unie, met name de Richtlijnen (EU) 2011/83 en 2015/2302, is beoordeeld voordat de betrokken voorstellen van de Commissie werden goedgekeurd.

Wat met name pakketreizen betreft, dient de inhoud van bijlage II zoveel mogelijk overeen te komen met Richtlijn (EU) 2015/2302, zonder verder te gaan dan dit instrument. Hetzelfde geldt voor bijlage III en Richtlijn 2011/83/EU. Aangezien de bijlagen II en III in hun huidig vorm in wezen overeenstemmen met de EU-regels, worden er geen significante kosten voor aanbieders van toeristische diensten verwacht.

Er kunnen positieve effecten worden verwacht, in de zin van een groter concurrentievermogen van operatoren in de EU en betere bescherming van EU-reizigers die pakketten of verblijfsaccommodatie in derde landen kopen, als kan worden bereikt dat er ook in een significant aantal derde landen voldoende vergelijkbare minimumnormen gelden.

This document was downgraded / declassified

Date.........oz/0$/Lo<n-

i% uflvn ■ vti kil Hik.'il Éü Bi fcÉfJi Ml Pil is^i üH^w H £M %Wm Ü iH i_.

Mochten de ondertekening en bekrachtiging van het verdrag, anders dan verwacht, door de uitkomst van de onderhandelingen aanzienlijke bijkomende effecten hebben, dan zouden deze in de fase van ondertekening of bekrachtiging kunnen worden beoordeeld.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De grondrechtenaspecten zijn in aanmerking genomen voordat de EU-wetgeving, met name Richtlijnen (EU) 2011/83 en 2015/2302, werd vastgesteld. Over het geheel genomen zal door de onderhandelingen en met name het vooruitzicht dat derde landen ten minste bepaalde minimumnormen die van toepassing zijn in de EU zullen overnemen, de consumentenbescherming in de zin van artikel 38 van het Handvest van de grondrechten er waarschijnlijk op vooruitgaan.

3.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING


Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (voor richtlijnen) Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel voor een besluit van de Raad bevat de standaardbepalingen die in dergelijke besluiten worden gebruikt en de ontwerp-onderhandelingsrichtsnoeren in de bijlage schetsen de algemene lijn die de Commissie moet aanhouden bij de onderhandelingen.

Het ontwerpverdrag dat in augustus 2016 door de secretaris-generaal van de WOT werd toegezonden aan alle WOT-lidstaten, bevat het eigenlijke verdrag plus drie bijlagen.

Het eigenlijke verdrag bevat bepalingen over het toepassingsgebied (artikel 1), algemene beginselen (artikel 2) en definities (artikel 3) van begrippen als „toerist", „toeristische dienst", „verlener van toeristische diensten" en „normen" (verplichte minimumeisen voor de staten die partij zijn) en „aanbevolen praktijken" (maatregelen waarvan de toepassing wenselijk is). Artikel 4 verwijst naar de drie bijlagen. Artikel 5 betreft het toepassingsgebied van de verplichtingen van de staten die partij zijn en bepaalt dat een staat die het verdrag bekrachtigt, goedkeurt of ertoe toetreedt, ten minste één bijlage moet aanvaarden.

Artikel 6 bepaalt dat staten die partij zijn, verplicht zijn normen overeenkomstig hun nationale wetgeving en praktijken ten uitvoer te leggen, terwijl artikel 7 voorziet in een vereenvoudigde procedure voor het vaststellen van aanvullende normen of het wijzigen van bestaande normen. Artikel 8 bevat verduidelijkingen inzake de verhouding tot andere internationale overeenkomsten. In artikel 9 staat dat de verslagen van de

mmé&mnm>ft&tökr&&l Classified Date.........*A/.££j.Z*ljL„

/f . r rr>j/ e£"/*2

vYiiki itiw ■'
, ■ '■ *■ irtm üi'ia tn m.'

algemene vergadering van de WOT ook moeten worden meegedeeld aan partijen die geen lid zijn van de WOT. Artikel 10 bepaalt onder meer dat alle lidstaten van de Verenigde Naties het verdrag mogen ondertekenen. Artikel 11 bevat bepalingen inzake bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding.

Artikel 12 over „regionale organisaties voor economische integratie" komt overeen met bepalingen in andere internationale overeenkomsten. Bepaald wordt dat dergelijke organisaties het verdrag kunnen ondertekenen, bekrachtigen, aanvaarden dan wel goedkeuren of ertoe kunnen toetreden en dat zij in voorkomend geval de rechten en verplichtingen hebben van een partij die een staat is, voor zover zij bevoegd zijn voor zaken die onder het verdrag vallen. Artikel 12 waarborgt dat de Unie het verdrag kan ondertekenen en bekrachtigen.

Overeenkomstig artikel 13 treedt het verdrag in werking wanneer de twintigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding is neergelegd. Artikel 14 regelt eventuele verdragswijzigingen. De artikelen 15, 16 en 17 betreffen de opzegging van het verdrag door een partij die een staat is, geschillenbeslechting tussen partijen die staten zijn, en de authentieke teksten en de neerlegging daarvan bij de secretaris-generaal van de WOT.

Bijlage I betreft verplichtingen van gaststaten tot het verlenen van bijstand aan toeristen uit andere staten in noodsituaties. In hoofdstuk 1 wordt de term „noodsituatie" gedefinieerd. De ontwerpnormen hebben onder meer betrekking op de soort bijstand die moet worden verleend aan toeristen en op de verplichtingen inzake samenwerking tussen het land van herkomst van een toerist en het gastland, waaronder de verstrekking van informatie aan de betrokken toeristen en in verband met medisch en technisch personeel. Het ontwerp van de aanbevolen praktijken betreft zaken als het opzetten van centra voor crisisbeheersing, noodplannen en bijstandsdiensten op vervoersterminals.

Bijlage II bestrijkt kwesties op het gebied van pakketreizen en komt wat betreft normen en aanbevolen praktijken in hoge mate overeen met de nieuwe EU-pakketreizenrichtlijn (2015/2302); veel details stemmen overeen en er wordt grotendeels dezelfde terminologie gebezigd.

Hoofdstuk 1 bevat de definities van de in het verdrag gebruikte termen, waaronder de termen „pakket" en „gekoppeld reisarrangement". Hoofdstuk 1 bepaalt ook dat in het kader van een algemene overeenkomst geboekte zakenreizen alsmede pakketten en gekoppelde reisarrangementen die incidenteel zonder winstoogmerk en enkel aan een beperkte groep toeristen worden aangeboden, van het toepassingsgebied zijn uitgesloten.

Hoofdstuk 2 betreft de verplichte informatieverstrekking in de precontractuele fase. Hoofdstuk 3 behandelt, in de vorm van aanbevolen praktijken, de bindende aard van de precontractuele informatie en de afsluiting van de pakketreisovereenkomst. Hoofdstuk 4 bevat regels inzake de inhoud van een pakketreisovereenkomst.

Hoofdstuk 5 omvat aanbevolen praktijken met betrekking tot de overdracht van de pakketreisovereenkomst aan een andere toerist. De bepalingen inzake prijsveranderingen in hoofdstuk 6 komen grotendeels overeen met de richtlijn, hoewel het wordt overgelaten aan elke staat die partij is om aan de toegestane prijsverhoging een maximumpercentage te

This document was downgraded / declassified Date *3A>3/£*/?

I_fOHxJ-... urn ui w + ÏTj i/iiuiiiii'l''ii/'iiili"iiiiilM"niillllll

w' >*'■ ■ K-. wit'
.* Ml (IJl ir' tnwm k% iW^£1 Iill[ip

verbinden. Hoofdstuk 7 bevat normen inzake de wijziging van andere contractuele termen van de pakketreisovereenkomst.

Hoofdstuk 8 weerspiegelt de bepalingen van de richtlijn over het verbreken van de pakketreisovereenkomst vóór de start van het pakket. Dit gebeurt in de vorm van aanbevolen praktijken, die evenwel niet steeds even gedetailleerd zijn.

Hoofdstuk 9 bevat uitvoerige regels over de aansprakelijkheid van de organisator als de overeenkomst niet of slecht wordt nagekomen. De staten die partij zijn, krijgen de mogelijkheid om ook detailhandelaars aansprakelijk te verklaren.

Hoofdstuk 10 bevat hoofdzakelijk aanbevolen praktijken die betrekking hebben op de bijstandsverplichtingen in geval van onvermijdelijke en buitengewone omstandigheden.

Hoofdstuk 11 regelt de bescherming tegen insolventie van de organisator. Het voorziet niet in wederzijdse erkenning; aangeraden wordt om centrale contactpunten in te stellen.

Hoofdstuk 12 bevat aanbevolen praktijken op het gebied van insolventiebescherming en informatieverplichtingen in verband met gekoppelde reisarrangementen.

Bijlage III heeft betrekking op verblijfsaccommodatie voor toeristen. Hoofdstuk 1 bevat definities van termen als „verblijfsaccommodatie", „logiesverstrekkend bedrijf' en „onvermijdbare en buitengewone omstandigheden". De hoofdstukken 2 en 3 betreffen precontractuele en contractuele informatieverplichtingen. Hoofdstuk 4 regelt de aansprakelijkheid van logiesverstrekkende bedrijven. Hoofdstuk 5 bevat aanbevolen praktijken inzake bijstandsverplichtingen voor logiesverstrekkende bedrijven in onvermijdbare en buitengewone omstandigheden. Daarbij wordt ook ingegaan op billijk en ethisch verantwoord gedrag van dergelijke bedrijven.

This document was downgraded / declassified

Date.........OZ/0Z/2.O11

/f.

r rnjf r/Vv?

LiuKiikim ■* ■ mm '■ wB m. MM v' IMVa

4.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een WOT-verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verleners van

toeristische diensten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

De Europese Unie heeft gedetailleerde wetgeving vastgesteld op het gebied van pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen. Op 25 november 2015 hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn (EU) 2015/23027 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen vastgesteld, tot intrekking van Richtlijn 2011/314/EEG8 van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten. Richtlijn (EU) 2015/2302 behelst een volledige harmonisatie van de nationale voorschriften inzake pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen.

Richtlijn 2011/83/EU9 betreffende consumentenrechten bevat voorschriften over verplichtingen inzake precontractuele informatie voor overeenkomsten op afstand, buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en andere tussen handelaren en consumenten gesloten overeenkomsten, waaronder overeenkomsten betreffende diensten op het gebied van verblijfsaccommodatie. De voorschriften inzake overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zijn volledig geharmoniseerd en bevatten tevens bepalingen over de inhoud van dergelijke overeenkomsten.

Door middel van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, dat is ingesteld bij Besluit nr, 1313/2013/EU10, biedt de Unie ondersteuning en aanvulling, vergemakkelijkt zij de coördinatie van de acties van de lidstaten op het gebied van rampenpreventie, paraatheid en respons, en bevordert zij de samenhang bij internationale acties op het gebied van civiele

10

5.

Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 december 2015 betreffende


pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdend wijziging van Verordening (EG) nr.

6.

2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van


Richtlijn 90/314/EEG van de Raad, PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1.

7.

Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en


rondreispakketten, PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

8.

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende


consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG

van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn

97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 304 van 22.11.2011. blz. 64.

Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad vpirhJs7ddöime!*we£8dvSn{}etali een Uniemechanisme voor civiele bescherming, PB L 347 van 20.12.:


mmm'm m
in mm - vi %,m m


bescherming. Het mechanisme kan ook worden gebruikt voor het verlenen van steun in het kader van civiele bescherming voor consulaire bijstand aan burgers van de Unie die in een derde land in een rampsituatie verkeren, indien de consulaire autoriteiten van de betrokken lidstaten een daartoe strekkend verzoek doen.

De Wereldorganisatie voor Toerisme (WOT) werkt aan een internationaal verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verrichters van toeristische diensten. Na de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/2302 zijn de besprekingen binnen de WOT-werkgroep hervat en het verdrag zou in september 2017 aan de algemene vergadering van de WOT kunnen worden voorgelegd.

Bij ondertekening van of toetreding tot het verdrag dient elke partij ten minste een van de drie bijlagen bij het verdrag te aanvaarden. Bijlage I betreft verplichtingen van gaststaten tot het verlenen van bijstand aan toeristen uit andere staten in noodsituaties, bijlage II behandelt kwesties die vergelijkbaar zijn met die welke onder de nieuwe EU-pakketreizenrichtlijn (2015/2302) vallen, en bijlage III bestrijkt verblijfsaccommodatie voor toeristen, met inbegrip van informatieverplichtingen als geregeld bij Richtlijn 2011/83/EU. De bijlagen bevatten normen (verplichte minimumeisen) en aanbevolen praktijken (niet wettelijk bindend).

Door aan de onderhandelingen deel te nemen, kan de Unie in het belang van de burgers van de Unie en de in de Unie gevestigde reisondernemingen invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de internationale minimumnormen en aanbevolen praktijken op het gebied van pakketreizen en verblijfsaccommodatie die geënt zijn op wetgeving van de Unie, en kan zij bijdragen tot de vaststelling van internationale minimumnormen en aanbevelingen inzake bijstand aan toeristen in noodsituaties. Tegelijkertijd kan de Unie voorkomen dat er internationale normen worden vastgesteld die onverenigbaar zijn met de wetgeving van de Unie, meer bepaald de Richtlijnen (EU) nr. 2015/2302 en 2011/83, en andere beleidsmaatregelen van de Unie.

Gezien haar bevoegdheid en haar belangen op de gebieden waarop het verdrag van toepassing is, zou de Europese Unie moeten deelnemen aan de onderhandelingen over het WOT-verdrag, met inbegrip van de drie bijlagen daarbij,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over een WOT-verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verleners van toeristische diensten, met inbegrip van de drie bijlagen daarbij.

Artikel 2 De onderhandelingsrichtsnoeren zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 3

De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met [naam van het door de Raad aan te wijzen speciale comité].

This document was downgraded / declassified Date *3/^/£*£3L.

HLS 5K5L8 tl S IZm SU MM SjSflïllO I vl (H mÏÏ*

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brus&al,

Voor de Raad De voorzitter

This document was downgraded / declassified

Date.........Cl/eï/LoJ*

' nil tktk i%iJmlM i 11 vmm ■mnikiMN via m mm v' nn%u akiKMititfir


9.

BLFOPESE COMtfSSIE


HiBsd, 622017 (XM2017) 60 final

yVNNEXl

BUL/¥£

Richtsnoeren voorde orriethandeËgggn overeen\^CHPveidrag inzate dé bescheming van toeristen en de rechten enpSchten van verleners van toeristische clersten

bghet

Beshit van de Raad

houdende irarïn&ng tot het openen van cadeifaandefingen overeen WJP-verdrag inzate de beschenring vantoeristenende rechten enpKchten van verleners van

toeristische densten

This document was downgraded / declassified Date OZ/0*>/*-Ol1

At. ^F rr>jij.r£r4

HKSKïf 11 SKI^If ^IMIÏMMlMWlli

BIJLAGE

Richtsnoeren voor de onderhandelingen over een WOT-verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verleners van toeristische diensten

bij het

Besluit van de Raad

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een WOT-verdrag inzake de bescherming van toeristen en de rechten en plichten van verleners van

toeristische diensten

1. Algemene beginselen

De onderhandelingen over het WOT-verdrag en de drie bijlagen daarbij zouden namens de Unie moeten worden gevoerd door de Commissie. De Commissie moet waarborgen dat het verdrag1 internationale minimumnormen bevat die verenigbaar zijn met de bestaande wetgeving van de Unie, in het bijzonder de Richtlijnen (EU) 2015/2302 en 2011/83. Dergelijke normen zouden zoveel mogelijk moeten overeenkomen met de wetgeving van de Unie, maar niet verder moeten gaan en de Unie moeten vrijlaten om verdergaande beschermingsnormen te handhaven of in te voeren. Aanbevolen praktijken, die niet juridisch bindend zijn, zouden zoveel mogelijk moeten overeenkomen met het recht van de Unie en verenigbaar moeten zijn met de beginselen daarvan.

Wat betreft de mate waarin de EU-wetgeving, en met name de Richtlijnen (EU) 2015/2302 en 2011/83, zou moeten worden vertaald in bindende minimumnormen en aanbevolen praktijken, zal een balans moeten worden gevonden tussen enerzijds de doelstelling tot een toereikend minimumpakket van internationale normen te komen en anderzijds de doelstelling te waarborgen dat voldoende niet-EU-lidstaten het verdrag zullen ondertekenen en bekrachtigen. De Commissie zal ook waarborgen dat de normen en aanbevolen praktijken verenigbaar zijn met de specifieke GATS-verbintenissen op het gebied van toerisme en aanverwante sectoren.

De terminologie moet zo nauw mogelijk aansluiten bij de terminologie die in het recht van de Unie wordt gebruikt. In het licht van bepaalde standaardterminologie die in internationaal verband, met name binnen de WOT, wordt gebruikt, kan echter enige flexibiliteit geboden zijn; het komt er niettemin op aan dat de inhoud van de desbetreffende begrippen verenigbaar is met het recht van de Unie.

10.

2. Toetredingsclausule


Het verdrag moet een clausule bevatten op grond waarvan ondertekening, bekrachtiging en toetreding mogelijk is voor organisaties voor regionale economische integratie, zoals de Europese Unie.

This document was downgraded / declassified

Verwijzingen naar „het verdrag" betreffen ook de drie bijlagen, tenzij z iders wordJ^rrafeW.a / ? & ƒ3,

Date...............^,j£..fi;..!f£.yu...*......a'£~4MM'M'

^ Szq±fim§ÊmamBm iM ^m m .-q gm m m m

11.

3. Bijlage I


Bijlage I moet waarborgen dat toereikende bijstand wordt verleend aan toeristen die worden geconfronteerd met een noodsituatie, zoals een natuurramp, tijdens een verblijf in een gastland dat bijlage I heeft bekrachtigd. Ook moet de bijlage voorzien in procedures die zo doeltreffend mogelijk zijn en tevens stroken met de in het recht van de Unie en haar lidstaten vervatte beginselen. Tegelijkertijd zal er rekening moeten worden gehouden met de soort bijstand, en de omvang van die bijstand, die veel staten in noodsituaties redelijkerwijs kunnen verlenen aan toeristen.

4. Bijlage II

Sinds de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/2302 zijn de besprekingen binnen de WOT-werkgroep gebaseerd op die richtlijn. De Commissie moet waarborgen dat bijlage II daadwerkelijk verenigbaar is met Richtlijn (EU) nr. 2015/2302 en er inhoudelijk zo veel mogelijk mee overeenkomt. Om ervoor te zorgen dat voldoende derde landen bijlage II kunnen aanvaarden, moet de Unie zich wellicht enigszins flexibel opstellen wat betreft het reguleringsniveau dat andere belanghebbende partijen bereid zijn te aanvaarden, met name wat betreft wettelijk bindende normen.

5. Bijlage III

Bijlage III zou geheel verenigbaar moeten zijn met het Unierecht, met name Richtlijn (EU) 2011/83, en moeten waarborgen dat toeristen voldoende worden beschermd wat betreft verblijfsaccommodatie, rekening houdend met de rechtmatige belangen van de betrokken reisond ernemingen.

This document was downgraded / declassified Date OS/0ï/Loi*